Jesaja 22, 19-23: Eljakim krijgt de 'sleutel'positie
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1164)
Jesaja 22, 17-23:
En daarna moet je het volgende tegen hem zeggen: ‘Luister, Sebna. Dit zegt de Heer tegen jou: Jij geeft geen goed voorbeeld. Door jou schaamt de koning zich voor zijn paleis. Ik zal daarom zorgen dat je niet langer de belangrijkste bestuurder in het paleis bent. Je zult straks niet in je eigen graf liggen. Nee, je zult heel ergens anders sterven. De mooi versierde wagens die jou naar je graf brengen, zullen een heel andere kant op gaan. Want ik zal jou oppakken als een bal en je ver weggooien. Je zult in een groot land terechtkomen, hier ver vandaan.
Sebna, als die dag komt, zal ik Eljakim, de zoon van Chilkia, laten komen. Hij is mijn dienaar. Ik zal hem jouw kleren geven en ook je riem, het teken van je macht. Hij zal als een vader zorgen voor de inwoners van Jeruzalem en voor de mensen in Juda.
Ik zal Eljakim de sleutel geven van het paleis van David. Met die sleutel heeft hij macht: Als hij een deur opent, kan niemand hem weer sluiten. Als hij een deur sluit, kan niemand hem weer openen. Ik zal zorgen dat hij heel veel macht krijgt. Hij zal een belangrijke bestuurder worden. En daardoor zal iedereen respect hebben voor zijn familie.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Wat voorafgaat:
God zei tegen me: “Jesaja, ga naar Sebna, de eerste minister,
en vraag: 'Wat kom jij hier doen?
Is je familie soms van hier dat je voor jezelf zo'n graf kunt laten maken?
Luister, God zal je ver wegwerpen naar een groot land,
hoe geweldig je ook bent. Dáár zul je sterven.
Jij bent een schande voor het huis van je koning.
Daarom geef ik je je ontslag.
Sebna, op die dag laat ik Eljakim, de zoon van Chilkia, komen.
Hij is mijn dienaar.
Ik zal hem je kleren geven en ook je macht.
Hij zal als een vader zijn voor de inwoners van Jeruzalem
en voor de mensen van Juda.
Ik zal hem de sleutel geven van het huis van David
en hem op zijn schouder leggen.
Wanneer hij opendoet, kan niemand sluiten.
Wanneer hij sluit, kan niemand openen.
Ik zal hem veel macht geven.
Hij zal als een erezetel zijn voor zijn familie.”
Stilstaan bij ...
Sebna
(= verkorte vorm van Sebanja)
Sebna was een hoge functionaris, een soort eerste minister, aan het hof van koning Hizkia. Hij had voor zich een prachtig graf laten uithouwen.
Dit kan men zien als een vorm van hoogmoed, maar uit de context blijkt dat Sebna geen volwaardig burger van Israël was, en dus zelfs geen recht had op zo'n graf.
Eljakim
(= God zal opbeuren / God heeft doen opstaan)
De woorden die Jesaja gebruikt om de zoon van Chilkia zijn nieuwe functie te geven, zijn te vergelijken met de woorden die Jezus gebruikt om Petrus aan te duiden als zijn plaatsvervanger. (Zie: Matteüs 16, 13-20.
Omdat Eljakim later die sleutelpositie misbruikte om rijk en machtig te worden, verloor hij die functie.
Dienaar
Hoe belangrijk de functie van sleuteldrager ook was, hij bleef een dienaar en moest zijn plaats kennen onder het gezag van God.
Sleutel
Zoals het woord ‘sleutel’ in het Nederlands verwant is met het werkwoord ‘sluiten’, zo is het Hebreeuwse woord voor ‘sleutel’ verwant met een werkwoord dat betekent: ‘openen, opengaan, zich openen'. Zo is een sleutel in het Hebreeuws, een ‘opendoener’, waar het in het Nederlands een 'dichtdoener' is.
In de tijd van Jesaja was een sleuteldrager iemand die aangesteld werd om poorten en deuren te openen en te sluiten. In de tempel was dat een leviet, aan het hof was dat een ambtenaar. Omdat die sleuteldrager kon beslissen over het openen en sluiten van de koninklijke vertrekken, toegang had tot alle gebouwen en kamers en kon toezien over wie met de koning omging, was hij een vertrouweling van de koning en zag men hem als een soort onderkoning. Zo werd een sleutel het symbool van macht.
Op de schouder leggen
In de tijd van Jesaja gebeurde dit letterlijk: zo’n sleutel was groot en zwaar.
Nu leest men dit symbolisch. De sleutel weerspiegelt de waardigheid en de verantwoordelijkheid van wie de sleutel krijgt.
Bij de tekst
De profeet Jesaja
Klik hier voor meer info over de schrijver van deze tekst.
'Sleutel' in het Nieuwe Testament
Matteüs 16, 13-20
Jezus kwam in de streek van Caesarea van Filippus en vroeg zijn leerlingen: ‘Wie is de Mensenzoon volgens de mensen?’ Ze zeiden: ‘Volgens sommigen Johannes de Doper, volgens anderen Elia, volgens weer anderen Jeremia of een van de profeten.’ Hij zei hun: ‘En jullie, wie ben Ik volgens jullie?’ Simon Petrus antwoordde hem: ‘U bent de Messias, de Zoon van de levende God.’ Jezus gaf hem ten antwoord: ‘Gelukkig ben jij, Simon Barjona; niet vlees en bloed hebben jou dat onthuld, maar mijn Vader in de hemel. Ik zeg jou: jij bent Petrus; op die steenrots zal Ik mijn kerk bouwen, en de poorten van het dodenrijk zullen haar er niet onder krijgen. Ik zal je de sleutels geven van het koninkrijk der hemelen, en wat je op aarde bindt zal ook in de hemel gebonden zijn, en wat je op aarde ontbindt zal ook in de hemel ontbonden zijn.’ Toen verbood Hij de leerlingen om iemand te zeggen dat Hij de Messias was.
Matteüs 16, 13-20
Openbaring 3, 7
En schrijf aan de engel van de gemeente te Filadelfia:
Zo spreekt de Heilige, de waarachtige, die de sleutel van David heeft,
die opent zonder dat iemand sluit, die sluit zonder dat iemand opent.