Loading...
 

Varken

2 Kenneth Schipper Vera 6y7jACxmhP8 Unsplash

Foto van Kenneth Schipper Vera in Unsplash


…page…

Algemeen

Varken

Varkens worden in onze streken massaal gefokt om hun vlees. Bijna alle delen van een varken kunnen mensen eten.
Maar in Palestina aten de Joden die de Tora volgden, geen varkensvlees omdat het niet koosjer (= rein) was.



Taal

Parels voor de varkens gooien
Iemand iets waardevol geven, zonder dat die dat kan appreciëren.



Onrein (niet kosjer)

Voor zowel joden als moslims is een varken een onrein dier dat niet gegeten mag worden.

Toen de Seleucidische koning Antiochos Epiphanes in 168 voor Christus de joodse godsdienst probeerde uit te roeien, liet hij de joodse tempel ontheiligen door er een varken te offeren aan Zeus. Dit vonden de joden zo'n ernstige belediging voor hun geloof, dat er een grote volksopstand uitbrak.

In de jaren tachtig van de twintigste eeuw zocht de antropoloog Marvin Harris naar een ecologische verklaring voor het oudtestamentische gebod om alleen dieren te eten die gespleten hoeven hebben én ook herkauwen.
Hij stelde vast dat herkauwers alleen moeilijk verteerbare grassen en struikgewas eten en dus geen voedselconcurrenten zijn voor de mens, zoals het varken dat is, dat knollen, noten en wortels eet. Herkauwers zetten onbruikbare woestijngewassen om in vlees en melk.
Bovendien waren varkens niet geschikt om in warme en droge woestijngebieden te leven. De grote bevolkingstoename in het Midden-Oosten leidde tot schaarste aan schaduwrijke wouden en waterreserves, die belangrijk zijn voor de varkens (ze hebben geen zweetklieren). Anders dan schapen, geiten en runderen, konden varkens niets anders nuttigs leveren dan vlees.



Beeld

Varkens waren het beeld van vuilheid en ruwheid.





Bijbel

Oude Testament

Onrein (niet koosjer)

Leviticus 11, 7-8
“Het varken, want het heeft wel gespleten hoeven maar het herkauwt niet, het geldt voor u als onrein. Het vlees van deze dieren mogen jullie niet eten en hun kadavers niet aanraken; zij gelden voor jullie als onrein.”

De Bijbel noemt het varken een onrein dier, omdat het zijn eten niet herkauwt. Men mag het daarom niet aanraken en ook niet offeren.



2 Makkabeeën 6, 18-20
“Eleazar, een van de voornaamste Schriftgeleerden, een man op jaren en een indrukwekkende verschijning, werd gedwongen varkensvlees te eten. Maar hij koos een roemvolle dood boven een besmeurd leven: hij ging vrijwillig naar de pijnbank, zo gaf hij een voorbeeld dat men moedig moet navolgen, door spijzen te weigeren, waarvan het genot niet door de liefde voor het leven gewettigd kan worden.”

Vrome joden werden verplicht om varkensvlees te eten.
Lees meer



Beeld

Spreuken 11, 22
“Een mooie vrouw die onverstandig is,
Is als een gouden ring in de snuit van een varken.”





Nieuwe Testament

Onrein (niet koosjer)

Marcus 5, 11-13
“Nu was men daar tegen de berghelling een grote kudde zwijnen aan het hoeden. Zij smeekten Hem: ‘Stuur ons in die zwijnen en laat ons daarin gaan.’ Hij stond het hun toe. De onreine geesten gingen uit de bezetene, voeren in de zwijnen en de troep stortte zich van de steile oever in het meer, ongeveer tweeduizend en ze verdronken.”

Lees meer

In het begin van onze jaartelling woonden nogal wat niet-joden in Palestina en waren er een aantal steden met een overwegend Grieks-Romeinse bevolking. Omdat de niet-joodse bevolking in die steden varkensvlees at, kwam het dat men in de decapolis, het gebied aan de overzijde van de Jordaan en ten zuidoosten van het Meer van Galilea grote kuddes varkens hoedde.




Lucas 15, 15-16 (Parabel van de verloren zoon)
“Nu ging hij in dienst bij een van de inwoners van dat land, die hem het veld in stuurde om varkens te hoeden. En al had hij graag zijn buik willen vullen met de schillen die de varkens aten, niemand gaf ze hem.”

Lees meer

Als een jood een varken aanraakt wordt hij uitgesloten uit het volk van God en ‘zondaar’ genoemd. Dat de jongste zoon varkenshoeder werd, toont hoe diep hij gezonken is: hij is op alle vlakken een zondaar geworden.



Handelingen 10, 10-16
“Toen hij (Petrus) honger kreeg, wilde hij iets eten. Terwijl men het klaarmaakte, overviel hem een geestverrukking. Hij zag de hemel geopend en een voorwerp naar beneden komen in de vorm van een groot laken, dat aan vier punten op aarde neergelaten werd. Daarin bevonden zich allerlei viervoetige en kruipende dieren en allerlei soorten vogels. Een stem sprak tot hem: ‘Komaan Petrus, slacht en eet.’ Maar Petrus zei: ‘Dat in geen geval, Heer, want nog nooit heb ik iets gegeten dat onheilig of onrein was.’ Weer klonk de stem tot hem, voor de tweede maal: ‘Beschouw niet als onheilig wat God rein heeft verklaard.’ Dit gebeurde tot drie keer toe, waarna het voorwerp weer naar de hemel werd opgehaald.”

Lees meer

Dat God zelf in een droom aan Petrus duidelijk maakt dat o.a. varkensvlees mag gegeten worden,



Beeld

Matteüs 7, 6
“Geef het heilige niet aan de honden en werp uw paarlen niet voor de zwijnen, opdat zij ze niet met hun poten vertrappen, zich omkeren en u verscheuren.”




2 Petrus 2, 22
“In hen is het spreekwoord waar: ‘Een hond keert terug naar zijn eigen braaksel en een schoongewassen zeug naar de modderpoel.”





Suggestie

Kleine kinderen

VERTELLEN

De drie biggetjes

(Bewerking C. Leterme - Voor Margot, 2016)

Er was eens een mama varken die drie biggetjes had.
Omdat er niet genoeg eten was voor hen allemaal
stuurde ze haar drie biggetjes weg
om ergens anders hun geluk te zoeken.

Het eerste biggetje ging weg
en kwam een man tegen die een bos stro mee had.
- Meneer, zei het biggetje, mag ik dat stro van je hebben,
dan kan ik er een huis mee bouwen.
De man gaf het stro aan het biggetje en die bouwde er een huis mee.

Niet lang daarna kwam een wolf voorbij. Hij klopte aan de deur:
- Biggetje, biggetje, laat me binnen!
- Nee, daarin heb ik geen zin. Jij komt er niet in.
- Dan blaas ik je huisje uit elkaar.
En de wolf begon zo hard te blazen dat het huis instortte
en hij het biggetje kon opeten.

Het tweede biggetje kwam een man tegen die een bos takken droeg.
- Meneer, zei het biggetje, mag ik die takken hebben,
dan kan ik er voor mezelf een huis mee bouwen.
De man gaf de takken aan het biggetje. Die bouwde er een huis mee.

Toen kwam de wolf voorbij.
- Biggetje, biggetje, laat me binnen!
- Nee, daarin heb ik geen zin. Jij komt er niet in.
- Dan blaas ik je huisje uit elkaar.
En toen begon de wolf zo hard te blazen dat het huis instortte
en hij het biggetje kon opeten.

Het derde biggetje kwam een man tegen met een vracht stenen.
- Alsjeblief, meneer, mag ik die stenen hebben?
Dan kan ik er voor mezelf een huis mee bouwen.
De man gaf de stenen aan het biggetje, dat er een huis mee bouwde.

Toen kwam de wolf.
- Biggetje, biggetje, laat me binnen!
- Nee, daarin heb ik geen zin. Jij komt er niet in.
- Dan blaas ik je huisje uit elkaar.
Toen begon de wolf heel hard te blazen, maar het huis stortte niet in.

Toen de wolf dat zag werd hij verschrikkelijk kwaad.
En hij klom op het dak van het huis
om langs de schoorsteen naar binnen te gaan.

Toen het biggetje dat hoorde,
zette het een grote ketel water op het vuur onder de schoorsteen.

Toen de wolf naar beneden gleed,
haalde hij het deksel van de pot en de wolf viel erin.



Kopieer dit kleurvertelboek. Je kunt dan het verhaal vertellen met behulp van de tekst die bij de illustraties staat. Nadien kleuren de kinderen het ‘boek’.





Grote kinderen

VERTELLEN

De kip en het varken

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 80)

Een kip en een varken
luisterden naar de radio.
In het nieuws sprak de omroeper
over de honger in de wereld.

De kip en het varken vonden
dat zij er iets moesten aan doen.
En de kip zei: 'Lieve varken,
als we die hongerige mensen
nu eens spek en eieren te eten zouden geven,
dan is dat probleem al heel wat minder groot.'
'Goed idee!' zei het varken,
'dat doen we.'

Maar na tien minuten zei het varken:
'Jouw idee, lieve kip, is heel goed,
want zo helpen wij die arme mensen.
Maar hoe meer ik over de gevolgen nadenk,
hoe meer ik er me verveeld bij voel.
Jouw geschenk kom je gemakkelijk te boven.
Maar met mijn bijdrage
zet ik mijn leven op het spel.'





Jongeren

VERTELLEN

De rabbi en de zeepfabrikant

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 157)

Een zeepfabrikant zei eens tegen een rabbi:
‘Wat heb je nu eigenlijk aan godsdienst?
Kijk eens naar alle ellende in de wereld!
En dat terwijl er al duizenden jaren
godsdiensten bestaan!
Als godsdienst waarheid is,
waarom ziet de wereld
er dan niet beter uit?’
De rabbi zei niets.

Hij nam de zeepfabrikant mee naar buiten.
Daar liep een stel jongens,
die van boven tot beneden
onder de modder zaten.
Hij zei: ‘Kijk daar eens naar.
We hebben al generaties lang zeep,
maar die jongens zijn zo vies als varkens.
Wat voor zin heeft het
om zeep te hebben?’
De zeepfabrikant protesteerde:
‘Maar rabbi,
zeep werkt alleen maar
als ze wordt gebruikt.’
‘Precies,’ zei de rabbi,
‘met godsdienst is dat ook zo!’

Naar een joods verhaal