Numeri 13, 1-2a.25 . 14, 1.26-29.34-35

2 Woestijn

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Numeri 13, 1-2a.25; 14, 1.26-29.34-35: God heeft er genoeg van

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 216-219)

De Heer zei tegen Mozes: ‘Stuur een aantal mannen naar het land Kanaän.’

Veertig dagen lang keken de mannen rond in Kanaän. Toen gingen ze terug.

Toen begonnen alle Israëlieten te huilen, ze jammerden de hele nacht.

Daarna zei de Heer tegen Mozes en Aäron: ‘Hoe lang zal dit slechte volk nog tegen mij blijven klagen? Ik heb er genoeg van!
Vertel de Israëlieten dat ik gezegd heb: ‘Mijn besluit staat vast. Ik zal zeker doen wat jullie gevraagd hebben. Dat beloof ik plechtig! Jullie wilden toch sterven in de woestijn? Dan zal ik jullie laten sterven in de woestijn! Jullie hebben tegen mij geklaagd. Daarom zal iedereen sterven van wie de naam opgeschreven is, iedereen van twintig jaar en ouder.

Veertig dagen hebben de mannen in het land Kanaän rondgekeken. Daarom worden jullie veertig jaar gestraft, één jaar voor elke dag. Dan zullen jullie begrijpen hoe woedend ik op jullie ben.’
Dat zal ik, de Heer, doen met dit slechte volk. Mijn besluit staat vast! Ze zullen in de woestijn sterven, omdat ze zich tegen mij verzet hebben.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God zei tegen Mozes: 'Stuur mannen uit om Kanaän te verkennen.'
Na veertig dagen keerden ze van hun verkenningstocht terug.

Toen begon het volk luid te roepen
en bleef het heel de nacht door klagen.
God zei tegen Mozes en Aäron:
'Mijn geduld met dat verdorven volk dat tegen Mij klaagt, is op!
Dat voortdurend gezeur van de Israëlieten hoorde Ik nu genoeg.
Zeg hun: Zo waar Ik leef - zo spreekt God –
wat Ik jullie heb horen zeggen, dat zal Ik ook met jullie doen.
In deze woestijn zullen de lijken liggen
van al wie tegen Mij gemord heeft,
van al wie ingeschreven is, van iedereen ouder dan twintig jaar.

Voor elke dag van de veertig dat jullie het land verkenden,
zullen jullie een jaar misdaden boeten, veertig jaar in totaal.
Zo weten jullie wat het betekent om zich tegen Me te verzetten.
Ik, God, heb gesproken.
Ik doe dit zeker met dit verdorven volk
dat tegen Me heeft samengespannen:
in deze woestijn zal het tot de laatste man sterven.'



Stilstaan bij …

Mannen
Uit elke stam koos Mozes een man. De twaalf stammen die de Israëlieten kenden, verwezen naar de twaalf zonen van de aartsvader Jakob. Twee zonen worden wel niet als stam genoemd: Levi, omdat de levieten zich moesten bezig houden met de eredienst en Jozef die door zijn twee zonen vervangen werd: Efraïm en Manasse.

Aäron
Aäron behoorde tot de stam Levi. Hij was de eerste hogepriester en de stamvader van de priesters in Israël.
Hij zou de oudere broer van Mozes geweest zijn, of de broer van de profetes Mirjam of de broer van beide. Erg duidelijk is de Bijbel daar niet over.

Morren
Heel de woestijntocht door ‘morren / klagen’ de Israëlieten: ze verkozen de betrekkelijke zekerheid van Egypte boven de onbekende weg die ze samen met God zouden gaan.

Ouder dan twintig jaar
Iedereen ouder dan twintig jaar zal sterven in de woestijn, behalve Kaleb en Jozua, de opvolger van Mozes.
Dat ook Mozes en Aäron het beloofde land niet binnengingen had volgens de Bijbel te maken met hun gebrek aan vertrouwen toen Israël aan het klagen was bij Meriba.