Genesis 32, 23-33: Jakob vecht met een man
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 57)
Het was nog nacht toen Jakob opstond. Hij riep zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen en zijn elf kinderen. Hij ging met ze naar de rivier de Jabbok, naar een ondiep gedeelte. Daar bracht hij ze naar de overkant. Daarna bracht hij ook al zijn bezittingen naar de overkant.
Jakob bleef alleen achter. Opeens was er iemand die met hem begon te vechten. Ze vochten totdat het ochtend werd. Toen de onbekende man merkte dat hij niet van Jakob kon winnen, raakte hij Jakobs heup aan. De heup schoot uit de kom. De onbekende zei: ‘Laat me gaan. Het begint al dag te worden.’ Maar Jakob zei: ‘Ik laat u niet gaan. Eerst moet u mij zegenen.’ De ander vroeg: ‘Hoe heet je?’ Jakob zei: ‘Ik heet Jakob.’ De ander zei: ‘Voortaan heet je niet meer Jakob, maar Israël. Je hebt gevochten met God en met mensen. En je hebt gewonnen.’ Toen zei Jakob: ‘Vertel nu hoe u heet.’ Maar de ander zei: ‘Waarom vraag je hoe ik heet?’ Daarna zegende hij Jakob.
Jakob noemde die plaats Peniël. Hij zei: ‘Hier heb ik God gezien, met mijn eigen ogen. En toch ben ik blijven leven.’ Toen kwam de zon op. Jakob stak de rivier over bij Peniël. Hij liep moeilijk, omdat zijn heup pijn deed. De Israëlieten eten nog steeds geen vlees van de heup van een dier. Want dat is de plek waar Jakob geraakt was.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Na de geboorte van Jozef wilde Jakob terug naar Kanaän.
Onderweg stak hij de rivier Jabbok over
samen met zijn twee vrouwen, zijn twee slavinnen en zijn elf kinderen.
Toen hij ook zijn bezittingen over de rivier gebracht had,
bleef hij alleen achter.
Een man vocht met hem tot de zon opkwam.
Toen die merkte dat hij het niet van Jakob kon winnen,
stootte hij hem boven tegen de heup, zodat die uit de kom schoot.
Toen zei de man: ‘Laat me gaan, want het begint al dag te worden.’
Maar Jakob zei: ‘Ik laat je niet gaan. Je moet me eerst zegenen.’
De man vroeg: ‘Hoe is je naam?’ Hij antwoordde: ‘Jakob.’
Toen zei de man: ‘Van nu af aan heet je geen Jakob meer, maar Israël.
Want je hebt met God gevochten en met mensen en je won.’
Jakob vroeg: ‘Hoe is je naam?’
Maar hij zei: ‘Waarom vraagt je naar mijn naam?’
Toen zegende hij Jakob.
De plaats waar dit gebeurde noemde Jakob: Peniël.
‘Want’, zei hij, ‘ik heb God gezien van aangezicht tot aangezicht.
En toch ben ik blijven leven.’
Toen ging Jakob verder, mankend omdat hij pijn had aan zijn heup.
Stilstaan bij …
Jabbok
Rivier die ontspringt in de buurt van het tegenwoordige Amman, de hoofdstad van Jordanië, en uitmondt in de Jordaan op ongeveer 37km ten noorden van de Dode Zee.
Zegenen
In het Latijn is zegenen: ‘bene-dicere’, letterlijk vertaald: iets goeds zeggen.
Men gaat ervan uit dat wanneer God iemand iets goeds zegt, dat Hij ervoor zal zorgen dat dit ook werkelijkheid wordt. Dit goede kan de vorm aannemen van bezit: rijkdom, vruchtbaarheid.
Israël
(= hij strijdt / vecht met God)
Ten tijde van de koningen werd die naam gebruikt voor de nakomelingen (nl. Israëlieten) van Jakob.
Later werd Israël de naam voor het noordelijke tienstammenrijk, in onderscheid met het zuidelijke rijk van de twee stammen dat Juda genoemd werd.
Maar 'Israël' wordt ook gebruikt voor het gehele volk (twaalf stammen) en soms ook voor Juda alleen.
De spier boven de heup
Het niet eten van de spier boven de heup is een heel oud voedseltaboe dat wordt gekoppeld aan het gevecht van Jakob om het ontstaan ervan te verklaren.
Peniël
(= ik heb het aangezicht van God gezien)
Naam voor de streek in het over-Jordaanse, dicht bij de Jabbok.
Bij de tekst
Spreken met beelden
Gevecht | Het gevecht van Jakob is het beeld van een innerlijke tweestrijd (Wat ben ik eigenlijk begonnen?) waarin Jakob de uitdaging van God ervaart. Jakob leert dat hij alleen met de kracht van Jahwe weerstand kan bieden aan Esau. Dit brengt voor hem een geloofsstrijd. Hij moet alleen op God vertrouwen. Dit wordt beschreven in een gevecht. |
De beek oversteken | Dit beeld verwijst naar de overgang van duisternis naar licht, van leugen naar waarheid, van bedrog naar eerlijkheid. |
Israël | Deze nieuwe naam verwijst naar de nieuwe identiteit van Jakob. Tot nog toe deinsde hij er niet voor terug mensen te bedriegen (pootje te zetten) en liet hij zich leiden door het egoïstisch principe 'Ik eerst'. Na dit verhaal is hij een heel andere persoon. |
Een oud verhaal?
Misschien bestond er een oud verhaal over zoiets als 'de geest van de Jabbok', dat later in de Bijbel een nieuwe betekenis kreeg: Jakob worstelt met de wanhoop (de man van de nacht) en dit wordt in een gebed met God uitgevochten.
Betekenis
. Menselijke relaties hebben met God te maken. Het gezicht van je broeder = het gezicht van God (Genesis 33, 10)
. God ontmoeten is volgens het verhaal een sterke belevenis: mensen worden letterlijk en figuurlijk door God geraakt.
. God blijft nabij, maar blijft tegelijk de grote onbekende. Hij zegt zijn naam niet.
. Wie gelovig volwassen wil worden, moet doorheen een worsteling gaan. Ofwel blijf je in het land van je zelfgenoegzaamheid, waar 'ik' het voor het zeggen heeft, ofwel neem je je verleden opnieuw op en verzoen je je ermee. Als een mens die strijd aangaat, ontmoet hij God.
Een nieuwe naam
Een nieuwe naam betekent dat er voor die persoon een nieuwe tijd begint.
Bijbel en kunst
Schilderkunst
REMBRANDT
Jakob vecht met de engel (1659)
Merk op:
Hoewel de Bijbel het heeft over een gevecht van Jakob met een man, schildert Rembrandt die man als een engel. Ook andere kunstschilders doen dat. Zo beeldden ze uit dat die 'man' eigenlijk God was, die ze de gestalte van een engel gaven.
De engel geeft met zijn rechterknie een stoot op de heup van Jakob. In de Bijbel staat dat hij daardoor mank is gaan lopen.
L. MERCKX
Gevecht aan de Jabbok
Suggesties
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Namen
Jakob krijgt na zijn gevecht een nieuwe naam, die lijkt op het Hebreeuws voor: ‘vechten met God’.
- Zoek op wat je eigen naam betekent.
- Zoek op welke naam jij jezelf zou kunnen geven, mocht je die mogen kiezen.
(Welke eigenschap of bijzonder talent moet er in die naam zitten?)
VERTELLEN
God zien
(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode, 2014, p. 158-159)
Twee prinsen, die broers waren, leefden in ruzie met elkaar.
Jaren geleden had de jongste zijn oudere broer weggejaagd,
zodat hij de koning kon worden.
- Ik ben de belangrijkste koning van de wereld, zei hij.
Iedereen buigt voor mij. Alleen God lijkt nog belangrijker.
Maar die heeft nog niemand gezien.
- Ik wil God zien! zei de koning tegen zijn ministers.
De oudste minister nam het woord en zei:
- Sire, als je God wilt zien, moet je jouw paleis verlaten
en je kleden als een bedelaar, zodat niemand jou herkent.
Zo gebeurde.
De koning stapte door zijn rijk, verkleed als een bedelaar.
Overal waar hij kwam, keerde men zijn rug naar hem toe.
Niemand juichte nog
en nergens kreeg hij nog de belangrijkste plaats aan tafel.
Het werd avond en het werd koud.
Als hij ergens aanklopte,
joeg men hem weg alsof hij een hond was.
Toen zag de koning een huis aan de rand van het bos.
Hij ging ernaartoe.
Maar onderweg struikelde hij en verstuikte zijn voet.
Het werd kouder en het begon ook nog te regenen.
Net toen de koning dacht dat hij zou dood gaan,
knielde een man bij hem neer.
Hij nam de koning op en droeg hem naar zijn huis.
Daar gaf hij de koning droge kleren en een zacht bed.
's Nachts kreeg de koning heel hoge koorts.
Telkens als hij wakker werd, zag hij de man naast zijn bed.
In de morgen, toen het begon licht te worden,
zag de koning dat de man zijn broer was.
Hij vroeg zich af:
Zou mijn broer mij pijn doen? Zou hij mij doden?
Maar zijn broer glimlachte en gaf hem te drinken.
Toen de zon opkwam
en straalde op het gezicht van zijn broer,
zag de koning dat zijn broer hem vergeven had.
En hij dacht hij: 'Nu heb ik iets van God gezien.'