Marcus 12, 18-27: Over opstanding / verrijzenis
Marcus 12, 18-27 // Matteüs 22, 23-33 // Lucas 20, 27-40
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1602 - 1603)
Toen kwamen er sadduceeën naar Jezus toe. Sadduceeën geloven niet dat de mensen zullen opstaan uit de dood. Ze zeiden tegen Jezus: ‘Meester, in de wet van Mozes staat deze regel: «Het kan gebeuren dat een man sterft zonder kinderen, en dat zijn vrouw alleen achterblijft. Dan moet de broer van die gestorven man trouwen met de weduwe. Hij moet zorgen dat er een kind komt voor zijn gestorven broer.»
Maar stel: Er zijn zeven broers. De oudste trouwt. Maar hij sterft zonder kinderen, en zijn vrouw blijft alleen achter. Dan trouwt de tweede broer met de vrouw. Maar ook hij sterft zonder kinderen. Met de derde broer gaat het net zo. En met de anderen ook. Alle zeven broers sterven zonder kinderen. Als laatste sterft de vrouw. Nu is onze vraag: Wat gebeurt er als de mensen opstaan uit de dood? Met wie zal die vrouw dan getrouwd zijn? Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest!’
Jezus antwoordde de sadduceeën: ‘Jullie hebben het helemaal fout! Jullie begrijpen de heilige boeken niet. En jullie begrijpen niet hoe machtig God is. Als de mensen opstaan uit de dood, dan leven ze niet meer als getrouwde mensen. Dan leven ze zoals de engelen in de hemel.’
Jezus zei verder: ‘Jullie geloven niet dat de mensen zullen opstaan uit de dood. Maar jullie kennen het verhaal over de brandende doornstruik in het boek van Mozes toch wel? Daar zegt God tegen Mozes: «Ik ben de God van Abraham, Isaak en Jakob.» God is geen God van dode mensen, maar van levende mensen. Jullie hebben het dus helemaal fout.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een dag kwamen er enkele Sadduceeën bij Jezus.
Deze mensen geloven niet in de verrijzenis.
Ze zeiden daarom tegen Jezus:
Meester, Mozes schreef het volgende:
“Als iemand sterft en een vrouw achterlaat, maar geen kinderen,
moet zijn broer met haar trouwen en zo kinderen krijgen voor zijn broer.”
Er waren eens zeven broers.
De eerste trouwde en stierf zonder kinderen bij haar te krijgen.
de tweede trouwde met haar, maar stierf ook zonder kinderen bij haar te krijgen.
Met de derde broer ging het ook zo.
Geen van de zeven broers kreeg kinderen.
Op het einde stierf ook de vrouw.
Van wie zal ze de vrouw zijn bij de verrijzenis, wanneer ze opstaan uit de dood?
Want ze was de vrouw van alle zeven broers.’
Jezus antwoordde: ‘Dwalen jullie niet
omdat jullie blijkbaar de Schriften niet kennen en ook niet wat God kan.
Want wanneer de mensen uit de dood opstaan,
trouwen ze niet en worden ze niet uitgehuwelijkt,
maar zijn ze als engelen in de hemel.
En wat betreft de opwekking van de doden,
hebben jullie in het boek van Mozes, in het gedeelte over de doornstruik,
niet gelezen dat God tegen hem zei:
“Ik ben de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”?
Hij is geen God van doden, maar van levenden. Jullie dwalen vreselijk!’
Stilstaan bij ...
Sadduceeën
De Sadduceeën vormden een politieke en religieuze partij die een tijd lang veel invloed had in het Sanhedrin (Joodse rechtbank ten tijde van Jezus) en veel aanhangers had in de rijke priesterfamilies. Zowel politiek als godsdienstig gezien waren ze conservatief. Ze kenden weinig sympathie bij het gewone volk omwille van hun vriendschapspolitiek met de Romeinse bezetter. Ze hielden zich uitsluitend aan de vijf boeken van Mozes (de geschreven wet), die zij meestal letterlijk lazen. Lucas schreef dat ze niet geloofden in de verrijzenis.
Sinds het jaar 70, het jaar dat de tempel in Jeruzalem verwoest werd, zijn er geen Sadduceeën meer.
Meester
In het officiële jodendom was ‘meester’ de titel voor Schriftgeleerden omdat zij de Tora en de schriften bestudeerden. Zij trokken toen rond van het ene dorp naar het andere en legden de wet uit. Ze waren gewoonlijk omringd door een groep leerlingen, aan wie ze onderricht gaven.
Kinderloos sterven
Wanneer een man stierf zonder kinderen te hebben bij zijn vrouw, dan moest zijn weduwe volgens de wet van Mozes (Deuteronomium 25, 5) trouwen met de broer van haar overleden man, zodat ze het nageslacht van haar man veilig kon stellen.
Van wie van hen is zij nu bij de verrijzenis de vrouw?
Met het verhaaltje dat ze zojuist vertelden en deze vraag, wilden de Saduceeën Jezus belachelijk maken, omdat Hij in de verrijzenis gelooft.
Verrijzenis
Protestantse christenen gebruiken eerder het woord ‘opstanding’, katholieke christenen het woord ‘verrijzenis’. Beide woorden willen op hun manier uitdrukken dat men gelooft dat men na de dood verder leeft bij God. Zo gezien is de dood een soort scheidingswand tussen het leven hier en het leven hierna.
Het woord ‘opstanding’ doet denken aan ‘opstaan’ en is een woord dat in heel veel Bijbelverhalen terugkomt. Wie opstaat, kan zijn leven verder aanvatten.
Het woord ‘verrijzenis’ doet denken aan ‘rijzen’, omhoogkomen (bv. van het deeg). Ook dit woord doet denken aan leven.
Abraham, Isaak en Jacob
Deze drie worden de drie aartsvaders van het joodse volk genoemd. Met hen begint de geschiedenis waarin het geloof in één God centraal staat.
Bij de tekst
Waar het om gaat
Met de vreemde situatie die enkele Sadduceeën aan Jezus voorleggen willen ze aantonen dat de verrijzenis van de doden iets onmogelijks is.
Met zijn antwoord maakt Jezus duidelijk dat verrijzenis een werkelijkheid is die totaal niet te vergelijken is met het leven zoals mensen het nu kennen.
Bijbel en kunst
T. CARTER
Consider (Kijk) - 2010
De Amerikaanse kunstenares, Teresa Carter, toont een boom in de winter. Donkere kleuren overheersen. Vogelhuisjes van krantenpapier zijn losjes vastgemaakt aan de takken van een berk.
In het werk zit een tweede kunstwerk: dezelfde boom in de lente. Kleurige bloesems en eieren symboliseren nieuw leven.
Beeldmeditatie
- Wat zie je?
(boomtakken zonder bladeren, vogelhuisjes die met een touwtje aan de takken vastgemaakt zijn, nest met drie eieren, vogel, boomtakken met bloesems.)
- Wat valt op?/ Wat is ongewoon aan dit schilderij?
(In het schilderij is een tweede schilderij te zien)
- Wat roepen de kleuren op?
- Welk gevoel roept de achtergrond van dit werk op?
(Dood / leven)
- Welk gevoel roept het schilderij in het schilderij op?
- Wat zou de kunstenares met dit werk willen duidelijk maken?
- Waarom zou ze maar een klein stukje in kleur gemaakt hebben?
- Wat kan dit werk over verrijzenis zeggen?
Een kunstwerk maken
Inspireer je op het werk van Teresa Carter om met verschillende materialen en een gelijkaardige indeling een eigen kunstwerk te maken dat de verrijzenis, nieuw leven plaatst op de achtergrond van verschillende aspecten van dood (minderwaardig leven).
Merk op
Teresa Carter gebruikte krantenpapier voor de vogelhuisjes om de actualiteit via krantenkoppen en foto's te verwerken in haar kunstwerk.
Suggesties
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Spreken over dood
Kolet Jansen schrijft in haar boek 'Waarom?':
'Al eeuwen lang vragen mensen zich af wat er gebeurt nà hun dood.
Sommige mensen zeggen: als je dood bent, is het afgelopen. Je leeft niet meer en daarmee uit. Zolang er nog mensen zijn die aan je denken, leef je nog een beetje voort in hun herinnering. Maar daarna is het afgelopen. Je lichaam vergaat en er schiet niets meer van over.
Andere mensen zeggen: na je dood leef je verder, maar op een heel andere manier. Je lichaam gaat wel dood, maar je ziel gaat naar het hiernamaals, en daar krijg je een nieuw lichaam. Je ontmoet er andere mensen die al dood zijn en je blijft voor eeuwig in de liefde van God. Want God heeft Jezus opgewekt uit de dood, en zo zal Hij het ook met ons doen. God houdt zoveel van ons, dat Hij ons niet in de steek laat. Zijn liefde is sterker dan de dood. Dat is wat christenen vertellen over het leven na de dood.
Dit evangelie kan de aanleiding zijn om:
. de kinderen te laten verwoorden
- hoe zij de hemel zien ...
- hoe zij over God denken ...
. te ontdekken dat er twee manieren zijn om over dood te spreken:
Letterlijk: dood zijn en begraven.
Figuurlijk: levend zijn, maar toch ook al wat 'dood' omdat
. niemand naar hen omkijkt.
. niemand hen als vriend wil hebben.
. men heel veel tegenslag in zijn leven krijgt.
VERTELLEN
De mier en de graankorrel
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 107)
Er was eens een graankorrel,
die na de oogst op het veld was blijven liggen.
Een mier kwam voorbij,
zag de korrel,
bond die op haar rug
en begon moeizaam de weg naar haar nest.
‘Waarom sjouw je zo?
Waarom leg je me niet neer?’
vroeg de graankorrel.
De mier hijgde:
‘Als ik je neerleg,
heb ik deze winter geen eten.’
‘Maar ik ben niet gemaakt
om zomaar opgegeten te worden,’ zei de graankorrel,
‘Ik ben een zaadje, vol leven.
Ik wil uitgroeien tot een plant!
Mag ik je een voorstel doen?
Als je me hier laat liggen,
in plaats van me mee te slepen naar je nest,
zal ik je honderd graankorrels geven.’
‘Honderd korrels in ruil voor één enkele?
Dat is de moeite!
Hoe gebeurt zo’n wonder?’ vroeg de mier.
‘Maak een kuiltje in de grond,
begraaf me erin,
en kom over een jaar terug,’ zei de graankorrel.
Na een jaar keerde de mier terug.
De graankorrel had woord gehouden.
Naar een verhaal van L. DA VINCI
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 2 november 2016, p. 1)
Spreken over verrijzenis is altijd al moeilijk geweest,
want niemand heeft ooit zijn dierbare overledenen terug gezien!
Toch geloven christenen dat de dood geen eindpunt is,
maar een komma. Daar komt nog een heel leven achter.
Toen Jezus leefde was dat niet anders!
Sommigen geloofden dat mensen over de dood heen verder leefden,
anderen waren ervan overtuigd: dood is dood!
Terugkomen uit de dood is onmogelijk!
Zolang mensen geloven dat ‘dood’ geen definitief einde is,
vonden ze beelden in de natuur
om hun gelijk aan te tonen
en hun visie kracht bij te zetten.
Zo schreef Da Vinci het verhaal hierbij.
Hij stond stil bij het wonder
van het graantje in de grond
dat aan de basis lag van veel nieuwe graantjes.
Zou dat ook niet zo zijn met overledenen?
Ze zijn dan wel begraven …
… maar wat hun bewogen heeft en geïnspireerd
leeft in duizend dingen verder.
Jongeren
ONDERZOEKEN
Leven na de dood
De jongeren maken een inventaris van alle visies die ze kennen ivm wat er na de dood gebeurt.
Bijvoorbeeld: moslims, boeddhisten, hindoes, joden, humanisme ...
Bij elke visie proberen ze te verwoorden welk effect die overtuiging heeft op de kwaliteit van het leven nu. Wat stellen ze vast?
Of mensen leven na de dood, of over de dood heen, of niet, is met niets te staven. Elke uitspraak daarover heeft met een overtuiging te maken.
Christenen geloven dat leven verder gaat, ook als men gestorven is. Om het fijne van dit leven na de dood duidelijk te maken, werd vroeger gesproken over een plaats waar men rijstpap met gouden lepeltjes at. 'Mag ik dan frietjes bestellen,' vroeg mijn jongste zoon, toen hij van dit verhaal hoorde. Omdat die rijstpap een beeld was van hoe fijn het hierna wel kan zijn, kon ik dus gerust zeggen dat hij dan wat anders mocht bestellen.
Stel dat ik zeven keer zou reïncarneren.
U weet wel: je gaat aan de ene kant het leven uit
en langs de andere kant verschijn je weer op het toneel.
De ene keer als vogel, een andere keer als Chinese ridder,
dan eens een keer als soepkip, de volgende keer als prinses,
wat later als kikker, op dit ogenblik als ik
en tenslotte als koe.
Uiteindelijk ben je goed genoeg
en word je niet meer terug in de visvijver geworpen.
Je schuift aan bij St-Pieter om je in te schrijven.
Maar nu komt het probleem:
onder welke naam schrijf ik me in?
Ben ik een soepkip of een prinses?
Wie of wat ben ik eigenlijk?
(Ives De Mey in 'preek van de week')
Het verhaal van de Sadduceeën in het evangelie is met bovenstaand verhaal te vergelijken. Dat mensen na de dood zouden verrijzen vonden ze nonsens. Daarom maakten ze Jezus' overtuiging belachelijk door die verrijzenis heel letterlijk te zien. De reactie van Jezus maakt duidelijk: een 'beeld' om iets duidelijk te maken mag je niet letterlijk 'zien'. Bovendien is verrijzenis niet eens te vergelijken met het leven zoals mensen het nu kennen.
Jezus baseert zijn geloof in de verrijzenis op zijn vertrouwen dat God liefde is. Het leven is waardevol en het blijft voortduren in Gods liefde. Daarom zegt Jezus: 'De Heer is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen levend.'
Ook de mensen die gestorven zijn, zijn levend bij God.
- Zoek zelf naar 'beelden' voor 'verrijzenis' ter vervanging van 'rijstpap met gouden lepeltjes'.
- Verwerk deze beelden in een gedicht met als titel 'verrijzen'.
SPREKEN MET BEELDEN
Verrijzenis
In het woord verrijzenis, is het woord 'rijzen' te horen. Gist zorgt ervoor dat een logge plompe massa bloem en water, luchtig, vol leven wordt, en gaat rijzen. Zo gezien heeft verrijzen met leven te maken. Meestal zien christenen het als: leven over de dood heen, met Jezus als grote voorbeeld.
Maar verrijzen is ook te zien als een opdracht voor christenen in het leven van elke dag: leven brengen waar dood is, of waar meer dood dan leven is.
- Zoek bij jezelf naar voorbeelden van allerlei situaties waarin mensen meer dood dan levend zijn en schrijf die in stilte rond het woord 'dood'.
Bijvoorbeeld:
- Afscheid nemen is een beetje doodgaan.
- Na de aanrijding bleef de fietser meer dood dan levend liggen.
- Vroeger was het daar heel gezellig, maar nu is het er maar een dode boel.
- Hij heeft nergens werk gevonden. Hij zegt nu: 'Ik zit op een dood spoor.'
- Die buurman heeft ons gemeen behandeld. We willen niet meer met hem praten. Hij is voor ons dood.
- Iedereen is weggegaan. Ik zit moederziel alleen. Er heerst een doodse stilte in huis.
- Vroeger liep zij overal warm voor, maar laat het haar allemaal koud. Ze lijkt wel levend dood.
- Zoek nadien naar middelen die mensen kunnen doen 'opstaan' uit die 'dood'. Noteer die in een andere kleur onder de verschillende voorbeelden van 'dood'.
MEDITEREN
Verrijzen
Verrijzen heeft te maken
met bevrijden en ontplooien
met opstaan uit ellende en onmacht
Verrijzen geeft leven
aan wie dreigt ten onder te gaan.
Verrijzen is
zich verzetten tegen alles wat mensen klein maakt
Verrijzen is
leven naar het voorbeeld van Jezus,
licht zijn voor andere mensen.
Overwegingen
Marc Gallant, trappist (Orval)
Is er leven na de dood?
De jongeren die in de abdij op retraite komen hadden vroeger een lange resem vragen. Nu komen ze aan bijna zonder vragen. Maar als er dan toch iemand een vraag stelt dan is het bijna altijd deze: ‘is er leven na de dood?’ Echt een wezenlijke vraag!
Leven na de dood? De Sadduceeën maken er een lachertje van met een verhaaltje van een vrouw met zeven mannen. Wij kennen Jezus' antwoord en toch zijn wij eerder verveeld als er iemand komt met de vraag over het hiernamaals. Wij weten immers maar bitter weinig over het leven na de dood.
De verrijzenis is een nieuwe geboorte en wij bevinden ons in een toestand, vergelijkbaar met die van een nog niet geboren kind. Vóór zijn geboorte reeds kan het kind enigszins waarnemen dat er iets bestaat buiten zijn warme verblijf in moeders schoot. Het hoort vage geluiden maar het kan zich niet inbeelden wat die inhouden.
Zo weten ook wij maar weinig over de onzichtbare wereld van onze tweede geboorte. We zitten opgesloten in de schoot van de zichtbare wereld. En we houden ons vast aan die wereld die nochtans zo weinig consistentie heeft. Dat leerden we toch in de fysica als men ons een atoom trachtte voor te stellen. Het eenvoudigste atoom, het waterstofatoom heeft één kern en één elektron dat er omheen wentelt. Als we het miljarden maal vergroten, dan wordt die kern zo groot als een appel in het centrum van de aardbol, terwijl het elektron er dan uitziet als een huisje dat rondtoert op de oppervlakte van de aarde : het atoom is één grote leegte. Moesten de elektronen vallen op de atoomkernen, dan zou gans onze aarde vervat kunnen worden in één vingerhoed. De materie, de zichtbare wereld, is zeer leeg. De echte werkelijkheid daarentegen is onzichtbaar. Of om het op een originele manier te zeggen : verrijzen is verlost worden uit de moederschoot van de aarde, uit die minuscule vingerhoed materie waar we in vastzitten, om te komen tot de vrijheid van de geest.
Alles wat wij weten over het leven na de dood beperkt zich in feite tot het essentiële. Slechts twee dingen: verrijzenis is breuk en verrijzenis is continuïteit. Enerzijds is er een breuk met het huidige leven : verrijzen is niet het huidige leven voortzetten of herbeginnen. Anderzijds is er continuïteit: dezelfde persoon leeft verder over de dood heen, hij wordt niet opgelost in het grote Al.
Opdat wij dat enigszins zouden kunnen begrijpen, heeft God ons in de natuur een suggestief model gegeven van wat de verrijzenis wel kan zijn. Toen ik kind was, had ik in de lente altijd een bokaal met rupsen die ik moest voeden met verse blaren. Zeer intrigerend, want rupsen verpoppen en ze zijn dan als dood. Maar uit die schijndode pop verrijst een vlinder. Een bruine rups wordt een witte vlinder en een groene rups een gele. Echt wonderlijk: een lelijke rups wordt een mooie vlinder op voorwaarde dat hij door het stadium van dat dode nulpunt komt, die roerloze pop. Er is een breuk: de vlinder gelijkt helemaal niet op de rups. En er is continuïteit: het is hetzelfde individu dat zich verpopt van kruipende rups tot fladderende vlinder. In beeldspraak zouden wij kunnen zeggen: 'Nu zijn wij rupsen, maar wij zullen verrijzen als vlinders'.
Aan de christenen van Korinthe die moeite hadden met de verrijzenis, zegde Paulus hetzelfde met andere woorden: "Maar, zal wellicht iemand vragen, hoé verrijzen de doden ? Met wat voor lichaam komen zij terug? Dwaze vraag! Ook wat je zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat je zaait is maar een korrel, bijvoorbeeld van tarwe of iets dergelijks, en het heeft nog niet de vorm die het zal krijgen (…) Er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen.(...) Zo is het ook met de opstanding van de doden. (...) Een natuurlijk, sterfelijk, lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. (...) Wij zullen van gedaante veranderen" (1 Korintiërs 15, 35 ... 52). Dat zegt ons Paulus. Een eikel wordt begraven en hij verrijst onder de vorm van een eik. Nu hebben wij een aards lichaam, dan zullen wij een hemels lichaam hebben.
Luisteren wij nu naar Jezus. Ook Hij zegt hetzelfde met nog andere woorden : "Wij zullen zijn als engelen in de hemel". We zullen anders zijn dan nu. Maar hoe? Hoe is een hemels lichaam? Hoe is een engel in de hemel? Van de verrezen Jezus weten we dat Hij doorheen de gesloten deuren komt, maar dat is dan ook ongeveer alles. Wij weten dat het zal zijn, en dat het anders zal zijn.
Jezus zegt ons ook het belangrijkste dat we moeten weten over de verrijzenis: "als kinderen van de verrijzenis zijn zij kinderen van God". Verrijzen is dus niet zijn vorig leven terug opnemen. Neen, verrijzen is leven van het leven van de kinderen Gods, verrijzenis is deelname aan het leven van de verrezen Christus. Terzelfder tijd breuk en continuïteit.
Breuk: mijn lichaam zal geen aards lichaam meer zijn met zijn reuma, artrose en organische functies van voeding of voortplanting.
Breuk dus, maar anderzijds continuïteit.
Eerste punt van continuïteit: ik geloof in de verrijzenis van het lichaam. Dat betekent: ik blijf mezelf bij de verrijzenis, ik verdwijn niet in het grote Al. Door mijn aardse lichaam nu en mijn hemelse lichaam later, ben ik mezelf en niet een ander. Na mijn dood blijf ik mijzelf.
Tweede punt van continuïteit: ik blijf bemind door God die mij geschapen heeft uit liefde. Mijn dood verandert niets aan Gods liefde die onvergankelijk is. God blijft trouw aan zijn liefde: wie Hij heeft bemind, kan Hij niet laten vallen in het niets. Onze verrijzenis vloeit voort uit zijn trouwe liefde.
Derde punt van continuïteit: de dood kan mij niet ontnemen wat ik aan liefde en vriendschap beleefd heb. Al het positieve dat wij op aarde beleefd hebben, blijft voor de eeuwigheid geschreven in onze persoonlijkheid, zegt Jan Ruusbroec. En Sint-Franciscus van Sales: "De vriendschappen die goed geweest zijn in dit leven, zullen eeuwig verder gaan in het andere leven. Wij zullen er sommige personen op een bijzondere manier beminnen, maar die vriendschappen zullen geen partijdigheid opwekken, want al onze genegenheid zal er haar kracht vinden in de liefde van God zelf' (Sermon recueilli LVII, t. X p. 240). Echte liefde, er zijn voor de andere, is een geestelijke waarde die blijft in eeuwigheid omdat ze reeds deelname is aan Gods trouw.
Nu reeds beginnen wij onze verrijzenis te beleven, en wel in die mate dat wij leven in de liefde van God die ons tot zijn kinderen maakt. Nu is dat nog in geloof, maar bij de verrijzenis zullen wij er de werkelijkheid van zien in het klare licht van God.
Verrijzen
We ontmoeten er iedere dag, Sadduceeën van vandaag, mensen die niet geloven dat er na de dood nog iets te beleven valt. Wij kunnen hen niets zinniger zeggen dan het woord van Jezus zelf: “God is geen God van doden, maar van levenden, want voor hem zijn allen in leven” (Lucas 20, 38). Anders gezegd, zo God ons heeft geschapen om met ons zijn liefde te delen, dan is het ondenkbaar dat Hij ons dan achteraf in het niets zal laten vallen. Voor God zijn we allen in leven, voorgoed. De psalmist had daar reeds de intuïtie van: “U levert mij niet over aan de dood en laat uw vriend de ontbinding niet zien” (Psalm 16, 10).
En toch zitten wij een beetje verveeld als men komt met die vraag over het leven na de dood. Waarom? Wel, omdat wij er maar zo weinig van afweten. In feite, alles wat wij weten over het leven na de dood, heeft Jezus ons vandaag gezegd in het evangelie.
De gelegenheid wordt hem verschaft door de Sadduceeën die komen met een ironische strikvraag. Anders wel een echt venijnige vraag, want ze betekent: zo de doden verrijzen, dan kom je met de Wet van Mozes tot lachwekkende, absurde toestanden. Je moet dus kiezen tussen de verrijzenis van de doden en de Wet van Mozes.
We begrijpen best de humor van de Sadduceeën, want om het geloof in de verrijzenis te bevestigen, beweerden sommige Farizeeën dat de verrezen mensheid over een buitengewone vruchtbaarheid zou beschikken. Zo zegt Rabban Gamaliël over de verrijzenis, rond het jaar 90: “De tijd komt dat de vrouw eens per dag zal baren”, met als bewijs dat de hennen dagelijks leggen (Talmud, Shabbat 30 b). Een andere rabbi is van mening dat iedere jood na de verrijzenis 600.000 zonen zal hebben, dochters nog niet meegerekend … Kortom, de Farizeeën daagden de Sadduceeën uit met een verrijzenis als een lichamelijke reanimatie met supervruchtbaarheid en aardse activiteit.
Jezus stuurt Sadduceeën en Farizeeën samen de laan uit. Hij verwijst op zijn beurt de Sadduceeën naar Mozes om te bewijzen dat het leven na de dood verder gaat. Aan de Farizeeën zegt hij dat de verrijzenis niet het super-herbeginnen is van het huidige leven. Precies de vruchtbaarheid heeft geen reden van bestaan meer in een leven waar men niet meer sterft: de onsterfelijkheid schaft de voortplanting af.
In één woord, verrijzen is voor Jezus zowel breuk als continuïteit. Om de Sadduceeën de continuïteit van het leven na de dood te laten aanvaarden, onderlijnt Jezus de breuk tussen dit leven en het leven hiernamaals. Bij de verrijzenis zullen we “onsterfelijk zijn, want zijn als engelen en kinderen van God omdat we deel hebben aan de opstanding” (Lucas 20, 36). Op zijn beurt heeft Paulus die transformatie moeten aanhalen om de christenen van Korinte te overtuigen van de verrijzenis: ”Maar, zal wellicht iemand vragen, hoé verrijzen de doden? Met wat voor lichaam komen zij terug? Dwaze vraag! Ook wat je zelf zaait moet eerst sterven voor het tot leven komt, en wat je zaait is maar een korrel, bijvoorbeeld van tarwe of iets dergelijks, en het heeft nog niet de vorm die het zal krijgen .... Er zijn hemelse lichamen en aardse lichamen. ... Zo is het ook met de opstanding van de doden. ... Een natuurlijk, sterfelijk, lichaam wordt gezaaid, een geestelijk lichaam verrijst. … Wij zullen van gedaante veranderen” (1 Korintiërs 15, 35 ... 52).
Maar er is ook continuïteit. Zo ze niet is wat de Farizeeën ervan dachten, dan is ze toch drievoudig.
Ze drukt zich vooreerst uit in het feit dat ik zal verrijzen met mijn lichaam. Dat betekent dat ik bij de verrijzenis mezelf blijf, en niet verdwijn in het Grote Al. Door mijn aardse lichaam nu en mijn getransformeerd lichaam later, ben ik mezelf en niet een andere. Na mijn dood blijf ik mezelf.
Ten tweede, en dat is er de reden voor: ik blijf bemind door God die mij uit liefde geschapen heeft. Mijn dood verandert niets aan Gods liefde voor mij. Zijn liefde is onvergankelijk. God blijft trouw aan zijn liefde: Hij heeft mij bemind, en kan mij niet laten vallen in het niets. Onze verrijzenis vloeit voort uit zijn trouwe liefde.
Op de derde plaats kan de dood mij niet ontnemen wat ik beleefd heb aan liefde en vriendschap. De verrezen Jezus draagt in zijn lichaam de littekens van zijn passie als tekens van zijn liefde. Alles wat wij als positief op aarde hebben beleefd, blijft in onze persoonlijkheid getekend voor altijd, zegt Ruusbroec. En Sint-Franciscus van Sales voegt daar aan toe: “De goede vriendschappen begonnen in dit leven gaan verder in het andere leven. We zullen sommige personen speciaal beminnen, maar die vriendschappen zullen geen vooringenomenheid verwekken, want al onze genegenheid zal haar kracht vinden in Gods liefde zelf (Sermon recueilli LVII, t. X, p.240). De echte liefde, er zijn voor de andere, is een geestelijke waarde die blijft voor eeuwig, want ze is nu reeds deelname aan Gods trouw.
Dat betekent dat we nu reeds onze verrijzenis beginnen te beleven, en wel in de mate dat wij leven in de liefde van God die ons tot zijn kinderen maakt. Nu is dat nog in het geloof, maar bij de verrijzenis zullen wij er de werkelijkheid van zien: “nu al zijn wij kinderen van God, en wat wij zullen zijn is nog niet verschenen; maar wij weten dat, wanneer Hij zal verschijnen, wij aan Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is” (1 Johannes 3, 2).
En Sint Augustinus besluit: “Daar je nu niet kunt zien, leg je toe op het verlangen. Heel het leven van de christen is één heilig verlangen. Welnu, wat je verlangt, dat zie je nog niet. Maar door het te verlangen word je in staat vervuld te worden van wat je zal zien. … God verruimt ons verlangen door ons te laten wachten. Door het verlangen verruimt Hij het hart, en door het hart te verruimen vergroot Hij er het bevattingsvermogen van. Aldus, broeders, verlangen wij ernaar, gezien wij ervan vervuld moeten worden.” (Sint-Augustinus, Traktaat IV, 6 op de Eerste Brief van Johannes).
God is trouw (2016)
Voor de eerste en enige keer, komen de Sadduceeën Jezus ondervragen. Zoals hun naam het doet vermoeden, beweren ze af te stammen van Sadok, een toonaangevende priester in het rijk van David. In hun geloof, hielden de Sadduceeën het voor een God die weinig tussenkomt en voor de volle verantwoordelijkheid van de mens. Ze erkenden als Heilige Schrift alleen de Pentateuch, de Wet van God aan Mozes gegeven. Ze ontkenden het bestaan van engelen en geesten en geloofden niet in de opstanding van de doden (Matteüs 22, 23 ; Marcus 12, 18-27). Lucas stelt hen voor als vastberaden tegenstanders van de opstanding (v. 27), en opposanten tegen Jezus en daarna tegen Paulus. In de Handelingen, vernoemt hij ook hun afwijzing van engelen en geesten (vgl. Handelingen 23, 8).
De Farizeeën en de overgrote meerderheid van het volk geloven in de opstanding. Ze beschouwen die, op een nogal naïeve manier, als de reanimatie van het vorige lichaam. De Sadduceeën komen naar Jezus met een vraag die het beeld van de opstanding, dat de Farizeeën voorstaan, belachelijk maakt.
Om de absurditeit van dit geloof in de verf te zetten, komen ze met de wet van het leviraat, die het een man mogelijk maakt om zijn schoonzus te trouwen, wanneer zij kinderloos weduwe wordt, om zo een nakomelingschap te verwekken voor zijn overleden broer (vgl. Deuteronomium 25, 5-10). Neem nu het geval: een onvruchtbare vrouw wordt achtereenvolgens de vrouw van zeven broers die na elkaar sterven zonder nakomelingschap. Ze sterft dan op haar beurt. “Bij haar verrijzenis van wie van de zeven zal zij dan de vrouw zijn ?“ (v. 33).
Zoals de Sadduceeën toen verwerpen op dit ogenblik veel mensen het opstandingsgeloof omdat zij het zich inbeelden als een heropname van het vorige aardse leven.
Jezus zal dus stelling moeten nemen zowel tegen de Farizeeën als tegen de Sadduceeën. Hoe legt hij dat aan boord?
Jezus antwoordt in twee tijden (v. 34-38). Eerst presenteert hij zijn eigen opvatting over de verrijzenis (v. 34-36), die de groteske rabbijnse voorstellingen afwijst. Er is een radicaal verschil, zegt hij, tussen het aardse leven en het nieuwe leven dat we erven bij de opstanding. In deze wereld planten de mensen zich voort en ze sterven; de voortplanting moet zorgen voor het voortbestaan van de mensheid. Degenen die God, bij het oordeel, doet verrijzen, zullen niet meer sterven; de onsterfelijkheid schaft dus de voortplanting af. Om de verrijzenis uit te drukken, gebruikt Paulus het werkwoord “metamorfoseren, van gedaante veranderen, transformeren” (1 Korintiërs 15, 51-52. Hij legt het uit in heel de passage v. 35 tot 54). Om het idee van Jezus uit te drukken, heeft Lucas een eigen Grieks woord gesmeed: bij de verrijzenis worden we “isangeloi”, “gelijk aan engelen” (v. 36), zegt hij, want we kunnen niet meer sterven, en sterker nog: als kinderen van de opstanding zijn we kinderen van God.
In een tweede tijd keert Jezus zich nu tot de Sadduceeën, door het feit zelf van de verrijzenis te bewijzen met een tekst uit de Pentateuch die zij aanvaarden als Woord van God: “Dat de doden worden opgewekt, heeft Mozes zelf te verstaan gegeven …” (v.37-38). Jezus citeert Exodus 3,6 waarin de Heer aangeduid wordt als “de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob”. Zijn argument is dat de belofte moet worden vervuld voor hen aan wie ze werd gemaakt: dat vereist dat ze verrijzen. De relatie die God aangeknoopt heeft met de leden van zijn volk kan niet verbroken worden. De trouw van God staat hier fundamenteel. De Dood zelf vermag niets tegen die trouw.
Dat is onze zekerheid: als God ons uit liefde vraagt te bestaan, is het niet om ons nadien in het niets te laten vallen. God is trouw: Hij is Liefde voor immer. Jezus is ons voorgegaan. Hij verwacht ons in zijn Rijk. Wij zijn in zijn hand.