Loading...
 

Leviticus 19, 1-2 . 11-18

Leviticus 19, 1-2.11-18: Wees heilig …

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 178-179)

De Heer zei verder tegen Mozes: ‘Zeg namens mij tegen de Israëlieten: ‘Jullie moeten heilig zijn, omdat ik, de Heer, jullie God, heilig ben.
(...)
Jullie mogen niet stelen, niet liegen en elkaar niet bedriegen.
Als je zegt: ‘Zo zeker als de Heer leeft’, moet je de waarheid spreken. Want anders beledig je mijn naam. Ik ben de Heer.
Beroof niemand, en dwing niemand om geld aan jou te geven. Geef een arbeider meteen na het werk zijn loon, wacht daar niet mee.
Je mag iemand die doof is, geen ongeluk toewensen. En je mag iemand die blind is, niet laten struikelen. Heb eerbied voor mij. Ik ben de Heer.
Wees eerlijk als je rechtspreekt. Dus behandel arme mensen niet beter dan machtige mensen, of andersom. Geef altijd een eerlijk oordeel. Vertel bij de rechter geen leugens over een ander, want dan kun je zijn leven in gevaar brengen. Ik ben de Heer.
Haat andere mensen niet. Als je boos bent op een ander, moet je dat tegen hem zeggen. Want als je boos op hem blijft of hem gaat straffen, word je zelf gestraft.
Houd evenveel van de mensen om je heen als van jezelf. Ik ben de Heer.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God zei tegen Mozes: 'Zeg tegen de Israëlieten:
Wees heilig, want Ik, Jahwe jullie God, ben heilig. (...)

Je mag elkaar niet bestelen, niet beliegen en niet bedriegen.
Je mag mijn naam niet gebruiken als je een valse eed aflegt,
want dan ontwijd je de naam van jullie God.
Ik ben Jahwe.

Je mag je naaste niet beroven en afpersen.
Wat een dagloner verdient,
mag je niet vasthouden tot de volgende dag.
Je mag een dove niet vervloeken
en een blinde niets in de weg leggen
waarover hij kan struikelen.
Je moet respect hebben voor je God.
Ik ben Jahwe.

Wees niet partijdig wanneer je rechtspreekt:
begunstig de arme niet
en zie de rijke niet naar de ogen.
Spreek rechtvaardig recht over je volksgenoten.
Strooi geen lasterpraat rond over elkaar
en sta je naaste niet naar het leven.
Ik ben Jahwe.

Haat je broer niet. Wijs elkaar terecht:
dan maak je je niet schuldig
aan de zonde van een ander.
Neem geen wraak op een volksgenoot
en koester geen wrok tegen hem.
Bemin je naaste zoals jezelf.
Ik ben Jahwe.'



Stilstaan bij …

Mozes
(Egyptisch = uit het water gered)
Bolgens de Bijbel leidde Mozes de Israëlieten uit Egypte en bracht hen tot aan de grens van het Beloofde Land. Daar zou hij gestorven zijn op de berg Nebo, in het zicht van het Beloofde Land.

Israëlieten
Nakomelingen / afstammelingen van Jakob, die 'Israël' genoemd werd.

Naaste
Merk op in de context dat met ‘naaste’ de ‘broeder’ bedoeld wordt, iemand die tot hetzelfde volk behoort en hetzelfde geloof belijdt.





Bij de tekst

Leviticus

In Leviticus, het derde boek van het Oude Testament, is het woord ‘heilig’ heel belangrijk. God is heilig, dat is typisch voor Hem. Mensen die in God geloven moeten ‘heilig’ leven, ze moeten zo leven dat de heiligheid van God in hen te zien is. Dit kan alleen als ze leven volgens de wil van God, die men kan vinden in de wetten en regels van het boek Leviticus. Die zijn gemakkelijk te begrijpen en vlot geformuleerd zodat men ze goed kan onthouden. Ze zijn als een richtingwijzer om gelukkig te leven en de zegen van het verbond te krijgen.

In Leviticus 1-16 staan vooral wetten voor priesters.
In Leviticus 17-27 staan vooral wetten voor gewone Israëlieten.



Nieuwe Testament

Jezus herneemt in zijn bergrede (Matteüs 5, 44) de wet die in Leviticus (Leviticus 19, 18) staat, maar verruimt het begrip ‘naaste’ / ‘medemens’. Bij Hem wordt dat letterlijk: al wie naast je / mee met jou leeft, ongeacht zijn afkomst, zijn geloof, zijn mogelijkheden. Dit illustreert Hij in de parabel over de barmhartige Samaritaan.