Lucas 10, 1-12.17-20: Zending van de leerlingen
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1639)
De Heer koos 72 leerlingen uit. Hij stuurde hen twee aan twee op weg, naar alle plaatsen waar hij zelf ook heen wilde gaan.
Hij zei tegen de leerlingen: ‘Het goede nieuws moet overal verteld worden. Maar er zijn te weinig mensen om dat te doen. Vraag daarom aan God of hij meer mensen stuurt. Dan kan het goede nieuws overal verteld worden.
Ga nu op weg! Maar let op, want het zal gevaarlijk zijn voor jullie. Net zo gevaarlijk als het voor lammetjes is om tussen wolven te lopen. Neem geen geld mee, en ook geen tas of schoenen. En groet niemand onderweg.’
Jezus zei verder: ‘Als je een huis binnengaat, zeg dan eerst: ‘Ik wens dit huis vrede.’ Als daar iemand woont die vrede wil, dan komt daar ook vrede. Maar als daar niet zo iemand woont, dan komt daar geen vrede. En ga niet steeds naar een volgend huis, maar blijf in het huis waar je ontvangen wordt. Eet en drink wat de mensen je geven. Daar hebben jullie recht op, want jullie werken hard.
Als je in een stad komt waar je welkom bent, kun je eten wat de mensen je geven. Maak daar de zieke mensen beter en zeg tegen hen: ‘Gods nieuwe wereld is dichtbij.’
Maar soms ben je niet welkom in een stad. Dan moet je de straat op gaan en zeggen: ‘We vegen het stof van jullie stad van onze voeten. Want jullie hebben de verkeerde keus gemaakt. Maar denk erom: Gods nieuwe wereld is dichtbij.’
Luister naar mijn woorden: Als God rechtspreekt over de wereld, zal hij zo’n stad zwaar straffen. Nog zwaarder dan Sodom.’
(…)
De 72 leerlingen kwamen terug van hun reis. Ze waren blij en zeiden: ‘Heer, zelfs de kwade geesten gehoorzaamden ons toen we uw naam noemden.’
Jezus zei tegen hen: ‘Luister! Jullie kunnen zonder gevaar op slangen en giftige spinnen gaan staan. Zo sterk heb ik jullie gemaakt. Niets kan jullie nog kwaad doen. Want ik heb gezien dat Satan uit de hemel gevallen is en zijn macht is kwijtgeraakt.
Maar jullie moeten niet blij zijn omdat de geesten jullie gehoorzamen. Nee, jullie moeten blij zijn omdat het eeuwige leven voor jullie bestemd is.’
Dichter bij de tijd
(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Lucas 10, 1-12.17-20)
Op een dag wees Jezus tweeënzeventig leerlingen aan
en zond ze twee aan twee voor zich uit
naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf nog naartoe wilde gaan.
Hij zei tegen hen: ‘De oogst is groot, maar er zijn te weinig arbeiders.
Vraag daarom aan de eigenaar van de oogst
om voor arbeiders te zorgen die kunnen oogsten.
Ga nu, maar weet dat Ik jullie als lammeren onder de wolven stuur.
Neem geen beurs mee, geen reistas en geen schoenen,
en stop onderweg niet om iemand te begroeten.
Als je bij iemand in huis komt, zeg dan eerst: ‘Vrede aan dit huis’.
Als daar een vredelievend mens woont,
dan zal jullie vrede op hem rusten.
Als dat niet zo is, neem dan je vredeswens terug.
Blijf in het huis waar je welkom bent
en eet en drink wat men je aanbiedt,
want een arbeider heeft recht op zijn loon.
Als je in een stad komt waar je welkom bent,
eet dan wat men je voorzet.
Genees er de zieken en zeg:
‘Het koninkrijk van God is dicht bij jullie gekomen’.
Maar als je in een stad komt waar je niet welkom bent,
ga daar dan de straat op en zeg:
Zelfs het stof uit je stad dat aan onze voeten zit,
mag je houden. We vegen het af.
Maar weet: het koninkrijk van God is dichtbij’.
Ik zeg jullie: voor Sodom zal het op die dag draaglijker zijn
dan voor zo’n stad’.
Wat later kwamen de tweeënzeventig leerlingen blij terug.
Ze zegden: ‘Heer, zelfs de duivels gehoorzamen ons
als wij je naam zeggen’.
Dan zei Jezus: ‘Ik zag de satan als een bliksem uit de hemel vallen.
Kijk, Ik heb jullie macht gegeven over slangen en schorpioenen.
Je zult ze vertrappen. Niets kan jullie deren.
Toch mogen jullie niet blij zijn omdat de geesten jullie gehoorzamen,
nee, wees blij omdat jullie namen opgetekend staan in de hemel’.
Stilstaan bij …
(Tweeën)zeventig
In de meeste handschriften staat het getal 70, in sommige het getal 72.
Het getal 72
verwijst naar het aantal volkeren op de wereld. In de Septuagint (de Griekse vertaling van de joodse Bijbel, het Oude Testament voor de christenen) staat dat Noach 72 zonen had (Genesis 10).
Het getal 70
herinnert aan de 70 oudsten (Numeri 11, 16-17.24-25), ook het aantal leden van het Sanhedrin.
Of het nu om 70 of 72 leerlingen gaat … het is duidelijk dat het Rijk van God verkondigen niet alleen en uitsluitend het werk is van de twaalf apostelen.
Twee aan twee
Het uitzenden met twee wordt voortgezet in het boek 'Handelingen van de apostelen': Barnabas en Saulus, Judas en Silas, Barnabas en Marcus ...
Oogst
De weldaden in de tijd van de Messias worden in het Oude Testament vergeleken met een overvloedige oogst.
‘Zie de dagen komen,’ – godsspraak van de heer –
‘dat de ploeger de maaier op de voet volgt
en de druivenperser de zaaier.
En de bergen zullen stromen van de most
en alle heuvels zullen ervan druipen.
Dan herstel Ik mijn volk Israël in zijn vroegere staat;
dan herbouwen zij de verwoeste steden en bewonen die weer,
dan planten zij wijngaarden en drinken hun wijn;
dan leggen zij boomgaarden aan en eten hun vruchten’.
(Amos 9, 13-14)
Groet niemand
De manier waarop men in het Oosten iemand begroette was een uitgebreid ritueel. Misschien verloren de leerlingen van Jezus maar beter geen tijd aan die langdurige sociale verplichting, zodat ze als ijlboden op weg konden gaan.
Vrede
(Hebreeuws = Sjaloom)
Het joodse woord ‘sjaloom’ dat gewoonlijk met ‘vrede’ vertaald wordt, zegt meer dan alleen ‘geen oorlog’. Het verwijst naar een uiteindelijke harmonie, een tevredenheid bij de mens, die te vinden is in zijn relatie met zichzelf, zijn medemens, de natuur, God.
Eet en drinkt wat zij u aanbieden; eet wat u wordt voorgezet
Jezus blijkt de spijswetten die joden kennen (heel wat voedsel eten zij niet), minder belangrijk te vinden dan het brengen van het Rijk van God.
Rijk Gods
In dit Rijk is iedereen welkom: armen, mensen met een gebrek, kreupelen, blinden, zondaars, wie ‘verdwaald’ is ... Het wordt gerealiseerd wanneer mensen naar het woord van God leven en heeft niets te maken met het materiële noch met succes of met werelds machtsvertoon. Op dit punt botste Jezus op onbegrip en verzet bij zijn leerlingen en bij de mensen. Want die dachten dat bij de komst van het Rijk van God de Romeinse bezetter verdreven zou worden.
Sodom
Sodom was de woonplaats van Lot, een neef van Abraham. De stad die in de omgeving van de Dode Zee zou gelegen hebben, werd volgens het boek Genesis verwoest in een regen van zwavel en vuur.
Duivel
(Grieks = iemand die zich dwars opstelt)
Kwade, onreine geest.
Dat Jezus duivels kon uitdrijven, werd in het Nieuwe testament gezien als het teken van de komst van het Rijk van God.
Satan
(Hebreeuws = een tegenstander)
Apocriefe boeken (= religieuze boeken die niet in de Bijbel opgenomen zijn) uit de tweede en eerste eeuw voor Christus, spreken over Satan als het hoofd van een groep engelen die zich verzette tegen God.
Satan is erop uit om mensen ongehoorzaam te laten zijn tegenover God.
Bij de tekst
Spreken met beelden
Zenden als lammeren tussen de wolven | Dit kan wijzen op de moeilijke situaties waarin de leerlingen (= lammeren) zullen terechtkomen, maar ook op een nieuw tijdperk van vrede en verzoening, waarin het lam en de wolf naast elkaar zullen liggen (Jesaja 11, 6) |
Als een bliksemstraal uit de hemel vallen | Men kan denken dat Jezus beeldend zei dat de macht van het kwade (Satan) gebroken is. Maar Hij kon ook zeggen dat de agressiviteit van Satan op aarde is beland. |
Slangen en schorpioenen | Beten van slangen en schorpioenen kunnen giftig zijn. Jezus kon die ‘slangen en schorpioenen’ letterlijk bedoelen, maar ook gebruiken als beeld voor het kwade in de wereld. |
Opgetekend in de hemel | Dit 'beeld' is bekend in de apocalyptische literatuur (= literatuur waarin visioenen of dromen het hebben over het einde der tijden, waarbij gebruik gemaakt wordt van allegorieën en beeldspraak). Men vertelde dat God de namen opschrijft van al wie leeft. Als Hij iemand uit het boek schrapt, wil dat zeggen dat die moet sterven. |
Bijbel en kunst
Zonder schoeisel
Vaak worden de apostelen zonder schoeisel afgebeeld. Dit vindt zijn reden in de opdracht van Jezus aan zijn leerlingen om geen beurs, geen reiszak, en geen schoeisel mee te nemen als ze gaan prediken.
In dit werk van de Franse kunstschilder Nicolas Poussin (1594 - 1665) is dit duidelijk te zien.
Suggesties
Kleine kinderen
VERDIEPEN
Maar drie dingen
Wanneer Jezus zijn leerlingen op weg stuurt, zegt Hij dat ze niet veel mogen meenemen.
Stel dat je op kamp gaat.
De leiding zegt dat je maar drie dingen mag meenemen.
- Wat zou jij meenemen?
- Waarom?
- Zijn er ook dingen die niet te zien zijn en die toch belangrijk zijn als je samen met anderen weg bent?
Kleuren
Vertel eerst uit het evangelie van deze zondag:
Op een dag zendt Jezus zijn leerlingen twee aan twee
naar alle steden en plaatsen waar Hij zelf nog wil naartoe gaan.
- Ga, zegt Hij, er is veel te doen en we zijn met te weinig.
Vraag daarom aan de eigenaar van de oogst
Neem geen beurs mee, geen reistas en geen schoenen.
Als je bij iemand in huis komt,
zeg dan eerst: ‘Vrede aan dit huis’.
Blijf in dat huis en eet en drink wat men je geeft.
Genees zieken en zeg tegen hen:
‘Het Rijk van God is dicht bij.'
Het woord vrede is een moeilijk abstract woord voor kinderen.
Illustreer het woord daarom met concrete voorbeelden.
Nodig de kinderen uit om daarna zelf voorbeelden te zoeken.
Naargelang de mogelijkheden van de kinderen stel je hierbij vragen als:
- Jezus zegt dat er veel te doen is. Wat vindt Jezus belangrijk om te doen?
- Waarom denk je, vindt Jezus dat zijn leerlingen niets mogen meenemen?
De kinderen kleuren nadien deze tekening
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Het abc van Jezus
Mogelijkheid 1
Materiaal
Fiches - evenveel als er letters zijn in het alfabet. (q,x en y er uit laten)
Bovenaan elke fiche komt een van de letters van het alfabet.
Verloop
Verdeel de fiches over het aantal kinderen.
Geef ze de opdracht om een woord te zoeken dat met de letter van de gekregen fiche begint en dat met Jezus te maken heeft.
Nadien presenteren de kinderen hun woord, en zeggen ze waarom ze precies dat woord genomen hebben.
Mogelijkheid 2
Inspiratiebron o.a.: Hemel en aarde, Pasen 2003, p. 4-5.
Kopieer het volgende op dik papier. Knip dan de kaders uit en geef ze aan de kinderen. De letters en woorden boven de kaders dienen als correctiesleutel.
Vraag aan de kinderen om de kaartjes te lezen en te zoeken welk woord erin uitgelegd wordt. Dat woord schijven ze op de stippellijntjes van elk kader.
Daarna plaatsen ze de kaartjes in alfabetische volgorde.
A - Amen
A................................................
Als Jezus in zijn eigen taal 'ja, ja' of 'zeker weten' zei, dan klonk dat in zijn taal, het Aramees: '...............................................'
B - Blind
B................................................
Toen Jezus leefde waren er veel ......................., omdat de zon te fel was, er een gebrek aan hygiëne was en veel mensen arm en ondervoed waren. Het lot van een .................... was heel hard: die moest bedelen om in leven te blijven.
C - Christus
C................................................
We zeggen vaak: 'Jezus Christus' en denken dat Christus zijn familienaam is. Maar dat is niet zo. Dat is een Grieks woord dat 'Gezalfde' betekent en een titel was die men gaf aan bijzondere mensen die gezalfd werden met chrisma, een lekker geurende zalf. Koningen en profeten werden gezalfd.
D - David
D................................................
Op een dag roept de blinde Bartimeüs naar Jezus: 'Zoon van ....................'. Die persoon was een heel geliefde koning in Israël. Toen Jezus leefde was hij al bijna 500 jaar dood. De evangelisten Matteüs en Lucas schrijven dat hij een voorvader was van Jezus.
E - Eten
E................................................
Op het menu van Jezus stonden vaak: granen, peulvruchten (bonen), vis en groenten, gekookt of met olie klaargemaakt. Jezus at brood, platte kaas, fruit (gedroogd en vers) en vlees op de feestdagen. Hij dronk water, (geiten)melk en wijn. Toen Hij leefde aten de mensen met hun handen en met een lepel. Er bestonden toen nog geen vorken.
F - Farizeeër
F................................................
Zo iemand bestudeerde de wet van God nauwkeurig en leefde er heel nauwgezet naar. Omdat zo iemand het trouw onderhouden van de wet en de voorschriften heel belangrijk vond, vond hij dat iedereen die de wet en de voorschriften niet onderhield een zondaar was.
G - Golgotha
G.................................................
Buiten Jeruzalem was er een soort vuilnisbelt: ................................................ Mensen die de Romeinse keizer beledigden of die protesteerden tegen de manier waarop de Romeinen het land bestuurden, konden de doodstraf krijgen: de dood aan een kruis. Het kruis van Jezus stond op .............................
H - Huis
H................................................
Toen Jezus leefde, woonden de mensen in een ..................... met dikke muren en platte daken. Als het heel warm was, gingen de mensen bovenop het dak slapen. Om het dak heen was een muurtje, zodat men niet naar beneden kon vallen.
I - Islam
I................................................
Niet alleen christenen vinden Jezus een goede en wijze man. Ook moslims vinden dat. In de Koran, het heilig boek van de ..............., wordt Jezus Isa genoemd en zijn moeder Marjam. Ze noemen Jezus een profeet, maar geloven niet dat Hij gekruisigd werd. Ze zeggen dat God Hem heeft weggehaald, en dat iemand anders in zijn plaats gestorven is.
J - Jeruzalem
J................................................
Dit was de belangrijkste stad van Palestina . De stad waar de tempel van de joden stond. In die stad werd Jezus veroordeeld en gekruisigd. Vanuit die stad verspreidde het christendom zich over de hele wereld.
K - Kleding
K................................................
Toen Jezus leefde droegen de mensen tunieken en mantels (rechthoekige lap stof die over hun schouders gedrapeerd werd). Ze liepen op blote voeten of op sandalen. De meeste mensen hadden niet zoveel kleren. Wie arm was had vaak maar één tuniek en één mantel. Deze kleren werden geweven uit schapenwol of linnen door de moeder en de grote meisjes.
L - Leerlingen
L................................................
De mannen en vrouwen die met Jezus meegingen, worden '..........................' genoemd. Twaalf van hen worden apostelen genoemd, want Jezus stuurde die twaalf erop uit om de blijde boodschap te verkondigen.
M - Maria
M................................................
De moeder van Jezus heette ......................... Zij was gehuwd met Jozef, die timmerman was. Over haar en Jozef wordt niet zo heel veel geschreven in het Nieuwe Testament.
N - Nazaret
N................................................
Dit is de naam van het dorp waarin Jezus woonde. Het was een klein dorp: er woonden maar een paar honderd inwoners.
O - Olijfberg
O................................................
Deze 'berg' - eigenlijk een heuvel - ligt ten Oosten van Jeruzalem. Van daaruit had men een mooi zicht op de tempel. Nadat Jezus samen met zijn leerlingen het joodse paasfeest had gevierd, ging hij daar met een paar van hen bidden.
P - Petrus
P................................................
P...................................... was de broer van Andreas. Hij was een visser en woonde aan het meer van Galilea. Later werd hij de belangrijkste leerling van Jezus. Jezus vond hem een 'kei' van een man, daarom noemde Hij hem '...........................', wat 'rots' betekent.
Q - Quirinius
Q................................................
Hij was de Romeinse landvoogd die regeerde toen Jezus geboren werd. In het evangelie komt men wel meer Romeinse namen tegen en wordt er verteld over honderdmannen, want de Romeinen bezetten toen zijn land.
R - Rabbi
R................................................
Jezus werd door zijn leerlingen aangesproken met '..............................'. Zo sprak men toen een Schriftgeleerde aan. Schriftgeleerden trokken toen rond van het ene dorp naar het andere en legden de wet uit. Ze waren gewoonlijk omringd door een groep leerlingen, aan wie ze onderricht gaven. Van deze leerlingen werd verwacht dat zij later de leer van hun meester verder zouden uitdragen.
S - Synagoge
S................................................
Toen de grote tempel van Jeruzalem verwoest werd, bouwden de joden overal in het land ....................... Dit is een plaats waar de joden bijeenkomen om de bijbel te bestuderen en te bidden. Zo ging Jezus naar de ................... van Nazaret.
T - Tempel
T................................................
Dit was voor de joden de heiligste plaats ter wereld. Het was de enige plaats waar de joden mochten offeren. De heiligste deel ervan lag in het midden van een groot plein waar les gegeven werd en gedebatteerd. De Klaagmuur is het enige wat er nu nog overblijft.
U - Uur
U................................................
Voor ons bestaat een dag (dag en nacht) uit vierentwintig ........................... die allemaal 60 minuten duren. Toen Jezus leefde duurde een dag van zonsondergang tot zonsondergang. Het zichtbare deel van de dag werd verdeeld in 12 .................... De middag was dan het 6de ...........................
V - Vader
V................................................
Het is heel typisch dat Jezus God aanspreekt als '..........................'. Hiermee wordt duidelijk hoe dicht Jezus bij God staat. Wanneer de volgelingen van Jezus God ook als ......................... mogen noemen, zijn zij dus zonen of dochters, kinderen van God.
W - Water
W................................................
In Palestina, waar het droog en warm was, was ...................... heel belangrijk. Men had dat niet alleen nodig voor op het land, of in de keuken maar ook voor de godsdienst. Zo moesten joden zich met ........................ reinigen vooraleer ze de tempel binnengingen.
Z - Zieken
Z................................................
Wie niet kon genezen had het heel moeilijk. Er waren geen ziekenhuizen en heel weinig dokters. Omdat zieken niet konden werken, konden ze geen geld verdienen en moesten ze gaan bedelen. Sommige ............................ (bv. melaatsen) werden uit de gemeenschap gesloten, omdat men bang was om zelf ook besmet te worden.
VERDIEPEN
Aanvullen en kleuren
Vertel dat Jezus op een dag 72 leerlingen uitkoos en per twee erop uitstuurde om aan de mensen te melden dat het Rijk van God er was.
Ze mochten geen tas en geen schoenen meenemen.
Als ze bij iemand in huis zouden komen moesten ze eerst vrede wensen aan de bewoners van dat huis.
Ga daar dieper op in:
- Wat is dat Rijk van God?
- Waarom zou Jezus het nodig vinden dat ze per twee gaan?
- Waarom, denk je, vindt Jezus dat zijn leerlingen niets mogen meenemen?
- Als Jezus aan ons zou vragen wat Hij aan zijn leerlingen vroeg, zouden wij dat dan doen? Waarom? Waarom niet?
- Wat zou Jezus verstaan onder het woord 'vrede'? Waarom zou Hij dat belangrijk vinden?
Bezorg de kinderen een kopie met deze tekening.
Daarop tekenen ze eerst een tekstballon bij de persoon die de deur opent, en één bij de persoon die voor de deur staat. In de tekstballon schrijven ze wat die persoon zou kunnen zeggen of denken.
Dichten
Lees eerst het evangelie van deze zondag.
Bekijk dan heel goed deze tekening van Fano. Beschrijf wat je erop ziet.
Laat je door deze tekening inspireren om het evangelie van deze zondag te herschrijven alsof het een gedicht was.
Zoek eerst een zin die je zo belangrijk vindt dat je ze als een soort refrein kunt gebruiken.
Schrijf daarna een aantal ‘strofen’.
TIP
Klik hier voor nog meer ideeën.
BELEVEN
De oogst is groot
Bespreek deze tekening met de kinderen nadat je het evangelie hebt voorgelezen.
- Wat zegt Jezus tegen zijn leerlingen als Hij ze erop uit stuurt om in zijn plaats over het rijk van God te spreken?
- Welke woorden hebben het meest indruk op je gemaakt?
Bespreek wie erop weg gaat.
- Hoeveel mensen zie je op de tekening?
- Is dat veel? Waarom is dat?
- Zou jij ook op die weg willen gaan? Waarom is dat?
Na de bespreking …
. de kinderen schrijven tussen de handen van Jezus op de tekening de woorden die op hen het meest indruk gemaakt hebben
. ze tekenen zichzelf op de tekening waar ze zich volgens henzelf bevinden: (op de weg; naast de weg; in de rand van de tekening; achter de rug van Jezus; …) en kunnen verwoorden waarom dat zo is.
. ze kleuren de tekening
MEDITEREN
Uitgezonden in de 21e eeuw
Zo dadelijk gaan we naar buiten.
Sommigen gaan naar links
en anderen naar rechts,
net zoals toen die tweeënzeventig leerlingen.
Wat Jezus van hen verwachtte
verwacht Hij nog steeds, ook van ons:
dat wij zijn vrede delen
met alle mensen die wij vandaag ontmoeten;
dat wij het rijk van God zouden uitbouwen
zodat de wereld vol vrede wordt.
ZINGEN / BELUISTEREN
Lied: Het eerste woord zal vrede zijn
(H. LAM - W. TER BURG)
Refrein:
Het eerste woord zal vrede zijn
waar jij ook binnengaat.
Sjalom voor jou, sjalom voor mij:
Maak van dit woord een daad.
1
Vertel aan wie maar horen wil
het Rijk van Vrede komt!
Het is nabij, zwijg niet meer stil,
bazuin, bazuin het rond.
Overige coupletten en de melodie zijn te vinden in:
Alles wordt nieuw - Bijbelliederen met teksten van Hanna Lam en melodieën van Wim ter Burg (Uitgeverij Kok - EAN 9789029716789)
Jongeren
BELEVEN
Schrijf een e-mail naar iemand van je groep.
Daarin schrijf je wie Jezus is, en wat Hij in jouw leven betekent.
Missionarissen gevraagd!
Het woord 'zending kan ook vervangen worden door het woord 'missie'. Iemand die door Jezus gezonden wordt, kan dus 'missionaris' genoemd worden.
Schrijf een advertentie waarbij je mensen vraagt om het rijk van God te realiseren en missionaris te worden.
Hulpvragen
- Tot wie zou jij je richten?
- Wat zullen die mensen volgens jou moeten doen?
- Wat is daar aantrekkelijk aan?
- Waarom heeft men zo'n mensen nodig?
TIP
Zoek ideeën in echte advertenties.
Overwegingen
Paus Franciscus
Jezus, geen eenzame verkondiger
(www.gewijderuimte.org)
Jezus wil zijn zending niet alleen vervullen. Integendeel, Hij betrekt zijn leerlingen erbij. Naast de twaalf apostelen roept Jezus nog tweeënzeventig anderen. Hij zendt hen, twee aan twee, naar de dorpen om te verkondigen dat het Koninkrijk van God nabij is. Dit is heel mooi! Jezus wil het niet allemaal in zijn eentje doen. Hij kwam Gods liefde in de wereld brengen. Maar Hij wil doen dit in de vorm van een gemeenschap of vanuit een broederschap. Dit is de reden waarom Hij onmiddellijk een groep van leerlingen samenstelt. Samen vormen zij een missionaire gemeenschap. Hij traint hen meteen voor de zending. Zij zullen uiteindelijk gezonden worden.
Het Evangelie volgens Lucas vertelt ons dat die tweeënzeventig vreugdevol van hun zending terugkwamen. En dit omdat zij de kracht ervoeren om in Jezus’ naam het kwaad te verdrijven. Jetextzus zegt ook letterlijk dat Hij aan deze leerlingen de macht geeft om het kwaad te verslaan. Maar Hij voegt eraan toe: “Verheug je er echter niet over dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je omdat jullie naam in de hemel is opgetekend” (Lucas 10, 20). Wij moeten niet opscheppen, alsof het om ons gaat. Er is maar één hoofdrolspeler en dat is de Heer! Jezus’ genade staat in de schijnwerpers. Zij is de enige heldin. En onze vreugde bestaat erin zijn leerlingen en vrienden te zijn.
Frans Mistiaen s.j.
Gezonden in zijn naam
Jezus zendt helpers uit
om Zijn Blijde Boodschap te verkondigen,
dwz. dat Hij zoveel mogelijk mensen wil laten weten en voelen
dat God een nabije, liefdevolle Vader is voor allen,
en dat betekent, dat iedereen beminnenswaardig is.
Die opdracht is niet alleen voorbehouden
aan priesters of missionarissen.
Wij allen, die Jezus' geëngageerde leerlingen willen zijn,
hebben de gaven van de heilige Geest ontvangen.
Op de plaats waar wij leven en werken, verkondigen wij,
ieder met zijn eigen talenten en krachten
met woord en vooral met daad diezelfde boodschap:
dat God een liefdevolle Vader is
en dat iedereen de moeite waard is om bemind te worden.
Laten wij even stilstaan bij wat het evangelie ons vandaag biedt:
Jezus' instructies over de methode van verkondiging,
over de manier om die boodschap te verkondigen
en de middelen tot overtuiging.
Wij worden uitgenodigd niet ter plaatse te blijven,
alleen maar in onze kleine kring van bekenden,
maar ons in beweging te zetten, naar anderen toe.
Het christendom wil zich dus niet opsluiten
in eigen ideeën en gewoonten,
maar is ruim, open op de wereld.
Wij moeten niet bezorgd proberen te behouden
wat wij reeds hebben veroverd.
Het evangelie vraagt ons juist
de verharde paden van onze gewoonten te verlaten
en nieuwe wegen te durven gaan.
De Heer komt niet aanwezig
te midden van angstige, behoudsgezinde mensen,
wel in het hart van blijde christenen
die openstaan voor nieuwe opdrachten in Zijn dienst.
In ons gezin, in onze vriendenkring, maar ook ruim daarbuiten
ontstaan steeds nieuwe noden en vragen.
Christenen blijven niet ter plaatse zitten
of naar het verleden kijken,
maar zij treden de nieuwe tijd tegemoet
met een ondernemend en hoopvol hart.
Jezus' helpers krijgen de macht over onreine geesten
en zij drijven duivels uit.
Wie zouden die onreine geesten en die duivels
voor ons vandaag wel kunnen zijn?
Niet alleen onze natuur wordt bezoedeld,
maar ons hart geraakt soms gepolluëerd
door nieuwe vormen van zelfzucht, typisch voor onze tijd:
de drugverslaving misschien, of de vreemdelingenhaat
of onze zelf gekoesterde depressie.
Meer dan ooit heeft onze wereld nood
aan bevrijding van die hedendaagse demonen en ziekten
door wat het christendom te bieden heeft:
levensdiepte en hoop voor de toekomst,
hechte verbondenheid en gemeenschap,
vergeving die nieuwe kansen biedt,
soberheid die vreugde schenkt,
zelfvergetelheid die nieuw leven laat geboren worden.
Ja, het christendom biedt ook vandaag de waarden
om de moderne demonen uit te drijven.
Jezus' leerlingen worden gestuurd twee per twee.
Dat wil in ieder geval zeggen, in gemeenschap.
De christelijke boodschap verkondigen
is geen éénmanswerk, maar moet gebeuren
in verbondenheid met anderen.
Wij hebben de steun en de correctie van medegelovigen nodig,
in basis- en bijbelgroepen,
in verenigingen voor bezinning en sociale actie.
Twee per twee is ook het teken van een gezantschap
dat van de waarheid getuigt.
Wij treden niet op in onze eigen naam
maar als gezondenen in opdracht van de Heer.
Dat brengt ons enerzijds tot bescheidenheid,
anderzijds tot grenzeloos vertrouwen.
Wij zijn de dienaars van Zijn kracht.
Maar Hij heeft geen anderen handen dan onze handen,
geen andere woorden dan onze woorden,
geen ander hart dan ons hart,
om liefdevol in deze wereld aanwezig te zijn.
"Geen reiszak, geen geld in de gordel."
Dus, geen rijke middelen, geen dwang,
geen dure reclamecampagnes, geen trucjes,
maar eenvoud in gebaar en woord.
Soberheid, om te getuigen dat de kracht van de Boodschap
niet komt van onze uiterlijke middelen,
maar van Jezus zelf.
En nog een raad: geen oppervlakkig contact.
"Als gij ergens binnengaat,
blijf dan daar, tot gij weer afreist."
Genietend van de normale gastvrijheid, maar zonder te profiteren.
Het evangelie wordt verkondigd door persoonlijke ontmoetingen.
En die vragen vertrouwen, schroom en tijd.
Dit zijn de aanwijzingen van Jezus vandaag
over de manier om te verkondigen.
dat iedereen de moeite waard is bemind te worden:
hoopvol kijkend naar het nieuwe kansen die onze tijd ons biedt,
ondanks de moderne kwade machten
vergevensgezind, onszelf vergetend en verbonden met medegelovigen,
en met bescheiden soberheid belust op diepere, persoonlijke contacten.
Als wij het op Zijn manier doen
dan kunnen wondere dingen gebeuren.
Mensen worden genezen naar lichaam en ziel.
Mensen die door het kwaad bezeten waren,
krijgen weer het verlangen goed te zijn
en goed te doen vanuit Zijn kracht.
Daartoe worden wij allen gezonden in Zijn Naam.
Marc Gallant, trappist (Orval)
Medewerkers van God (2013)
Jezus had reeds de twaalf apostelen op zending uitgestuurd (Lucas 9, 1-6). De zending beperkt zich echter niet tot twaalf stammen van Israël. Lucas, Paulus metgezel op wereldmissie, vergeet niet de zending te verhalen van de 72 leerlingen (1), met dezelfde macht over de slechte geesten als die der Twaalf (Lucas 9, 17) en met dezelfde verkondiging van de komst van het Rijk (Lucas 10, 9.11). De keuze van 72 in getal, staat in verband met de 72 volkeren die de mensheid uitmaken volgens de etnologische tabel in Genesis, hoofdstuk 10. Jezus beoogt met zijn boodschap de hele mensheid te bereiken. De schriftgeleerden waren ervan overtuigd dat de Wet eerst aan alle volkeren aangeboden werd, maar dat alleen Israël die had aanvaard. Jezus realiseert het oorspronkelijk plan van God en brengt het tot vervulling.
Jezus zendt die boodschappers, zegt Lucas, letterlijk vertaald, 'vòòr zijn gelaat' (Grieks: pro prosôpou autou). Verleden zondag hoorden we dat 'Jezus zijn gelaat verharde (Grieks: to prosôpon estèrisen) om naar Jeruzalem op te trekken' (Lucas 9, 51). En Marcus, altijd vrijmoedig, preciseert: 'Jezus ging voor hen uit. De leerlingen waren ontdaan en zij die volgden waren bang' (Marcus 10, 32). Jezus maakt nu komaf met die angst om hem te volgen. Voor de wereldmissie zijn er onverschrokken boodschappers nodig, mensen zonder angst, en zeker geen achterblijvers. Hij stuurt ze vòòr hem uit, in het licht van zijn eigen vastberadenheid.
Daarenboven zendt Jezus zijn boodschappers twee per twee. Zij moeten immers optreden als getuigen. Wanneer twee getuigen over iets akkoord gaan, dan heeft hun getuigenis juridische draagkracht (Deuteronomium 19, 15; Matteüs 18, 16). Lucas schrijft dikwijls dat de leerlingen twee per twee zijn: de twee Emmaüsgangers (Lucas 24, 13), Petrus en Johannes (Handelingen 3, 1. 8, 14), Paulus en Barnabas (Handelingen 11, 25; 13, 2-4), Barnabas en Marcus (Handelingen 15, 39), Paulus en Silas (Handelingen 15, 40), Timoteüs en Erastus (Handelingen 19, 21).
Jezus stuurt ons op zending in de hoedanigheid van getuigen. We zijn geen venters. We gaan niet van deur tot deur. Om de mensen aan te kondigen dat God Liefde is, dat Hij ons persoonlijk bemint, onvoorwaardelijk, hebben wij geen andere geloofsbrieven dan het getuigenis van ons eigen leven. Een leven dat wij vertrouwvol in Gods handen hebben gelegd. Het is echter niet gemakkelijk voor vastberaden mensen om hun daadkracht in andere handen te laten.
Daarom geeft Jezus als eerste richtlijn de Meester van de oogst te bidden dat Hij arbeiders zou sturen om de oogst binnen te halen. God heeft de oogst in handen. Hij is er de meester van. Het onthaal dat aan het Rijk gegeven wordt is zijn werk en zijn genade. Wij die gezonden zijn moeten als eersten uit Gods handen het Rijk ontvangen. We beginnen met God te bidden om gezonden te worden. God wil dat wij hem die genade vragen. Bidden voor de arbeiders van de oogst houdt bij de leerlingen het bewustzijn levendig dat zij bij genade geroepen en gezonden zijn. 'Alleen dankzij zijn genade ben ik wat ik ben,' zegt Paulus (1 Korintiërs 15, 10) en ook: 'Het is niet belangrijk wie plant of wie begiet; alleen God is belangrijk, want hij doet groeien … wij zijn medewerkers van God (1 Korintiërs 3, 7-10). De wanverhouding tussen de te volbrengen taak en de beschikbare krachten is overigens zo groot, dat men tegen een muur zou aanlopen door zichzelf op zending te sturen. Jezus verzekert ons: 'Weest niet bevreesd, kleine kudde' (Lucas 12, 32). 'Hebt vertrouwen, vreest niet' (Marcus 6, 50) (2).
De enige uitrusting van de boodschappers is hun vertrouwen in God. Ze worden gezonden als lammeren onder de wolven. Het Rijk Gods is beloofd aan de zachtmoedigen en aan vredestichters zonder verweer (Matteüs 5, 5 v.). Jezus stuurt zijn leerlingen als armen. Zonder geldbuidel, reistas en sandalen is men in complete armoede. Deze is echter de voorwaarde om het Rijk Gods binnen te gaan (Lucas 6, 20). Ze is het kenmerk van de verkondiger. Niets ook moet afleiden van de zending: 'Groet niemand onderweg.' De missie is dringend en moet niet wijken voor de gecompliceerde oosterse beleefdheidsvormen. Al de boodschappers bij Lucas maken grote spoed: Maria, de herders, Filippus (Handelingen 8, 30). Het Rijk Gods staat aan de deur, er is geen tijd te verliezen. 'Zegt hen: ‘Het koninkrijk van God heeft jullie bereikt.''
Inderdaad, zusters en broeders, het Rijk van God, zijn Liefde, zijn Geluk, zijn tot ons gekomen in Jezus. Hij is midden onder ons. Zijn enig verlangen is in ons te komen wonen opdat wij in hem zouden zijn. En hij zegt aan ieder van ons: “Ik heb jullie liefgehad, zoals de Vader mij heeft liefgehad. Blijf in mijn liefde!' (Johannes 15,9).
(1) De Hebreeuwse tekst spreekt over 70 volkeren. De Griekse vertaling van de Septuagint heeft het over 72 volkeren, een meervoud van 12. Zoals Paulus volgt Lucas overal de Griekse vertaling van het Oude Testament.
(2) De uitdrukking 'heb maar geen schrik' komt 365 maal in de Bijbel voor: ze is geldig voor elke dag van het jaar!
Universele zending (2016)
Toen Jezus de twaalf apostelen in Israël op zending had gestuurd, gaf hij hen een aantal instructies mee (zie Lucas 9, 3-5). Het actieveld wordt breder, nu Jezus, als “Heer” (v.1) - het is zijn titel als Verrezen Heer - twee en zeventig andere leerlingen op weg stuurt (1). Jezus geeft hen een toespraak die de basis legt voor de zending naar de heidenen. Rijk aan inhoud, is ze een gedragspatroon voor de universele zending.
Die tweeënzeventig andere leerlingen zijn niet gewoonweg voorbodes (zoals in Lucas 9, 52), maar ze zijn echt gevolmachtigd (vgl. Lucas 9, 16), die, net als de Twaalf, macht hebben over de boze geesten (vgl. Lucas 10, 17) en de komst van het Koninkrijk verkondigen (v. 9 en 11). Zodoende stelt Lucas als theoloog dat niet alleen de zending van de Twaalf gevestigd is op Jezus’ instructies. Inderdaad, de verrezen Heer geeft de richtlijnen voor de zending, zowel aan de leerlingen als aan de apostelen (Lucas 24, 33-36). Voor Lucas belangt de zending de hele Kerk aan, en niet alleen enkele personen (2). Het is dus wel als verrezen Heer, meester van de zending in de Kerk, dat Jezus hen twee aan twee uitzendt (v. 1). Hij zendt hen als getuigen: het getuigenis steunt op het woord van twee getuigen (Deuteronomium 19,15). In de Handelingen, zien we deze zendelingsparen: Paulus en Barnabas (13, 2-4), Barnabas en Marcus (15, 39), Paulus en Silas (15, 40).
De opdracht van de universele zending gaat de menselijke krachten te boven. Jezus zelf merkt op dat er te weinig arbeiders zijn voor die overvloedige oogst (v. 2). De oogst is van oudsher een metafoor van het Oordeel op het einde der tijden, en de maaiers ervan zijn God en zijn engelen (Jesaja 27, 2; Apocalyps 14, 14-20; Lucas 3,7). Hier is de oogst echter de zending, en het zijn de leerlingen die oogsten. De wanverhouding tussen de te volbrengen opdracht en het gebrek aan zendelingen in de Kerk, kan alleen maar opgelost worden door zich in geloof te keren tot God, die alleen het probleem kan oplossen (v. 2). De eerste richtlijn die Jezus dan ook geeft, is de Heer van de oogst te bidden om arbeiders te sturen naar zijn oogst.
De basis is aldus verzekerd, en Jezus kan nu zeggen: “Ga !". Hij weet dat de zending niet van een leien dakje zal lopen, en Hij voorziet dat zijn zendelingen op vijandigheid zullen stuiten (v. 10). Zoals aan de Twaalf (Lucas 9, 3), vraagt hij aan de Tweeënzeventig hun vertrouwen te stellen op de Voorzienigheid, maar nu voegt hij daaraan toe dat ze haast moeten maken en zelfs geen tijd nemen om voorbijgangers te begroeten (v. 4): iemand begroeten, in het Oosten, dat neemt tijd. Elisa had reeds gelijke instructies gegeven aan zijn dienstknecht (2 Koningen 4, 29). In plaats van de enkelingen die ze ontmoeten, beogen de zendelingen huisgezinnen te bereiken en steden.
Jezus legt uit hoe de zendelingen moeten omgaan met het onthaal, of hoe reageren op een afwijzing (v. 5-12). Hun groet, ‘shalom' - 'vrede', zal niet een leeg woord zijn of een ijdele wens, maar een godsgeschenk dat zij het huis brengen dat ze binnengaan. Wie een ‘zoon van vrede’ is, dat wil zeggen wie openstaat en ontvankelijk is voor de Goede Boodschap van het Koninkrijk, zal deze gave werkelijk ontvangen. Maar wanneer iemand zich afzet en niet gelooft, zal deze vrede terugkeren naar de zendeling, die zijn taak volbracht heeft en in vrede zal blijven.
Zoals voor de apostelen (Lucas 9, 4), bestaat de gedragswijze erin, te blijven in het eerste huis dat hen onthaalt. De zendeling eet en drinkt wat men hem opdient in ruil voor het geestelijke goed dat hij meebrengt. Ook Paulus kent deze traditie (1 Korintiërs 9, 14.18). Daarbij weet de zendeling zich vrij van al de verplichtingen van de Mozaïsche wet wat betreft rein en onrein voedsel (3). Ook de Joodse maatschappelijke scheidsmuren die de gemeenschappelijke tafel verbieden met wie onbesneden en onrein is, worden afgeschaft. De zendeling kan alles eten met iedereen, ongeacht de voorschriften van de Wet!
Welke zijn nu de richtlijnen voor de prediking (v. 8-12)? Net als de Twaalf (Lucas 9, 2), moeten de nieuwe zendelingen in de steden waar zij onthaald worden, de zieken genezen en het Koninkrijk van God verkondigen. In de ongastvrije steden daarentegen, zijn er geen genezingen, maar wel het openbaar en symbolisch gebaar om het stof van zich af te schudden (zoals in Lucas 9, 5). Zo het Koninkrijk overal als nakend wordt afgekondigd, dan komt het toch maar echt in de gastvrije steden (v. 9).
Voor een stad die weigert de zendelingen te onthalen, zijn de gevolgen erger dan voor een ongastvrij huis dat zichzelf berooft van vrede. Voor de stad die hem weigert te onthalen heeft Jezus een waarschuwing in de toon van zijn voorgangers, de profeten: de vernietiging van Sodom, de bij uitstek vervloekte stad, (Genesis 19; vgl. Amos 4, 6), is niets in vergelijking met wat die stad te wachten staat “op deze dag”, uitdrukking die aan komst van het Rijk de betekenis geeft van het Oordeel op het einde der tijden.
Jezus’ vaststelling dat de oogst groot is, maar de arbeiders te weinig talrijk, is nog steeds belangrijk voor onze tijd, met als bijkomend probleem dat het onkruid zich via de media sneller verspreidt dan de verkondiging van het Koninkrijk van God. Alleen ons persoonlijk getuigenis kan daar tegen ingaan door onze persoonlijke contacten en door onze geestelijke en sociale actie in het openbare leven. Maar vooral door ons aandringen bij de Heer van de oogst om, ons ter hulp, zijn arbeiders te sturen …
__
(1) De westerse christelijke traditie duidt hen het vaakst aan als "leerlingen", terwijl de oosterse christenen hen liever "apostelen" noemen. Volgens het Griekse lexicon is een 'apostel - apostolos' iemand die op zending gestuurd wordt, terwijl een “leerling" een student is: de twee tradities staan dan ook tegenover elkaar over de betekenis van het woord “apostel”.
(2) Het aantal tweeënzeventig is een impliciete verwijzing naar Genesis 10, 2-31 die, in de Griekse Septuagintavertaling, de tweeënzeventig volken der aarde opsomt. Alle volkeren zijn object van de zending.
72 of 70 ?
De oudste manuscripten, de Codex Vaticanus B, de codex Bezae D, en de Bodmer Papyrus (P75), spreken van 72 discipelen. Dat is 6 uit ieder van de 12 stammen van Israël. De Griekse vertaling van het Oude Testament, de “Septuaginta” genaamd, werd ook gemaakt door 72 vertalers, 6 per stam. Volgens de legende werkten ze allen afgescheiden van elkaar, maar bekwamen allen juist dezelfde vertaling. Het getal 72 werd vervangen door 70 in de meer recente traditie van de codices Sinaiticus en Alexandrinus. De Orthodoxe traditie vernoemt de Zeventig 'apostelen' bij naam, en feest hen op 4 januari.
(3) De Wet van Mozes (de Mozaïsche Wet) is het geheel van de voorschriften die het leven van de Israëlieten bepaalde. Deze voorschriften zijn nauwkeurig beschreven in het boek Leviticus.