Kronieken 15, 3-4. 15-16; 16, 1-2: De ark in Jeruzalem
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C.Leterme)
Nu riep David heel Israël in Jeruzalem bijeen
om de ark van Jahwe over te brengen
naar de plaats die hij voor haar had afgepaald.
Ook riep David de zonen van Aäron en de levieten bijeen.
De levieten namen de ark van God met draagstokken op hun schouders, zoals Mozes in opdracht van Jahwe bevolen had.
Ook beval David de oversten van de levieten,
de zangers onder hen te laten aantreden met muziekinstrumenten,
lieren, harpen en cimbalen, om feestelijke muziek te laten horen.
Nadat ze de ark van God de stad binnengebracht hadden,
zetten ze haar in de tent die David voor haar had opgeslagen
en brachten ze brand - en slachtoffers ter ere van God.
Toen David de laatste brand - en slachtoffers had opgedragen,
zegende hij het volk in de naam van Jahwe.
Stilstaan bij ...
David
Tweede koning van Israël.
Lees meer
Bij de tekst
Historische context
In de Bijbel staat dat de ark in de woestijn meegedragen werd op de tochten van de Israëlieten en onder een tent (de tabernakel) beschut werd. Deze mobiele ark kreeg onder de regering van koning David een definitieve plaats in Jeruzalem. Dit valt samen met de overgang van het zwervende nomadenleven van de Israëlieten (in de woestijn) naar een sedentair boerenbestaan (in Israël). De trekkende God van de nomaden wordt een God met een vaste woonplaats.
Met de ark worden twee manieren zichtbaar om zich God voor te stellen:
. mobiel: God gaat op weg samen met zijn volk.
. statisch: God woont op één plaats - de tempel - , staat ter beschikking en is 'onder handbereik' van koning en volk.
De Ark van het verbond
De ark was een kist (1,25 x 0,75 x 0,75) van acaciahout die met goud bekleed was.
Boven op de ark waren twee engelen die a.h.w. een zetel maakten waarop de onzichtbare God troonde. De ark / kist zelf was dan zijn voetbank.
Aan de zijkant was de ark voorzien van ringen waardoor men draagstokken kon steken, zodat men de ark gemakkelijk kon opnemen en ze erg beweeglijk werd.
In de ark werden de stenen bewaard waarop de tien woorden van God (geboden) waren gegrift. Daarom werd de ark het symbool van de tegenwoordigheid van de onzichtbare God bij het volk Israël. Waar de ark was, daar was God.
Toen de Israëlieten door de woestijn gingen droegen ze de ark mee. Als ze een tijdlang halt hielden, plaatsten ze de ark in een tent (tabernakel).
In de tempel van Salomo stond de ark in het Heilige der Heiligen. Dat deel van de tempel was afgesloten met een zwaar gordijn (het voorhangsel) en mocht maar één keer per jaar betreden worden door een hogepriester.
De tempel van Salomo werd verwoest. Toen er na de ballingschap een tweede tempel werd opgetrokken, was er geen ark meer in de tempel.
De heilige Ark
Wanneer de joden nu spreken van de Ark, bedoelen ze een kast in de synagoge waarin de tora-rollen bewaard worden. (De ‘tora’ zijn de vijf eerste boeken van de bijbel. In deze boeken zijn veel wetteksten te vinden. Men zegt dat Mozes deze boeken geschreven heeft) Voor de kast hangt er een zwaar gordijn dat geborduurd is en doet denken aan het voorhangsel in de vroegere tempel.