2 Samuël 7, 18-19.24-29: David bidt tot God
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 458-459)
Daarna ging David de tent van de Heer binnen om te bidden. Hij zei: ‘Heer, mijn God, waarom hebt u mij uitgekozen om koning te zijn? Ik ben hele-maal niet belangrijk, en mijn familie is dat ook niet. En u hebt zelfs nog meer beloofd, Heer, mijn God. U hebt gezegd dat er altijd iemand uit mijn familie koning zal zijn. En wat u zegt, staat voor altijd vast.
Israël is uw volk en u bent hun God, voor altijd.
Heer, mijn God, doe wat u aan mij en mijn nakomelingen beloofd hebt. Dan zal iedereen u altijd kennen. En de mensen zullen zeggen: ‘De machtige Heer is de God van Israël.’ Als u doet wat u beloofd hebt, zal er in mijn familie altijd iemand koning zijn.
Machtige Heer, God van Israël, ik durf nu tot u te bidden. Want u hebt te-gen mij gezegd dat er in mijn familie altijd iemand koning zal zijn. Heer, mijn God, u alleen bent God. Dus wat u gezegd hebt, zal zeker gebeu-ren. Ik vraag u om mij en mijn familie altijd te steunen, zodat er altijd ie-mand uit onze familie koning zal zijn. Dat hebt u toch beloofd, Heer, mijn God?’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Toen ging koning David het heiligdom binnen.
Hij zette zich neer voor God en zei:
`Wie ben ik, God, en wie is mijn familie,
dat Je me zover gebracht hebt?
En nu is dit alles voor Jou nog niet genoeg, God:
ook over de toekomst van mijn familie spreek Je.
Is dit voor een mens wel weggelegd, God?
Jij hebt je volk Israël altijd gemaakt als jouw volk
en Jij bent hun God.
Blijf daarom, God, trouw aan het woord
dat Je gesproken hebt
tegen mij en mijn familie, en doe zoals je zegt.
Dan zal je naam voor altijd groot zijn.
Dan zal men zeggen:
God van de hemelse machten is God over Israël
en voor Jou blijft de familie van je dienaar David in stand.
Jij, God van de legerscharen, God van Israël,
Jij hebt aan je dienaar gezegd:
Ik zal je een familie geven.
Daardoor vond ik de moed om tot Jou te bidden.
Wel God, Je bent God en je woorden zijn betrouwbaar.
Jij hebt deze weldaad aan mij beloofd.
Zegen dan mijn familie
zodat die altijd voor Jou mag blijven bestaan.
Jij zelf, God, hebt gesproken.
Je rijke zegen zal voor altijd rusten
op de familie van je dienaar.'
Stilstaan bij …
Familie
‘Familie’ vervangt in deze tekst het woord ‘huis’, dat ook met ‘dynastie’ vertaald kan worden.
Bij de tekst
Bijbelse context
David krijgt geen toelating van God om een tempel te bouwen. Dat wordt een opdracht voor zijn zoon Salomo.
Maar God belooft voor hem een huis (familie / dynastie) te bouwen die altijd zal blijven bestaan. Op basis van deze belofte is de hoop gevestigd op de komst van een Messias, een gezalfde.
Christenen zagen de komst van die Messias vervuld in Jezus.
Daarom wordt van Jezus verteld dat:
. Hij in Betlehem, de stad van David’ geboren is (Lucas 2, 4)
. Hij uit het huis en het geslacht van David is (Lucas 2, 4)
. God Hem de troon van zijn vader David zal geven (Lucas 1, 32)
. zijn koningschap nooit zal eindigen (Lucas 1, 33)