Ezechiël 34, 1-11

2 Herders

(Morguefile free stock photo license)


…page…

Ezechiël 34, 1-11: De goede Herder

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1384-1385)

De Heer sprak opnieuw tegen mij. Hij zei: ‘Mensenkind, waarschuw de leiders van Israël en zeg tegen hen: ‘Dit zegt God, de Heer: Het zal slecht met jullie aflopen, leiders van Israël! Want jullie zorgen niet goed voor mijn volk.
Jullie lijken op herders die niet goed voor hun schapen zorgen. Zulke herders zorgen alleen maar voor zichzelf. Ze drinken de melk van hun schapen, ze gebruiken de wol om er kleren van te maken, en ze slachten de vette dieren. Maar ze zorgen niet voor de kudde. De zwakke schapen helpen ze niet. De zieke schapen maken ze niet beter. Gewonde schapen verzorgen ze niet. En ze gaan niet op zoek naar verdwaalde of weggelopen schapen. Ze zijn hard voor hun schapen en gebruiken geweld tegen de dieren.
Omdat die herders niet goed op hun kudde letten, verdwalen de schapen. Sommige schapen worden gedood door wilde dieren. Andere zwerven rond door de bergen en over de heuvels. De schapen raken verspreid over de hele aarde. Er is niemand die zich zorgen over ze maakt, en niemand die ze gaat zoeken.

Daarom zeg ik, de Heer, tegen die slechte herders: ‘Mijn schapen zijn door wilde dieren gedood omdat ze geen herder hadden. Want jullie hebben niet op mijn schapen gelet. Jullie hebben alleen maar voor jezelf gezorgd, en niet voor mijn schapen.
Daarom ga ik jullie straffen! Dat is zo zeker als ik leef! Ik ga mijn schapen bij jullie weghalen. Jullie mogen geen herders meer zijn. En jullie kunnen niet langer gebruikmaken van mijn schapen. Want ik ga mijn schapen redden, zodat jullie ze niet meer op kunnen eten.’

Ik, de Heer, zal zelf op mijn schapen gaan letten. Ik zal zelf voor ze zorgen.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

God zei tegen me:
‘Mensenkind,
spreek als een profeet tegen de herders van Israël en zeg:
“Zo spreekt God:
Wee de herders van Israël die zichzelf weiden.
Moeten de herders niet hun schapen weiden?
Jullie eten hun kaas, jullie kleden zich met de wol,
jullie slachten het vetgemeste dier,
maar jullie zorgen er niet voor.
Jullie geven het zwakke dier niets om sterk te worden,
jullie genezen het zieke dier niet,
jullie verzorgen het gewonde dier niet,
jullie brengen het verdwaalde dier niet terug
en jullie zoeken het verloren dier niet.
Jullie behandelen de dieren hard en ruw.
Omdat ze geen herder hebben, raken ze verspreid.
Ze dienen als voedsel voor de wilde dieren of raken verdwaald.
Mijn schapen dwalen rond over alle bergen en hoge heuvels.
Over heel de aarde zijn ze verstrooid,
zonder dat er iemand naar ze vraagt of naar ze zoekt.
Daarom, herders, luister naar wat God zegt:
zowaar Ik leef - woorden van God:
omdat mijn schapen weggeroofd worden,
omdat ze door de wilde dieren verslonden worden
doordat ze geen herder hebben,
omdat mijn herders niet op zoek gaan naar mijn schapen,
maar alleen zichzelf weiden en niet mijn schapen,
daarom, herders, luister naar wat God zegt.
Zo spreekt God: Ik keer Me tegen de herders!
Ik zal mijn schapen van hen opeisen en hen als herder ontslaan.
De herders zullen niet langer zichzelf weiden.
Ik zal mijn schapen uit hun mond redden,
ze zullen niet langer als voedsel voor ze zijn.
Want, zo zegt God,
Ik zal zelf omzien naar mijn schapen en ervoor zorgen.



Stilstaan bij …

Herders
Beeld om te spreken over de leiders van het volk, de koningen van Israël.

Weiden
Met de kudde schapen optrekken naar plaatsen (weiden), waar ze kunnen grazen (gras of ander groen eten).





Bij de tekst

Ezechiël

Lees meer over de profeet Ezechiël, de schrijver van deze tekst.



Spreken met beelden

BeeldWaar het beeld voor staat
HerdersLeiders van het volk
SchapenHet volk
WeidenVoor het volk zorgen
Wilde dierenVreemdelingen
Eten, kleden, slachtenUitbuiten




Relatie met het Nieuwe Testament

Na de aanklacht tegen de slechte herders die de koningen van Israël dikwijls waren, belooft God een goede herder, die zijn kudden zal weiden op wegen van gerechtigheid en liefde en die voor de zwakke schapen een bijzondere aandacht heeft. Christenen zagen in Jezus deze goede herder.
Lees Johannes 10, 11-18.