Loading...
 

Genesis 21, 5.8-20

2 Twee Jongetjes


…page…

Genesis 21, 5.8-20: Isaak en Ismaël

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 36-37)

Abraham was honderd jaar oud toen Isaak geboren werd.

Isaak werd groter. Zijn moeder hoefde hem niet meer de borst te geven. Daarom gaf Abraham een groot feest. Op dat feest werd Isaak uitgelachen door Ismaël. Ismaël was de zoon van Abraham en Hagar, de Egyptische slavin van Sara.
Sara zag wat er gebeurde. Ze zei tegen Abraham: ‘Jaag die slavin weg met haar zoon. Ik wil niet dat mijn zoon Isaak later de erfenis moet delen met het kind van die slavin.’
Abraham wilde Hagar en Ismaël niet wegsturen, want hij was Ismaëls vader. Maar God zei tegen Abraham: ‘Maak je geen zorgen over Ismaël of over Hagar. Je moet doen wat Sara zegt. Alleen de kinderen van Isaak gelden later als jouw echte nakomelingen. Maar ook Ismaël is een kind van jou. Daarom zal ik zorgen dat er later ook een volk van Ismaël afstamt.’

De dag na het feest pakte Abraham wat brood en water. Hij gaf dat aan Hagar. Daarna stuurde hij haar met Ismaël de woestijn van Berseba in.
In de woestijn verdwaalden Hagar en Ismaël. Na een tijdje hadden ze geen water meer. Toen legde Hagar Ismaël onder een struik in de schaduw. Zelf ging ze een eindje verderop zitten. Want ze kon er niet tegen dat ze Ismaël zou zien sterven. Ze begon te huilen.

Maar God hoorde Ismaël roepen. De engel van God riep uit de hemel tegen Hagar: ‘Wat is er, Hagar? Wees niet bang! God heeft Ismaël horen roepen. Ga naar Ismaël toe. Help hem overeind en houd hem goed vast. Ik zal hem kinderen geven, en er zal later een groot volk van hem afstammen.’
Toen zorgde God ervoor dat Hagar een waterput zag. Ze liep naar de put, haalde water en gaf Ismaël te drinken.
Ismaël groeide op. Het ging goed met hem, want God zorgde voor hem. Hij werd jager.


Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Sara werd zwanger
en schonk Abraham een zoon, toen hij honderd jaar was.
Abraham gaf die zoon de naam Isaak.
Op de dag dat Isaak geen baby meer was,
gaf Abraham een groot feest.
Maar op een dag zag Sara de zoon van Hagar en Abraham, lachen.
Ze zei tegen Abraham: 'Jaag die slavin met haar zoon weg,
want haar zoon mag geen mede-erfgenaam worden van Isaak.'
Abraham vond dit heel ongepast, want het ging om een zoon van hem.
Maar God zei: 'Wat Sara vraagt, is niet ongepast.
Luister naar wat ze zegt.
Alleen door Isaak krijg je een nageslacht dat je naam draagt.
Maar ook de zoon van de slavin zal Ik tot een volk maken,
omdat ook hij een kind van jou is.'
De volgende morgen zorgde Abraham voor brood en een zak water
en gaf dat aan Hagar.
Hij zette het kind op haar schouder en zond hen weg.
Maar onderweg verdwaalde ze in de woestijn van Berseba.
Toen de waterzak leeg was, legde ze het kind onder een struik
en ging op een afstand zitten
om haar kind niet te moeten zien sterven.
Ze bleef daar zitten en weende luid.
God hoorde de jongen schreien.
Zijn engel vroeg haar: 'Wat is er, Hagar?
Wees niet bang, want God heeft je kind horen schreien.
Sta op, neem de jongen en houd hem goed vast,
want God zal een groot volk van hem maken.'
Toen opende God haar ogen en zag ze een waterput.
Ze vulde de lege zak met water en gaf de jongen te drinken.
En God beschermde de jongen.
Toen hij groot geworden was,
leefde hij in de woestijn en werd een goede jager.



Stilstaan bij …

Mede-erfgenaam
Normaal gezien heeft de zoon van een slavin geen rechten op de erfenis van haar meester, tenzij de meester hem uitdrukkelijk als zijn zoon erkent.

Zak water
Voor zo'n zak werd een dierenhuid gebruikt. Nu nog worden in de woestijn dergelijke zakken gebruikt om water in te bewaren.





Bij de tekst

Merk op

Sara kan het niet vinden met Hagar en haar zoon. Ze gebruikt zelfs hun namen Hagar en Ismaël niet als ze over hen spreekt.





Bijbel en kunst

G. B. TIEPOLO

Hagar in de woestijn (1726-1729)

5 Tiepolo Hagar

Fresco, Udine


Dit is een van de plafondschilderingen van de Italiaanse kunstschilder Giovan Battista Tiepolo (1696-1770) in het bisschoppelijk paleis van Udine.