Loading...
 

FILOSOFEREN MET KINDEREN

Wat?

In gesprekken proberen kinderen vanuit hun verwondering er achter te komen hoe de wereld in elkaar zit.
Bijvoorbeeld:
- Waarom heet de wind 'wind'?
- Waarom moet alles een naam hebben?
Door vraagtekens te plaatsen bij vanzelfsprekendheden komen kinderen ertoe te zoeken naar achtergronden, te motiveren, intuïties te expliciteren.
Bij het filosoferen staan dialoog en reflectieve onderzoek centraal.


In de catechese komen vooral vragen naar de uiteindelijke zin en samenhang van het menselijk bestaan aan bod.
Bijvoorbeeld:
- Waarom ben ik er?
- Waarom ben ik wie ik ben?
- Wat is de zin van het lijden en het kwaad in de wereld?
- Is er leven na de dood?
Doorgaans wordt dan niet alleen nagedacht over dat soort vragen, maar gaat men ook uitdrukkelijk in op antwoorden die vanuit het geloof op die vragen geformuleerd werden.





Doelen

. Ontwikkelen van intellectuele, creatieve en sociale competenties
Leren onderzoeken van het eigen denken.
Leren doordenken van een idee, zonder dit meteen af te wijzen.
Leren begrippen definiëren, iets kritisch onderzoeken, iets beschrijven, analyseren, vragen stellen, verbanden leggen, onderscheid maken, abstracte begrippen gebruiken.

. Het ontwikkelen van een eigen levensconcept
Doorheen het gesprek een zicht/inzicht krijgen in zichzelf, in eigen kennis, normen, waarden en de wereld.

. Inzicht krijgen in het wereldbeeld van een ander en er waardering kunnen voor opbrengen

. Ontwikkelen van discussievaardigheden
Innemen van een standpunt, herkennen van een positie van een ander, kritiek kunnen geven en ontvangen, eigen mening herzien.
Meedenken met standpunten van anderen.
Standpunten kunnen formuleren, herzien, bijleren van anderen.





Verloop

Wat gebeurt in een filosofisch gesprek?

Instap in het gesprek
Dit kan zijn: kort verhaal, cartoon, foto('s), voorwerp(en), video, fragment uit een boek, spel, kunstwerk(en)...
Elk van deze middelen wil vanuit een concreet gegeven een kwestie aanreiken die als vraag geformuleerd kan worden.
Het filosoferen begint dus vanuit de verwondering, die geuit wordt in een vraag.


Formuleren van de vraag
Naar aanleiding van de instap worden ideeën geopperd en eerste vragen geformuleerd.

BELANGRIJK
Binnen de groep is er een sfeer, waarbij men ideeën kan uiten zonder dat men die meteen als definitief opvat. Daarom kan men overwegen om deze fase in kleine groepen te laten doorgaan. Elk van die groepen bespreekt dan het verhaal (of cartoon of...) en noteert de vragen die opkomen.

Uit deze vragen wordt één vraag uitgekozen om bij stil te staan. Deze vraag wordt in het groot op een bord of op een flap geschreven. Deze werkwijze is belangrijk omdat de groep de vraag dan opvat als een gemeenschappelijk probleem en niet als het probleem van één iemand die de vraag toevallig naar voren bracht.
Het kan natuurlijk ook dat de begeleider zelf die vraag aanreikt aan de groep. In dat geval moet die vraag beantwoorden aan de belangstelling van zo veel mogelijk kinderen.


Het gesprek
De kinderen proberen antwoorden op de gestelde vraag te formuleren. Om het gesprek op te starten en gaande te houden, stelt men vragen die uitnodigen tot onderzoek: open vragen, vragen naar de verantwoording van stellingen en geen eenduidige (ja of nee) vragen of kennisvragen. Hierbij wordt rekening houden met het 'geleidelijkheidprincipe'. D.w.z. de vragen worden eerst heel concreet geformuleerd en pas later abstract.

Hierbij verlaat men het persoonlijke, het individuele, het momentane (b.v. Wat maakt mij gelukkig?) om te proberen de essentie van iets te vinden (B.v. Wat is geluk?) Men stapt dus af van het concrete van de instap om meer abstract in te gaan op de vraag die men wil beantwoorden.
Dit denkproces kan de leraar stimuleren met vragen zoals: 'Waarom vind je dat?' of 'Wat vind je van de argumenten van...?', of door kinderen die niet aan het woord komen uit te nodigen om te reageren.

De begeleider is bij het filosoferen met kinderen vooral een gespreksleider, die de lijn in het gesprek houdt. Hij doet dit door belangrijke opmerkingen te maken, te verwijzen naar wat eerder in die richting werd gezegd, de groep uitdrukkelijk te vragen op een bepaalde opmerking te reageren, vragen door te spelen, argumentaties die elkaar tegenspreken tegenover elkaar te plaatsen, verschillende gedachten met elkaar te verbinden...
De begeleider geeft dus zelf geen uitleg. Dat is motiverend voor de kinderen, en vergroot in veel gevallen hun zelfvertrouwen, want hun gespreksbijdragen wordt voor vol aanzien.
De begeleider laat nooit (noch verbaal / noch non-verbaal) blijken dat een antwoord niet goed is.

Belangrijke vragen in een filosofisch gesprek
. Kun je dat uitleggen?
. Wat bedoel je met...?
. Kun je een voorbeeld geven?
. Hoe komt dit overeen met...?
. Kun je dit opnieuw uitleggen?
. Betekent wat je zegt, dat...?
. Waarom denk je dat?
. Kun je dit aantonen?
. Waarom is dat zo?



Situaties die het gesprek blokkeren
Als men het direct eens is over het antwoord
Het kan gebeuren dat men op de gestelde vraag een antwoord heeft en daar het daarbij laat. Dan is het boeiend om in het gesprek te vernemen waarom iedereen die mening heeft en hoe het komt dat men zo zeker is van die mening.
Het loont ook de moeite om de vraag zelf te problematiseren.
- Hoe komt het dat we zo'n vraag stellen?
- Van waar komt die vraag vandaan?
- Hoe vatten we gewoonlijk die vraag op?




Als een paar blijven vasthouden aan hun stellingname
Dan kun je in het gesprek dieper ingaan op de reden(en) waarom men die mening heeft. Men kan ook dieper ingaan op het feit dat die tegenstelling blijft.
- Wat vind je daarvan?
Het resultaat van zo'n gesprek is dan niet een overeenstemming in meningen, maar een beter begrip van elkaars mening.


Het antwoord, de consensus of...
Een filosofisch gesprek kan met een antwoord eindigen, maar niet altijd. Op sommige vragen is zelfs geen antwoord mogelijk. De inzet van het gesprek is trouwens niet het krijgen van gelijk, maar het werken aan een gemeenschappelijk probleem.
Voor sommige kinderen heeft dit iets onbevredigend.



Soorten vragen in een filosofisch gesprek

. Vragen naar verduidelijking
- Wat bedoel je met?
- Geef een voorbeeld?
- Wat heeft dit te maken met ...?
- Wat wordt er nu precies gevraagd?


. Vragen naar argumenten
- Waarom denk je dat?
- Hoe weten we dat dit waar is?
- Waar heb je dat idee vandaan?


. Vragen naar alternatieven
- Kun je je iets voorstellen dat niet zo is?
- Wat is het verschil tussen ... en ...?
- Kan het tegenovergestelde ook?
- Denkt daar iemand anders over? Waarom?


. Vragen naar gevolgen
- Wat zou er gebeuren als dat waar is?
- Wat kunnen we daaruit afleiden?
- Bestaat er een regel voor?


. Vragen over het gesprek
- Wat kunnen we besluiten?
- Hoe zou je dit kunnen samenvatten?
- Werd onze vraag beantwoord?
- Werden alle mogelijkheden onderzocht?
- Begrijpen we het onderwerp beter?
- Is iedereen aan het woord geweest?



Voorbeeld

Filosofisch gesprek rond Eigennamen

Vooraf
We hebben allemaal een naam. Wat betekent het om een naam te hebben? Eigennamen lijken heel belangrijk te zijn. Een konijn zonder naam is een ander konijn, met minder rechten dan een konijn met een naam. Door een naam kunnen we (snel) over iets spreken en als we er over spreken dan bestaat het. Het fenomeen namen is voor kinderen fascinerend. Is er maar een op de wereld met jouw naam? Wat is het verschil tussen 'Roos' en 'roos'? Hoe kun je mij hier nu komen ophalen, terwijl je hier nog nooit geweest bent? Hebben straten dan ook namen? Huisdieren geven we een naam. Dieren die een naam hebben, eten we liever niet op. Een naam verandert iets in het bestaan van een dier. En mensen zonder naam, die zijn er niet. Hoe vaak hebben anderen de naam van een baby al uitgesproken, voordat die baby zelf begint de eigen naam te herhalen? Honderd keer, duizend keer? Hoe vaak hoort een baby per dag de eigen naam? Is het nodig dat dit zo vaak gebeurt? De filosoof Kripke stelt dat door het geven van een naam een baby in de taal wordt geïntroduceerd en vanaf dan bestaat. De naam verwijst exact naar precies dat lichaam, dat op die en die datum geboren is. Hoe we ook veranderen gedurende de rest van ons leven, onze naam blijft verwijzen naar dat ene lichaam, terwijl vrijwel alle cellen in de loop van ons leven vernieuwd zijn. Met een naam kan iets bestaan.


Een verhaal: Het hoofd van Latifa
Latifa zit achter in de tuin. De zon schijnt.
Latifa mompelt: 'Dag zon.' Latifa zwaait even naar de zon.
Zij zwaait met haar linkerhand. Latifa noemt haar linkerhand Linkie.
Haar rechterhand noemt Latifa Reggie.
Latifa tekent het liefst met een rode pen
en dat doet zij altijd met haar Reggie.
De neus van Latifa is niet heel groot.
Latifa noemt haar neus Puntje en haar mond Smaksmak.
Latifa kijkt naar beneden. Ze ziet haar twee voeten.
De linkervoet van Latifa heet Bert
en de rechtervoet van Latifa noemt ze Ernie.
Ernie geeft Bert soms een schop. Bert begint dan te mopperen.
Dan moet Latifa lachen om haar mopperende voet.
Latifa krijgt nooit genoeg van namen geven.
Hoe Latifa haar eigen hoofd noemt?
Ach, de zon verdwijnt achter de wolken.
Latifa gaat naar binnen.
Wat denk je, heet het hoofd van Latifa gewoon Latifa of niet?

Begin het gesprek n.a.v. het verhaal met de vraag:
Geef jij delen van je lichaam wel eens een naam?
Waarom zou Latifa haar handen namen geven?
Denk je dat je beter onthoudt wat links en wat rechts is, als je je twee handen zelf een naam geeft?
Hoe zou jij je handen noemen?
Bedenk een naam voor je mond, je ogen, je oren, je hoofd.


Gesprek
1. Ken je iemand die dezelfde voornaam heeft als jij?
2. Kun je iemand anders zijn met dezelfde naam? Wil je wel eens een andere naam hebben?
3. Als je Latifa heet, heet dan je hele lichaam zo of alleen je hoofd?
4. Bestaat een ongeboren baby als die nog geen naam heeft?
5. Sommige namen zijn niet alleen namen maar ook iets anders? Wie heeft zo'n naam? Voorbeelden: 'Roos' is een naam en ook een bloem, Amber, Margriet, Job.
6. Is er een winkel waar je namen kunt kopen?
7. Zijn 'maandag' en 'dinsdag' ook namen? Van wat dan?
8. Heeft de maan een naam?
9. Geven apen elkaar een naam?
10. Hebben namen namen?

Namen lijken belangrijk in het onderscheid tussen onszelf en de rest van de wereld.
Daarom ontstaan over huisdieren met een naam vaak problemen.
Horen ze wel of niet bij het gezin? Wordt hun verjaardag gevierd? Hebben ze rechten?
Mensen zonder naam bestaan niet.
Het bespreken van namen leidt vaak tot een gesprek, waarin de vraag naar het belang van de taal voor het onderscheid tussen onszelf en al het andere centraal staat.


Tekenen met en zonder naam
Kies een tekenopdracht die aansluit bij het gesprek in de klas. Het mooist is het om de tekenopdracht te laten voortvloeien uit het gesprek in de groep.
Enkele suggesties:
1. Verdeel je papier in twee delen. Teken een boom zonder naam en een boom met naam.
2. Teken een konijn met een naam en een konijn zonder naam.
3. Teken Latifa en al de namen voor haar lichaam.





Evaluatie voor de begeleider

Eigen inbreng
- Heb ik voldoende uitingskansen gecreëerd en gegeven aan de kinderen?
- Was ik niet teveel zelf aan het woord?
- Heb ik op het goede moment vragen gesteld als: waarom? kun je een voorbeeld geven? kun je dat uitleggen? wat zou er gebeuren als?
- Heb ik overgangen gemaakt van het concrete naar het abstracte, van het bijzondere naar het algemene?
- Heb ik regelmatig een samenvatting geformuleerd zodat de groep inzicht kreeg in wat er gezegd werd.
- Liet ik iedereen aan bod, ook wie verbaal zwakker is en traag denkt?
- Heb ik de stiltes laten 'spreken'?
- Heb ik de kinderen gestimuleerd tot 'zindelijk denken'. Bv.: wat bedoel je eigenlijk?
- Heb ik het gesprek goed afgesloten?


Kinderen
- Spraken ze niet alleen de begeleider aan, maar ook de anderen van de groep?
- Kwamen alle kinderen aan bod?
- Motiveerden ze hun beweringen?
- Gebruikten ze argumenten om hun standpunten toe te lichten?
- Gebruikten ze elkaars ideeën om er nieuwe mee te formuleren?
- Bleven ze bij het onderwerp?
- Kwamen ze niet te lang aan het woord?
- Waren ze luisterbereid?


Vraagstelling
- Werd de startvraag open genoeg geformuleerd?
(Op die manier wordt al zeker geen bepaalde richting van antwoord gesuggereerd)


Groepsgrootte
- Een groep van een tiental deelnemers verdient de voorkeur.
- Indien de groep te groot is, moet er misschien overwogen worden om met een halve groep te filosoferen terwijl de andere groep met een andere activiteit bezig is.

Bij een filosofisch gesprek moet de volwassene afstappen van het idee dat hij / zij het juiste antwoord kent. Veel filosofische vragen kunnen verschillend beantwoord worden met antwoorden die elk een beetje waarheid in zich dragen. Zo kan men door naar elkaar te luisteren dieper ingaan op een onderwerp en de kijk hierop verruimen.