Loading...
 

16e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 6, 30-34: Een herder voor zijn schapen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1589-1590)

De leerlingen die door Jezus op weg waren gestuurd, kwamen terug. Ze vertelden Jezus wat ze allemaal gedaan hadden. En wat ze de mensen geleerd hadden over God. Jezus zei tegen hen: ‘Kom, we gaan naar een stille plek om wat uit te rusten.’ Want er kwamen steeds zo veel mensen, dat Jezus en de leerlingen niet eens even konden eten.
Jezus en de leerlingen gingen met de boot naar een stille plek. Maar veel mensen zagen hen wegvaren en begrepen waar ze heen gingen. Overal vandaan liepen mensen snel naar die plek toe. Ze waren er nog eerder dan Jezus en de leerlingen.
Toen Jezus uit de boot stapte, zag hij al die mensen staan. Hij kreeg medelijden met hen, want hij dacht: Het lijken wel schapen zonder herder. Daarom begon hij hun uitleg te geven over God.



Dichter bij de tijd

(Bewerking:C. Leterme)

De apostelen kwamen terug bij Jezus.
Ze vertelden Hem wat ze gedaan hadden
en wat ze aan de mensen gezegd hebben.
Dan zei Jezus: 'Kom nu maar mee
naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit.
Want er komen en gaan hier zoveel mensen
dat we zelfs geen tijd hebben om te eten.'

Jezus en de apostelen vertrokken met een boot
en gingen naar een eenzame plaats waar ze alleen konden zijn.
Heel veel mensen zagen hen wegvaren.
Maar ze hadden door waar Hij naartoe ging.
En uit alle steden gingen ze er te voet naartoe.
Ze waren er zelfs nog eerder dan Jezus en zijn apostelen.
Toen Jezus aan land ging
zag Hij dan ook een grote groep mensen.
Hij had medelijden met hen.
Ze deden Hem denken aan schapen zonder herder.
Dan begon Hij uitgebreid les te geven.



Stilstaan bij …

Apostelen
(Grieks = ‘afgezant’, ‘gezondene’)
Het valt op dat Marcus het hier niet heeft over 'de twaalf' maar over 'apostelen', mensen die door Jezus uitgezonden werden om het evangelie te prediken en in zijn naam mensen te genezen. Zo werd ook Paulus ‘apostel’ genoemd, al zag hij Jezus nooit in levende lijve.
Op dit ogenblik wordt het woord ‘apostel’ vooral gebruikt voor de twaalf leerlingen, die Jezus van nabij volgden.

Jezus
(Hebreeuws: Jesjoe of Jehosjoe = JHWH bevrijdt, JHWH redt)
Lees meer over Jezus.

Eenzame plaats
Wellicht moest Jezus niet alleen naar een eenzame plaats gaan, omdat Hij wilde uitrusten, maar ook omdat Hij zich vijanden maakte door de aparte manier waarop Hij met de Wet omging.
Het kan ook dat Marcus met die eenzame plaats wilde verwijzen naar de woestijn, waar de Israëlieten tijdens hun veertig jaar durende tocht elke dag manna kregen.

Uitrusten
Dit herinnert aan het scheppingsverhaal waarbij God op de zevende dag uitrustte van het werk dat Hij de voorgaande dagen verricht had.
Die rust wordt Jezus blijkbaar niet gegund, zeker niet als Hij naar de mensen kijkt alsof ze schapen zonder herder zijn.

Medelijden
Het woord dat Marcus gebruikt, wordt letterlijk vertaald met: ‘de maag keert ondersteboven’.
Jezus was er dus echt niet goed van.
Er zijn twee redenen waarom Jezus zo diep bewogen is:
. de mensen dwalen als schapen zonder herder: ze zijn in geestelijke nood: ze hebben geen goede geestelijke leiders
. ze hebben niets te eten: ze kennen fysieke honger. En ook: ze hebben nood aan woorden die hen helpen om betere mensen te worden.





Bij de tekst

Merk op

Zelf hadden Jezus en zijn leerlingen geen tijd om te eten. Toch staat er onmiddellijk hierna dat ze 5000 man te eten gaven (Marcus 6, 44) .



Wortels in het Oude Testament

Numeri 27, 15-17
Mozes sprak tot Jahwe: `Laat dan Jahwe, de God die aan alle mensen het leven schenkt, over de gemeenschap iemand aanstellen die hen uitleidt en thuisbrengt; anders wordt de gemeenschap van Jahwe een kudde zonder herder.'




Jeremia 23, 1-6
‘Wee de herders, door wie de schapen van mijn kudde
omkomen en verloren lopen
– godsspraak van de Heer.

Daarom, zo spreekt de Heer, de God van Israël,
tegen de herders die mijn volk weiden:
“Door uw schuld zijn mijn schapen verdwaald en uiteengedreven;
u hebt er niet op gelet. Maar Ik let wel op u, vanwege al uw misdaden
– godsspraak van de Heer.”

Ik breng de overgebleven schapen bijeen
uit alle landen waarheen Ik ze heb verdreven.
Ik breng ze terug naar hun weiden;
ze worden weer vruchtbaar en talrijk.
Dan stel ik herders over hen aan die hen werkelijk weiden.
Ze hoeven niet bang of angstig meer te zijn,
geen van hen wordt nog vermist
– godsspraak van de Heer.

Geloof Mij, de tijd komt
dat Ik een wettige telg van David laat opstaan
– godsspraak van de Heer.

Hij zal met bekwaamheid regeren
en het land rechtvaardig en eerlijk besturen.
Dan wordt Juda bevrijd, en leeft Israël veilig.
Dit is de naam die men het geeft: “Heer, onze gerechtigheid.”




Spreken over ‘schapen zonder herder' komt vaak voor in het oude Testament. Bijvoorbeeld ook in: 1 Koningen 22, 17; 2 Kronieken 18, 16; Judit 11, 19; Ezechiël 34, 5. 8.
Onrechtstreeks geeft die zin kritiek op de leiders van het volk, die ten tijde van Jezus het volk niet echt leidden.





Suggesties

Kleine kinderen

VERTELLEN

Leven zonder herder

Een jongetje heeft een cavia en zorgt ervoor.

De kinderen vullen aan wat dat kan zijn (voor eten zorgen, kooitje proper maken ...)

Op een dag wordt het jongetje ziek en moet naar het ziekenhuis.
Niemand denkt eraan om voor de cavia te zorgen.
De jongen krijgt bezoek in het ziekenhuis.
‘Hoe is het met mijn cavia?’ vraagt hij aan zijn broer.
‘Goed’ liegt hij, want hij wil zijn broertje niet terug ziek maken.
Als de broer thuis komt, gaat hij recht naar het kooitje van de cavia.

De kinderen vertellen hoe het met de cavia zou kunnen gesteld zijn.

Helemaal ineengedoken zit de cavia in een hoekje.
De broer geeft de cavia eten en drinken
en zorgt er verder voor zoals zijn broertje altijd voordien heeft gedaan.


- Hoe kun je zien dat iemand goed voor zijn cavia zorgt?
- Voor wie zorgen mensen nog zoal?
- Hoe zorgt Jezus voor de mensen?
(Hij vertelt ze hoe ze moeten leven om elkaar gelukkig te maken.
De kinderen zoeken naar verhalen van of over Jezus die daar een voorbeeld van zijn.)





Grote kinderen

OPZOEKEN

'Jezus begon hen uitvoerig te onderrichten’

Materiaal
- een bladwijzer voor elk kind (kan gerust een strook papier zijn)
- een aantal kinderbijbels met kleurrijke illustraties (1 kinderbijbel per kind / per twee kinderen),
of laat de kinderen zelf een kinderbijbel meenemen.


Verloop
In het evangelie wordt vaak verteld over Jezus die les gaf ...
- Wat soort les gaf Jezus?
(Merk op: Hij gaf niet alleen les met woorden, maar ook met daden, want wat Hij deed zijn handelingen waar christenen zich nu aan inspireren.)
_ Zoek naar een tekst of een illustratie die je treft en die volgens jou iets zegt wat Jezus als ‘les’ te geven heeft.
Op die plaats leggen de kinderen een bladwijzer.
Nadien verwoorden ze voor elkaar waarom ze die tekst of illustratie kozen.

Eventueel kunnen de kinderen die zin overschrijven op de ‘bladwijzer’, die ze nadien versieren.


TIP
Indien je niet over erg veel kinderbijbels beschikt, laat dan twee kinderen één kinderbijbel gebruiken.


Belangrijk
. In deze activiteit is er geen beste keuze – alles kan belangrijk zijn!
. Hecht grote waarde aan de verwoording van de kinderen waarom ze een tekst of een illustratie treffend vinden.
. Als de kinderen een illustratie kiezen, sta dan niet alleen stil bij het mooie van die illustratie, maar ook bij wat die illustratie over Jezus kan zeggen.





VERDIEPEN

Een plek om te rusten

Lees de tekst 'Dichter bij de tijd' voor (zie hoger).

Sta erbij stil dat Jezus zegt: ‘Kom nu maar mee naar een eenzame plaats om alleen te zijn en rust daar wat uit.’
- Heb je ook zo’n plek waar je alleen kunt zijn?
- Welke plek is dat?
(Eventueel: geef de kinderen de kans om die plek te tekenen)
- Wat doe je als je op die plek bent?
(voor sommigen: niets doen; voor anderen: van alles doen; voor nog anderen: ...)
- Waarom ben je daar het liefst alleen?





SPREKEN MET BEELDEN

Rust wat uit

Fano

Dek het bovenste deel van deze illustratie af. De kinderen zien alleen een auto.

- Wat zien jullie op deze tekening? (een gezin op weg met de auto)
- Waar zouden ze naartoe gaan? (teken eventueel een pijl - of een hoeveelheid pijlen - met daarop een aantal vakantiebestemmingen)
- Wat nemen mensen mee als ze een aantal dagen op vakantie gaan?

Neem dan de bovenste bedekking af van de illustratie.

- Klopt dit met wat jullie zelf bedacht hebben?
- Waar hadden jullie helemaal niet aan gedacht?
- Op welke manier kan Jezus met jullie mee op vakantie?
(aan Hem denken, tot Hem bidden, over Hem lezen of vertellen, doen zoals Hij zou gedaan hebben ...)





Jongeren

SPREKEN MET BEELDEN

Schapen zonder herder

Zonder Herder

- Bij welke zin uit het evangelie hoort deze illustratie?
- Wie zou de kunstenaar met deze schapen bedoelen?
- Wie zou deze staf moeten opnemen?
- Wat zou die moeten doen? Wat zou die moeten zeggen?


(Met de schapen worden de mensen bedoeld.
De herder die bij de staf hoort kan God zijn, of Jezus, of een persoon naar wie jongeren opkijken.
Belangrijk is de vraag wat die herder zou moeten doen en / of zeggen. Bij hun antwoord verwoorden jongeren hun dromen en verwachtingen naar een wereld waarin mensen gelukkig kunnen zijn)


TIP
Kleur de staf bij indien je van deze illustratie gebruik maakt. De woorden John Paul spelen namelijk geen rol bij deze activiteit.





SPELEN MET WOORDEN

Lettergedicht: Vrije tijd

De jongeren maken een gedicht over de waarden van een vakantie door een gedicht te maken waarvan elke eerste letter een andere letter van het woord 'vakantie' is.



Schuifraadsel

Verdeel de groep jongeren in twee.
Elke groep krijgt de opdracht om een schuifraadsel te maken. De ene groep doet dat met het woord ‘vrije tijd’, de andere groep met het woord ‘vakantie’ .
Als ze het raadsel gemaakt hebben, schrijven ze er ook de opdrachten of vragen bij.

Daarna maken ze een leeg rooster met de opdrachten erbij en geven het aan de andere groep, die het schuifraadsel probeert op te lossen.





VERTELLEN

Redding

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 164)

Op een dag regende het zo lang en zo hard,
dat de hele streek overstroomde.
Een heel gelovig man klom op zijn dak.
Er kwam een reddingsboot langs
die hem wilde meenemen.
Maar de man zei: ‘God zal wel voor mij zorgen’
en hij stuurde de boot weg.
Het bleef stormen en regenen,
en het water bleef stijgen.
Nu stond het water tot aan zijn kin.
Er kwam een roeiboot langs
die hem wilde redden,
en weer weigerde de man.
‘Ik vertrouw op God’, zei hij,
‘Hij komt me wel helpen.’
Het water steeg nog hoger.
De man kon nauwelijks ademhalen.
Toen kwam er een helikopter.
De bemanning liet een ladder zakken
om hem te redden.
Maar de man zei: ‘Ga maar weg.
God zal me redden.’
Maar het bleef regenen
en het water bleef stijgen.
Tenslotte verdronk de man.

Hij ging naar de hemel.
Toen hij God zag, riep hij:
‘God, ik had zoveel vertrouwen in U.
Ik geloofde heel sterk in U.
Waarom heeft U mij niet gered?’
Toen krabde God zich op het hoofd en zei:
‘Ik begrijp er niets van!
Ik heb je nog wel twee boten
en een helikopter gestuurd!’




Overweging bij het verhaal
(naar C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 18 april 2018, p. 1)

Wie in de Bijbel zoekt naar een manier om over God te spreken
komt al heel vlug het beeld ‘herder’ op zijn weg tegen.
Zeker dat van de ‘goede herder’ die alles over heeft voor zijn schapen.
Zo gebeurt dat mensen God aanspreken op zijn kwaliteiten als herder:
‘Zoals een herder zorgt voor zijn schapen,
zo zou ik willen dat Jij, God, voor mij zorgt.’

Maar hoe kan God nu voor de mensen zorgen?
Hij heeft geen handen en voeten zoals mensen die hebben.
Daar had de man in het verhaal niet aan gedacht.
Misschien vond hij dat God de hemel zou openen om hem te helpen.
Twee boten en een helikopter wilden de man oppikken –
maar de man bleef wachten op dat spectaculaire wonder.

Als God zorgt voor de mensen, dan kan Hij dat alleen doen
door de zorgende aandacht van andere mensen.
En als mensen geschapen zijn naar het beeld van God
dan moeten ze zelf ook zorgend optreden voor hun medemens.
Dat hoeft helemaal niet wereldschokkend te zijn.
Een uiting van belangstelling, liefdevolle aandacht kan dat ook al zijn.

Er zijn mensen die van dit zorgen voor anderen hun beroep maken.
Maar iedere mens, wie hij ook is en wat hij ook kan, is geroepen
om zorgend om te gaan met de mensen waarmee hij samenleeft.
Mensen mogen best wel een extra paar ogen hebben om dat te zien.
Om doorheen handelingen van elke dag
de aandacht, de zorg en de liefde van hun medemens te zien.





Overweging

Jan Wuyts pr

Pastoor? pastor? priester? profeet? (2018)

Pater Johan is onze pastoor. Meteen heeft hij al twee kwalificaties: pater en pastoor, allebei uit het Latijn: vader en herder. Wanneer hij op bezoek gaat in een ziekenhuis, zal hij wellicht de ziekenhuis-pastor - een leek - met één o - ontmoeten. Maar wanneer hij met de andere pastoors bij de deken samenkomt, dan vormen zij een groep pastores. Dergelijke spelletjes zijn wellicht typerend voor een organisatie waar de functies niet meer zo duidelijk zijn. Zij zijn tekenen van een zekere zenuwachtigheid. Wie is wie? Zijn wij wel goed bezig? Waar gaat ons de huidige evolutie toe leiden? Of hoe één lettertje o ons kan tonen dat onze kerk met serieuze vragen kampt.

Pastoor of pastor: altijd een herder. Deze beeldspraak is zo sterk dat ze doorheen vele eeuwen en wisselende culturen stand houdt. In twee van de drie lezingen vandaag komen herders ter sprake. Ze worden er echter in een slecht daglicht geplaatst.

De profeet Jeremia laat de Heer God aan het woord, die de leiders van het volk verwijt dat zij herders zijn - ik citeer - ‘door wie de schapen van mijn kudde omkomen en verloren lopen; door uw schuld zijn mijn schapen verdwaald en uiteengedreven.’ Meteen wordt gezegd wat wel van herders, van leiders mag verwacht worden. In het evangelie spreekt Jezus over de mensen die Hem volgen als over ‘schapen zonder herder’. Van de officiële religieuze leiders van het volk: de hogepriester, de tempelpriesters, de Schriftgeleerden wordt verwacht dat zij Gods herderschap - God is de herder bij uitstek - over het volk gestalte geven.
De herder is de leider. Hij gaat zijn kudde voor. Hij stippelt de weg uit. Hij zorgt dat de schapen samen blijven, uit de buurt van bedreigingen en gevaren. De herder draagt ook zorg voor zijn schapen, zoekt ze op, wanneer ze verloren lopen. Hij kent hen bij hun naam.

Jeremia klaagt over slechte herders. Jezus mist ware herders. Deze beeldspraak heeft als achtergrond een spanningsveld dat bijna op elke bladzijde van de Bijbel aanwezig is. De Bijbelse geschiedenis vertoont twee manieren van omgaan met de relatie tussen God en de mensen, kortom met godsdienst. De traditie heeft dit uitgebeeld in twee figuren die tegenover elkaar staan De priester en de profeet. De priester staat voor een verticaal geloofsmodel. Wil de mens zijn God benaderen, dan moet dat langs dit instituut om. Het filtert, het ordent, het doseert de omgang tussen God en de mens. In de tempel kan de gewone gelovige offers laten opdragen tegen betaling. Tegenover de priester staat de profeet. De profeet weet God te vinden waar mensen voor elkaar zorg dragen, waar liefde wordt nagestreefd en vrede wordt gesticht, maar ook waar mensen lijden en met kwetsuren moeten leven. Profeten vestigen de aandacht op deze vindplaatsen van God. middenin het leven. Gods welwillendheid wordt niet afgekocht met offers in de tempel, maar gebeurt overal waar menselijkheid het haalt op wat mensen klein maakt, op wat mensen doet lijden.

Dit spanningsveld tussen priester en profeet kleurt de hele Bijbel en zelfs de hele kerkgeschiedenis. Om maar één voorbeeld te geven. In de eerste eeuwen ontstonden nieuwe christelijke gemeenschappen. De bisschoppen stelden priesters aan als hun vertegenwoordigers in die gemeenschappen. De evangeliën waren hun leidraad. Zij zouden getuigen van wat Jezus voor hen betekende.
Al hel snel vertoonden zij meer gelijkenis met de tempelpriesters uit het Oude Testament. Aanzien en macht namen de plaats in van de evangelische dienstbaarheid.
Deze priesterkerk riep als vanzelf een profetisch protest op. Er ontstonden abdijen en kloosters die opkwamen voor een meer authentiek evangelisch leven. Op vele manieren heeft dit proces van actie en reactie zich herhaald.
Is dit alles toepasselijk op onze kerk? Is er ook vandaag een spanningsveld tussen een ‘priesterkerk’ en een ’profetische kerk’? En gaat onze keuze uit naar een hernieuwde profetische kerk?
Een kerk die veel minder bezig is met haar eigen structuren, haar hiërarchie, haar macht. Een kerk van gelovige mensen, die met de Schrift in hart en handen, getuigt van de bevrijdende boodschap van Jezus. Een kerk die de wereld durft bevragen, durft waarschuwen waar menselijkheid wordt bedreigd of geschonden, maar die ook de bevordering daarvan mag bevestigen. Want daar ging het God om toen Hij in Jezus mens werd: om menswaardigheid, om medemenselijkheid. Een kerkgemeenschap dient dan om ons aan deze opdracht te herinneren, ons daarbij te begeleiden en te inspireren, en om ons samen te brengen. Moeten wij wachten tot Gods Rijk naar ons toe komt? Of zijn wij gedoopt en gezonden om dit Rijk hier en nu op mensenmaat te helpen aanvangen?





Frans Mistiaen sj

Op retraite

Na een vermoeide tocht om de blijde boodschap te verkondigen
horen Jezus' leerlingen een uitnodiging:
"Kom mee naar een eenzame plek om alleen te zijn en uit te rusten!"
Is dit een uitnodiging om wat vakantie te nemen?
Ja, maar dan wel een vakantie van Jezus' soort,
nl. een rust, gevuld met herbronning, bezinning en gebed.
"Alleen zijn" betekent in het evangelie
"tijd besteden aan gebed tot God". ‘Gij bad op enen berg alleen...’

Gelukkig zijn er ook in onze tijd nog plaatsen
voor rust, bezinning en "alleen zijn" - abdijen, bezinningscentra -
waar retraites, afzonderlijk of in groep, worden aangeboden,
niet oubollig, maar aangepast aan onze tijd,
met begeleiders en begeleidsters
die de geestelijke vragen en noden van mensen van onze tijd kennen:
Grimbergen, Drongen en andere.
Waarom zouden wij niet enkele dagen op retraite gaan?

Wat gebeurt er eigenlijk op zo'n retraite?
Daar wordt ons een tijdlang
een heel ander levensritme en -kader aangeboden,
geen fysieke training, maar inspanningen
op een heel ander domein nl. dat van het inwendige leven.
Een beetje zoals een bergbeklimmer
die het de moeite waard vindt de bergflank op te trekken,
om, van op een hoger niveau, vanuit een ander perspectief,
een heel andere kijk op de dingen te krijgen,
en om daarna in de vallei het dagelijks leven weer aan te pakken
met een vernieuwde inwendige kracht.
Een retraite is geen nietsdoeners-vakantie,
- ik moet er trouwens niet aan beginnen als ik te vermoeid bent -
het is wel een rustgevende, deugddoende herbronning.
Het is geen vlucht uit de werkelijkheid,
maar een ingrijpende onderbreking
om juist nieuwe krachten op te doen voor het concrete leven daarna.

De kern van een retraite
zijn de regelmatige, persoonlijke ontmoetingen met de levende Heer.
Ik moet er dus wat tijd voor nemen, zeker enkele dagen, om mijzelf
de kans te geven, niet alleen met mijn verstand, inzichtelijk,
maar vooral met mijn gemoed en mijn hart,
opnieuw de Heer in mijn eigen leven te ontdekken.
“Op welke manier is God vandaag bezig met mij?”
Met de hulp van een ervaren berggids - een geestelijke begeleider -
doe ik weldra de hernieuwde ervaring op
dat God mij graag ziet... mij graag blijft zien,
ook met wat ik het laatste jaar weer allemaal heb meegemaakt.
Ik ga mij opnieuw dankbaar voelen omdat ik bemind ben,
beminnenswaardig, de moeite waard om bemind te worden
door de Heer van het leven.
Wat een verademing dat opnieuw te mogen ervaren,
niet theoretisch, maar lijfelijk voelbaar!
Dat geeft nieuwe zuurstof aan het hart.
Dat is de kern van een retraite.

Die eerste fase is essentieel, en volstaat voor de meesten.
Sommigen echter gaan nog wat verder
en besteden daarna tijd aan een tweede fase van de retraite:
na de dankbaarheid voor Gods vriendschap
volgt de ervaring van een uitnodiging
tot uitzuiveren van onze dienstbaarheid.
Wij doen natuurlijk al heel veel voor anderen.
Wij steken veel energie in onze zorg voor huisgenoten,
vrienden, collega's, leden van allerlei verenigingen.
Maar soms kan er geruisloos nogal wat zelfzucht zijn binnengeslopen
in “de manier waarop” wij bezorgd zijn:
doen wij het echt voor de anderen
of toch ook gedeeltelijk voor onszelf?
De tweede fase van een retraite is een louterend bewust worden
dat onze bezorgdheid vermengd is geraakt met valse motieven
en daarom een uitnodiging tot uitzuivering van onze dienstbaarheid.
Deze fase mondt uit in een nieuwe keuze,
in een heel praktische vernieuwing van onze inzet en aanpak,
die meer in navolging van de Heer Jezus geschiedt
in belangeloze zelfgave.

Een retraite kan toch niet al te lang duren.
Zoals de mensen weldra weer beroep deden op Jezus,
zo worden wij uit de retraite weldra teruggeroepen naar onze taak
door diegenen die, als schapen zonder herder, beroep doen op ons:
de kinderen of kleinkinderen thuis,
de collega's op het werk, de buren in de gemeente.
Maar allen verlangen zij in ieder geval
dat wij dan "echte” herders zouden zijn,
d.w.z. “belangeloze" herders,
met een "van zelfzucht gezuiverde" zorgzaamheid voor hen.
Eigenlijk is elke eucharistieviering een kleine retraite.
Te midden van ons drukke leven,
vinden wij hier een oase van rust en bezinning,
waar wij nieuwe kracht op doen.
Kom dan maar mee, naar deze eenzame plek,
om wat met de Heer "alleen te zijn".
In deze eucharistie wil Hij ons op de eerste plaats laten voelen
dat Hij ons ook vandaag echt graag ziet,
ondanks alles wat er weer is gebeurd.
Wij komen er Hem dus vooral danken
omdat wij door Hem zielsbemind worden.
En dan nodigt Hij ons ook uit
onszelf te breken en te delen
opdat wij voor anderen echt belangeloos zouden zorgen
en hen zouden laten leven.