Loading...
 

Psalm 35

Psalm 35: Red mijn leven

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 876-879)

Een lied van David.

Heer, vecht tegen mijn vijanden,
strijd tegen mijn tegenstanders!
Grijp uw wapens
en kom mij te hulp.
Pak uw speer
en gooi die naar mijn achtervolgers!
Zeg tegen mij: ‘Ik zal je redden.’

Mijn vijanden willen me kwaad doen,
ze proberen me te doden.
Zorg dat ze verslagen worden!
Dan worden ze vernederd,
dan zullen ze zich schamen.

Heer, zorg dat een engel ze wegjaagt!
Dan zullen ze verdwijnen als stof
dat wegwaait in de wind.
Stuur een engel achter ze aan,
en laat ze struikelen in het donker.

Mijn vijanden jagen op mij,
ze proberen me te doden.
Maar ik heb geen kwaad gedaan.
Zij hebben een kuil voor mij gegraven.
Maar laat ze er zelf in vallen,
laat ze zelf sterven!

Dan zal ik voor u juichen, Heer.
Ik zal juichen omdat u mij gered hebt.
Uit het diepst van mijn hart zal ik zeggen:
‘Er is geen god zoals u, Heer!
U redt arme en machteloze mensen,
u bevrijdt ze van hun onderdrukkers.’


Ik word beschuldigd, maar ik heb geen schuld.
Ik krijg vragen over dingen die ik niet heb gedaan.
Ik doe alleen maar goede dingen,
maar ik krijg er ellende voor terug.
Iedereen laat mij in de steek.
Toen mijn vijanden ziek waren,
droeg ik sombere kleren.
Ik liet zien dat ik verdriet had.
Ik at niet, ik dronk niet,
en ik bleef voor mijn vijanden bidden.
Het was alsof ze mijn vrienden waren,
alsof mijn broer ziek was,
alsof mijn moeder gestorven was.
Zo veel verdriet had ik om hen.

Maar nu het met mij slecht gaat,
zijn mijn vijanden blij.
Ze staan om me heen te lachen.
Ze slaan me en ze schoppen me.
Ze gaan maar door, ze willen me doden.
Maar ik begrijp niet waarom.
Mijn vijanden beledigen mij.
Ze kijken vol haat naar mij
en ze willen u niet kennen, Heer.

U ziet het toch, Heer?
Waarom doet u dan niets?
Red mijn leven,
red mij uit de handen van die moordenaars.
Dan zal ik u danken in de tempel,
dan zal ik voor u zingen,
samen met uw volk.


Laat mijn vijanden niet lachen om mijn ellende,
laat ze niet met mij spotten.
Ze haten mij zonder reden.
Zij maken alleen maar ruzie,
en ze vertellen leugens over mensen die vrede willen.
Ze beledigen mij, ze lachen me uit.

U ziet het toch, Heer?
Blijf dan niet zwijgen,
blijf niet ver weg.
Kom mij te hulp en verdedig mij.
Strijd voor mij, Heer, mijn God!
U bent toch goed voor mij?
Verdedig mij dan, Heer, mijn God.

Laat mijn vijanden me niet langer uitlachen.
Laat ze niet denken: Nu hebben we hem!
Laat ze niet zeggen: ‘Nu kan hij niets meer.’
Nu zijn ze nog blij over mijn ellende,
en ze denken dat ze beter zijn dan ik.
Maar laat het slecht met hen aflopen!
Dan worden ze vernederd,
dan zullen ze zich diep schamen.

Als het weer goed met mij gaat,
zullen mijn vrienden blij zijn en juichen.
Ze zullen steeds weer zeggen:
‘De Heer is machtig,
hij wil dat zijn dienaren gelukkig zijn.’
En ik zal over uw goedheid spreken.
Elke dag weer zal ik voor u zingen!



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Van David.

God, bestrijd, die mij bestrijden,
bevecht wie mij bevechten.
neem je wapenrusting en schild,
sta op om me te helpen.

Neem je speer en je strijdbijl
en ga ermee naar mijn achtervolgers.
Zeg me: 'Ik ben het die je redt.'

Laat iedereen die het gemunt had op mijn leven
beschaamd worden en vernederd.
Dat ze wegtrekken met scha en schande
zij die uit waren op mijn ongeluk.

Laat ze zijn als kaf op de wind,
wanneer de engel van God hen opjaagt.
Laat hun weg donker zijn, langs de afgrond,
wanneer de engel van God hen achtervolgt.

Ik deed niets verkeerd, toch spanden ze hun netten,
Ik deed niets verkeerd, toch groeven ze een kuil voor mij
Straks treft hen onvoorzien onheil,
en vangt het net dat zij spanden, henzelf
en gaan ze zelf de ondergang tegemoet.

Dan zal ik juichen om God,
blij zijn om de bevrijding die Hij brengt
Uit de grond van mijn hart zeg ik: 'God, wie is als Jij?
Je verlost de verdrukte van zijn onderdrukkers,
de arme van wie hem plundert.'

Als de valse getuigen verschijnen
vraagt men mij wat ik niet weet.
Ze vergelden goed met kwaad,
ik voel me door iedereen verlaten.

Heb ik niet een zak gedragen als teken van rouw,
toen ze ziek werden,
en heb ik mij niet gepijnigd door te vasten?
Was mijn gebed niet voor hen?
Ik droeg dat boetekleed,
als was het een vriend of een broer.
Ik ging zo diep gebogen rond in rouw,
als iemand die treurt om zijn moeder,

Maar toen mijn gang moeizamer werd,
verheugden ze zich.
Vreemden die ik niet kende pestten me:
ze hielden niet op, kwelden me, deden me na,
en grijnsden toen ze me zagen.

Hoe lang nog, God, blijf Je dit aanzien?
Bescherm me voor hun vernielzucht.
Red mijn leven van de leeuwen.
Dan zal ik Je danken in de grote bijeenkomst,
Je loven samen met de menigte.

Gun mijn vijanden geen leedvermaak over mij,
laat me het geknipoog niet zien van wie mij zomaar haten.
Het woord vrede kennen ze niet,
al willen we vrede in dit land,
ze verzinnen alleen maar leugens .
Ze hebben een grote mond en schreeuwen:
‘Ha, zijn misdaad hebben we met eigen ogen gezien.’

God die dit ziet: blijf niet zwijgen,
houd Je niet ver van mij.
Ontwaak, sta op, zodat ik recht vind,
vecht voor mijn zaak, mijn God.

Geef me recht, God, zoals Jij rechtvaardig bent:
laat niet toe dat ze plezier maken om mij,
duld niet dat ze, heimelijk blij, kunnen denken: 'Dat wilden we',
Laat hen niet kunnen zeggen: 'We hebben hem!’

Laat hen die zich blij maakten over mijn rampspoed:
smadelijk de nederlaag lijden.
Dat zij die zich hoog boven mij waanden
beladen worden met scha en schande,

Laat iedereen die op mijn rechtvaardiging hoopte
vieren en juichen van vreugde.
Laat hen herhalen: 'Groot is God:
Hij zorgt dat zijn knecht in vrede leeft.'
Mijn tong zal van je gerechtigheid spreken,
als ik dag na dag je lof zing.



Stilstaan bij …

Leeuwen
Beeld voor dodelijke dreiging.