Johannes 21, 1-19: Bij het meer van Tiberias
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1714-1715)
Later hebben de leerlingen Jezus nog een keer gezien, bij het Meer van Tiberias. Dat ging zo.
Er waren zeven leerlingen bij elkaar. Het waren Simon Petrus en Tomas, die ook Didymus genoemd werd. Verder Natanaël, die uit Kana in Galilea kwam, en de twee zonen van Zebedeüs. En nog twee andere leerlingen. Petrus zei: ‘Ik ga vissen.’ De anderen zeiden: ‘Wij gaan met je mee.’ Ze vertrokken en gingen de boot in om te gaan vissen. Maar die hele nacht vingen ze niets.
Toen het al ochtend werd, stond Jezus bij het meer. De leerlingen wisten niet dat hij het was. Jezus riep tegen hen: ‘Jongens, hebben jullie misschien wat vis voor me?’ Ze antwoordden: ‘Nee!’ Toen zei Jezus: ‘Gooi het net dan uit aan de rechterkant van de boot, dan zullen jullie wel wat vangen!’ Dat deden ze. Toen zat het net zo vol met vissen, dat ze het niet meer aan boord konden trekken.
De leerling van wie Jezus veel hield, zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Toen Petrus dat hoorde, deed hij zijn bovenkleren aan en sprong in het water. Hij had namelijk alleen een hemd aan. De andere leerlingen gingen met de boot naar het land. Ze waren er niet ver vandaan, ongeveer 100 meter. Ze sleepten het net met de vissen achter de boot aan.
Toen de leerlingen aan land kwamen, zagen ze een vuurtje branden. Er lag een vis op het vuur, en er was ook brood. Jezus zei tegen hen: ‘Haal een paar vissen die jullie gevangen hebben.’ Petrus klom in de boot en trok het net op het land. Het net zat helemaal vol, met 153 grote vissen. En toch scheurde het niet.
Toen zei Jezus tegen de leerlingen: ‘Kom wat eten!’ Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen: ‘Wie bent u?’ Want ze begrepen dat het de Heer was. Jezus pakte het brood en deelde het aan de leerlingen uit. En met de vis deed hij hetzelfde.
Dat was al de derde keer dat de leerlingen Jezus zagen nadat hij was opgestaan uit de dood.
Na het eten begon Jezus tegen Simon Petrus te spreken. Hij zei: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van mij, meer dan de andere leerlingen?’ Petrus antwoordde: ‘Ja Heer, u weet dat ik van u houd.’ Toen zei Jezus: ‘Zorg dan goed voor mijn volk, zoals een herder voor zijn kudde zorgt.’
Voor de tweede keer vroeg Jezus: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van mij?’ Petrus antwoordde: ‘Ja Heer, u weet dat ik van u houd.’ Toen zei Jezus: ‘Pas dan goed op mijn volk, zoals een herder op zijn schapen past.’
En voor de derde keer vroeg Jezus: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van mij?’ Petrus werd verdrietig, omdat Jezus het voor de derde keer vroeg. Hij zei: ‘Heer, u weet alles. U weet dat ik van u houd!’ Toen zei Jezus: ‘Zorg dan goed voor mijn volk, zoals een herder voor zijn schapen zorgt.’
Jezus zei verder: ‘Luister heel goed naar mijn woorden: Toen je jong was, kon je zelf beslissen waar je naartoe ging. Je ging overal heen waar je wilde. Maar als je straks oud bent, zal dat anders zijn. Dan zul je je handen uitsteken en anderen zullen ze vastbinden. Ze zullen je als gevangene meenemen, naar een plaats waar je niet heen wilt.’ Daarmee bedoelde Jezus dat Petrus om zijn geloof gedood zou worden, tot eer van God.
Toen zei Jezus tegen Petrus: ‘Volg mij.’
Dichter bij de tijd
(Naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Johannes 21, 1-19)
In die tijd verscheen Jezus nog eens aan de leerlingen
bij het meer van Tiberias. Dat gebeurde zo:
Simon Petrus was er samen met Tomas, Natanaël,
de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen.
Hij zei: ‘Ik ga vissen.’ ‘Dan gaan we mee, ‘ antwoordden ze.
Ze gingen op weg en klommen in de boot.
Maar die nacht vingen ze niets.
Intussen was het morgen geworden. Jezus stond aan de oever.
Maar de leerlingen wisten niet dat Hij dat was.
Hij riep: ‘Vrienden, hebben jullie soms iets voor bij het brood?’
‘Nee,’ riepen ze.
‘Werp dan het net uit, rechts van de boot,’ zei Hij,
‘dan zul je wel iets vinden.’
Ze wierpen het net uit, rechts van de boot, en vingen zoveel vis,
dat ze het net niet meer konden ophalen.
Daarop zei Johannes tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’
Toen Simon Petrus dat hoorde, trok hij zijn bovenkleed aan
en sprong in het meer om naar Hem toe te gaan.
De andere leerlingen kwamen achter met de boot,
en sleepten het net met de vissen achter zich aan.
Toen ze op de oever waren,
zagen ze een barbecue met vis erop en brood.
Jezus zei: ‘Haal wat van de vis die jullie gevangen hebben.’
Simon Petrus ging naar de boot en sleepte het net aan land.
Het zat vol grote vissen, zeker honderddrieënvijftig.
Toch scheurde het net niet. Jezus zei: ‘Kom eten.’
Hoewel ze wisten dat het de Heer was,
durfde niemand Hem vragen: ‘Wie ben Je?’
Jezus kwam dichterbij, nam het brood, gaf het hun en ook de vis.
Dit was de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen
sinds Hij verrezen was. Na het ontbijt zei Jezus tegen Simon Petrus:
‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me meer lief dan de anderen?”
Hij antwoordde: ‘Ja Heer, Je weet dat ik Je bemin.’
Jezus zeit: ‘Weid mijn lammeren.’ Dan vroeg Hij een tweede keer:
‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’
En hij antwoordde: ‘Ja, Heer, Je weet dat ik Je bemin.’
Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen.’ Voor de derde maal vroeg Hij:
‘Simon, zoon van Johannes, heb je Me lief?’
Nu werd Petrus bedroefd, want Jezus vroeg hem dat drie keer.
Hij zei: ‘Heer, Je weet alles. Je weet dat ik Je bemin.’
Daarop zei Jezus hem: ‘Weid mijn schapen.’
Na deze woorden zei Hij: ‘Volg Me.’
Bij het vereenvoudigen van de tekst
De ‘leerling van wie Jezus houdt’, werd vervangen door ‘Johannes’, omdat volgens de traditie met deze leerling Johannes bedoeld wordt.
Stilstaan bij …
Vissen
Soms denkt men dat de vissers van Galilea simpele mensen waren. In werkelijkheid kenden ze hun wereld en dreven ze handel zowel in eigen land als ver daarbuiten. Ze visten meestal in familieverband, met soms enkele knechten als extra hulp. Overdag herstelden ze hun netten en boten. Daarmee konden ze dan 's nachts uitvaren om te vissen.
Als de vis aan land was, werd die gesorteerd naar grootte. Daarna werd die naar de markt gebracht. De kleine vissen werden gedroogd en gezouten om zo bij het brood te eten. Soms werden ze boven een vuur geroosterd. Ten minste zeven leerlingen van Jezus waren vissers.
Nacht
Vaak varen vissers ’s nachts uit om te vissen. Dat was mooi meegenomen voor Johannes: voor hem was ‘nacht’ ook: leven zonder Jezus.
Toen het reeds morgen begon te worden
De dageraad is het moment waarop het eerste licht doorbreekt in de donkere nacht. Dit licht van de opkomende zon (symbool voor Jezus als ‘licht van de wereld’) werd het symbool van de verrijzenis. Omdat de zon in het Oosten opgaat, bouwde men vroeger de kerken in de richting van het Oosten.
Werp het net uit, rechts van de boot
= Gooi het over een andere boeg.
Beeldende manier om tot bekering (verandering van levenswijze) op te roepen.
Merk op dat men de rechterkant van iets, iemand, de goede kant noemt. Bijvoorveeld: zitten aan de rechterhand van iemand.
Net
De vissers gebruikten twee soorten netten. Het ene wierpen ze vanaf de kust, het andere werd achter een boot aangesleept. De vissers maakten gewichten vast aan dat net, waardoor het rechtop in het water bleef hangen.
Houtskoolvuur / barbecue
Herinnert aan het vuur waaraan Petrus zich opwarmde toen hij Jezus verloochende. (Johannes 18, 18)
153
Natuurkundigen in de oudheid telden 153 verschillende vissoorten.
Zo wordt deze visvangst het symbool van de universaliteit van het rijk van God: alle volkeren zullen er in vertegenwoordigd zijn.
Niet scheuren
Dat het net niet scheurde kan verwijzen naar eenheid.
Brood
Brood herinnert aan de broodvermenigvuldiging en aan de uitspraak van Jezus: 'Ik ben het brood om van te leven.' (Johannes 6, 35), waarmee Hij wil zeggen dat zijn woorden als brood zijn.
Brood verwijst ook naar het brood in de eucharistie.
Vis
Vis herinnert aan de vermenigvuldiging van de vissen, en ook aan de belangrijke groep eerste christenen die Grieks spraken. Met het Griekse woord voor ‘vis’ (i-ch-th-u-s), zegden ze wat Jezus voor hen betekende. Deze vijf letters vormen immers de beginletters van de woorden: ‘Ièsous, Christos, Theou, Uios, Sotèr’ die willen zeggen: Jezus, Christus, Zoon (van) God, Redder.
Drie
Driemaal vraagt Jezus aan Petrus of hij van Hem houdt (Lucas 22, 55-60).
Driemaal heeft Petrus Jezus verloochend.
Bij de tekst
Wat de tekst zegt
. De verrijzenis heeft met het gewone leven te maken (vissen voor vissers) en staat er niet apart van.
. De wonderbare visvangst toont de macht van de Verrezene in contrast met de onmacht van de mens, wanneer hij aan zijn eigen krachten wordt overgelaten.
. Het fundament voor de bijzondere opdracht van Petrus is niet zijn leiderstemperament, maar zijn liefde voor Jezus.
Merk op
Net als in de tekst over de leerlingen van Emmaüs herkennen de leerlingen Jezus niet. Dat Jezus verrezen is, wil dus niet zeggen dat men Hem ziet zoals Hij vroeger was, maar dat men Hem herkent in mensen, voorwerpen, handelingen... die Hem nabij brengen. In deze tekst: iemand die een positieve boodschap heeft, brood, vis, samen eten...
Een verhaal vol symbolen
(H. SERVOTTE, Wegen naar het woord - Interpretaties van evangelieteksten, uitgeverij Averbode, p. 126)
"Dit is een eigenaardig verhaal. Hoe aandachtiger je het leest, hoe vreemder het wordt. Bij het begin vraagt Jezus of ze wat vis hebben, en bij het einde blijkt Hij er zelf al te hebben klaargemaakt; Petrus kleedt zich aan alvorens in het water te springen; ze vissen zoveel dat ze niet bij machte zijn het net op te halen, maar iets later sleept Petrus het - alleen - aan wal; en dan de eigenaardige zin: "wetend dat het de Heer was, durfde niemand Hem vragen: 'wie zijt Gij?'".
Dergelijke oneffenheden in een verhaal zijn signalen; zij wijzen erop dat de tekst niet moet gelezen worden als een feitenrelaas, al een krantenbericht of een reportage, maar veeleer als een verhaal vol symboliek."
Het meer van Tiberias
In het Nieuwe Testament wordt over dit meer met verschillende namen gesproken: Matteüs en Marcus hebben het over het meer van Galilea, waarmee ze verwijzen naar de landstreek waarin het meer ligt. Lucas heeft het over het meer van Gennesaret. Johannes noemt het meer van Galilea ook het meer van Tiberias, genoemd naar de stad die Herodes Antipas op de oever van het meer bouwde ter ere van de Romeinse keizer Tiberius.
Lees meer over het meer van Galilea.
Bijbel en kunst
BUONINSEGNA
Christus bij het meer van Galilea (1308-1311)
Dit werk van Duccio di Buoninsegna was een onderdeel van het Maestà in de kathedraal van Siena.
J. TISSOT
Jezus verschijnt op de oever van het meer van Tiberias
(tussen 1886 en 1894)
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Een net vol vissen
.
De kinderen tekenen vissen, die nadien uitgeknipt worden.
.
Of: de kinderen kleuren vissen die eerder uit tekenpapier geknipt werden.
. Of: knip vooraf twee vissen van dezelfde grootte uit verschillend gekleurd papier. Op een van de twee vissen teken je een drietal grote schubben (drie halve cirkels).
De kinderen prikken op de lijnen van de schubben, en plooien die open. Daarna wordt een gelijkaardig uitgeknipte vis met een andere kleur er achter gekleefd.
Al deze vissen worden nadien in een net vastgemaakt en bij het altaar of in het lokaal geschikt.
Grote kinderen
INFORMEREN
Gesprek: de structuur van de Kerk
Petrus wordt de eerste paus.
Wat is een paus?
Wie wordt paus?
Wat zijn bisschoppen?
Kardinalen enz.
EVEN TESTEN
Invuloefening
Schrijf de volgende zinnen op de juiste plaats:
. Het is de Heer!
. Werp dan het net uit, rechts van de boot.
. Kom eten.
. Dan gaan wij mee.
. Wie ben jij?
. Vrienden, hebben jullie soms iets voor bij het brood?
. Ik ga vissen.
. Haal wat van de vis die jullie gevangen hebben.
Jezus verschijnt aan de leerlingen bij het meer
Petrus zegt: ‘..............................................’
‘........................................., ‘ antwoorden enkele leerlingen van Jezus.
Zij gaan op weg en klimmen in de boot. Maar die nacht vangen ze niets.
Intussen is het morgen geworden. Jezus staat aan de oever.
Maar de leerlingen weten niet dat Hij dat is.
Hij roept: '.....................................................................................'
'Nee,' roepen ze.
'......................................................................................,' zegt Hij,
'dan zul je wel iets vinden.'
Ze werpen het net uit, rechts van de boot,
en vangen ze zoveel vis, dat ze het net niet meer kunnen ophalen.
Daarop zegt Johannes tot Petrus: '............................................'
Wanneer Simon Petrus dat hoort, trekt hij zijn bovenkleed aan
en springt in het meer om naar Hem toe te gaan.
De andere leerlingen komen achter met de boot,
en slepen het net met de vissen achter zich aan.
Wanneer zij op de oever zijn,
zien zij een barbecue met vis erop en brood.
Jezus zegt: '.............................................................................'
Simon Petrus gaat naar de boot en sleept het net aan land.
Het zit vol grote vissen, zeker honderddrieënvijftig.
Toch scheurt het net niet.
Jezus zegt: '........................................'
Hoewel ze weten dat het de Heer is,
durft niemand Hem vragen: ........................................?'
Jezus komt dichterbij, neemt het brood, geeft het hun en ook de vis.
Of maak gebruik van dit werkblad.
VERDIEPEN
Gesprek: 'volgen'
In de tekst roept Jezus Petrus op om Hem te volgen.
Wie christen is, krijgt dezelfde oproep.
Vormelingen zijn zich daar heel bewust van in het licht van dit sacrament.
- Maar wat is dat 'volgen'?
Een meester zei eens tot zijn leerlingen:
'Kom en volg mij.'
Een van zijn leerlingen wilde dat heel goed doen.
Daarom volgde hij zijn meester overal waar hij kwam.
Hij zat naast hem aan tafel om te eten
en liep zoveel mogelijk in zijn voetsporen.
Hij volgde hem zelfs tot in zijn slaapkamer.
En toen zijn meester ging slapen,
ging hij onder het bed van de meester slapen,
om hem zo goed mogelijk volgen.
- Is navolgen, na-apen?
- Wat had die leerling moeten doen om zijn meester te 'volgen'?
BIDDEN / MEDITEREN
Gebed
Jezus,
Soms is met mij zoals met die vissers.
Het gaat niet zoals ik het zou willen.
Het is me allemaal te moeilijk.
Maar dan hoor ik Je zeggen:
-Gooi het net aan de andere kant!
Misschien moet ik alles wel anders aanpakken.
Met Jouw hulp wil ik dat proberen.
(Zonnestraal 25/26-98 p.12)
Overwegingen
Frans Mistiaen s.j.
Zien met het hart
In de eerste Paasdagen had Jezus aan Zijn leerlingen laten voelen
dat Hij onder hen heel levend aanwezig was,
maar wel op een heel andere manier als vroeger.
Hij werd herkend door Maria Magdalena in een tuinman,
door de leerlingen van Emmaüs
in een vreemdeling onderweg en aan hun tafel,
door Thomas in de vergiffenis voor zijn nuchterheid.
Maar daarna scheen Jezus weer weg.
Hij bleek maar op bepaalde momenten heel sterk aanwezig te zijn,
en dan weer niet.
Jezus’ vrienden begonnen weer te twijfelen.
Wij kunnen ons heel goed in hen herkennen.
Ook wij geraken misschien ontmoedigd
over wat er de laatste tijd is gebeurd
in ons land, in onze Kerk of in onze eigen familiekring.
Er zijn al wel enkele tekens van hoop geweest,
maar die blijken allemaal niet veel uit te halen.
Wat moeten wij nu toch gaan doen?
Petrus is realist en zegt: "Ik ga maar opnieuw vissen!
Ik ga gewoon mijn werk weer oppakken.
Ik moet eten hebben om in leven te blijven"
En de anderen zeggen: "Wij ook!"
Zij willen dus hun vroeger leven hernemen
en Jezus misschien dan maar zo vlug mogelijk vergeten.
Maar dat kan niet!
Want de verrezen Heer komt hen ontmoeten
te midden van hun ontgoocheling
na hun nacht zwoegen, zonder dat zij iets konden vangen.
Let wel: de verrezen Heer komt niet als een spectaculaire,
machtige wonderdoener die met een hocus-pocus-mirakel
de moeilijkheden in hun plaats zou kunnen oplossen.
Helemaal niet! Jezus verschijnt veeleer
bescheiden, verborgen, "verhuld",
in een ongekende voorbijganger die op de oever staat,
in iemand die wij toevallig ontmoeten
en die ons vertrouwvol aanspreekt: "Vrienden!".
Jezus is niet Iemand die ons geschenken geeft,
maar, eigenaardig genoeg, Iemand die van ons iets vraagt,
en dan nog juist op het ogenblik
dat wij de indruk hebben niets te kunnen geven.
"Hebben jullie soms wat vis?"
Ons eerste antwoord is dan ook: "Neen! wij zitten zelf in de penarie.
Wat komt Gij ons nu iets vragen?"
Wij hebben het soms wel wat moeilijk
om te herkennen dat Jezus werkelijk aanwezig is,
in de vragen van een bescheiden onbekende,
die ons, te midden van onze ontmoediging, toewenkt of aanspreekt.
Het was Johannes, de leerling van wie Jezus
veel hield en die veel hield van Jezus,
die Hem het eerst herkende.
Wie liefheeft, ziet méér!
Niet iedereen ziet het... dat in onze wereld van vandaag
Jezus levendig aanwezig en werkzaam is.
Niet iedereen ziet het... dat het Jezus is die redding brengt,
wanneer enkele artsen zonder grenzen
te midden van de Rwandese wanhoop
toch de kinderen blijven vaccineren.
Niet iedereen ziet, dat het Jezus is die vergeeft,
wanneer iemand in een familie een stap van verzoening durft zetten
om een verstarde ruzie te doorbreken.
Jezus' levende aanwezigheid herkennen alleen zij,
die kijken met de ogen van hun hart,
die kijken met de ogen van de liefde.
Als wij Hem durven herkennen,
dan worden wij uitgenodigd op een wonderbare maaltijd,
waardoor wij nog meer tot Zijn gemeenschap groeien.
Een maaltijd met enkele diepe symbolen:
een groot visnet, een geroosterde vis en wat brood.
Het is Petrus die het net aan land mag slepen, een net dat niet scheurt,
ondanks de vele, verscheidene vissen.
Het is het symbool van de grote verscheidenheid van mensen en volkeren
die allen tot een geloofsgemeenschap worden geroepen
onder de leiding van Petrus en zijn opvolgers.
De voornaamste taak van de paus is blijkbaar
de eenheid te bewaren en te bevorderen.
Maar wij zien wel dat dit netwerk van onze Kerk,
door alles wat gebeurd is, vroeger en nu, grote scheuren vertoont.
Het ideaal van de Heer, die verlangt dat de eenheid wordt bewaard,
zowel in de grote kerkgemeenschap
als in ons eigen persoonlijk leven, is nog niet gerealiseerd.
Vervolgens mogen wij samenzitten rond een geroosterde vis,
het symbool van de lijdende, gepijnigde, gekruisigde Jezus.
Het lijden blijft heel reëel aanwezig, in ons, in onze wereld.
Maar het is juist de lijdende Gekruisigde
die, verrezen, in ons midden komt.
"Zijn leerlingen wisten dat dit echt de Heer was."
Ook wij durven geloven dat, juist te midden van het lijden,
alleen een nog grotere liefde de uitweg toont, die de dood overwint.
Er is ten slotte ook wat brood
dat tijdens de maaltijd wordt gebroken en rondgedeeld.
Jezus geeft ons vooral Zijn geschonken brood, Zijn belangrijkste teken.
Hier in de Eucharistie leren wij telkens
wat het betekent, onszelf, ondanks onze zelfzucht,
te breken, te delen en te geven, zoals Hij,
opdat anderen zouden kunnen leven.
Dit is onze verrijzeniservaring van vandaag.
Wij kijken naar het gescheurde net van de Kerk van vandaag,
en toch durven wij zeggen dat Jezus' eenheid
sterker is dan onze verdeeldheid.
Wij kijken naar de geroosterde vis en het lijden in onze wereld,
en toch durven wij zeggen
dat Jezus’ paasoverwinning sterker is dan onze pijn.
Wij kijken naar het schamel stukje brood in de Eucharistie,
en toch durven wij zeggen
dat Jezus’ levenskracht sterker is dan onze zelfzucht.
De Heer leeft als wij leren zien naar wat er vandaag gebeurt,
niet alleen met onze nuchtere ogen,
maar vooral met de bezieling van ons gelovig hart.
Dan kunnen wij vandaag Zijn levende liefdeskracht herkennen,
in een onbekende op onze weg,
in het gescheurde net van onze gekwetste en verdeelde Kerk,
in de geroosterde vis van onze lijdende wereld,
in Zijn gebroken Brood
hier te midden van onze aarzelende en zoekende geloofsgemeenschap.
Tot ons klein, maar groeiend geloof hier
zegt de levende Heer nu:
"Kom nu maar met Mij eten!"
Marc Gallant, trappist (Orval)
“Hebt ge mij lief?” (2013)
Dat is de vraag die Jezus vandaag stelt aan ieder van ons.
Tot driemaal toe heeft Jezus die vraag gesteld aan Simon Petrus. Wat heeft die vraag voor hem betekend? Bij het Laatste Avondmaal had Jezus hem gezegd: “Simon, Simon ... Ik heb voor je gebeden dat je geloof niet zou bezwijken; als je eenmaal tot inkeer bent gekomen, sterk dan op jouw beurt jouw broeders”. Maar Simon antwoordde overmoedig: “Heer, al komen allen ten val, ik zeker niet: ik ben bereid met u zelfs de gevangenis en de dood in te gaan” (Lucas 22, 31-33). Sterke woorden. En nog vòòr de haan kraaide, had Petrus Jezus driemaal verloochend.
En nu staan Jezus en Petrus tegenover elkaar, met tussen hun beiden die driedubbele verloochening. Wat doet Jezus? Hij stelt een vraag: ”Simon, hebt gij Mij meer lief dan dezen mij liefhebben?” Die vraag heeft drie uitlopers.
Een eerste. Jezus spreekt Petrus aan met de naam ‘Simon, zoon van Jonas’, en hij trekt zodoende de naam ‘Petrus’ terug die Hij hem gegeven had: bij hun eerste ontmoeting had Hij hem gezegd : “Jij bent Simon, zoon van Johannes. Jij zult Kefas heten, wat betekent Steenrots“ (Johannes 1, 42). Jezus had het later met nog meer kracht herhaald te Caesarea: “Gij zijt Petrus, Steenrots, en op deze steenrots zal ik mijn Kerk bouwen” (Matteüs 16, 17). Is Simon wel een Steenrots? Kan de Kerk gebouwd worden op iemand die Jezus verloochend heeft tot driemaal toe? Jezus noemt hem niet meer met de naam Petrus.
Een tweede trek valt op in Jezus’ vraag. Simon had gezegd: “Zelfs al komen allen ten val, ik zeker niet”. Nu vraagt Jezus hem: “Hebt gij mij meer lief dan al die anderen die ten val gekomen zijn? Zij zijn weggelopen. Jij hebt me verloochend. Hebt jij mij meer lief dan hen?”
Op de derde plaats is het opvallend dat Jezus voor ‘liefhebben’ een werkwoord gebruikt dat Simon zelf niet in de mond durft te nemen. Het Grieks had twee werkwoorden om de manier van liefhebben uit te drukken. De liefde kan egocentrisch zijn. Die liefde noemde men ‘erôs’. Liefde kan ook onbaatzuchtig zijn zoals in de vriendschap : die liefde noemde men “filia”. Jezus gebruikt hier echter een derde werkwoord dat voor het eerst gepromoot werd in het christendom, en wel om de liefde uit te drukken die van God komt: de “agapé”. Sint Paulus spreekt van die liefde die van God komt in zijn eerste brief aan de Korintiërs (1 Korintiërs 15, 1-8), “liefde die nooit vergaat”, zegt hij (15, 8).
Jezus echt beminnen op zijn niveau, is intreden in een andere wereld, in de wereld van God: Jezus beminnen met de liefde die van God komt krijg je als genade. Simon heeft op zichzelf betrouwd en zijn vriendschap voor Jezus niet uit Gods handen ontvangen. Daarom is hij tot val gekomen. In het uur van de beproeving heeft Jezus tot driemaal toe aan zijn leerlingen gevraagd te bidden om Gods kracht ten einde niet in bekoring te komen. In plaats daarvan had Petrus geslapen. Hij is niet met zijn vriend geweest in dit beslissende uur (Marcus 14, 33-42).
Als Jezus hem nu vraagt: “Heb je mij meer lief dan de anderen met de liefde die van God komt?”, dan antwoordt Simon heel voorzichtig met een ander werkwoord, en het is al een bekentenis: ”Ja Heer, Gij weet dat ik U bemin zoals een vriend een vriend bemint”.
Jezus komt terug op zijn vraag, maar nu stelt Hij ze een trapje lager: “Simon, zoon van Johannes, hebt ge mij lief met de liefde van God?”. Jezus vraagt nu al niet meer of de liefde van Simon groter is dan die van de anderen. En nogmaals antwoordt Simon: ”Gij weet dat ik U bemin als een vriend”.
Voor de derde maal stelt Jezus nu zijn vraag, maar Hij verandert nu van werkwoord om het nog een trapje lager te nemen: “Simon, zoon van Johannes, bemin je mij als een vriend?” Petrus begrijpt pas nu waar Jezus naartoe wil. Als je een vriend bemint, dan verloochen je hem toch niet. Het evangelie vervolgt: “Nu werd Petrus bedroefd, omdat Jezus hem voor de derde maal vroeg: ‘Bemin je mij als een vriend?’” en hij antwoordt: “Heer, gij weet alles, gij weet dat ik U bemin als een vriend”, op onbaatzuchtige wijze, maar gij weet het ook, ik deed het zonder te bidden, ik deed het op eigen kracht en ik viel.
Zo zal Jezus weer aan Petrus kunnen zeggen zoals bij hun eerste ontmoeting: “Vergezel mij”. Alles kan weer herbeginnen. Maar reeds voordien was alles vergeven. “Als wij ontrouw zijn, Jezus blijft trouw, want Hij kan zichzelf niet verloochenen”, zoals Paulus het zegt aan Timoteüs (2 Timoteus 2, 13). Tot driemaal toe heeft Jezus herhaald: “Weid mijn lammeren, weid mijn schapen”. Petrus moet niet zijn eigen schapen weiden, maar die van Jezus. Hij moet niet zijn werk doen, maar het werk van Jezus voortzetten, zonder het tot eigen machtsontplooiing te misbruiken. Hij moet niet rekenen op eigen krachten maar op Jezus’ trouw, hem voor altijd gegeven.
Dat is de boodschap die ons vandaag meegegeven wordt. Aan elk van ons vraagt Jezus: ”Bemint ge Mij?”. Misschien zijn wij ook wel eens gevallen. Misschien hebben wij, zoals de eerste paus, ook al eens ons geloof verloochend. Maar Jezus blijft ons trouw met al zijn liefde, en hij vraagt ons: ”Bemint ge mij?” Zoals Petrus mogen ook wij antwoorden: ”Heer, gij weet alles. Ik heb het geprobeerd op eigen krachten, zonder te bidden, en het is mij niet gelukt”.
En ook aan ons zegt Jezus dan: “Weidt mijn lammeren”. Hij vraagt ons zijn werk voort te zetten. Jezus is verrezen: met zijn lichaam is hij de onzichtbaarheid van zijn Vader ingetreden. Daarmee worden wij verantwoordelijk voor zijn werk in de wereld. Hij rekent op ons, welke ook onze zwakheid mag zijn. Op Hem moeten wij vertrouwen en niet op onszelf om zijn werk te doen.
Drie vragen aan Petrus (2016)
De naam van Petrus komt minstens 35 keer voor in het evangelie van Johannes. Dat betekent dat de plaats die Petrus er inneemt, met name in het relaas van Jezus’ laatste dagen, heel belangrijk is. Johannes is de enige die Petrus aanduidt als hij die het zwaard trok en de knecht van de hogepriester gewond heeft tijdens de arrestatie van Jezus (Johannes 18,10). Hij verhaalt ook nauwkeurig de verloochening van Petrus, die Jezus gevolgd was tot in de binnenplaats van het huis van de hogepriester (Johannes 18,15-27).
In de epiloog van zijn evangelie - waar we het "wij" van zijn proloog terugvinden - verhaalt Johannes de verschijning van Jezus in Galilea. Petrus had besloten om er weer te gaan vissen. Wilde hij de pagina draaien van zijn avontuur met Jezus?
Hoe dan ook, zonder Jezus brengt zijn visvangst niets op. Dat herinnert ons de wonderbare visvangst die Lucas vermeldt aan het begin van het openbare leven van Jezus (Lucas 5, 1-11), en die besluit met de roeping van de eerste leerlingen om Jezus te volgen. De visvangst wordt aldus een metafoor van de apostolische taak die Jezus hen zal toevertrouwen (vgl. Marcus 1, 17). De onderliggende symboliek is dezelfde: zonder Jezus leidt het apostolisch werk tot niets. Na de nacht en de vruchteloze visvangst, daagt de morgen met de ontmoeting van de verrezen Jezus die een nieuwe visvangst beveelt, symbool van de universele missie: volgens sint Hieronymus zijn de vissen die het net niet verscheuren, het volledig aantal soort vissen geïnventariseerd door de zoölogen van zijn tijd. (Nota 1).
Het is de leerling die Jezus liefhad, hij die de windsels in het graf "zag en geloofde" (Johannes 20, 8), die ook bij deze visvangst Jezus herkent. Het geloof maakt de liefde ziende. In tegenstelling tot Thomas, die de leerlingen niet heeft geloofd, gelooft Petrus Johannes, en hij reageert impromptu door in het water te springen naar Jezus toe. Toen Petrus vertrouwen verloor en twijfelde, ging onder in de zee (Matteüs 14,28-31). Nu zwemt hij naar Jezus. Petrus voelt zich naakt voor Jezus die hij verloochend heeft, en hij trekt een kleed aan om in water te springen. Hij is steeds vol dynamisme. Als Jezus de discipelen vraagt om vis te brengen, is het weerom Petrus die terug naar de boot gaat, en het net aan wal trekt.
Zoals bij de broodvermenigvuldiging, geeft Jezus zijn leerlingen brood en vis te eten (Nota 2). Die maaltijd was reeds klaar vooraleer zij vis aan wal brachten. Ze weten nu immers allen wie die onbekende man is, in wie Johannes Jezus heeft herkend. Na de maaltijd komt Jezus oog in oog te staan met Petrus, die hem drie keer verloochend heeft. Hij vraagt: "Simon, bemin je me meer dan de anderen hier? (Grieks: agapas me)”. (Nota 3). Wat hier opvalt is dat Jezus hem de naam Petrus ontneemt dat hij hem had gegeven: “Jij bent Simon, de zoon van Johannes. Gij zult Kefas genoemd worden, wat betekent Petrus-steenrots“ (Johannes 1, 42), en die hij met nog meer kracht herhaald had in Caesarea: “Jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn Kerk bouwen” (Matteüs 16,17). Is Simon echt een rots? Kan de Kerk worden gebouwd op iemand die Jezus drie keer verloochend heeft? Jezus noemt hem niet meer “Steenrots” maar “Simon”. Wat er nog opvalt, is dat Jezus hem vraagt of hij meer bemint dan de anderen. Petrus had inderdaad gezegd: "Zelfs als allen zouden komen te vallen, dan zou het zeker niet mijn geval zijn" (Marcus 14, 29). De anderen zijn gevlucht, maar Petrus heeft verloochend ...
Valt op in de derde plaats, dat Petrus antwoordt: "Ja, Heer, U weet dat ik u bemin als een vriend (Grieks : filô se), en dat hij het woord 'agape', niet durft gebruiken dat de kwaliteit aangeeft van Jezus’ liefde.
Jezus stelt nu zijn vraag opnieuw, maar een toontje lager: "Bemin je mij (Grieks: agapas me)”? - Hij laat achterwege: “meer dan de anderen”. Petrus herhaalt: "Je weet dat ik je bemin als een vriend" (Grieks: filô se).
Jezus herhaalt zijn vraag nog een toontje lager: "Simon, bemin je mij als een vriend (Grieks: fileis me)? Men verloochent geen vriend! Het deed Petrus pijn dat Jezus hem voor de derde keer vroeg of hij van Hem hield als van een vriend (Johannes 21,17). Petrus heeft begrepen. Jezus beminnen op Jezus’ niveau, is een andere wereld, de wereld van God: beminnen met de liefde die van God komt, is een genade die we moeten ontvangen. Petrus heeft op zichzelf gerekend zonder zijn liefde van God te ontvangen. Zo is hij ten val gekomen. Op het uur van de beproeving, heeft Jezus zijn leerlingen drie maal gevraagd te bidden om door de kracht van God niet in verzoeking te komen. In plaats daarvan heeft Petrus geslapen. Nu geeft hij Jezus ten antwoord: “Heer, U weet alles, U weet dat ik van U hou als van een vriend”. Daarop zei Jezus: ‘Zorg dan voor mijn schapen” (Johannes 21, 17). Tot drie keer toe stelt Jezus Petrus aan als herder van zijn Kerk, en zoals de eerste maal roept hij Petrus: "Volg mij!" (Johannes 21,19).
Petrus moet niet zijn eigen schapen hoeden, maar die van Jezus. Hij moet niet zijn werk doen, maar de taak van Jezus verder zetten, en in plaats van te vertrouwen op zijn eigen krachten, rekenen op de trouw van Jezus, die hem voor altijd wordt gegeven.
Dit is de boodschap die ons vandaag meegegeven wordt. Jezus, die ons trouw blijft, vraagt ons: "Bemin je me?” Misschien gebeurt het dat we vallen.
Misschien hebben wij, zoals de eerste paus, ook eens ons geloof ontkend. Maar Jezus blijft trouw aan zijn liefde, en hij vraagt ons: "Bemin je me ?" Net als Petrus, kunnen wij dan antwoorden: “Heer, U weet alles. Ik heb het geprobeerd op mijn eigen kracht, zonder te bidden, en ik ben er niet in geslaagd”.
Nota 1
Het net dat niet scheurt, (Grieks : ouk eschisthè), herinnert aan Jezus' naadloze tuniek die soldaten niet scheuren (mè schisômen, Jo 19,24): het net van de Kerk, dat zoals Christus’ kleed niet verscheurd mag worden.
Nota 2
Merken wij de gelijkenissen op met uitdrukkingen van de broodvermenigvuldiging: Johannes 6, 11: "Jezus nam de broden, dankte, en gaf ze (diedôken) aan degenen die daar waren; Hij deed hetzelfde (homoiôs) met de vis (opsarion)". Johannes 21, 13: "Jezus nam het brood en gaf het hun (didôsin) evenzo (homoiôs) met de vis (opsarion)". Het is niet te verwonderen dat in de vroege christelijke iconografie, brood en vis de eucharistische maaltijd symboliseren. De vis, in het Grieks 'ichthus', werd in feite gebruikt als geheime code die in het Grieks ‘Christus’ betekent: I (Iessous / Jesus), Ch (Christos / Christus), Th (Theou / van God), Y ('Yios / de Zoon), S (Soter / Redder)
Nota 3
Het Grieks heeft twee werkwoorden om de manier van beminnen uit te drukken. Liefde kan egocentrisch zijn. Deze liefde heet 'eros'. Liefde kan ook onzelfzuchtig zijn zoals in de vriendschap: deze liefde is 'philia'. Jezus gebruikt hier echter een derde woord dat in voor het eerst in het christendom werd gebruikt, juist om de liefde uit te drukken die van God komt: 'agape'.
Petrus, die verloochend heeft, durft geen gebruik maken van dit woord, en hij houdt het bij de vriendschap.