Jeremia 1, 1.4-10: God kiest Jeremia als zijn profeet
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1225)
Jeremia, de zoon van Chilkia, was een profeet. Hij kwam uit een familie van priesters uit Anatot, een plaats in het gebied Benjamin.
De Heer zei tegen mij: ‘Jeremia, ik geef je een bijzondere taak. Ik heb jou al uitgekozen voordat je geboren was. Zelfs al voordat ik je liet groeien in de buik van je moeder! Jij moet profeet zijn voor alle volken.’
Ik zei: ‘Nee, Heer, mijn God! Dat kan ik niet, daar ben ik te jong voor.’ Maar de Heer zei: ‘Zeg niet dat je te jong bent, maar doe wat ik zeg. Ga naar iedereen toe naar wie ik je stuur. En zeg tegen hen alles wat ik je zeg. Je hoeft voor niemand bang te zijn, want ik ben bij je. Ik zal je redden als je in gevaar bent.’
Toen stak de Heer zijn hand uit en hij raakte mijn mond aan. Hij zei tegen mij: ‘Ik leg mijn woorden in jouw mond. Vanaf nu heb jij macht over alle landen en volken. Je hebt de macht om volken weg te halen uit hun land, en om alles af te breken, te vernietigen en kapot te maken. Maar je hebt ook de macht om volken terug te laten gaan naar hun land, en om alles weer op te bouwen.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Woorden van Jeremia,
zoon van Chilkia, een priester uit Anatot in Benjamin. (…)
God zei tegen me:
‘Nog voor je ouders elkaar kenden, koos Ik je uit.
Nog voor je geboren werd, koos Ik je uit voor Mij.
Ik koos je uit als profeet voor de volken.’
Ik zei: ‘Maar God, ik kan niet eens spreken in het openbaar.
En ik ben ook nog veel te jong.’
Maar God zei: ‘Zeg niet: “Ik ben veel te jong!”
Ga naar iedereen tot wie Ik je zend.
Zeg hun alles wat Ik je vraag te zeggen.
Wees niet bang voor hen
want Ik ben bij jou om je te beschermen
- Dit zijn woorden van God zelf.’
God stak toen zijn hand uit,
raakte mijn mond aan en zei tegen me:
‘Hiermee leg ik mijn woorden in je mond.
Zie, Ik stel je vandaag aan over volken en over koninkrijken,
om ze uit te rukken en af te breken,
om ze te vernielen en te verwoesten,
om ze op te bouwen en te planten.’
Stilstaan bij ...
Woorden
Het Hebreeuwse woord dat met ‘woorden’ vertaald werd, gaat verder dan alleen ‘woorden’. Het gaat ook om de ‘daden’ van die persoon.
Anatot
Dorp in het noordoosten van Jeruzalem.
Benjamin
Hiermee wordt het gebied bedoeld dat toebehoorde aan de stam Benjamin, de jongste zoon van Jakob.
Te jong
In de tijd van Jeremia hadden jongeren niets te zeggen, omdat ze te weinig ervaring hadden.
Het is ook terugkomend thema in 'roepingsverhalen' dat wie geroepen wordt terughoudend reageert en een reden aangeeft waarom hij/zij vindt dat die niet voor die roeping in aanmerking komt.
Profeet voor de volken
Deze bestemming lijkt ruimer dan het werkelijke optreden van Jeremia. Dit komt omdat de geschiedenis van Juda in die tijd sterk verstrengeld was met die van de grote machten in het Nabije Oosten.
Bij de tekst
Jeremia
Jeremia werd geboren rond 650 voor Christus in het dorp Anatot, in het stamgebied van Benjamin, aan de rand van de woestijn, een zevental km ten noordoosten van Jeruzalem. Zijn vader Chilkia behoorde tot een priesterfamilie.
Als kind was hij getuige van de godsdienstvervolgingen onder de afvallige koningen Manasse en Amon. Hij was rijk genoeg om te leven zonder zorg voor zijn inkomen: hij bezat grond en kon er zelfs bij kopen. Hij bleef ongehuwd, wat erg ongewoon en zelfs onsympathiek was in zijn tijd.
Hij trad op als profeet onder de regering van de koningen Josia, Jojakim en Sedekia. Onder koning Josia kende hij goede tijden, hij werd vervolgd onder koning Jojakim en was erbij tijdens de laatste dagen van Jeruzalem onder koning Sedekia. Toen werden de inwoners van Jeruzalem gevangenen meegenomen naar Babel. Dit was het begin van de Baylonische ballinschap.
Historische situering
Rond 627 begon koning Josia een religieuze hervorming die als doel had, de cultus van de afgoden uit Juda te verwijderen zodat de mensen zich weer tot Jahwe zouden richten.
De roeping van Jeremia wordt in het jaar 626 gesitueerd.
Een typisch roepingsverhaal
Bij zijn roeping stribbelde Jeremia tegen - net zoals Mozes - en zei: 'Ach Heer, ik kan niet spreken, ik ben veel te jong.'
De opdracht van Jeremia wordt omschreven met beelden uit de boerenwereld (uitrukken, planten) en uit de bouwwereld (afbreken, opbouwen)
Jeremia moet uiteindelijk:
AFBREKEN: | menselijke hoogmoed, eigengereidheid, absolute autonomie. |
OPBOUWEN: | een nieuwe gemeenschap |
Bijbel en kunst
ANONIEM
miniatuur: Roeping van Jeremia
Suggestie
Grote kinderen
VERTELLEN
Mama roept Fien
(naar een tekst in 'Kind op maandag')
Fien kijkt tv.
Het is echt spannend!
Haar broer speelt buiten.
Mama is aan het werk.
'Fien', zegt moeder,
'ik hoor dat Peter en zijn vriendjes ruzie hebben.
Ga jij er even naar toe? Zeg maar:
'Mama zegt dat jullie moeten stoppen met ruzie maken.
Zo is spelen helemaal niet leuk. Hou ermee op.'
Maar Fien heeft geen zin.
Ze durft ook niet goed.
Ze is bang dat ze tegen haar zullen schelden.
'Ik ben nog te klein', zegt ze,
'Ik weet niet wat ik moet zeggen.'
Maar mama zegt:
'Zeg maar precies wat ik jou heb voorgezegd.'
En dan gaat Mies.
Ze ziet de jongens vechten.
Ze hebben inderdaad ruzie.
'Hou ermee op!', zegt ze, 'zo is spelen niet leuk.
Jullie moeten ophouden.'
De jongens komen nu naar haar toe...
Laat de kinderen reageren:
- Wat zeggen de jongens?
- Hoe loopt het verhaal af?
Bespreek verder met de kinderen.
- Herkennen jullie dit?
Je ziet iets gebeuren op de speelplaats, op straat, of thuis... wat niet goed is. Je wil er wel iets van zeggen, maar je durft niet.
Vergelijk met de opdracht van de profeten.