Loading...
 

10e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 7, 11-17: Jezus en de weduwe van Naïn

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1630)

Daarna ging Jezus naar de stad Naïn. Zijn leerlingen en veel andere mensen gingen met hem mee. Toen ze bij de poort van de stad kwamen, liep er net een grote groep mensen de stad uit. Ze droegen een dode jongen. De moeder van de jongen liep mee. Ze had niemand meer. Haar man was al overleden, en nu was haar enige kind gestorven.
Toen de Heer de moeder zag, kreeg hij medelijden met haar en zei: ‘Huil maar niet.’ Daarna liep hij naar de dode jongen toe. De mensen die de jongen droegen, bleven staan. Jezus raakte het lichaam aan en zei: ‘Jongen, ik wil dat je opstaat.’ De jongen kwam overeind en begon te praten. Toen gaf Jezus hem weer aan zijn moeder.
Alle mensen waren diep onder de indruk. Ze dankten God en zeiden: ‘God heeft aan zijn volk gedacht. Hij heeft een machtige profeet naar ons toe gestuurd.’
Het nieuws over Jezus werd bekend in heel Judea en daarbuiten.



Dichter bij de tijd

(Bewerking:C. Leterme)

Jezus ging naar de stad Naïn.
Zijn leerlingen gingen met Hem mee
en ook heel wat mensen.
Toen Hij de stadspoort naderde,
kwam er juist een begrafenisstoet uit.
De dode was de enige zoon van een weduwe.
Heel veel mensen uit de stad waren bij haar.
Toen Jezus de weduwe zag,
was Hij erg met haar begaan.
‘Ween niet’, zei Hij tegen haar.
Hij liep naar de lijkbaar en raakte die aan.
De dragers bleven stilstaan.
Jezus zei:
‘Jongen, Ik zeg je: sta op!’
De dode ging rechtop zitten
en begon te praten.
Jezus gaf hem aan zijn moeder.
De mensen die er bij waren,
waren allemaal vol ontzag.
Ze prezen God en zeiden:
‘Een groot profeet leeft onder ons’,
en: ‘God heeft zich om zijn volk bekommerd’.

Dit verhaal over Jezus werd verteld
in heel het Joodse land en in de wijde omgeving.



Stilstaan bij ...

Naïn
(= bekoorlijk, aangenaam)
Het stadje Naïn werd 500 jaar voor Christus gebouwd op de noordelijke helling van de berg Moré. Die ligt in een vallei in het zuiden van Galilea, 9 km ten zuidoosten van Nazaret met zicht op de berg Tabor. Men kon het stadje alleen via een poort binnengaan.

Klik hier on een zicht te hebben op de huidige plaats van het stadje. Tegenwoordig is Naïn een klein Arabisch dorp, dat Nein heet.
Kaartje Galilea

Weduwe
Weduwen waren een marginale groep. Ze hadden geen inkomen.
Als een man geen kinderen naliet, ging zijn eigen erfenis volgens de wet naar zijn broers of naar de mannelijke familieleden van vaders kant. Een kinderloze weduwe ging gewoonlijk terug naar haar ouderlijk huis, of werd uitgehuwelijkt aan een zwager. Zo’n verplicht ‘zwagerhuwelijk’ was bedoeld om de naam van haar overleden man in ere te houden, maar niet om in haar financiële behoeften te voorzien. Een weduwe was dus helemaal aangewezen op liefdadigheid.

Als de weduwe kinderen had, moest de oudste zoon voor het inkomen zorgen. Wanneer de weduwe van Naïn haar eniggeboren zoon verloor, was er niet alleen het verdriet om het afscheid, maar ook haar grote materiële zorg. Zo werd de weduwe door de dood van haar zoon, zelf ook als het ware dood verklaard. De gemeenschap liet haar aanvoelen dat zij sociaal gezien niets meer voorstelde. Net als wezen en vreemdelingen was ze rechteloos en aangewezen op de hulp van anderen.

Aanraken
Alleen de meest nabije familie mocht een overledene aanraken. Wie geen familie was en alleen de baar aanraakte, zelfs niet eens de dode, werd zelf door de dood besmet en werd ritueel onrein.





Bij de tekst

Spreken met beelden

WeduweEen weduwe herinnerde Israël aan de periodes in de geschiedenis waarbij God als bruidegom van het volk afwezig leek.
ZoonOmdat elk kind de toekomst symboliseert, is een weduwe zonder zoon, als een volk zonder toekomst.




Wortels in het Oude Testament

1 Koningen 17, 17-24
Een tijd later werd de zoon van de vrouw des huizes ziek, en zijn ziekte werd steeds erger, totdat al het leven uit hem geweken was. Toen zei de vrouw tegen Elia: ‘Man van God, hebt u bij mij uw intrek genomen om mijn zonden openbaar te maken door mijn zoon te laten sterven?’ Hij antwoordde: ‘Geef uw zoon aan mij.’ Hij nam het kind uit haar armen, bracht het naar de bovenkamer waar hij logeerde en legde het kind op zijn bed. Daarop riep hij God aan en zei: ‘Mijn God, brengt u zelfs ongeluk over de weduwe bij wie ik te gast ben, door haar zoon te laten sterven?’ Toen ging hij driemaal languit op het kind liggen. Daarbij riep hij God aan en zei: ‘Mijn God, laat toch de levensgeest in dit kind terugkeren.’ En God luisterde naar Elia: de levensgeest keerde terug in het kind en het leefde weer. Toen nam Elia het kind op, ging naar beneden, ging het huis binnen en gaf het kind aan de moeder. Elia zei: ‘Kijk, uw zoon leeft.’ Daarop zei de vrouw tegen Elia: ‘Nu weet ik zeker dat u een man van God bent en dat God werkelijk door uw mond spreekt.’



2 Koningen 4, 18-37
Toen de jongen groter was geworden, ging hij op een dag naar zijn vader die bij de maaiers was. Opeens riep hij naar zijn vader: ‘Mijn hoofd! Mijn hoofd!’ De vader zei tegen een knecht: ‘Pak hem op en breng hem naar zijn moeder.’ Dat deed de knecht. Tot de middag zat zin moeder met hem op haar schoot; toen stierf hij. Zij droeg hem naar boven en legde hem op het bed van de man van God. Ze riep haar man en zei: ‘Wees zo goed om me een van de knechten met een ezelin te sturen; ik wil dadelijk naar de man van God.’ Hij vroeg: ‘Waarom wil je vandaag naar hem toe?’ Maar zij antwoordde: ‘Tot straks.’ Zij zadelde de ezelin en zei tegen haar knecht: ‘Spoor de ezelin aan en rijd aan een stuk door, tot ik iets zeg.’
Zo kwam zij bij de man van God op de berg Karmel. Toen de man van God haar in de verte zag aankomen, zei hij tegen zijn knecht Gechazi: ‘Kijk, daar komt de Sunammitische. Ga haar vlug tegemoet en vraag haar hoe het met haar gaat.’ Zij antwoordde: ‘Het gaat goed.’ Maar toen zij bij de man van God op de berg gekomen was, greep ze zijn voeten vast. Gechazi kwam naderbij om haar weg te duwen, maar de man van God zei: ‘Laat haar begaan want een groot verdriet heeft haar getroffen en God heeft het mij niet laten weten.’ Toen zei ze: ‘Mijn heer, heb ik u soms om een zoon gevraagd?’ Toen zei Elisa tegen Gechazi: ‘Doe je gordel om, neem mijn stok in je hand en ga er snel naartoe. Leg dan mijn stok op de jongen.’ Toen stond hij op en volgde haar. Gechazi was voor hen uitgelopen en had de stok op de jongen gelegd maar die had geen teken van leven gegeven. Op de terugweg kwam hij Elisa tegen en zei: ‘De jongen is niet wakker geworden.’ Elisa trad het huis binnen en vond de jongen dood op zijn bed. Hij bad tot God. Toen ging hij op het kind liggen, met de mond op zijn mond, de ogen op zijn ogen en de handen op zijn handen, en bleef zo over hem heen gebogen tot het lichaam van het kind warm werd. Toen kwam hij overeind, liep een paar keer in de kamer op en neer en boog zich weer over het kind. Toen niesde de jongen zeven keer en deed zijn ogen open. Daarop riep Elisa Gechazi en zei: ‘Roep de Sunammitische.’ Hij riep haar, en toen zij bij hem kwam zei hij tegen haar: ‘U kunt uw zoon weer meenemen.’ Ze liep op hem af en boog zich op de aarde neer. Daarna nam zij haar zoon op en verliet de kamer.


Wanneer je deze teksten leest samen met de tekst over de weduwe van Naïn, valt op dat Jezus als wonderdoener weinig spectaculair bezig was.



Merk op

Niet de jongen, maar zijn moeder is de centrale figuur in de tekst. Zij is het beeld van de alleenstaande eenzame vrouw. Zij heeft nood aan meevoelen en medeleven, niet de dode jongen. De uitzichtloosheid van haar bestaan wordt omgebogen zodat ze terug een nieuw leven een toekomst krijgt.
Voor Lucas is dit een duidelijk teken dat de tijd van de Messias aangebroken is.



'Heer'

Lucas gebruikte in dit verhaal voor het eerst het woord 'Heer' om Jezus te benoemen. Normaal is 'Heer' in het Oude Testament een naam / titel die men gebruikt voor God. Door Jezus 'Heer' te noemen, maakte Lucas duidelijk dat Jezus helemaal bij God hoort en net als God nieuw leven kan geven.





Bijbel en kunst

L. GRANACH

Opwekking van de zoon van weduwe uit Naïn (rond 1569)

Granach

Dit altaarstuk is te zien in de stadtkirche van Wittenberg. Het is een werk van de Duitse kunstschilder Lucas Granach de Jongere (1515 - 1586)





P. BOUILLON

Jezus wekt de zoon van de weduwe van Naïn

Bouillon

Olie op canvas (123cm op 163cm)
Musée de Tessé, Le Mans


Pierre Bouillon (1776 - 1831) was een Frans neo-klassiek kunstschilder en etser.
Bovenstaand werk maakte hij in opdracht van de Franse koning Lodewijk XVIII in 1817.

Merk op dat de kleur van de kleding van Jezus dezelfde is als die op iconen: het rode onderkleed verwijst naar de goddelijkheid van Jezus, het blauw van zijn bovenkleed verwijst naar zijn menswording.
(De kleuren van de kledij van de Moeder Gods, Maria, zijn op iconen net het omgekeerde: zij draagt een blauw onderkleed, dat verwijst naar haar menselijkheid en een brede sjaal waarvan de rode kleur verwijst naar de Heilige Geest die haar ‘overschaduwde’)





J. TISSOT

Opwekking van de zoon van de weduwe van Naïn

Nain Tissot

James J. Tissot was een Frans schilder en illustrator die leefde van 1836 tot 1902.





V. A.W. KOTARBINSKY

Opwekking van de zoon van de weduwe van Naïn (1879)

5 Kotarbiński

Olieverf op doek, nationaal museum Warschau, Polen
Bron: Wikimedia


Werk van de Poolse kunstschilder Vasily Alexandrovich Wilhelm Kotarbinsky (1849-1921).
Merk op dat het werk als het ware in twee delen uiteenvalt:

Links Rechts
het deel dat ‘dood’ oproept Het deel dat ‘leven’ oproept
verdorde distels distels die normaal bloeien
een dor landschap groen landschap


Het lichaam van de jonge man ligt over de twee delen heen: omdat hij dood is, hoort hij in het linkse deel. Maar Jezus doet hem opstaan, waardoor hij ook in het rechtse deel hoort.





Suggesties

Vooraf

Het is helemaal niet vanzelfsprekend om over de zoon van de weduwe van Naïn te vertellen aan jonge kinderen. De betekenis van deze tekst (Jezus brengt leven waar dood is) ontgaat kinderen, zodat ze riskeren dit verhaal heel letterlijk te verstaan.

Daarom het voorstel om op deze zondag met de kinderen stil te staan bij het omgaan met verdriet bij overlijden. Hopelijk wordt dit niet gekleurd door een concreet overlijden, zodat het mogelijk wordt om dit onderwerp rustig uit te diepen. Zo creëert men een referentiekader, waarop men kan terugvallen als kinderen met verdriet bij een overlijden geconfronteerd worden.
Lees meer




Grote kinderen

INLEVEN

'Verdrietig zijn'

Vooraf
Stel een 'rouwkoffer' samen.
Steek in een doos allerlei voorwerpen die mensen kunnen gebruiken bij het verwerken van verdriet bij een overlijden.
B.v.: papieren zakdoekjes; kaars; foto; zwarte stof; kruisje; muziek; paternoster ...


Verloop
Doe de doos open en plaats alle voorwerpen één voor één op een tafel. Vertel erbij dat dit voorwerpen zijn die iets zeggen over hoe mensen met verdriet bezig zijn. Laat de kinderen eventueel aanvullen vanuit hun eigen ervaring.

Vertel: Iemand verneemt dat zijn opa gestorven is. (eventueel: situatie aanpassen)

De kinderen zoeken op de tafel een voorwerp waarvan zij denken dat het hen zou helpen hun verdriet te verwerken.
In een kringgesprek vertellen zij daarover.

Ga verder in op:
- Hoe tonen mensen dat ze verdrietig zijn?
- Wat doen ze dan?
- Wat kunnen wij doen als we weten dat iemand erg verdrietig is?

Meer info: kringgesprek

Extra info
HOE TONEN KINDEREN HUN VERDRIET?
De manier waarop kinderen hun verdriet verwerken, is individueel verschillend. Vaak vinden zij andere dingen belangrijk en leggen ze andere accenten dan volwassenen. Bij een volwassene beginnen de eerste rouwreacties onmiddellijk na het sterven van de geliefde. Bij kinderen komen ze soms enkele weken of maanden na de dood. Soms duurt het een hele tijd eer een kind zich veilig genoeg voelt om zijn verdriet te uiten.

Er kunnen lichamelijke klachten ontstaan (hoofdpijn, slaapstoornissen, minder eten...)

Sommigen zetten een stap terug in hun ontwikkeling (regressie): ze verliezen de controle over bepaalde lichaamsfuncties.
Bedplassen - terwijl ze eigenlijk al zindelijk zijn
Babytaal spreken - terwijl hun taalontwikkeling al verder gevorderd is
Duimzuigen
Misschien willen ze onbewust teruggaan naar de tijd waarin de gestorvene er nog was. Maar het kan er ook op wijzen dat ze niet groot willen worden, want 'groot zijn' betekent: dood gaan.

Sommige kinderen laten het afweten op school of beginnen zich anders te gedragen.
Ze kunnen zich nog moeilijk concentreren en behalen slechte resultaten. Ze gedragen zich agressief en gevoelloos, of willen in een hoekje kruipen of tonen een grotere afhankelijkheid (klampgedrag, huilen, onzekerheid). Anderen proberen het verlies een poosje van zich af te houden door overdreven luidruchtig of vrolijk te zijn.

Heel vaak zijn deze houdingen een reactie op het onvermogen om over de dood te spreken of hun gevoelens daarover te uiten, waardoor ze dit verlies niet kunnen verwerken.




Simulatiespel: omgaan met iemand die verdrietig is

Vertel
Iemand verneemt dat zijn opa gestorven is. (eventueel: situatie aanpassen)
Hij ... neemt een houding aan waaruit verdriet blijkt en die de kinderen eerder in een gesprek zelf hebben aangebracht.

Hou een kringgesprek over de vraag: wat doe jij als iemand verdrietig is?
Daarna 'spelen' enkele kinderen die reactie.
Meer info: simulatiespel

Eventueel: controleer in welke mate kinderen bepaalde houdingen onthouden hebben in een rollenspel.
Meer info: rollenspel

Extra info
HOE VERWERKEN KINDEREN HUN VERDRIET?
Het is belangrijk om een kind n.a.v. een overlijden veiligheid en geborgenheid te bieden zodat het zijn gevoelens kan uiten. Wie een rouwproces niet doorloopt, kan de overledene niet loslaten en draagt zijn verder leven dit verdriet mee.
Er bestaat echter geen recept dat zegt hoe dit kan gebeuren. Men kan enkel luisteren naar hoe het kind zich voelt en het de kans geven zich te uiten.

SPREKEN
Als kinderen al eens over verdriet en dood hebben kunnen praten, zonder een directe persoonlijke confrontatie, die hen uit evenwicht brengt, is de klap bij het overlijden van iemand die hen dierbaar is, wellicht niet kleiner, maar is de kans dat het kind beter weet om te gaan met zijn gevoelens reëel. Het krijgt hierdoor de kans een taal te ontwikkelen om te praten over ziek-zijn en sterven, het weet tegelijk bij wie het met gevoelens van verdriet terecht kan.

Vraag het kind wat het zelf denkt over dood-zijn. Deze gedachten bevatten meestal elementen die bruikbaar zijn om over de dood te praten als over een element van het leven.
Door samen over de overledene te praten steunt men elkaar bij het verwerken van het verdriet. Geef kinderen de kans om zowel positieve als negatieve herinneringen aan de overledene te verwoorden: 'Weet je nog toen hij leefde...?' Dat is beter dan te proberen de herinneringen uit het hoofd van de kinderen te praten.


VERHALEN BELUISTEREN
Zoek verhalen die mogelijkheid tot identificatie in zich dragen zodat kinderen...
... ontdekken dat zij niet alleen zijn met hun verdriet
... meer inzicht krijgen in hun situatie: verdriet, boosheid en eenzaamheid horen bij rouw
.... nieuwe wegen ontdekken om hun verdriet te uiten of te verwerken.
Je kunt ook expliciet uitnodigen tot deze identificatie: 'Stel nu eens dat jij Sven was...' of 'Zou jij ook boos zijn op de ouders van Sven als jij Sven was?
Wat het kind hierop zegt, heeft een grote informatieve waarde: je hoort niet alleen wat het kind over de figuren uit het verhaal vindt, maar ook wat zijn gevoelens daarover zijn.


SPELEN
Wat voor volwassenen werken is, is voor kinderen spelen.
Spelen is DE meest natuurlijke manier waarop kinderen zich uiten. Het spel van kinderen is als het discussiëren, bespreken en uiten van gevoelens bij volwassenen. Kinderen die niet in staat zijn hun verdriet in woorden uit te drukken kunnen hun vrees en verdriet uiten in spelletjes met poppen en dieren. Ook schilderen, tekenen, boetseren... zijn bevrijdende uitingsvormen.
Bijvoorbeeld:
Geef kinderen de opdracht om tien mooie herinneringen aan de overledene uit te zoeken in tijdschriften. Die worden uitgeknipt of uitgescheurd en met eventuele tekeningen samengevoegd tot een boekje. Afhankelijk van de leeftijd, kunnen er zinnen bij geschreven worden.


RITUEEL HANDELEN
Rituelen zijn voor het kind een wezenlijk onderdeel in zijn leven. Ze bieden het de mogelijkheid om zijn emoties te leiden en geven het een houvast, vooral vanwege het gevoel van veiligheid dat ervan uitgaat.
B. v. het ritueel bij het begraven van een dier
(inpakken, put graven, lied zingen, put dichtgooien, bloemen neerleggen...)

Jammer genoeg zijn heel wat traditionele gebruiken verschraald, zodat nogal wat mensen geen mogelijkheden meer hebben om hun verdriet samen te dragen. Kinderen lopen er dan soms ook maar verweesd bij of ze worden geweerd bij begrafenisrituelen.


HANDELEN ROND HERINNERINGEN
Samen spullen van de overledene opruimen. Samen met het kind een aandenken uitzoeken.
Samen een foto-album of plakboek samenstellen.






VERDIEPEN

Gangmakers voor een gesprek

(Bronnen o.m.: Zonnestraal 19 oktober 2001; Zonnestraal 2004 nr 8; Zonnestraal 2004 nr 27)

De volgende vragen kunnen inspireren als vragen voor een kringgesprek. In dat geval maak je geen gebruik van de antwoorden die erbij staan.

Wat maakt je erg verdrietig?
O De radio zegt dat er elk jaar duizenden AIDS-doden vallen.
O De papa van een jongen uit jouw school is omgekomen in een auto-ongeval.
O In de brievenbus ligt een doodsbrief.
O De oude mevrouw die je elke dag zo vriendelijk groette, is gestorven.
O In de Verenigde Staten heeft een jongen van veertien twee klasgenoten neergeschoten.
O Je hond is gisteren gestorven.
O .........................................................


Waar voel je het als je verdriet hebt omdat je iemand mist?
O in je buik?
O in je keel?
O in je hoofd?
O in je benen?


Hoe laat zien dat je verdrietig bent?
O je huilt
O je bent boos
O je zit te dagdromen
O je hebt nergens zin in
O je giechelt zenuwachtig
O je wilt niet meer eten
O je blijft druk bezig om er maar niet aan te hoeven denken
O .........................................................


Bij wie vind je troost als je verdrietig bent?
O papa / mama
O opa / oma
O vriend / vriendin
O juf / meester
O jeugdleider / jeugdleidster
O oom / tante
O .........................................................
Wat zegt of doet die persoon dan?


Wat kun je doen als je iemand mist?
O een brief schrijven
O telefoneren
O er met iemand over praten
O iets anders gaan doen om er niet meer aan te denken
O foto's bekijken
O leuke herinneringen ophalen
O naar een graf of een gedenksteen gaan
O een gedicht of een verhaal schrijven
O iets knutselen als herinnering
O een tekening, een schilderwerk, een beeldje van klei of een ander kunstwerkje maken
O .........................................................


Wat helpt je als je verdrietig bent?
O sporten
O eens goed uithuilen
O je verhaal vertellen aan een vriend
O een grote zak chips eten
O een knuffeldier
O in je dagboek schrijven
O een knuffel van iemand die je aardig vindt
O aan iets anders denken


Hoe kun je iemand troosten die iemand anders mist?
O samen praten
O hem of haar een knuffel geven
O samen foto's bekijken
O samen iets leuks doen
O samen herinneringen ophalen
O .........................................................


Naar een begrafenis gaan is belangrijk, want
O zo kun je voor het laatst 'tot ziens' zeggen tegen de dode
O het is een troost voor de andere mensen die van de dode hielden
O zo besef je beter dat je de dode nooit meer zult zien.
O je kunt er je gevoelens uitdrukken: huilen, boos zijn...
O .........................................................





OVERWEGEN

Een wonderverhaal

En wat doe je met zo’n wonderverhaal? Je zou het kunnen vergelijken met een cadeau dat prachtig verpakt is. ‘Wauw’-reactie. Het ziet er bijna te mooi uit om het pakje ook echt open te doen, maar dat is uiteraard wel de bedoeling, het gaat niet om de verpakking, maar wel om wat er in het pakje zit. Zo is het ook met een wonderverhaal, we moeten niet blijven staan bij het wauw-effect van het wonder, we moeten op zoek gaan naar de inhoud, naar de boodschap. Jezus zegt ook aan ons: ‘Sta op en begin aan een nieuw leven, word een nieuwe, betere mens.’
We kunnen ook nog een stapje verder gaan: als we het voorbeeld van Jezus willen volgen, zullen ook wij op onze beurt moeten proberen om leven te geven, om anderen te troosten, nieuwe kansen te geven, hoop te brengen, met andere woorden om echt medemens te zijn voor de anderen.
(Naar een tekst van August de Laat)





Jongeren

SPREKEN MET BEELDEN

Licht in duisternis

Lees de tekst voor over de jongeling van Naïn.

Bespreek
Van Jezus wordt gezegd dat Hij het licht in de wereld is.
Hoe maakt Lucas dit duidelijk in deze tekst?
Hoe kunnen wij - net als Jezus - licht brengen waar het duister is?

Giet elk van de volgende 'duistere' situaties in een verhaal. Vertel het.
Laat de jongeren uitbeelden / zeggen hoe mensen in zo'n situatie licht kunnen zijn?
. iemand is zwaar ziek
. iemand komt alleen te staan
. iemand heeft een zware tegenslag te verwerken
. iemand wordt gediscrimineerd
. iemand wordt gepest

Bespreek nadien de haalbaarheid van de voorstellen.
(Het is belangrijk dat jongeren realistische voorstellen doen!)





Overwegingen

Tineke Renkema-Boersma

Hoe Jezus zich verzet tegen een leven dat doodloopt

(Ignis webmagazine, 18 september 2017)

Jezus trekt met zijn leerlingen rond in Galilea. Ik zie dat heel veel enthousiaste mensen met Hem meelopen. Het is een hele mensenstoet, vol van verwachting, vol van leven. Vol van ‘zie ik ga iets nieuws beginnen, het is al begonnen, zie je het niet?’. Ze zijn onderweg naar de stad Naïn.
Daar, dicht bij de stadspoort, zie ik een andere stoet. Ze bewegen zich in tegenovergestelde richting. Als ik goed kijk, zie ik dat het een rouwstoet is. Veel huilende mensen rond een baar waarop een dode jongen ligt, de enige zoon van een weduwe.
Twee groepen mensen, niet alleen zich in tegengestelde richting bewegend in en uit de stad, maar ook met volkomen tegengestelde gemoedsbewegingen. De ene stoet vol van leven, de ander bezet door de dood.

Waar is mijn plaats?
Ik stel mezelf de vraag: tot welke stoet behoor ik? Ik wil me daarbij niet laten leiden waar ik  graag bij zou horen, maar hoe het werkelijk is. Want ja, ik weet het inmiddels wel, juist op de plaats waar ik echt ben, kan ik worden geraakt. Maar eerst wil ik het verhaal binnengaan.
Als eerste zie ik de weduwe uit het verhaal voor me. Ik realiseer mij hoe haar hele toekomst op het spel staat. Ze heeft eerst haar man en nu ook haar zoon aan het leven verloren. Alles is haar ontvallen. Alles wat haar leven nog zin en betekenis gaf, wat nog enig perspectief bood.

Sterven aan deze dood
Ik kan me heel goed voorstellen dat, in haar beleving, haar leven voorbij is. Dat haar leven sterft aan deze dood. Ik stel me voor hoe zij gebogen loopt, haar ogen naar de grond gericht. Ze heeft geen oog voor iets of iemand. Ze lijkt in haar wanhoop volkomen opgesloten met al die mensen om haar heen, die met haar meehuilen. Het is een weg ten dode.
En dan ontmoet deze rouwstoet in de stadspoort die andere stoet met Jezus. Als ik naar Jezus kijk, zie ik dat zijn ogen haar zien en dat Hij diep bewogen wordt door deze weduwe. Ik weet dat het gebruikelijk is een stuk mee te lopen wanneer je een rouwstoet tegenkomt. Maar dat doet Jezus niet. Hij blijft staan. En ik hoor Hem tegen haar zeggen: ‘Ween niet’.
Hij zal toch niet bedoelen dat zij geen verdriet zou mogen hebben en dat niet zou mogen uiten? En toch, Hij zegt het.
Wat zou dat betekenen? Ik heb niet onmiddellijk een antwoord. Dan zie ik dat Hij niet alleen zegt ‘ween niet’, maar ook de baar aanraakt. Dat kan toch niet, dat maakt Hem toch onrein? En toch, Hij doet het.

Alles in Hem verzet zich tegen de dood
Op dat moment staan de dragers van de baar stil. Ik besef opeens: in plaats van meelopen met die stoet, stelt Jezus zich er als het ware tegenover. Hij gaat niet mee in deze beweging ten dode. Alles in Hem verzet zich tegen een leven dat doodloopt, tegen doodgaan aan de dood. Ik stel me voor (het is maar een gedachte) dat op dat moment de vrouw zich uit haar gebogenheid opricht en hem aankijkt. Oog in oog staat zij nu met Hem, met alles wat leeft in haar hart en zo de afgeslotenheid voorbij. En dan klinkt dat woord ‘opstaan’ uit de mond van Jezus; opstaan tegen de dood en het dodende. Het leven springt op, keert terug en wordt teruggegeven.
Oog in oog staan, dat blijf ik voor me zien. Laat ik mij roepen door die A(a)nder uit mijn afgeslotenheid, uit mijn gebogenheid, als het nacht is om mij heen, in mij? Geef ik me over aan die beweging ten leven?
Ik weet mij door hem uitgenodigd om het spoor van zijn bewogenheid te volgen, er niet aan voorbij te gaan, maar in opstand te komen, overal waar ik leven zie dat doodloopt.
Mensenkind: sta op!





Frans Mistiaen s.j.

Een God die omziet naar zijn volk

Bij het verhaal van de opwekking van de jongen uit Naïn
is onze wetenschappelijk ingestelde geest geneigd
de aandacht te concentreren op de jongen,
zodat wij ons spontaan afvragen:
“Wat is er met hem eigenlijk gebeurd? Kan dat wel?”
Maar dit is nu juist een verkeerde vraag bij een evangelietekst.
Die heeft immers nooit de bedoeling
ons een objectieve reportage te bieden
over wat er precies gebeurd is in Naïn.
Het evangelie is geen geschiedenisboek.
Het evangelie is een geloofsboek.
Het is opgesteld als een bundel verhalen over en rond Jezus
om de lezer of de toehoorder te “leren geloven”,
te leren zien wie Jezus eigenlijk was en is.
Daarom proberen wij het best
onze aandacht niet te concentreren op het spectaculaire wonder,
maar te luisteren naar wat Lucas ons hier over Jezus wil getuigen.
Het evangelie wil onze aandacht richten op de persoon van Jezus,
en er ons toe te brengen om Hem te erkennen
als de unieke Gezondene van God.
In het verhaal van vandaag doet Lucas doet dat door de ontmoeting
van Jezus met een weduwe, die ook nog haar zoon verloor,
op een heel speciale manier te vertellen.
Om dat te verstaan is vandaag wat Bijbelkennis nodig.

De joodse lezers en toehoorders kenden namelijk allen
het verhaal van Sarefat en de profeet Elia,
de laatste grote profeet, die haar zoon tot leven bracht. (1e lezing).
Lucas heeft nu de ontmoeting te Naïn op zo’n manier verteld
- bepaalde uitdrukkingen worden letterlijk herhaald -
dat iedereen onmiddellijk de vergelijking maakt met de profeet Elia.
Daardoor verkondigt Lucas eigenlijk dat Jezus de nieuwe Elia is!
En iedere jood wist
uit het laatste vers van het laatste boek van het Oude testament
dat de “heilstijd van God”, de periode van de redding, zou beginnen
met de terugkeer van de profeet Elia.
Lucas getuigt dus: “Mensen, in Jezus is Elia teruggekeerd!
Met Jezus is de heilstijd van God aangebroken!”
Lucas wil dus duidelijk verkondigen
dat wij in Jezus zien hoe God zelf reddend aanwezig komt
onder ons, nu in onze dagen!
Daarbij ontwikkelt Lucas in heel zijn evangelie
constant een voorkeursthema: nl.
dat God reddend aanwezig komt onder “alle” mensen,
dat wil dus zeggen, “ook onder de kleineren, de zwakkeren”.
(zo vinden we o.a. bij Lucas het verhaal dat de geboorte van Jezus
eerst aan eenvoudige herders werd verkondigd.)
Zo wordt in het verhaal van vandaag grote nadruk gelegd
op het medelijden van Jezus
en dus op het erbarmen van God voor de weduwe.
En weduwen waren in de joodse maatschappij van die tijd
een totaal rechteloos.
Zij werden als marginalen beschouwd
en behoorden tot de kleinsten en de armsten van het volk.
Daarbij komt nog dat de vroege dood van een kind
door de strenge richting binnen de joodse godsdienst
nog werd opgevat als een straf van God tegenover de ouders.
Een weduwe, die daarbij nog haar enig kind verloor,
was een totaal verworpene in de joodse gemeenschap van toen.
Maar zie nu hoe Jezus handelt.
Zie dus hoe onze christelijke God is!
Hij voelt medelijden.
Hij troost haar en geeft haar haar zoon terug.
Hij spreekt het opwekkend woord: “Sta op!”
Hij is de levenbrengende Heer.

De boodschap van Lucas is dus
dat Jezus ons een heel nieuwe God toont,
een God die ontroerd is door het leed van de mens.
Een God die zich om de kleinen ontfermt.
Een God die naar Zijn volk omziet.
Een God die het leven wil, niet de dood.

Lucas wilde ons niet op de eerste plaats zeggen
dat Jezus een verbluffende dodenopwekker was,
wat wij misschien denken bij dit verhaal,
maar wel dat Jezus
- zoals reeds voorzegd door het Oude Testament -
het begin is van de reddende aanwezigheid
van onze God voor “alle” mensen,
ook voor diegenen die de maatschappij dreigt uit te sluiten:
de zwakkeren, de rechtelozen.
En dat Hij de kracht heeft ook die mensen echt leven te bieden!





Marc Gallant, trappist (Orval)

God is met mensen begaan (2013)

Bij de ingang van Naïn kruist de menigte die Jezus, 'de leidsman ten leven' (Handelingen 3,15), omringt, een lijkstoet. Men draagt ten grave de enige zoon van een weduwe. Zoals haar man is haar zoon te vroeg gestorven. Men beschouwde een vroege dood als een straf van God. Maar hoe kan die te vroeg overleden zoon dan God ontmoeten op zijn tocht naar het kerkhof?
De Joden verwachtten een Messiaans tijdperk waarin de lijdende en zondige menselijke natuur geheeld zou worden. Daarbij steunden ze op Jesaja (61, 1 et 35, 5-6): de Messias zou het menselijk lijden en tekortkomen genezen. Het verhaal van Lucas speelt in op deze verwachting.

Die rouwende weduwe stond nu alleen in het leven. De zoon moest instaan voor de leeftocht van zijn moeder. Hij was haar juridische beschermer, haar enige hulp en troost. De omvang van haar ellende drukt zich uit in het medelijden van de grote menigte die haar omringt. Dat kon haar troosten, maar niemand die haar echt kon helpen.

'Toen de Heer haar zag, werd Hij door medelijden bewogen en Hij zei tegen haar: Huil maar niet'. Lucas geeft hier aan Jezus de titel van ‘Heer’, de titel voor de Verrezen Jezus, de titel voor de overwinnaar op de dood (vgl. Handelingen 2,vb36). Maar Hij zegt ook dat Jezus door medelijden bewogen was. Het is de enige keer dat Lucas zo aan Jezus dat gevoelen van medelijden toeschrijft. Het werkwoord dat hij gebruikt (splanchnizesthaï), is zeer zeldzaam in de Griekse Bijbel, maar het beantwoordt goed aan het Hebreeuwse ‘raham’: het gaat om een sterke emotie die ‘de ingewanden’ - wij zeggen het hart - aangrijpt. Het leed van de arme moeder was wel in staat om bij Jezus die emotie op te roepen. Lucas vermijdt gewoonlijk de gevoelens van Jezus weer te geven. Hier nodigt hij ons uit achter de menselijke kant van Jezus’ gevoeligheid, de tederheid van God te ontwaren: God, getroffen door de ontreddering van de mens. Het Oude Testament had die tederheid van God reeds met ontroerende woorden vermeld (vgl. Jeremia 31, 20; Psalm 103, 13; Jesaja 49, 14-16; 54,6-8).

Jezus verkondigt dat God met ons meelijdt. Hij richt zich in het bijzonder aan de gegadigden van het Rijk Gods, de armen, de zieken, de zondaars. Hier wordt een vrouw begunstigd, zoals verder nog een vrouw vergeving krijgt en als voorbeeld gesteld wordt van de liefde (7, 36-50; vgl. 8, 2). Lucas stelt veel belang in Gods barmhartigheid voor de vrouw. Hij is getroffen door Jezus’ goedheid voor allen die in die tijd miskend werden, de zondaars, de vrouwen, de vreemdelingen. Hij onderlijnt dat de vrouw, toentertijd uitgesloten uit het gebed in de synagoge en niet meegeteld als lid van de gemeenschap, evenzeer als de mannen geroepen wordt tot het Rijk Gods. De Blijde Boodschap van Jezus voor de armen is haar bestemd, zoals aan al de miskenden van deze wereld.
Deze stellingname van Jezus zal de vrouwen niet onberoerd laten. Sommigen volgen Hem bij zijn zending tot aan Jeruzalem, de Handelingen noteren haar aandeel bij het onthaal van het evangelie, en in zijn brief aan de Romeinen begroet Paulus er een tiental die zich onderscheiden in de dienst van de gemeenten, te beginnen met de diacones (diakonos) Febe, president van de gemeenschap (prostatis pollôn) van Kenchreeën (Romeinen 16, 1-2).

Waar toont God het meest dat Hij met ons begaan is? De mens ervaart het sterkst zijn onzekerheid als de dood hem voor ogen staat. Onze mooiste dromen ten spijt zullen wij sterven. Is God dan zo sadistisch dat hij ons eerst zou doen proeven van het bestaan om ons vervolgens te laten vallen in het niets? Jezus komt ons melden dat God ons echt bemint, dat zijn plan erin bestaat, ons over te hevelen van ons klein-egocentrisch aardse bestaan naar zijn eigen bestaan, zijn eigen geluk, zijn liefde, maar dat dan mits onze eigen vrije instemming. Dat is juist de verrijzenis: de overstap van ons aardse leven naar het leven van de verrezen Jezus. Van deze komende 'verrijzenis' geeft Jezus een teken door een zoon tot het aardse leven terug te brengen en hem aan de genegenheid van zijn moeder terug te schenken.
Lucas wendt hier immers twee Griekse werkwoorden aan die voor de verrijzenis gebruikt worden: Jezus zegt 'kom overeind' (egerthèti), 'en de dode richtte zich op' (anakathisen). Lucas werpt duidelijk het licht van Pasen op het verhaal van Naïn, zoals hij dat overigens doet op gans zijn evangelie. Jezus handelt er als de Verrezene, als de meester van het leven, die ons uitnodigt in te stappen in zijn verrijzenis.



Een groot profeet (2016)

Wanneer Jezus, vergezeld van een grote menigte, Naïn binnengaat, komt er juist een andere menigte naar buiten die een weduwe vergezelt om haar zoon buiten de stad te gaan begraven. Jezus ontmoet de dood. Lucas benoemt Jezus hier als 'de Heer' (v.13). Dit is de titel van de verrezen Heer, overwinnaar van de dood (Handelingen 2, 36). In zijn verhaal verwijst Lucas volop naar een dergelijk mirakel in het Oude Testament, de verrijzenis van de zoon van de weduwe van Sarepta, bewerkstelligd door Elia (1 Koningen 17, 17 v.). Zoals in het verhaal van Elia, vermeldt Lucas de stadspoort, een weduwe die haar enige zoon verliest, een dode die de spraak terugkrijgt, en hij neemt de uitdrukking over: 'Hij gaf hem aan zijn moeder terug'. Dat zijn aantekeningen genoeg om erop te wijzen dat Jezus een macht heeft zoals die van Elia, de grote profeet die moest terugkomen op het einde der tijden (vgl. Maleachi 3,22-24). Zodoende werpt het Oude Testament een licht op Jezus met wat het zegt over Elias. Lucas vermijdt ten andere zorgvuldig Johannes de Doper te identificeren met Elia. Daarin wijkt hij af van Marcus (9, 11-13) en Matteüs (17, 10-13). Voor Lucas is Jezus de Elia van het einde der tijden.

Bij deze lijkstoet is Jezus door medelijden bewogen. Niet voor de overleden zoon, maar voor zijn moeder (v.13) die voortaan geen man meer heeft die brood in huis brengt. Gewoonlijk vermijdt Lucas Jezus’ gevoelens aan te halen. Het is dan ook de eerste maal dat hij Jezus een gevoel van medelijden toekent. Het werkwoord dat hij gebruikt, ‘splanchnizesthai’, ‘door medelijden bewogen’, drukt een zeer sterk gevoelen uit, een emotie die de buik aangrijpt. Dat medelijden van Jezus, teken van Gods barmhartigheid, richt zich speciaal tot de bevoorrechten van het Koninkrijk, de armen, de zieken, de zondaars. Hier is het een vrouw die een weldaad ontvangt. Wat verder in het evangelie is het nogmaals een vrouw aan wie vergiffenis geschonken wordt, en die als voorbeeld van liefde gesteld wordt (Lucas 7, 36-50; vgl. 8, 2). Lucas haalt graag vrouwen aan als voorwerp van Gods barmhartigheid. Hij is getroffen door de goedheid van Jezus voor allen die misprezen worden: de zondaars, de vrouwen, de vreemdelingen. Hij onderlijnt graag dat de vrouw, die in Israël geen lid was van de gemeenschap, evenzeer geroepen wordt tot het Koninkrijk. Zoals aan alle nederigen van deze wereld is haar de vreugdeboodschap bestemd van het heil dat Christus brengt aan de armen. Paulus drukt dat gevat uit: 'In Christus is er … geen man noch vrouw meer' (Galaten 3, 28).

Een andere kentrek waardoor het Lucasverhaal verschilt van zijn oudtestamentische model is niet minder betekenisvol. Waar Elia zich driemaal over het kind moet uitstrekken (1 Koningen 17, 21), en waar zijn opvolger Elisa tot zeven maal toe de kunstmatige ademhaling moet aanwenden (2 Koningen 4, 34-35), heeft Jezus maar één woord nodig. Zijn gebaar om de lijkbaar aan te raken, dient alleen maar om de lijkstoet tot stilstand te brengen. Met gezag beveelt hij de jongeling om op te staan. Hij zegt hem: 'Sta op', 'egertèti' (v. 14), van het werkwoord 'egeirein', een uitdrukking die in de paasprediking gebruikt worden om te getuigen van de Verrijzenis van Jezus: Jezus handelt als de Heer die macht heeft over leven en dood. Zijn woord herstelt de relatie van de jonge man met zijn omgeving die door de dood verbroken was: de dode begint te spreken. Om er nogmaals aan te herinneren dat Jezus handelt uit medelijden voor de moeder, noteert Lucas dat de zoon aan zijn moeder teruggegeven wordt.

Zoals dikwijls in de wonderverhalen, worden op het einde de reacties van de aanwezigen vermeldt. Allen, de menigte en de leerlingen, (v. 11-12), zien in Jezus een groot profeet die is opgestaan (zelfde werkwoord als in vers 14!). Deze erkenning is het bewijs dat allen in dit wonder zien dat God Israël komt bevrijden. Zacharias had reeds die welwillende tussenkomst van God bezongen (Lucas 1, 68.78). Het nieuws doet dan ook de ronde in het land van Israël en in de omliggende streek.

De 'Heer', de grote profeet die de dood overwint te Naïn, is Hij die zijn eigen dood zal overwinnen, en in Judea door zijn ware leerlingen erkend zal worden als 'de Heer'. Zo hadden de twee pelgrims van Emmaüs, Kleopas en zijn gezel, Jezus erkend als 'een profeet, machtig in woord en daad' (Lucas 24, 19). De Onbekende die hen vergezelt op de weg, begint met hen de Schriften uit te leggen, om aan te tonen 'dat de Christus dit moest lijden om zijn heerlijkheid binnen te gaan' (Lucas 24, 26). Dat onderricht maakt het hart van de leerlingen brandend, zij herkennen de Heer bij het breken van het brood en hij verdwijnt uit hun ogen. Ze komen dan haastig terug om aan de Elf te verkondigen dat de Heer verrezen is (Lucas 24, 34).
De geschiedenis gaat verder: als wij de eucharistie bijwonen, dan vervoegen wij de dankzegging, en van de mensen van Naïn, en van de christenen die zich sinds het begin hebben verenigend voor het breken van het brood. Zoals de Heer het ons heeft gevraagd, doen we dit ter herinnering van zijn leven en zijn dood: is hij dan midden onder ons als overwinnaar van de dood.