Loading...
 

1 januari: Moeder Gods - evangelie

Lucas 2, 16-21: Na de geboorte van Jezus

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1619)

Ze gingen meteen naar Betlehem. Daar vonden ze Maria en Jozef, en in een voerbak lag het kind. Toen de herders het kind zagen, vertelden ze wat de engel over hem gezegd had. Iedereen die het hoorde, was verbaasd over het verhaal van de herders. Maria probeerde te begrijpen wat het betekende. Ze bleef nadenken over wat de herders gezegd hadden.
De herders gingen terug naar hun schapen. Ze eerden God en dankten hem voor alles wat ze gezien en gehoord hadden. Want alles was precies zoals de engel gezegd had.
Een week later werd het kind besneden. Maria en Jozef noemden hem Jezus. Dat was de naam die de engel genoemd had, nog voordat Maria zwanger was.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

De engelen gingen terug naar de hemel.
De herders zeiden tegen elkaar:
'Kom, laten we naar Betlehem gaan
om te zien wat er gebeurd is
en te horen wat God ons wil zeggen.'
Ze gingen er meteen naar toe.
Ze vonden Maria, Jozef en het Kind
dat in een voederbak voor de dieren lag.
Toen ze het Kind zagen,
vertelden ze aan Maria en Jozef
alles wat ze over dit Kind hoorden.
Jozef en Maria waren verbaasd
over wat de herders zeiden.
Maria dacht: ‘Dit moet ik goed onthouden
en erover nadenken.’
De herders keerden terug naar hun velden.
Ze verheerlijkten en loofden God.
Alles wat hoorden en zagen kwam overeen
met wat de engel hun had gezegd.

Na een week werd het Kind besneden,
en kreeg het de naam 'Jezus'.
Dat was de naam die de engel had genoemd
toen die aan zijn moeder kwam zeggen
dat ze een kindje zou krijgen.



Stilstaan bij …

Herders
Herders pasten op geiten of schapen. Ze leidden hun kudde naar bronnen en weilanden. Vaak bleven ze de hele nacht buiten om hun kudde te bewaken. Ze hielden zich warm met een jas van schapenhuid of van een wollen stof, geweven van kameelhaar of van geitenhaar.
Ze behoorden tot de laagste klasse van de maatschappij en hadden omzeggens geen rechten. In de tekst over de geboorte van Jezus vertegenwoordigen ze de marginalen, mensen die overal buiten staan. Net als tollenaars en belastingontvangers werden ze door andere Joden niet gewaardeerd.
Meestal hadden ze een slechte naam. Ze leefden aan de rand van het dorp en werden van heel wat beschuldigd: het beroven van eenzame reizigers en het verkopen van schapen waarvan ze achteraf zegden dat ze door een wolf verslonden waren.

Voederbak
Bak waarin voer / eten voor de dieren ligt.

Besnijdenis
Voor der joden is de besnijdenis het teken van de verbondenheid van God met zijn volk en hun verbondenheid met God, niet zoals een slaaf aan zijn meester toebehoort, maar zoals een kind aan zijn ouders of zoals vrienden aan elkaar.
Pas bij de besnijdenis krijgt een jongetje zijn naam. Daarmee is het vanaf dat moment officieel jood. Met het doopsel van Johannes maakte Jezus duidelijk dat Hij zijn godsdienst heel bewust wou beleven.

Naam
Vroeger was het de gewoonte om kinderen een naam te geven met een betekenis.
Bijvoorbeeld: de naam 'Johannes' wil zeggen: 'God is genadig', de naam Jezus betekent: ‘God is redding’.
In die naam legden de ouders de opdracht die het kind in zijn leven moest realiseren of de betekenis die het kind voor hen had.
Zo ligt in de naam 'Jezus' de opdracht om op te treden als God die redt.

Jezus
(= Jahwe is redding; God zal bevrijden; God redt)
‘Jezus’ is het Latijnse woord voor de veel voorkomende joodse jongensnaam Jehoshua, of Jozua. In de betekenis van deze naam ligt de het eeuwenoude verlangen naar een Messias.

Engel
Komt van een Grieks woord dat 'bode', 'boodschapper' betekent.
Telkens als God iets wil duidelijk maken voor de mensen, treedt er een engel op. Wat een engel zegt, is wat God aan de mensen te zeggen heeft.





Bij de tekst

De wet van Mozes

In dit stukje evangelie merk je de invloed van de wet van Mozes in het dagelijks leven van een joods gezin: acht dagen na zijn geboorte werd Jezus besneden. Deze ritus, die thuis gebeurt of in de synagoge, toont dat joodse jongens behoren tot het uitverkoren volk van God. Op die dag krijgen ze ook hun naam.



'Moeder Gods'

Op 1 januari wordt het feest gevierd van de 'Moeder Gods'. Deze titel werd aan Maria gegeven op het concilie van Efese (431). Men wilde ermee uitdrukken dat haar zoon Jezus als God ervaren werd omdat Hij zo vertrouwd en zo eigen was met God: in wat Hij zei en deed herkende men God zelf. Een nauwe relatie die weergegeven wordt door de relatie zoon/vader.


Vroeger kende 1 januari een andere naam: 'De besnijdenis van Jezus'. Een gebeurtenis die een week na de geboorte van Jezus gevierd werd, net zoals de joden hun jongetjes acht dagen na hun geboorte besneden. Het evangelie van die dag (Lucas 2, 16-21) heeft het daarover.





Bijbel en kunst

Iconen

Vladimirskaja

(= Moeder Gods van Vladimir)

Vladimirskaja

Deze icoon werd geschilderd in een schildersatelier te Constantinopel. Dit gebeurde waarschijnlijk in het begin van de 12e eeuw, in opdracht van Isjaslav van Kiev. Vanuit Constantinopel nam prins Andrej Bogoljoebski deze icoon mee naar zijn residentie in Vladimir, waar ze een tijd lang vereerd werd. Zo komt deze icoon aan de naam 'Vladimirskaja'.

Op deze icoon, net als op alle andere iconen waarop de moeder Gods afgebeeld wordt, staan naast haar een viertal versierde Griekse lettertekens. Het zijn de eerste en de laatste letters van de Griekse woorden 'MètèR THeoU', die 'Moeder Gods' betekenen.
Orthodoxe christenen spreken niet over Maria, maar over de Moeder Gods, de titel die ze kreeg op het concilie van Efese (431).



Typisch voor de Vladimirskaja is:
. haar droevige blik die te maken kan hebben met haar voorvoelen van het lijden van haar zoon.
. de tederheid waarmee het kind Jezus zich tegen de wang van zijn moeder vlijt en zijn armen om haar heen slaat.

Lees meer over iconen.



Kazanskaja

(Moeder Gods van Kazan)

Kazanskaya

In de dertiende eeuw zou de allereerste icoon van de Moeder Gods van Kazan vanuit Constantinopel naar Rusland gebracht zijn.
Nadat de icoon in 1438 was verdwenen, vond het meisje Matrena in 1579 deze icoon terug in de buurt van Kazan (stad aan de Wolga, 600 km ten oosten van Moskou) onder een uitgebrande oude woning. Kort na die vondst zouden zich enkele wonderen hebben voorgedaan, zodat de icoon als voorwerp van verering overgebracht werd naar de kerk van Kazan.
Daarna belandde de icoon in Moskou.
Later, in het begin van de 17e eeuw, nam Tsaar Peter de Grote de icoon mee naar Sint-Petersburg, waar die in 1904 werd gestolen.
In 1976 vond men de icoon in het depot van het British Museum in Londen. Ze werd op een veiling verkocht en belandde via Fatima (Portugal) in het Vaticaan.



Typisch voor de Kazanskaja is dat de Moeder Gods vanaf de schouders wordt afgebeeld en dat haar handen niet te zien zijn.
Naast de Moeder Gods staan de letters: MΡ θY, de eerste en de laatste letters van de woorden: Mètèr Theou, die in het Nederlands ‘Moeder Gods’ betekenen. Deze titel gaf men aan Maria tijdens het concilie van Efese in 431.

Jezus Christus, die als een volwassene in het klein wordt afgebeeld, geeft de indruk recht te staan op de schoot van zijn moeder, terwijl Hij met zijn rechterhand zegent. Naast hem staan de letters IC XC, de eerste en de laatste letters van de woorden ‘Jezus Christus’.
In de nimbus / aureool van Jezus is een kruis te zien. Dat verwijst naar zijn kruisdood en op die manier naar zijn menszijn. In het kruis staan de letters: ‘O ω N’. Ze betekenen: ‘Hij Die Is’ of ‘De Zijnde’, een verwijzing naar zijn goddelijke afkomst.

Lees meer over iconen





Schilderkunst

ARCABAS

Madonna met slapende Jezus 2008

Arcabas

Vaticaan, ‘privé-vertrekken


Merk op dat terwijl Maria haar slapende kind draagt, in de achtergrond reeds de schaduw van het kruis te zien is. Haar blik doet denken aan die van de Vladimirskaja (zie hoger)





Suggesties

Kleine kinderen

EVEN TESTEN

Het kerstverhaal

Materiaal
Speelfiguren: engel, oude en jonge herder met schaap, twee herders, os, ezel, schapen, herdershond, kribbe met Jezus, Jozef, Maria, vuur, kamelen , wijzen.
(o.m. te vinden in: M. TEN CATE, Feest in Betlehem, met uitklapplaat en speelfiguurtjes, ISBN 978-90-6986-322-1)
Groot tekenpapier waarop je een stal tekent, weiden en een sterrenhemel.

(TIP: Teken een stal met wasco op wit papier. Scheur daarna die stal uit, en kleef die op een blauw tekenpapier)


Verloop
In het licht van het kerstfeest dat vorige week gevierd werd, vraag je de kinderen om zelf het verhaal van Kerstmis te vertellen.
Leg de figuren uiteen in het midden van de kring. Het eerste kind dat wil vertellen, neemt een figuur. Het vertelt daarover en plaatst die nadien in/bij de stal. Een ander kind vertelt verder en doet dit met een andere figuur.





BIDDEN

'Wees gegroet'

Wees gegroet Maria, vol van genade.
De Heer is met U.
Gezegend zijt Gij boven alle vrouwen,
en gezegend is de vrucht van Uw lichaam,
Jezus.
Heilige Maria, Moeder Gods,
bid voor ons, arme zondaars,
nu en in het uur van onze dood. Amen.


In dit gebed herken je de woorden van de engel die aan Maria de geboorte aankondigt van Jezus en van haar nicht Elisabet, wanneer ze Maria verwelkomt.
De vroegste sporen van dit gebed zijn te vinden rond de 11e eeuw. Paus Pius V legde in 1568 de huidige formulering van het 'Wees gegroet' vast.

In het 'Wees gegroet' staat de titel die aan Maria gegeven werd op het concilie van Efese (431). Hoewel de evangelisten alleen spreken over de moeder van Jezus, wordt Maria reeds in de derde eeuw 'moeder van God' genoemd, een titel die vooral iets zegt over de nauwe verbondenheid tussen Jezus en God.

Ga in een halve kring rond een Mariabeeld staan, en bid samen met de kinderen het 'Wees gegroet'.





DOEN

Kleuren

Moeder Gods

Vertel eerst het evangelie van 1 januari.
Nadien kleuren de kinderen deze tekening.





EXTRA

Klik hier voor nog meer suggesties.





Grote kinderen

Klik hier voor suggesties.





Overwegingen

Frans Mistiaen s.j.

Maria werd moeder van het kind met de naam Jesjouah ‘God redt ons”

Alle omstaanders geraakten ook opgewonden,
toen de herders zo uitbundig hun verhaal vertelden
over de stille nacht, het stralende licht, de engel en zijn boodschap
dat de Redder geboren was als een Kind in een kribbe.
Maar Maria bleef rustig en zwijgzaam
en bewaarde alles in haar hart.
Zij leerde begrijpen wat die naam betekende
die haar van godswege voor haar kind was gemeld:
Jeshouah: God redt Zijn volk!
Maar hóe wilde God dan wel Zijn volk redden?
Zijn Redder lag daar als een Kind in een schamele kribbe
en Zijn eerste bewonderaars waren enkele arme herders...

Blijkbaar komt onze reddende God
niet spectaculair uit den hoge
om als een heerser met geweld orde op zaken te stellen.
Blijkbaar gebruikt Hij een heel andere manier om te redden,
een heel menselijke manier,
nl. de broze weg van de medewerking van de eenvoudigen.
Maria leerde ontdekken dat God ons allen reddend nabij komt,
niet hoog heilig en almachtig, niet stijf en afstandelijk,
niet eisend, dreigend of straffend,
maar wel warm en teder, menselijk en weerloos,
dankbaar, leven brengend en helend.
Onze God redt op een liefdevolle manier.
Hoe kon God ons toch duidelijk maken
dat Hij ons niet wilde redden met dwang en overmacht,
maar met respect voor onze menselijke vrijheid?
Hij deed het door ons Zijn liefde bescheiden aan te bieden
en door ons op die manier de mogelijkheid te geven
tot een persoonlijk en begeesterd antwoord van wederliefde.

In tegenstelling tot andere filosofische systemen of godsdiensten
verlangt de christelijke God van ons, mensen, inderdaad
geen onderwerping aan de verpletterende zekerheid van een natuurwet,
waarop wij alleen maar verplicht kunnen zeggen dat ze juist is;
of ook geen schrik voor een bovenwereldse overmacht,
waarvoor wij ons alleen maar onderdanig kunnen neerbuigen.
Onze God biedt ons Zijn liefde
waaraan wij ons kunnen geven met heel ons hart en ons leven.
Alleen in het christendom wordt zo sterk benadrukt
dat wij, mensen, uit vrije wil en met persoonlijke bezieling
dankbare wederliefde kunnen tonen
tegenover de zo heel menselijke aanwezigheid van onze God
midden onder ons op onze aarde.
Als God ons dat vooral wilde duidelijk maken,
dan kon Hij toch geen betere weg kiezen
dan door geboren te worden als een Mensenkind.
Een kind heeft immers niet de uiterlijke macht
anderen tot iets te dwingen.
Maar, gewoon door er te zijn in al zijn kwetsbaarheid en weerloosheid,
maakt een kind in het hart van allen die het omringen
wondere krachten los.
Bij de ouders, de grootouders en allen
die met genegenheid rond het wiegje komen staan,
wekt het kind een mateloze toewijding en opoffering, dag en nacht,
een warme zorgzaamheid en gulle edelmoedigheid.
Dat God de weg van de weerloze liefde koos om te redden,
heeft het grote nadeel
dat Hij door sommigen niet aanvaard en verworpen kan worden.
En dat gebeurt inderdaad door velen en op vele plaatsen.
Maar die weg heeft het grote voordeel
dat zij die Hem wel erkennen, het doen uit vrije wil
en aan de lijve ervaren dat hun reddende Liefdegod
niet dwingt, maar hen uitnodigt
zichzelf te geven en weg te schenken,
zichzelf te vergeten en te delen met anderen, gul en overvloedig.
En die gewekte edelmoedigheid brengt mensen tot echt leven.

Maria, had “ja” gezegd, toen ze zwanger was,
“ja, om mee te werken met Gods reddingsdroom”.
Nu haar Kind ter wereld is gekomen en zij moeder is,
begint duidelijk te worden wat haar medewerking betekent.
Zij heeft haar ja-woord nu als Moeder vernieuwd.
En dat vieren wij vandaag:
dat Maria aanvaard heeft de Moeder te worden van “Jeshouah”,
van een Redder, die een “heel eigen manier” kiest om te redden,
niet de weg van de uiterlijk dwingende macht,
wel de weg van de kwetsbare liefde,
die innerlijk wederliefde wekt bij de eenvoudigen en de kleinen.



Marc Gallant, trappist (Orval)

De moeder van Jezus (2014)

“Maria bewaarde al deze woorden in haar hart en overwoog ze bij zichzelf.”

Een week na Kerstmis laat de Kerk ons terugkomen op het mysterie van de menswording van Gods Zoon. Maar vandaag zijn onze ogen gericht op de Moeder van Jezus.

Iemand vroeg mij: “Waar kun je Maria situeren?” Een mooie vraag!
Maria staat volledig langs onze kant, terwijl Jezus langs twee kanten staat. Hij is God, Hij is mens. Hij staat langs de kant van God, en Hij staat langs de kant van de mens. Maria staat alleen langs onze kant.

In feite is Maria in de grond een beetje meer mens dan wij. De mens is een wezen in wording. Wij worden onszelf. Wij groeien naar ons menszijn. Als wij lichamelijk en psychisch volgroeid zijn, dan brengt de geestelijke groei ons steeds verder naar de voltooiing van ons menszijn in spirituele rijpheid en innerlijke vrijheid. Wij zijn steeds op weg naar die vrijheid, naar die zuiverheid van hart, die in ons het beeld is van God.

God heeft gewild dat Maria de mogelijkheid zou hebben een totaal vrij, een totaal persoonlijk antwoord te geven op zijn voorstel de moeder te worden van zijn Zoon. Van meet af aan is Maria meer mens dan wij, in die zin dat zij, uit genade, vanaf het eerste ogenblik van haar bestaan de mogelijkheid kreeg tot totale vrijheid om een “ja” te zeggen dat niet bepaald wordt door egocentrische psychische neigingen, of beperkt door egoïstische spanningen. Een “ja” dat persoonsgericht is. Een “ja” dat voortspruit uit de vrijheid eigen aan de zuiverheid van hart en geest, die in ons de sprankel zijn van Gods leven. De vrijheid van God is immers zijn zuiverheid, zijn niet-naar-zichzelf-gekeerd-zijn, zijn drievuldig naar de Andere toe gekeerd zijn.

Wij, die niet geboren worden met die vrijheid, moeten de lange weg gaan van de ascese, gepaard met de luisterbereidheid, om te komen tot een zekere innerlijke vrijheid. Zolang wij de vrijheid verwarren met de onafhankelijkheid, ontzeggen wij ons die weg van bevrijding, sluiten wij ons op in onze ik-gerichte onafhankelijkheid, en laten wij Gods genade van zuiverheid en vrijheid aan de deur blijven kloppen ...

De zuiverheid van hart, met de vrijheid die eruit voortvloeit, is Maria gegeven, uit genade, vanaf haar eerste ogenblik. Met die innerlijke vrijheid is Maria in innerlijke vrede met zichzelf en kan zij leven gericht naar de andere toe. Terecht noemen wij haar “Koningin van de vrede”.

De innerlijke vrijheid is inderdaad persoonsgericht. Vrij van mezelf ben ik beschikbaar voor de anderen. De innerlijke vrijheid is dan ook geloofsbekwaamheid, vermogen om zich naar God te richten. Maria is gericht naar Gods Woord. Zij luistert naar het Woord. Zij beaamt het Woord. Zij bewaart het Woord in haar hart. Zij overweegt het Woord bij zichzelf. Gans haar zijn is persoonsverhouding met het Woord.
Vooraleer lichamelijk moeder te zijn van Jezus, is Maria geestelijk moeder van het Woord, en laat Maria het Woord in haar geboren worden. Als een vrouw uitroept : “Gelukkig de schoot die U gedragen heeft en de borsten die Gij gezogen hebt”, reageert Jezus daarom onmiddellijk met een krachtig: “Inderdaad, gelukkig zij die het Woord Gods aanhoren en het bewaren !” (Lucas 11, 28). Jezus onderlijnt bij Maria die prioriteit van haar geestelijk moederschap: de prioriteit van haar zuiverheid, van haar persoons-gerichte vrijheid die het Woord toegelaten heeft lichamelijk in haar geboren te worden.

Met het ja-woord van haar geloof heeft Maria de menswording mogelijk gemaakt. Zij gaf een totaal vrije instemming tot de geboorte van Gods Zoon onder ons. Een instemming die onafhankelijk was van alle psychische aangedaanheid. Een instemming die gegeven werd in het geloof. Een jawoord aan God die haar, menselijk gesproken, iets onmogelijks voorstelde. Alleen haar geloof kon op dit voorstel ingaan. Geen enkel biologisch mechanisme, maar alleen haar vrije persoonsgerichte geloof kon een goddelijke persoon in ons mensenbestaan onthalen.

Maria’s zuiverheid en vrijheid is genade. Haar geloof is inspelen op die genade en haar persoonlijke inbreng bij de Menswording Gods.
Mag haar geloof ons dan tot voorbeeld zijn, zodat ook ons geloof God in ons geboren kan laten worden, en ons leven kan openbloeien in vrede en vreugde.



In het hart bewaren (2017)

Deze laatste dagen hebben de media ons een overzicht gegeven, met foto’s en commentaar, van al de heuglijke feiten en gebeurtenissen van het voorbije jaar. In het evangelie hebben wij zojuist gehoord dat Maria “al die woorden bewaarde in haar hart en bij haarzelf overwoog” (v. 19). Die “woorden” hier, in het Grieks “rhèmata”, zijn de woorden die een gebeurtenis verhalen. Het is goed de voorbije gebeurtenissen te overlopen, en ze te overwegen in het licht van het geloof. Dat is het wat Maria ons vandaag leert.

De engelen hadden een grote vreugde aangekondigd voor de mensheid (v. 10). Het enthousiaste verhaal van de herders verwekt alleen maar verwondering (v. 18). En uiteindelijk blijft Maria alleen om het gebeurde in haar hart te bewaren en te overwegen. Voor “overwegen” krijgen hier een Grieks werkwoord dat moeilijk te vertalen is. Het werkwoord “sumballein” dat Lucas gebruikt, is sterker dan “overwegen”, het meer iets als “de synthese maken” en zo “de juiste betekenis treffen”. De nuance is hier van belang. Men overweegt zolang men niet tot een voldoende toedracht van zaken is gekomen. Lucas suggereert dat Maria niet in het ongewisse is gebleven bij al die gebeurtenissen die ze heeft meegemaakt: de boodschap van de engel, de ontmoeting met Elisabet, de omstandigheden bij de geboorte van Jezus. Door ze in haar hart te bewaren en ze te overwegen, heeft ze een verband kunnen leggen en is ze tot de juiste betekenis ervan gekomen. Aldus heeft ze de ware toedracht van Gods wil in haar levensverhaal kunnen begrijpen.

Zo komen we tot een evenwichtige kijk op Maria. Er is een periode geweest waarop Maria in de godvruchtige katholieke boekjes een beetje verafgood werd, en toegerust met alle mogelijke goddelijke gaven van inzicht die haar een beetje boven het geloof uit deed leven. In een volgende periode werd haar dat alles dan weer afgenomen en moest Maria zich tevreden stellen met een steeds in het ongewisse zoekend geloof. Lucas reikt ons een evenwichtig beeld aan van Maria. Ze leeft in het geloof, maar als een verstandige vrouw overweegt ze de gebeurtenissen en komt ze tot een doorzicht in het geloof. Haar verstand staat het geloof niet in de weg, integendeel, haar verstand laat het geloof toe een lijn te zien in hetgeen God voorheeft met de gebeurtenissen in haar leven.

Op de meeste oude schilderijen van de Aankondiging staat Maria afgebeeld aan het lezen of mediteren. Het was een goede stimulans om de vrouwen aan te zetten tot het lezen en tot intellectuele cultuur, maar het is vooral een sprekend symbool van Maria’s overwegingsbereidheid: Maria die tijd neemt om zich los te maken uit de dagdagelijkse beslommeringen. Zo zal zij, uit de moeilijke en verwarrende gebeurtenissen die haar zouden kunnen overvallen, de rode draad vermogen te trekken van Gods bedoeling met haar leven. Het overwegen van de omstandigheden in haar leven laat haar toe er Gods genade in te ontwaren en erop in te spelen door haar handelen te schikken in de richting die God bedoelt.

Maria heeft de omstandigheden van de geboorte van Jezus kunnen zien als de vervulling van de belofte haar gedaan en als de verwezenlijking van het verbond dat God met haar was aangegaan (v. 1, 30-35). Zo kunnen ook wij het stukje leven beschouwen dat ons verleden jaar geschonken werd, en het herlezen als genade van God, als een fragment van het Verbond dat God ons heeft aangeboden en waarvan wij een geschiedenis hebben gemaakt van roeping, van aanvaarding of afwijzing, van herbeginnen of ontmoediging; een verhaal ten slotte van genade, en van vergeving uiteindelijk. Op de lange baan van onze geschiedenis hebben wij God misschien alleen maar herkend op het laatste stukje van de weg, terwijl Hij toch met ons was gedurende het ganse traject.

Het best kunnen wij doen zoals de herders die, zoals wij zojuist hoorden, naar hun schaapjes terugkeerden terwijl “zij God verheerlijkten en loofden om alles wat zij gehoord en gezien hadden” (v. 20).

Inderdaad, de dankbaarheid tegenover God om alles wat gebeurd is, komt nooit te laat, want zij opent voor ons de toekomst in de zekerheid dat God ons nooit in de steek laat.