1 Koningen 12, 26-32; 13,33-34: Jerobeam laat stieren vereren
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 519-521)
Jerobeam dacht bij zichzelf: De Israëlieten blijven maar offers brengen in de tempel in Jeruzalem. Als dat zo doorgaat, zal er straks weer een nakomeling van David koning van het hele volk worden. Ze zullen weer kiezen voor koning Rechabeam van Juda, hun vroegere koning. Dan zullen ze mij doden, en teruggaan naar Rechabeam.
Jerobeam vroeg zich af wat hij moest doen. Toen besloot hij om twee gouden beelden te laten maken, twee gouden stieren. Hij zei tegen het volk: ‘Jullie zijn nu vaak genoeg naar Jeruzalem gegaan! Kijk naar deze beelden! Hier is jullie god, die jullie uit Egypte bevrijd heeft.’
Het ene beeld liet hij neerzetten in de stad Betel, het andere in de stad Dan. Een lange stoet Israëlieten bracht dat tweede beeld naar Dan.
Door dat te doen, maakten Jerobeam en het volk een grote fout.
Jerobeam liet ook tempels bouwen op de offerplaatsen. De priesters die hij daar liet werken, waren geen nakomelingen van Levi, maar gewone mannen uit het volk.
Ook besloot Jerobeam dat er voortaan een feest zou zijn op de vijftiende dag van de achtste maand. Dat feest moest lijken op het Loofhuttenfeest in Juda. Jerobeam wilde offers brengen aan de stierenbeelden. Daarom ging hij voortaan op dat feest naar het altaar in Betel. Daar liet hij ook de priesters van de andere tempels werken. (...)
Maar ook na die gebeurtenissen bleef Jerobeam slechte dingen doen. Hij bleef zelf priesters uitkiezen voor de offerplaatsen. Hij maakte iedereen priester die dat wilde.
Ook de nakomelingen van Jerobeam bleven met die slechte dingen doorgaan. Daarom werden ze uiteindelijk allemaal gedood. Er bleef niemand meer over.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Jerobeam dacht hij bij zichzelf:
‘Uiteindelijk zal mijn rijk toch weer bij het huis van David komen.
Als dit volk naar Jeruzalem blijft gaan
om te offeren in de tempel van Jahwe,
zullen ze zich weer gaan hechten aan Rechabeam,
de koning van Juda, hun heer.'
Na rijp beraad liet de koning twee gouden stierenbeelden maken.
Hij zei tegen het volk:
‘Jullie zijn nu al lang genoeg gegaan naar Jeruzalem:
dit, Israëlieten, zijn de goden die jullie uit Egypte hebben geleid.'
Het ene beeld stelde hij op te Betel en het andere plaatste hij in Dan.
Dit bracht de Israëlieten tot zonde.
Het volk begeleidde het beeld naar Dan.
Ook bouwde hij offerhoogten
en stelde hij priesters aan die kwamen uit het gewone volk
en niet behoorden tot de stam Levi .
Verder voerde Jerobeam op de vijftiende dag van de achtste maand
een feest in dat geleek op een feest dat in Juda bestond.
Bij die gelegenheid besteeg hij het altaar
dat hij in Betel liet maken
om te offeren aan de stierenbeelden die hij liet maken.
En in Betel installeerde hij de priesters van de offerhoogten
die hij liet bouwen. (...)
Jerobeam bekeerde zich niet van zijn wangedrag.
Integendeel, hij stelde priesters voor de offerhoogten aan,
die uit het gewone volk kwamen.
Al wie maar wilde, wijdde hij tot priester van een offerhoogte.
Dat was de zonde van het huis van Jerobeam
en de reden waarom zijn rijk vernietigd zou worden
en van de aardbodem geveegd.
Stilstaan bij …
Jerobeam
Eerste koning van het Tienstammenrijk Israël. Onder Salomo had hij een hoge positie als opzichter van de bouwactiviteiten. Toen duidelijk werd dat hij koning zou worden over tien stammen van het rijk van Salomo, probeerde Salomo hem te doden. Daarom vluchtte hij naar Egypte tot Salomo stierf.
Over koning Jerobeam bestaan er buiten de Bijbel geen historische bronnen.
Rechabeam
Opvolger van koning Salomo.
De zware belastingen onder koning Salomo én de belastingverhoging die Rechabeam wilde invoeren werden de directe aanleiding voor de splitsing van rijk Israël in twee delen: het Noordrijk - Israël (tien stammen) en het Zuidrijk - Juda (twee stammen: Juda en Benjamin)
Tijdens zijn vijfde regeringsjaar viel de Egyptische farao Sisak (Sjesjonk I - 946-924 voor Christus) Juda aan en plunderde enkele steden waaronder Jeruzalem.
Juda
Naam voor het Zuidrijk.
Gouden stierenbeelden
In de antieke wereld kende men veel goden die afgebeeld werden als een stier of samen met een stier. Want stieren stonden bekend om hun kracht en werden beschouwd als symbolen van vruchtbaarheid en sterkte. Het stierenbeeld dat de Israëlieten maakten was, zoals nogal wat godenbeelden in de oudheid, van hout bedekt met bladgoud.
Betel
(= huis van God)
Lag aan de zuidgrens van het Noordrijk.
In Betel was een oud, oorspronkelijk Kanaänitisch heiligdom, dat al bezocht werd door de aartsvader Jakob.
Dan
Lag aan de noordgrens van het Noordrijk
Levi
Levi was de derde zoon van Jakob en Lea. Wie tot de stam van Levi hoorde werd ‘leviet’, tempeldienaar.
Levieten hadden geen eigen grondgebied, zoals de andere zonen van Jakob. Ze kregen wel het recht om tienden te krijgen.
Bij de tekst
Baälisme en jahwisme
Jerobeam had als tronen voor Jahwe, beelden opgericht van jonge stieren in de heiligdommen van Betel en Dan.
In zijn tijd bestond dus een soort vermenging van jahwisme (de godsdienst van de Israëlieten) met elementen uit het baälisme (de godsdienst van de Kanaänieten).