Handelingen 6, 1-7: Zeven nieuwe diakens
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1726-1727)
Er kwamen steeds meer gelovigen. Het waren Joden die Grieks spraken en Joden die Hebreeuws spraken. Maar de Joden die Grieks spraken, begonnen te klagen. Want ze vonden dat de weduwen van hun groep niet genoeg hulp kregen van de apostelen.
Daarom riepen de apostelen alle gelovigen bij elkaar, en ze zeiden: ‘Vrienden, wij zijn elke dag druk met het uitdelen van eten. Daardoor hebben we geen tijd om het goede nieuws over Jezus te vertellen. Dat is niet goed. Kies daarom zeven mannen uit. Het moeten mannen zijn voor wie iedereen respect heeft. Ze moeten wijs zijn, en zich laten leiden door de heilige Geest. Wij zullen die mannen de opdracht geven om voor al het eten te zorgen. Dan kunnen wij al onze tijd gebruiken om te bidden en het goede nieuws over Jezus te vertellen.’
Alle gelovigen vonden dat een goed idee. Ze kozen Stefanus uit. Dat was een man met een groot geloof, die zich liet leiden door de heilige Geest. Verder kozen ze Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs. Nikolaüs was een man uit Antiochië die Joods geworden was. Ze brachten die zeven mannen bij de apostelen. Toen spraken de apostelen een gebed uit en ze legden hun handen op het hoofd van de mannen.
Steeds meer mensen luisterden naar het goede nieuws over Jezus. Het aantal gelovigen in Jeruzalem werd snel groter. En ook een grote groep priesters ging in Jezus geloven.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
De leerlingen van Jezus werden steeds talrijker.
Op een dag begonnen de christenen die Grieks spreken te mopperen:
'De weduwen uit onze groep worden gediscrimineerd.
Weduwen die Hebreeuws spreken krijgen elke keer opnieuw voorrang
als ze zorg en ondersteuning willen krijgen.'
Toen de twaalf apostelen dat hoorden,
riepen ze alle leerlingen samen en zeiden:
‘We zijn steeds maar bezig met het ondersteunen van mensen in nood,
zodat we geen tijd meer hebben
om het woord van God te verkondigen.
Broeders, kijk eens uit of er geen zeven personen zijn,
goede mensen, die vol zijn van de Geest en van wijsheid.
We zijn van plan om hen dat werk te laten doen,
waardoor we zelf meer tijd krijgen om te bidden
en het woord van God te verkondigen.’
Alle leerlingen gingen akkoord met hun voorstel
en kozen Stefanus, een gelovig man vol enthousiasme
en verder: Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas en Nikolaüs, iemand uit Antiochië die zich tot het jodendom had bekeerd.
Ze stelden hen voor aan de apostelen,
die hun na gebed de handen oplegden.
Het woord van God bleef zich verder verspreiden.
Het aantal leerlingen in Jeruzalem werd nog veel groter.
Ook een grote groep priesters aanvaardde het geloof.
Stilstaan bij ...
Hellenisten / christenen die Grieks spreken
Dit zijn Grieks sprekende joden die woonden in de grote steden van het Romeinse Rijk. Ze hadden hun eigen synagogen en lazen de Bijbel in een Griekse vertaling. Ze stonden zo onder invloed van de Griekse taal en cultuur dat ze langzaam vervreemdden van hun eigen Hebreeuwse cultuur: de plaats van de tempel werd ingenomen door de synagoge en de offers werden vervangen door de uitleg en de studie van de tora. Doorgaans hadden ze vrijere opvattingen dan de wetsgetrouwe joden uit Palestina.
Vaak wilden deze joodse mensen van buiten Israël hun oude dag doorbrengen in de buurt van de tempel en er ook vlakbij begraven worden. Als de man overleed was de weduwe aangewezen op kinderen of familie. Zoniet was ze aangewezen op de armenzorg van de gemeenschap.
In deze tekst worden met de Hellenisten de Grieks sprekende joodse volgelingen van Jezus bedoeld.
''Hebreeën / mensen die Hebreeuws spreken'
Leerlingen die van huis uit Hebreeuws of Aramees spraken.
Ondersteuning
Hiermee wordt sociaal werk bedoeld: zorg voor de armen. Dit werk gebeurde door diakens.
Stefanus (Stef, Stefaan, Steven)
(Grieks = krans)
Stefanus was van Hellenistische afkomst. De apostelen kozen hem als diaken, iemand die sociaal werk verricht, (bijvoorbeeld: zorg voor armen, weduwen en wezen). Hij was de eerste die begreep dat de Kerk moest loskomen uit het jodendom als ze wilde realiseren wat Jezus bedoelde.
Stefanus, Filippus, Prochorus, Nikanor, Timon, Parmenas, Nikolaüs
Merk op dat deze zeven mannen Griekse namen hebben.
Handoplegging
Door de handen op iemands hoofd te leggen (handoplegging), deelde men de kracht en de gaven van God mee. Zo genas men zieken, liet men de Geest van God over iemand komen of stelde men mensen aan voor een taak of ambt (dienaars / diakens van de gemeenschap, zendelingen / missionarissen voor de verkondiging, 'oudsten' / priesters of leiders van een kerkgemeenschap).
Tot op vandaag is dit gebaar terug te vinden in de sacramenten: doopsel, vormsel, priesterwijding.
Bij de tekst
Een eerste conflict
Het conflict tussen christenen van joodse oorsprong en christenen die Grieks spraken, vond zijn wortels in cultuurverschillen en in het feit dat men alleen solidair bleek te zijn met hen die dezelfde taal spraken.
De twaalf apostelen reageerden hierop door zeven mensen aan te stellen die zich bezig hielden met het bedienen (diakens) van alle armen, zodat er voor hen meer tijd vrij kwam om het woord van God te verkondigen.
Vreemd genoeg blijkt de omschrijving van wat van een diaken verwacht werd, voor sommige diakens niet overeen te komen met hun feitelijke opdracht. Zo werden Stefanus en Filippus belangrijke verkondigers.
Suggesties
Kleine kinderen
VERDIEPEN
Mensen vertellen over Jezus
Vraag aan de kinderen wie er hun over Jezus vertelt.
(Juf, ouders, grootouders, broer, zus, tante oom, catechist...)
Daarna zeggen de kinderen welk verhaal over Jezus ze het liefst gehoord hebben en waarom dat zo is.
DOEN
Vertellen over Jezus ...
Vraag aan de kinderen om te vertellen over Jezus.
Daarna tekenen ze hun verhaal.
De tekeningen worden nadien geschikt rond een tekening van Jezus.
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Stefanus, een diaken
Het verhaal van Stefanus in de Bijbel is een gelegenheid om het te hebben over de verschillende 'diensten' in de kerk.
Verbind elk van de volgende woorden met de omschrijving die er bij past:
Catechist | O | O | Bespeelt het orgel. |
Paus | O | O | Een soort minister van de bisschop. |
Diaken | O | O | Als een paus gestorven is, wordt onder hen een nieuwe paus verkozen. |
Aartsbisschop | O | O | Begeleidt mensen die gedoopt of gevormd willen worden. |
Vicaris | O | O | Zorgt ervoor dat de kerk in orde is. |
Lector | O | O | Gewijde persoon die sommige sacramenten mag toedienen. |
Organist | O | O | Staat aan het hoofd van de kerk. |
Kardinalen | O | O | Jongen of meisje die de priester helpt tijdens de eucharistieviering. |
Bisschop | O | O | Leest de lezing(en) voor in een eucharistieviering. |
Misdienaar | O | O | Staat aan het hoofd van een bisdom. |
Koster | O | O | Staat aan het hoofd van een parochie. Hij wordt aangesteld door de bisschop. |
Pastoor | O | O | Staat aan het hoofd van een aantal bisschoppen. |
Correctiesleutel
Catechist | begeleidt mensen die gedoopt of gevormd willen worden. | ||
Paus | staat aan het hoofd van de kerk. | ||
Diaken | gewijde persoon die sommige sacramenten mag toedienen. | ||
Aartsbisschop | staat aan het hoofd van een aantal bisschoppen. | ||
Vicaris | een soort minister van de bisschop. | ||
Lector | leest de lezing(en) voor in een eucharistieviering. | ||
Organist | bespeelt het orgel. | ||
Kardinalen | als een paus gestorven is, wordt onder hen een nieuwe paus verkozen. | ||
Bisschop | staat aan het hoofd van een bisdom. | ||
Misdienaar | jongen of meisje die de priester helpt tijdens de eucharistieviering. | ||
Koster | zorgt ervoor dat de kerk in orde is. | ||
Pastoor | staat aan het hoofd van een parochie. Hij wordt aangesteld door de bisschop. |