.
Lam
Het Aramese woord voor ‘lam’ kan zowel ‘dienaar’ als ‘lam’ betekenen.
Lam Gods / Lam van God
Symbolische naam voor Jezus.
Een liggend lam stelt Jezus voor als zoenoffer,
een staand lam stelt Jezus voor als overwinnaar van de dood (soms met zegevaan).
Lazarus
Vergrieksing van Eliëzer, wat betekent: 'God helpt'.
Abraham had een trouwe werknemer met die naam.
Een goede vriend van Jezus heette Lazarus.
.
Lendenen omgorden
In het oosten droegen mannen en vrouwen kleren, die tot de voeten reikten. Om zich wat meer bewegingsvrijheid te geven bij het werk of als men reisde, hield men het kleed met een gordel op, of trok men het door een gordel omhoog.
Leven
Leven is ademen, bewegen …
In de Bijbel is ‘leven’ ook: het woord van God beluisteren en ernaar handelen, door van de medemens te houden, anderen kansen te bieden, eerlijk te zijn ...
Leviatan
Zeemonster dat meestal voorgesteld wordt als een slang.
Leviet
Naam voor tempeldienaren. Ze maakten deel uit van de stam van Levi.
Lezen
In de Oudheid was het de gewoonte om een tekst halfluid voor te lezen.
.
Libanon
(= de witte berg)
Gebergte ten noorden van Palestina. Om de Libanon groeiden ceders die door Salomo gebruikt werden bij de bouw van de tempel in Jeruzalem.
Lijkwade
Dit was wellicht een linnen doek dat honderden meters lang kon zijn en waarin de dode begraven werd ( Vergelijk met de mummies in Egypte)
.
Loofhuttenfeest
(Soekot)
Dat feest herinnert aan de tijd dat Israël in tenten woonde in de woestijn, terwijl God tussen zijn volk verbleef in de tabernakel.
Bij het Loofhuttenfeest bouwen de joden in hun tuin of op hun balkon een hut, die kinderen versieren met bloemen en fruit. ’s Nachts moet men in contact kunnen blijven met de hemel door tussen het bladerdak de sterren te kunnen zien. Elke dag van dit feest dat zeven dagen duurt, nodigt men symbolisch een van de grote figuren van Israël uit om te komen verblijven in de soeka: Abraham, Mozes, David, Elia...
De zevende dag is het hoogtepunt: men kleedt zich dan in het wit en verwacht de komst van de Messias, die zijn tent zal komen opslaan midden zijn volk.
Losser
Een losser was een naaste verwant die moest opkomen voor een familielid in kwade dagen.
. Hij moest die uit armoede bevrijden (Leviticus 25, 35)
. Hij moest die uit slavernij vrijkopen (Leviticus 25, 47-55)
. Hij moest een zoon verwekken als een kinderloze broer stierf (Genesis 38, 1-11)
. Hij moet verloren gegaan bezit terugkopen (Leviticus 25, 24-28)
Wanneer er geen naaste verwant die taak op zich kon nemen, vervulde een ‘Heilig Jaar’ die rol, zodat krom gegroeide relaties op elk gebied rechtgetrokken konden worden en iedereen opnieuw kon beginnen (Leviticus 25, 10.23).