Loading...
 

11e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 4, 26-34: Over zaadjes

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1585)

Jezus zei tegen de mensen: ‘Gods nieuwe wereld lijkt op een man die zaad gestrooid heeft op het land. Die man gaat slapen en staat weer op. Elke dag opnieuw. Intussen groeit het zaad in de grond, en het wordt koren. Hoe dat gebeurt, weet die man niet. Het is de aarde zelf die het laat groeien. Van de eerste groene puntjes tot het koren vol graankorrels. Zodra het koren rijp is, snijdt de man het af. Want dan is de tijd van de oogst gekomen.’
Jezus zei verder: ‘Willen jullie weten waar Gods nieuwe wereld op lijkt? Ik zal nog een voorbeeld geven. Gods nieuwe wereld lijkt op een mosterdzaadje. Dat is het kleinste zaadje dat er is. Maar als je het zaait in de grond, dan groeit er uit dat kleine zaadje een boom. Die boom wordt het grootst van alle planten en krijgt dikke takken. In de schaduw van die boom kunnen vogels hun nest bouwen.’
Jezus gebruikte ook nog andere voorbeelden om uitleg te geven over Gods nieuwe wereld. Alleen zo kon iedereen het goede nieuws begrijpen. Als Jezus tegen de mensen sprak, gebruikte hij steeds voorbeelden. Maar aan zijn leerlingen legde hij alles uit.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Jezus vertelde:
‘Het rijk van God kun je vergelijken
met een man die zaaide op zijn land.
Hij sliep en stond op, nacht na nacht en dag na dag.
Intussen kiemde het zaad en schoot op,
zonder dat de boer wist hoe dat gebeurde.
Want de aarde brengt uit eigen kracht vruchten voort:
eerst de groene halm, dan de aar,
dan het volgroeide graan in de aar.
Zodra de vrucht het toeliet, sloeg hij er de sikkel in,
want het was tijd voor de oogst.”

Jezus vertelde verder:
‘Waarmee kan Ik het rijk van God vergelijken?
Of waarmee kan Ik dat duidelijk maken?
Je kunt het vergelijken
met een mosterdzaadje dat gezaaid wordt.
Een mosterdzaadje is het kleinste van alle zaadjes.
Maar als het gezaaid is, schiet het op
en wordt het groter dan alle andere struiken.
En het krijgt zo'n grote takken,
dat de vogels van de hemel
in zijn schaduw hun nesten kunnen bouwen.’

In veel zo’n verhalen verkondigde Jezus zijn leer
op een manier die ze konden verstaan.
Anders dan in gelijkenissen sprak Hij niet tot hen.
Zodra Hij met zijn leerlingen alleen was,
gaf Hij van alles uitleg.




Stilstaan bij ...

Rijk van God
Dit rijk heeft te maken met een levensstijl waarbij men ruimte geeft aan het woord van God. Dit rijk heeft niets te maken met het materiële noch met succes, of met werelds machtsvertoon. Op dit punt botste Jezus op onbegrip en verzet bij zijn leerlingen en bij de mensen. Want die dachten dat de Romeinse bezetter verdreven zou worden bij de komst van het Rijk van God.

Vergelijken
Jezus gebruikte beelden, vergelijkingen en verhalen zodat mensen Hem konden begrijpen. Want spreken over het rijk van God gaat moeilijk in gewone taal.
Deze manier van spreken heeft voordelen: beelden roepen meer op dan een zakelijke omschrijving. Bovendien schudden ze wakker, intrigeren ze, omdat men zich afvraagt: wat heeft Jezus daar nu mee bedoeld?

Sikkel
Een sikkel is een rond gebogen mes, dat aan de binnenkant scherp geslepen is en een houten handvat heeft. Vroeger gebruikte men een sikkel om graan te oogsten.

Mosterdzaadje
Een heel klein zaadje, nog geen speldenkop groot, dat kan uitgroeien tot een struik van 1,5 tot 4 meter hoog. Daarin vinden vogels een geschikte plaats om hun nest te bouwen. De mosterdboom groeit in het wild op de vlakke velden van Galilea.
(Niet te verwarren met de mosterdplant die de mosterdzaadjes levert voor het maken van mosterd.)

Allerkleinste
Als God uit zo’n klein zaadje een grote boom kan laten groeien, kan Hij ook uit een armtierig begin zijn rijk vestigen.
Met dit beeld wilde Jezus zijn volgelingen moed en kracht geven om mee te werken aan de realisatie van het rijk van God.

Nestelen / nestelen
Met dit beeld maakte Jezus duidelijk dat het rijk van God een thuis / nest zal zijn voor alle volkeren van de wereld.





Bij de tekst

Marcus 4

In het begin van zijn vierde hoofdstuk (parabel van de zaaier) legt Marcus de nadruk op de manier waarop men naar het woord van God moet luisteren. Een luisteren dat zoekt naar inzicht en gericht is op engagement (bekering en vrucht dragen).
Naar het einde van dit hoofdstuk (gelijkenis van het vanzelfgroeiende zaad en het mosterdzaad) kondigt hij aan wat het vooruitzicht is: het rijk van God dat uiteindelijk zal doorbreken.



Spreken met beelden

Vanuit een reflectie over een gewone handeling ...
. Zaaien kun je zien als puur verlies: men kon het graan beter malen om er brood van te bakken. Maar uit ervaring weten mensen dat het te riskeren is om zaad aan de grond toe te vertrouwen: enkele maanden later kan geoogst worden en is er nieuw graan.
. Het waken of slapen van de boer heeft geen invloed op het groeien van het graan.
. Een pover, weinig belovend begin, lijkt uiteindelijk zeer vruchtbaar.


... naar een kijk op het rijk van God
. Zonder direct resultaat te zien mag men vertrouwen en hopen op de vruchtbaarheid van het gebeuren (in dit geval: het rijk van God).
. Ondanks de schijn dat God niets doet, blijkt Hij voortdurend werkzaam.
. De verwezenlijking van het rijk van God is uiteindelijk niet te danken aan de inspanning van mensen, maar aan het werk van God.

Mensen kunnen alleen de grond voorbereiden en zaaien. Al het andere ontsnapt aan hun greep en is uiteindelijk een wonder.
Zo wordt het rijk van God uiteindelijk iets wat God zelf vestigt.





Suggesties

HET VANZELFGROEIENDE ZAAD

Kleine kinderen

ONDERZOEKEN

Zaadjes worden plantjes

Laat wat bakjes (botervlootjes of ...) met ontkiemende zaadjes in verschillende fasen zien.
(Of sta stil bij zaadjes die een tijd geleden in een pot werden gestopt.

Bespreek:
- Wie heeft er al eens een of meerdere zaadjes in een potje of buiten in de grond gestopt?
- Duurde het lang voordat je een plantje te voorschijn zag komen?
- Wat deed je zodat het plantje zou groeien?
- Wat moest je nog meer doen behalve water geven?
(Behalve af en toe wat water gieten, moet men eigenlijk alleen gewoon wachten tot het plantje uit het zaadje komt.)

Geef de kinderen wat zaadjes om zelf te zaaien.
Laat ze nadien vertellen over wat ze waargenomen hebben.





DOEN

Zaaien

Materiaal
Tuinkers, watten, water, bordjes


Verloop
Tuinkers is heel fijn om te zaaien: je hebt er onmiddellijk mee.
Hou een aardappel in de lengte. Snij er onderaan een stukje van, zodat die recht blijft staan. Hol de aardappel bovenaan wat uit en leg daar vochtige watten in.
Daarop zaaien de kinderen zaadjes.


TIPS
. Verwerk nadien de tuinkers in plattekaas /kwark die je op een stukje brood smeert.

. Als kinderen een gezichtje tekenen op de aardappel, lijkt de tuinkers het haar van een figuurtje.

. De kinderen zaaien de beginletter van hun naam op vochtige watten.





VERTELLEN

Jaantje Graantje

(naar een verhaal van Kate RIESSE)

In de schuur van boer Gust ligt een hoge berg graan.
En wie ligt daar zo prachtig geel te glanzen?
Dat is Jaantje Graantje, een tarwekorreltje.
Het ligt daar tussen zijn vriendjes graantjes en vertelt:
- Heel lang geleden zaaide boer Gust mijn mama in de aarde.
Eerst sliep ze. Maar op een dag kreeg ze erg warm en dacht:
wat voel ik nu? Ik barst open...
Toen zag ze een mooie groene stengel uit haar groeien.
Die dag kwamen Sarie en haar vader voorbij.
Sarie zei: 'Hé vader, het graan kiemt!
Toen zag mijn moeder de zon en de blauwe lucht en nog veel meer...
en ze heeft er mij van alles over verteld.
- En dan, Jaantje, wat gebeurde er dan? roepen de andere graantjes.
- Dan? zegt Jaantje,
wel ze groeide en groeide en zag van alles om zich heen.
Soms was de hemel grijs en begon het te regenen.
Soms waaide het zo hevig dat de stengels bijna tot op de grond bogen
en soms was de wind lief, alsof hij de stengels aaide.
- Wat heeft ze je nog verteld, Jaantje?
- Ze heeft onweer gezien en donder en bliksem.
Eens stormde het zo hard dat ze dacht dat haar stengel gebroken was.
Op een dag kwam Sarie met haar vader weer voorbij.
Ze zag mijn moeder en zei: ,'Hé vader, ze krijgt al een korenaar!'
- Wat is dat? vragen de tarwekorrels.
- Wel, zegt Jaantje, dat groeit boven op de top van een stengel.
Er staan links en rechts stijve haren
en er zitten wel zestig nieuwe graankorrels in.
- Nieuw graankorr...?
- Spiksplinternieuwe graankorrels, zegt Jaantje,
en ik was er ook een van. Toen was ik nog helemaal groen.
- Groen? vragen de andere graantjes.
- Groen! zegt Jaantje. Daarna, toen de zon veel scheen, werd ik geel!
- Geel?!? Was je dan ziek? vragen de graantjes.
- Nee! Ik was rijp, zegt Jaantje.
- Rijp? Wat is dat nu weer? vragen de graantjes.
- Dat wil zeggen dat je voldoende gegroeid bent
en dat men je mag plukken, zegt Jaantje.
Toen kwam Sarie weer voorbij en zei: 'Kijk eens papa, de tarwe is rijp.'
En haar papa zei: 'Nog deze week zal boer Gust de tarwe binnenhalen.'
De rest, dat kennen jullie!
- Hé ja, roepen de graantjes, de maaidorser plukte ons.
En onze stengels werden in pakken gebonden.
- Onze stengels werden stro, zegt Jaantje. Stro is eten voor de dieren.
- En wij dan? Waarom liggen wij nu in een schuur? vragen de graantjes.
- Van ons zal men bloem maken
om brood te bakken en taarten en koeken, zegt Jaantje.
- Ik wil een boterkoek worden, roept er een.
Ik een wafel! Ik een pannenkoek!
Ik een lekker bruin brood! Ik een taart! Ik ...
de graantjes gillen door elkaar. Ze willen allemaal iets worden.
Alleen Jaantje zwijgt.
- En jij Jaantje, wat wil jij worden? vragen de graantjes nieuwsgierig.
- Ik wil worden zoals mijn moeder. Ik wil gezaaid worden.
Dan kiem ik, dan groei ik en dan komt Sarie weer voorbij
en dan ziet ze hoe ik rijp ben geworden
en hoe er nieuwe graankorrels bovenop mijn stengel groeien.
Nu willen alle graantjes ineens ook gezaaid worden,
maar dat kan nu eenmaal niet.
Sommige graantjes dienen om te zaaien,
en andere dienen om meel van te maken.





MEDITEREN

Wonder

(Katia Van Cleynenbreugel)

Mijn juf gaf ons een boon en zei:
- Dit schatje houdt van grond,
geef hem maar een plek,
wat licht, een eigen stek.

Ik groef een heel klein putje.
De zomer kwam en ging
en plots stond daar een struik
met nieuwe boontjes in.

Ik had hem niet zien groeien.
Ik had het niet gedaan,
maar sneller dan het licht
was het vanzelf gegaan.





Grote kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Inleiding op een gelijkenis


Weer is Jezus aan het praten.
Maar er komen zoveel mensen bij
dat er niet genoeg plaats meer is.
Daarom stapt Hij in een boot,
zodat iedereen Hem kan horen.
En Hij begint verhalen te vertellen.
Grote verhalen, maar ook kleine,
die soms nog geen minuut duurden.
Je kunt ze gemakkelijk onthouden.
Ze gaan meestal over gewone dingen:
over zaad of over een lamp,
of over gewone mensen:
een vrouw die een brood bakt
of een visser die zijn net ophaalt.
Met al die verhalen wil Jezus iets zeggen.
Daarom moet je zoeken naar de betekenis ervan.
Jezus zegt dan:
'Wie oren heeft om te horen, moet horen.'
Zoiets als: 'Als je goed luistert,
dan weet je wel waarover het gaat.'
Luister eens naar het volgend verhaal van Jezus ...





DOEN

Knutselen: een zadenmozaïek

(Naar: E. GEETS in Simon, uitgeverij Averbode, 2007 nr 8, p. 12)

Materiaal
. Papier, potlood
. Een stevig stuk karton van 15 cm op 21 cm
. Allerlei soorten zaad
. Witte knutsellijm, een lijmkwast


Verloop
Schets enkele bloemen of bomen op het blad papier.
Teken de tekening die jij het mooist vindt over op het karton.
Breng lijm aan op bv. het hartje van de bloem.
Duw de zaden vast in de lijm.
Gebruik andere zaden voor de bloemblaadjes.
Werk de bloem zo deel per deel af.
Vul de achtergrond met een zaadsoort die je nog niet gebruikt hebt.





Jongeren

MEDITEREN

Wat kan daar nu uit voortkomen?

(Geïnspireerd door: T. FRANSEN, Ontmoetingen met jezelf, De Nederlandse Boekhandel, Antwerpen/Amsterdam 1976)

Materiaal
Iedere jongere heeft een zaadje meegebracht / of: zorg er zelf voor dat iedereen een zaadje heeft (verschillende soorten zaadjes als het kan)


Verloop
Iedereen gaat ontspannen neerzitten. Bezorg iedereen een zaadje.
Lees na een stiltepauze de volgende tekst voor:

Leg het zaadje zo voor je neer,
dat je straks alleen maar je hand moet uitsteken
om het te nemen.
Ga heel ontspannen zitten.
Adem langzaam diep in en uit.
Laat je armen en benen zwaar worden.
Laat alle spanning uit je wegvloeien.
Doe je ogen dicht.
Alles om je heen ademt en leeft.
Alles is in beweging:
de zon de planeten, de rivier ...
soms snel, soms traag.
Het zaadje dat voor je ligt,
leeft, ademt, is volop in beweging in zichzelf.
In dat zaadje zitten de vormen, de beelden
van de latere bloem, boom, vrucht, blad ...
Ook onze gedachten zijn ook in beweging,
ze leven.
In elke gedachte zitten de vormen en de beelden
van de latere uitwerking.
Het bewustzijn van het zaadje kent maar één ding:
zich ontplooien volgens het vormbeeld dat het in zich draagt.
Maar jij kunt veel meer:
je zit vol ideeën, beelden, mogelijkheden,
waartussen je kunt kiezen.

Neem nu het zaadje in je hand.
Voel het met je ogen dicht.
Het leeft.

Doe je ogen open.
Kijk naar het zaadje.
Het is een deel van het geheel, net zoals jij.
Het zaadje heeft geen haast.
Wat het in zich heeft zal het wel worden.
Het wacht de juiste omstandigheden rustig af.
Het heeft geduld.
Een gedachte is als een zaadje.
Jij weet dat binnen in jou ook zo'n zaadje zit.
Jij weet wat daaruit kan groeien.
Vraag je af:
'Als ik uit dit zaadje iets heel anders wilde laten groeien
dan er al in zit,
zou me dat dan lukken?'


Laat het nog een tijd stil zijn vooraleer je dit moment afsluit.





HET MOSTERDZAADJE

Klik hier voor suggesties bij deze gelijkenis.





Overwegingen

Agnes Lameire

Werken aan het rijk van God (2018)

Het rijk van God, het koninkrijk van God op aarde, is niet het bevoorrecht werkterrein voor alleen maar christenen. Jezus van Nazaret zag het breder dan wij: iedereen die meewerkt aan het heil van mensen is welkom. God vraagt geen verblijfsdocument of arbeidsvergunning vooraleer je in zijn tuin mag werken. Overal waar bevrijding gebeurt, bevrijding uit eenzaamheid, uit armoede, uit onrecht, uit ziekte of uit welke nood dan ook, daar groeit zijn koninkrijk. Ook wij mogen ons kleine zaadje aan de aarde toevertrouwen en doen zoals die boer uit het evangelie: slapen en opstaan, slapen en opstaan ... erop vertrouwend dat het zaad opschiet ... al weten ook wij niet hoe.



Jan Wuyts

Drie grondhoudingen

(Abdijkerk Grimbergen - 2018)

Hoe vaak op een dag halen wij onze gsm of een gelijkaardig apparaatje boven om met iemand in contact te komen of om nuttige informatie te raadplegen? Wie van ons maakt daarbij nog de bedenking: ‘Hoe is het toch mogelijk?’ Wij staan geen ogenblik stil bij de ongelooflijk knappe technologie die zich aandient in deze doosjes, bij de vooruitgang van de elektronica en de ongehoorde mogelijkheden tot communicatie en tot verwerven van kennis.

Diezelfde vraag stellen we evenmin bij wat Jezus vertelt over het zaad. Er wordt gezaaid en zonder dat je daar moet naar omzien ontkiemt het zaad en schiet uit eigen groeikracht op. En dat uit een klein zaadje soms een grote struik groeit, waarin de vogels welig hun gang gaan. Ook hierbij kunnen we met enige verwondering blijven stilstaan en ons afvragen: hoe is ’t mogelijk? We zijn er echter zo aan gewoon, alsof het voor ons geen enkel geheim inhoudt hoe een plant groeit, hoe een dier groeit, hoe een mens groeit. Dit ‘hoe’ proberen we met ons verstand te achterhalen, met onze wetenschap. Maar dát het groeit …
Willen we hieruit de verwondering al meenemen. Alles is vanzelfsprekend geworden. Evident. Verwondering kan nog wel in de poëzie, maar wordt toch verwezen naar het rijk van de naïviteit.

Verwondering over het leven. Toon Hermans was daardoor getekend. Hij stond altijd weer versteld over het feit dat hij er was, dat hij bestond. En over hoe hij bestond, hoe dat lichaam en die geest van hem werkten. Verwondering over het leven is het begin van geloof. Verwondering verdiept.

De boer zaait. Maar de groeikracht is met het zaad meegegeven. Dat is geschenk. Gekregen. Ook aan dat besef knaagt onze tijdsgeest. Gekregen. Krijgen en geven behoren niet langer meer tot de sfeer van de gratuite dankbaarheid en genegenheid. Krijgen en geven zijn beland in de sfeer van de consumptie, ‘do ut des’, ik geef opdat jullie zouden teruggeven; er wordt altijd geteld. In de vergelijking met het groeiende zaad gaat het erom dat wij met het zaad de groeikracht erbij krijgen, om niet. Wij, mensen, zijn niet in staat om die groeikracht te vervangen. Wij kunnen ze zeker wat ondersteunen, maar de groeikracht zit in het zaad meegegeven. Het besef dat we uiteindelijk alles wat met leven te maken heeft, en met groei van leven, ontvangen, is een noodzakelijke voorwaarde om te geloven.
We hebben dus reeds twee ervaringen die kunnen helpen om te geloven: verwondering en ontvankelijkheid.

Een derde grondervaring van de boer die zaait is het vertrouwen. Het vertrouwen dat het goed komt. Hij vertrouwt op iets dat buiten hem gebeurt. Vertrouwen is uit handen geven. Dat is nu juist iets waar wij en onze tijdgenoten zoveel last mee hebben. Wij leren allemaal goed voor onszelf te zorgen, want als je ’t van een ander moet verwachten …! ‘Zelfredzaamheid’ is een hedendaags thema. Tegelijk wordt vaak aangeklaagd dat het ons mankeert aan verbondenheid, dat er geen vriendschap meer is … Echte verbondenheid houdt in dat je elkaar vertrouwt, dat je een stuk van je leven in andermans handen legt en weet dat het dan goed komt. Geloven is juist vertrouwen, loslaten, uit handen geven en vooral: in andere handen leggen.

Mogen de gelijkenissen met het zaad ons helpen om dichterbij de ervaring van het geloven te komen. Het echte geloven in onze God, de Vader van Jezus, de Christus. Daartoe is verwondering nodig, ontvankelijkheid en vertrouwen. Bij elk van deze grondhoudingen en grondervaringen heb ik even opgeroepen hoe moeilijk wij het daarmee hebben in deze tijd. Wij leven in een tijd waarin alles evident is, waarin we alleen op onszelf rekenen en in een tijd van diep wantrouwen. Dit is geen goede voedingsbodem voor het geloof. Die tijdsgeest zal wel een rol spelen bij het afhaken van heel wat mensen. En die tijdsgeest vreet ook aan ons geloof, mensen die nog kerkelijk zijn.

Laten we er dan werk van maken.
Van de verwondering over de kleine wonderen van het leven elke dag, tot bij de grote verwondering over het geheim van alle leven, dat voortkomt uit de handen van een liefhebbende God.
Werk maken van de ontvankelijkheid: een open geest ontwikkelen die beseft hoezeer wij elkaar nodig hebben, en hoezeer we God nodig hebben als de barmhartige God, de milde en gulle God.
Werk maken ook van een diep vertrouwen in diezelfde God, vertrouwen op zijn liefde voor ieder van ons.





Frans Mistiaen s.j.

De groeikracht van Gods liefde

Wat is het “Rijk Gods” waarover Jezus
in parabels en gelijkenissen sprak?
Natuurlijk, geen staatkundig machtsgebied.
Het is een innerlijke levenshouding,
waarbij wij God erkennen als een hartelijke Vader,
die niet eist of dreigt, maar die ons gratis bemint
en ons uitnodigt onze medemensen te beminnen als broers en zussen.
Het Rijk Gods bestaat dus daar
waar een de liefdesmentaliteit groeit
die elke andere mens zonder onderscheid beminnenswaardig vindt,
juist omdat hij gezien wordt als een geliefd kind
van een God die Vader is.
Dit is de basis van de evangelische levenshouding :
Omdat wij, zoals Jezus, geloven
in een God-Vader die iedereen even graag ziet,
willen wij ook zelf elke andere mens beminnen die ons gegeven wordt

Het is duidelijk dat dit Rijk Gods van echte, universele liefde
nog niet volledig gerealiseerd is en dus een streefdoel blijft.
Nu is het wel belangrijk dat wij in ons leven zulk een ideaal hebben,
niet als een onmogelijke utopie die ons moedeloos zou maken,
wel als een richtingwijzer die onze krachten kan kanaliseren.
Het is goed te weten dat onze concrete daden
in déze dynamiek, in dít perspectief liggen,
ofwel in de tegenovergestelde lijn.
Zo leert het geloof in het Rijk Gods ons
dat, wat wij doen, zeggen of beleven, goed is,
als het in de richting gaat
van een grotere gelijkwaardigheid van de mensen
en dat het echt tegen het evangelie is,
als het in de richting gaat
van een grotere discriminatie of onderscheid.

Vandaag vergelijkt Jezus die universele, echte liefde
met groeikracht van het mosterdzaadje.
Wat kunnen wij uit deze vergelijking leren?

Eerst en vooral dat zo'n liefde klein en bijna onzichtbaar begint,
zoals het zaad in de diepe, donkere grond.
De aanzet van de echte liefde is steeds een verhulde aanwezigheid
die alleen wordt opgemerkt met de ogen van een groot geloof.
Echte liefde begint altijd bescheiden en niet spectaculair.
Zij probeert nooit iemand te verbluffen,
maar is onopvallend, geweldloos en kwetsbaar.

Maar die liefde heeft, ten tweede, in zich een onstuitbare groeikracht.
Eenmaal het zaad gezaaid is, schiet het vanzelf op.
Eén klein liefdesgebaar
dijt uit, bevrucht anderen en vermenigvuldigt zich.
Wij moeten dan die groeikracht, die er is, niet proberen te vervangen
door onze eigen, verwaande over-prestatie.
Wij kunnen beter vooral dankbaar zijn
voor het goede dat gebeurt en zich ontwikkelt,
en dat ondanks soms zware tegenkantingen of eigen zwakheden.

Maar die liefde nodigt ons, ten derde, tezelfdertijd uit
uit tot persoonlijke medewerking,
en wel door onze dienstbaarheid voor anderen.
De takken, die uit het zaadje zijn gegroeid, bieden bescherming
voor de vogels en hun nesten.
De geoogste vruchten worden verdeeld om velen te voeden.
Die aandacht voor anderen zonder daarbij iemand te discrimineren,
doen wij niet spontaan uit onszelf. Integendeel,
Dat zal altijd een strijd vragen tegen onze opkomende zelfzucht.
Echte liefde is er echter altijd op gericht om prioritair
het leven van anderen te bevorderen.
en zal daarvoor niet aarzelen zichzelf achteruit te stellen
in een fundamentele dienstbare houding.

Van die liefde mogen wij wel een rijke oogst verwachten.
Waarom mogen wij daarover zo hoopvol zijn?
Niet omdat wíj het presteren.
Wel omdat het zaad van de liefde
geplant is aan het water van Gods Geest.
Zoals psalm 1 zegt:
"Gelukkig de mens die gelooft in God.
Hij is als een boom, aan levend water geplant,
die goede vruchten geeft.
Hij zal niet verdorren vóór zijn tijd.
Wat hij ook doet, het zal gedijen."





Marc Gallant, trappist (Orval)

God leidt alles ten goede

Marcus richt zijn evangelie tot de gemeenschap van Rome, die een tijd van vervolging doormaakt. Laat God dat alles maar gebeuren? Uit de schat van Jezus’ boodschap, haalt Marcus gelijkenissen op die zijn toehoorders tot het vertrouwen kunnen brengen dat God alles ten goede leidt. Het rijk van God gelijkt op een zaadje dat opschiet en groeit en dat mag rekenen op het vermogen van God. Die groei is mysterievol, maar onweerstaanbaar. Het rijk van God ontstaat en ontwikkelt zich zonder dat de mensen er ook maar voor iets tussen zitten, en zijn groei ook niet kunnen beletten.

Het is waar, Marcus heeft eerst de gelijkenis van het zaaien aangehaald (Marcus 4, 1-30). Daarin hoorden we wat onze ingesteldheid moet zijn om het Woord van God - het zaad van het rijk van God - te onthalen en te laten gedijen. Maar in tegenstelling tot die eerste parabel, ondervindt het zaad, in deze twee nieuwe gelijkenissen, geen enkele belemmering om te kiemen en te groeien. Het zaad dat in de aarde geworpen wordt, bereddert zichzelf wel heel alleen. En eens dat hij gezaaid heeft, mag de zaaier slapen gaan, of wat anders uitrichten. Dag en nacht, leeft het zaaisel op zijn eigen dynamisme, het schiet op en groeit. Het Woord werkt zijn eigen groeikracht uit zonder tussenkomst van buitenaf. Het heeft zelf de energie om te groeien en eigen vrucht te dragen.
Het rijk van God is werkzaam in ons, zonder dat wij erin tussenkomen. Het woord van God is als een zaad dat vanzelf groeit. De mensen mogen nu nog goed of slecht reageren, God blijft onverstoord ten einde toe zijn weg gaan: in stilte, maar krachtdadig. Dat is toch wel een hoopvol teken voor hen die de oogst niet zien rijpen, zoals het voor de christenen die vervolgd worden het geval is!

Wie luistert naar het Woord mag dus gerust zijn. Als hij zich beschikbaar moet stellen om het Woord te onthalen, is hij toch niet verantwoordelijk voor de groei ervan. Daarvoor mag hij op God vertrouwen. Als hij al het nodige gedaan heeft om in zijn hart het zaad van het Woord te onthalen, dan mag hij “slapen” en het Woord zelf vrucht laten dragen.

In een tweede gelijkenis stelt Jezus hen gerust, die zich zorgen maken om de geringheid van het rijk van God. Hij doet het met een treffend contrast. Het kleine mosterdzaadje wordt een indrukwekkende plant (Marcus 4, 31-32). Heeft dat kleine zaadje iets gemeen met de indrukwekkende boom die eruit groeit?
Dat is de paradox van het rijk van God. Het begint heel klein, maar het ontwikkelt zich uitermate.
In onze gelijkenis wordt het mosterdzaadje de grootste van de bomen, iets wat natuurlijk onmogelijk voorkomt in de natuur. De excessieve trekken van de parabel laten ons onmiddellijk verstaan dat dit mosterdzaadje geen gewoon zaad is, want de “vogels van de hemel” vinden een schuilplaats in de boom die eruit opgroeit. Dat mosterdzaadje is als het rijk van God.

De stoute vogels, die in de parabel van het zaaien 'gekomen zijn en alles opgegeten hebben' (Marcus 4, 4), worden sympathieker in de parabel van het mosterdzaadje: ze wachten tot het zaadje gegroeid is om ervan te profiteren en 'in zijn schaduw te komen nestelen' (Marcus 4, 32). Het Woord is in staat de hindernissen te omvormen en in haar groei te integreren.
Het beeld van een reuzenboom die in zijn takken de vogels van de hemel herbergt is zeer Bijbels. Wij vinden het bij de profeet Daniel: 'Midden op de aarde zag ik een zeer hoge boom staan, een reus van een boom, die met zijn top tot de hemel reikte en die vanaf de uiteinden van de aarde te zien was … De wilde dieren zochten er schaduw onder en de vogels nestelden in zijn takken.' (Daniël 4,7-9). Ook daar wordt de verwachtingsvolle toekomst van het rijk van God opgeroepen.

Marcus blijft bij zijn idee van een Messiaans geheim als hij de parabels van het zaad afsluit. Jezus spreekt de menigte toe in gelijkenissen, maar moet zijn leerlingen afzonderlijk nemen om er hen de betekenis van uit te leggen (Marcus 4, 34). Voor Marcus is het mysterie van Jezus - zijn persoon en zijn boodschap -, niet toegankelijk voor “wie van buiten” zijn (Marcus 4, 11). Dat is het geval voor de menigte die, hoewel ze vragend is en in afwachting, toch maar passief blijft. Begerig naar wondertekenen, wordt ze enkel oppervlakkig geraakt. Maar Jezus past zich aan, en “maakt hun het goede nieuws bekend, voor zover ze het kunnen begrijpen” (Marcus 4, 33).