Lucas 14, 1.7-14: Gelijkenissen bij een maaltijd
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1649-1650)
Op een dag ging Jezus naar het huis van een belangrijke farizeeër. Jezus was daar uitgenodigd voor een maaltijd. Het was sabbat en iedereen lette goed op Jezus.
Jezus zag dat de andere gasten de beste plaats aan tafel uitzochten. Daarom gaf hij hun dit voorbeeld: ‘Als je uitgenodigd wordt voor een feestelijke maaltijd, ga dan niet op de beste plaats zitten. Want er kan een gast komen die belangrijker is dan jij. Als jij dan op de belangrijkste plaats zit, komt de man die het feest geeft naar jou toe. En hij zal zeggen: ‘Je moet opstaan voor mijn andere gast!’ Dan moet jij op de slechtste plaats gaan zitten, en lacht iedereen je uit.
Als je uitgenodigd wordt, kun je beter op de slechtste plaats gaan zitten. Want dan komt de man die het feest geeft naar jou toe met de woorden: ‘Beste vriend, kom hier op een betere plaats zitten!’ Dan zullen alle andere gasten zien hoe jij gewaardeerd wordt.
Want God zal iedereen die zichzelf geweldig vindt, onbelangrijk maken. En juist mensen die zichzelf niets waard vinden, die zal God belangrijk maken.’
Jezus zei tegen de man die hem uitgenodigd had: ‘Stel dat je mensen uitnodigt om ’s middags of ’s avonds bij jou te komen eten. Vraag dan niet je vrienden, je familie of je rijke buren. Want dan krijg je ook een uitnodiging om bij hen te komen eten. En zo krijg je iets terug voor je moeite.
Als je mensen thuis uitnodigt, vraag dan arme mensen, zwervers en bedelaars. Het echte geluk is dan voor jou. Want die mensen kunnen niets voor jou terugdoen. Daarom zal God je belonen, op de dag dat goede mensen opstaan uit de dood.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Op een sabbat was Jezus uitgenodigd om te eten
bij een heel belangrijke Farizeeër.
Toen Jezus zag dat de genodigden de beste plaatsen uitkozen,
zei Hij: ‘Wanneer iemand je uitnodigt op een trouwfeest,
kies dan niet de beste plaats uit.
Misschien nodigde de gastheer iemand uit die belangrijker is dan jij.
Stel je voor dat hij dan naar je toekomt en zegt:
‘Sorry, maar deze plaats is voor iemand die belangrijker is dan jij.
Zoek daar achteraan maar naar een plaats’.
Dan moet je rood van schaamte achteraan gaan zitten.
Maar wanneer je ergens uitgenodigd wordt,
ga dan liever achteraan zitten.
Als de gastheer je daar dan ziet, zal hij zeggen:
‘Vriend, wat zit je hier te doen? Kom meer vooraan.
Daar heb ik een mooiere plaats voor je’.
Dat zal een eer voor je zijn in het oog van alle genodigden.
Want iedereen die zich verheft zal vernederd worden,
en wie zich vernedert zal verheven worden’.
En tegen zijn gastheer zei Jezus:
‘Wanneer je ‘s middags of ’s avonds een etentje / maaltijd geeft,
nodig dan niet je vrienden, broers en familie uit
en ook geen rijke buren.
Want dan nodigen zij jou op hun beurt weer uit,
en krijg je terug wat je gedaan hebt.
Als je een etentje geeft, nodig dan liever armen uit,
mensen met een handicap, kreupelen en blinden.
Je zult gelukkig zijn, omdat zij je niets kunnen terugdoen.
Daar zal God je voor belonen bij de verrijzenis van de goede mensen’.
Stilstaan bij ...
Sabbat
Voor de joden is dit de zevende dag van de week. Een dag waarop ze niet werken en tijd maken voor God. De maaltijd op sabbat is voor hen de belangrijkste maaltijd in de week.
Maaltijd
De maaltijd is een belangrijk gebeuren in het leven van christenen. In het ‘breken van het brood’ en het ‘drinken uit de beker’ waarbij iedereen welkom is, zien christenen het beeld van het Rijk van God.
Zoals men christenen ‘mensen van de weg’ noemt, zo zou men ze ook ‘mensen van de tafel’ kunnen noemen.
Voornaamste plaats / beste plaats
Dit is de ereplaats, de plaats naast de gastheer.
Tafel
Mensen die samenkomen rond de tafel is een beeld voor menselijke solidariteit.
Gelijkenis
Een gelijkenis is een kort verhaal waarbij men een waarde, een begrip, plaatst naast een concreet gegeven dat er gelijkenis mee heeft, en het helpt te begrijpen.
Het woord ‘gelijkenis’ wordt in Vlaanderen vaak vervangen door ‘parabel.
Aanliggen
In Jezus’ tijd werden ‘ligbedden’ aan tafel gebruikt.
Vernederen
Het woord dat hier gebruikt wordt voor ‘vernederen’, komt ook voor in Lucas 3, 3-4. Daar heeft het de betekenis van ‘gelijk maken’. Het gaat om een situatie, waarin men elkaar, op gelijke hoogte, weer in de ogen kan zien.
Armen
Jezus stelt niet voor om aan de armen iets te geven, maar om er samen mee te eten. Want uiteindelijk wordt men uitgenodigd aan de tafel van dezelfde God.
Niet kunnen vergelden / niets kunnen terugdoen
Echte goedheid verwacht niets terug.
Bij de tekst
Wortel in het Oude Testament
'Doe niet aanmatigend in het bijzijn van de koning
en ga niet op de plaats van de aanzienlijken staan,
want men kan beter tot u zeggen: `Kom hierheen, hogerop!'
dan dat men in het bijzijn van een aanzienlijke
u een lagere plaats wijst.
(Spreuken 25, 6-7)
Parabel
Een parabel / gelijkenis...
... informeert over God en zijn Rijk
De maaltijd is het beeld van het Rijk van God. Wie hoogmoedig is, hoort er eigenlijk niet thuis.
... roept op tot een aangepaste levenshouding
Jezus roept de mensen op om de eigen kring te doorbreken.
Lees meer over parabels
Bijbel en kunst
Glasraam
1539, Eglise St-Saën, Saint-Saëns (Frankrijk)
(Inspiratiebron: Dries van den Akker sj/2010.08.18 in http://www.beeldmeditaties.nl)
Dit glasraam maakt deel uit van een cyclus over de heilige koning Lodewijk van Frankrijk († 1270). Het toont hoe de koning armen aan tafel uitnodigde. Dat staat ook op de banderol: 'Pauvres en table les samedis / Dinoient avec le Roy S. Loys’ (= ’s Zaterdags dineerden armen aan tafel met koning Lodewijk.)
Dit glasraam lijkt de woorden van Jezus te illustreren: 'Wanneer u ’s middags of ’s avonds een feestmaal geeft, roep dan niet uw vrienden bij elkaar, of uw broers, of uw familie, of rijke buren. (...) Nodig liever, als u een feest aanricht, armen uit, gebrekkigen, kreupelen en blinden. ' (Lucas 14, 12-13)
De koning, met kroon op, zit links aan het hoofd van de tafel. Een baldakijn boven zijn hoofd benadrukt zijn waardigheid. Aan zijn linkerhand zit een arme kale man. Naast die arme zitten twee rijk en kleurig geklede genodigden die elkaar ongelukkig aankijken. Ze voelen zich duidelijk niet goed bij deze situatie.
De kunstenaar confronteert ons in dit werk met de reactie die de aanwezigheid van de arme in het milieu van de koning teweeg brengt. De rijken kijken elkaar ongemakkelijk aan en hebben geen oog voor de arme in hun midden. Dit in contrast met de koning van wie de handen duidelijk maken dat hij de arme toespreekt.
Zou de kunstenaar in koning Lodewijk het beeld zien van Christus?
Of is Jezus te herkennen in de arme?
Nelly BUBE
De minste plaatsen op het feest
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Tekenen
De kinderen tekenen een tafel waaraan allerlei soorten mensen zitten.
Collage
Materiaal
Groot blad, tijdschriften, lijm.
Verloop
Teken op een groot blad papier een tafel. De kinderen scheuren (knippen kan ook, maar geeft niet zo'n mooi resultaat) uit tijdschriften allerlei soorten mensen (groot, klein, dik, dun, blank, zwart, geel, man, vrouw, kind...) die ze nadien rond die tafel kleven.
Voor meer info, zie: collage
Grote kinderen
VERDIEPEN
De beste plaats
- Wat is de beste plaats aan tafel?
(voor kinderen? Voor volwassenen?)
- Maken jullie wel eens ruzie over de beste plaats?
- Wat voor gevoel heb je als je op de beste plaats kunt zitten? (Bespreek dit gevoel)
Het gaat erom dat mensen elkaar niet voorbij streven
en niet met elkaar omgaan alsof het dingen zijn, die men voorbijgaat.
Wie is er welkom?
Vertel
Volgende week is het jullie verjaardag. Je mama zegt dat ze voor jou een feestje wilt organiseren.
- Wie wil je allemaal uitnodigen?
De kinderen noteren dat op een briefje.
Ga met de kinderen dieper in op de reden waarom ze iemand uitnodigen.
Vertel dan het laatste deel van het evangelie:
'Wanneer u 's middags of 's avonds een etentje geeft, nodig dan niet uw vrienden, broers en familie uit en ook geen rijke buren. Want dan nodigen zij u op hun beurt weer uit, en krijgt u terug wat u gedaan hebt. Als u een etentje geeft, nodig dan liever armen uit, mensen met een handicap, kreupelen en blinden. U zult gelukkig zijn, omdat zij u niets kunnen terugdoen. Daar zal God u voor belonen bij de verrijzenis van de goede mensen.'
Wie zou Jezus in ons geval ook nog uitnodigen?
Belangrijk
. Jezus heeft het over armen, mensen met een gebrek of een handicap, blinden. Het spreekt voor zich dat je dit begrip opentrekt en minder letterlijk leest.
. Indien de groep kinderen elkaar nog op andere momenten tegenkomt (bv. school; jeugdbeweging), stimuleer ze dan zeker niet om teveel concrete namen te vermelden. Dit gesprek heeft vooral de bedoeling om de aandacht van de kinderen te trekken op: 'iets doen, zonder dat men er iets voor in de plaats verwacht.'
VERTELLEN
Welkom
(Bewerking van een verhaal waarvan de oorsprong onbekend is)
In de straat van Thomas woont een man, helemaal alleen.
Hij komt heel weinig buiten.
En al woont hij er zeker al een jaar, niemand kent hem.
Maar ze praten wel over hem:
'Zeg, hij ziet er maar een sukkel uit, daar spreek ik niet tegen' of
'Hij moet zelf eerst maar goeiedag zeggen.'
Op een avond valt alle licht uit in de straat van Thomas.
'Mama, waarom doe je het licht uit?' vraagt Thomas.
'Ik heb het helemaal niet uitgedaan, Thomas, het is vanzelf uitgevallen.
Wacht, ik zoek een kaars!'
Mama probeert in het donker een kaars te vinden en wat lucifers.
'Joepie, we hebben terug licht!' roept Thomas
als mama een kaars aangestoken heeft.
'Eigenlijk is kaarslicht wel gezellig,' zegt Thomas.
In de buurt zien ze overal kaarsen branden,
behalve bij de man zonder naam.
'Mama, die man heeft geen licht! Zal ik hem licht brengen?'
'Nee Thomas, laat maar, laat die man toch gerust.'
'Toe mama?'
'Ga dan maar!'
Mama steekt een kaars aan
en Thomas gaat heel voorzichtig naar de overkant
met zijn hand beschermend om het vlammetje.
Hij gaat heel traag langs de oprit naar de achterdeur.
De man zit in een zetel aan het raam.
Verschrikt kijkt hij naar het licht.
'Dag meneer, ik kom u wat licht brengen.'
De man doet de deur open en zet de kaars op de tafel.
'Meneer, hoe heet je eigenlijk?'
'Ik ben Harrie, en jij?'
'Ik ben Thomas van de overkant'
'Dank je wel voor het licht, lieve jongen.'
Springend loopt Thomas naar huis.
'Ik weet hoe de man heet: Harrie. Het is een lieve man hoor!'
's Anderendaags vertelt Thomas aan iedereen in de straat
over de stille buurman die Harrie heet.
De week nadien is Thomas jarig.
Het is de gewoonte dat bij een verjaardag
alle mensen uit de buurt uitgenodigd worden voor een feestje.
'Thomas, nodig Harrie ook maar uit,' zegt mama.
Harrie komt, een beetje schuchter.
Hij blijft wat in de deur staan.
Iedereen bekijkt hem van kop tot teen.
'Harrie, kom maar naast mij zitten,' zegt Thomas,
'ik zal je de mensen uit de buurt leren kennen.'
Harrie zegt niet veel
maar gaat die avond heel gelukkig naar huis.
Van dan af is hij er altijd bij voor de feestjes in de straat.
Hij is welkom, ook al kan hij niemand terug uitnodigen,
en heeft hij nooit een geschenkje bij.
Jongeren
VERDIEPEN
Afspraken
Stel je voor: jullie zijn leiders in een jeugdbeweging. Tijdens het kamp hebben jullie vastgesteld dat de maaltijden nogal rommelig verlopen. Daarom wil je er een aantal afspraken over neerschrijven.
Schrijf erbij waarom je elk van die afspraken belangrijk vindt.
Schik daarna de afspraken volgens belangrijkheid.
Als Jezus het heeft over 'maaltijd', dan ziet Hij dat als een beeld voor het Rijk van God, een manier van leven waarbij het woord van God centraal staat.
Bespreek:
- Zou je dezelfde afspraken behouden?
- Welke nieuwe afspraken zou je maken?
- Zou je ook dezelfde volgorde behouden?
Lees dan het evangelie van deze zondag.
- Herken je wat Jezus belangrijk vindt in jullie afspraken?
- Zou je vanuit het evangelie een aantal wijzigingen aanbrengen in jullie afspraken?
Maak een definitieve lijst met vijf afspraken.
ACTUALISEREN
De parabel herschrijven
Nodig de jongeren uit om de parabel die Jezus vertelde te herschrijven vanuit wat er in de wereld / ons land gebeurt.
- Wie (welke landen / bevolkingsgroepen) zit aan tafel?
- Wie (welk land / bevolkingsgroep) vindt dat hij de beste plaats moet innemen?
- Wie (welk land / bevolkingsgroep) zou die betere plaats wel verdienen?
Bedenking
Je kunt ook overwegen om de parabel dichter bij het leven van de jongeren opnieuw te laten vertellen, maar dat riskeert heel gemakkelijk moraliserend te worden.
Illustratie van Fano
Op de deur links staan de Spaanse woorden: poder (macht) en honor (eer)
Bespreek verder deze illustratie in het licht van het evangelie van deze zondag.
- Wie staat in de rij?
- Wie staat als eerste? Wie vertegenwoordigen ze?
De vijfde en zesde persoon in de rij vertegenwoordigen de armen. Merk op dat zij niet naar de deur kijken, maar naar Jezus die achter hen staat. De deur van zijn hart staat open.
- Voor wie? Voor wat?
Maak een grote ‘lijntekening’ van de zeven personages die in een rij voor een deur staan. (Contouren volstaan) Inspireer je hierbij op de bovenstaande illustratie van Fano.
Vul nadien de contouren op met passende woorden of situaties die in een krant te vinden zijn.
Zoek een geloofwaardig alternatief voor de Jezusfiguur.
- Welke woorden komen op de deur te staan?
Belangrijk
Niet de collage die gemaakt wordt, is belangrijk, maar het gesprek dat zich ontspint bij het zoeken naar woorden en eventueel ook beelden in de krant.
VERTELLEN
Warmte
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 328)
Een rijke jood ging met zijn slee,
warm ingeduffeld
in zijn nieuwe bontmantel,
op bezoek bij rabbi Mendel.
Toen hij bij het huis van de rabbi uitstapte,
botste hij op een arme mijnwerker
die de rabbi ook wilde bezoeken.
De rijke man liep recht naar de rabbi,
maar merkte
tot zijn verontwaardiging,
dat rabbi Mendel eerst
de arme mijnwerker begroette.
Als weldoener van de gemeente
– hij had onlangs nog een nieuw dak
voor de synagoge betaald –
wilde hij graag wat uitleg
over de voorkeur
voor die arme mijnwerker.
De rabbi antwoordde met een vraag:
‘Is die nieuwe bontjas van u
echt een warme jas?’
‘Ja, zeker!’ zei de man.
‘Kijk, die bontjas van u
houdt alleen uzelf warm.
Terwijl de kolen
die deze mijnwerker gedolven heeft,
het hele dorp warm houden.
Is die man dan niet veel belangrijker?’
(Naar een joods verhaal)
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 24 augustus 2016, p. 1)
Jezus zegt: ‘Wanneer je door iemand op een bruiloft wordt genodigd,
ga dan niet aanliggen op de voornaamste plaats.
Het zou kunnen dat er door de gastheer iemand is uitgenodigd
die voornamer is dan jij.’
Dat is nu net wat de rijke jood in het verhaal hierbij meemaakte,
toen hij aankwam in het huis van rabbi Mendel.
De rabbi gaf voorrang aan een arme mijnwerker,
die wellicht niet eens de geschikte kleding aan had.
De rijke vond dat die eer hém te beurt moest vallen.
Hij had het gemaakt in zijn leven!
Had hij niet de kosten van het nieuwe dak van de synagoge betaald?
En kosten voor een nieuw dak kunnen nogal oplopen!
Mensen vinden gemakkelijk en vlug allerlei argumenten
om een bevoorrechte plaats te mogen innemen.
Geef toe, wie een nieuw dak betaalt
mag daarvoor wel met enig respect behandeld worden.
Maar de rabbi keek met andere ogen naar zijn genodigden.
De mijnwerker mocht volgens hem minstens evenveel aandacht krijgen,
want met zijn arbeid heeft hij bijgedragen
tot meer warmte en comfort in het hele dorp.
Daarmee doorprikte de rabbi
de vanzelfsprekendheid
om de waardering voor iemand door rijkdom te laten bepalen.
Andere criteria waren voor hem minstens zo waardevol.
Overwegingen
Jan Wuyts pr.
Schijnheiligheid
Lucas heeft waarschijnlijk in zijn tijd, zeggen we maar de jaren tachtig, het farizeïsme zien woekeren in de christelijke gemeenschappen. In de evangeliën is het woord Farizeeër synoniem van schijnheilige, huichelaar, hypocriet. Het polemisch karakter van de evangeliën heeft die voorstelling wellicht ten onrechte veralgemeend en ietwat te sterk in de verf gezet. Hoe dan ook, de schijn-heiligheid is als een kanker die elke religie bedreigt. Religie kent als bijproduct zo gemakkelijk een zelfgenoegzame houding, bij mensen die ervan verzekerd zijn dat zij uitsluitend en uitsluitend zij de goede wegen bewandelen. Deze grondhouding heeft nogal wat gevolgen, vooreerst in hun relatie tot hun medemensen. Zij achten zich niet alleen bekwaam, maar ook gezonden om te oordelen over wie wel de juiste weg bewandelt en wie niet. Dit helt zo gemakkelijk over naar extremisme. De Farizeeën hebben hun conflict met Jezus op het hoogste niveau uitgevochten en Hem zo aan het kruis gebracht.
Frans Mistiaen s. j.
De plaats kiezen van de meest dankbare
Het evangelie van vandaag biedt ons een tafelgesprek
waarbij Jezus twee parabels vertelt:
één bestemd voor de gasten en één voor de gastheer.
Zoals altijd bij parabels komt het erop aan
niet bij de letterlijke toepassing te blijven steken,
maar naar hun diepere, ware betekenis te zoeken.
Bij het verhaal tot de gasten over "de minste plaats nemen"
gaat het niet om een les in sociale beleefdheid om ons te leren
hoe wij ons moeten gedragen op ons volgend huwelijksfeest.
Neen, hier wordt het bruiloftsfeest gebruikt
als een beeld, als symbool voor het leven zelf.
"Wanneer gij door iemand op een bruiloft wordt uitgenodigd..."
betekent dan ook:
"Wanneer gij door God Zelf zijt uitgenodigd tot het leven,
en wel tot een leven waarbij de liefde altijd in het centrum staat...",
dan klinkt tot ieder van ons Jezus' oproep:
"Ga op de minste plaats staan!"
En dan vragen wij ons af: Waar zou die minste plaats
in ons leven vol liefde dan te vinden zijn?
Wel als ik begin te bedenken dat ik, ondanks kleinheid en zwakheid,
toch elke dag opnieuw word uitgenodigd om te leven,
als ik begin te beseffen welk een gunst het is
te mogen leven in de vriendschap van God,
ja dan kan ik alleen en vooral heel dankbaar zijn.
Dankbaarheid voor alles
wat wij ontvangen en meemaken, dat is onze grondhouding.
En als ik mij dankbaar voel tegenover God,
dan gaat mijn pretentie tegenover andere mensen
heel vlug smelten als ijs in de zon.
Want, hoe zou ik mij nog langer, op één of ander bijkomstig punt,
boven de anderen willen stellen,
als ik, op het veel fundamenteler vlak van het leven zelf,
vooral dankbaarheid moet voelen voor zo'n geschenk.
Steeds opnieuw komt weliswaar de bekoring op
om mijzelf met andere mensen te vergelijken.
En bij die vergelijking kom ik gemakkelijk tot het besluit
dat ik toch wel beter ben dan hen.
Maar, als ik mij tegenover God plaats,
als ik zie hoe groot Zijn uitnodiging en gave voor mij is,
dan is mijn reactie grote bescheidenheid en heel grote dankbaarheid.
Mijn enige zorg zou dus moeten zijn op die plaats te gaan staan
waar ik het meest dankbaar kan zijn tegenover God.
En om dat te kunnen, zal ik meestal
een trapje lager moeten gaan staan.
Want mijn pretentie
jaagt soms zoveel dankbaarheid weg uit mijn hart.
Ik zal wat minder moeten gaan eisen
van diegenen met wie ik samenleef.
Ik zal moeten ophouden mij beter te beschouwen
dan diegenen die ik rondom mij zie.
"De minste plaats nemen" betekent dus niet,
op de sociale ladder gaan staan
waar ik het meest vernederd word door mijn medemensen.
Helemaal niet.
Het evangelie vraagt niet dat wij de vernederingen gaan opzoeken.
"De minste plaats nemen" betekent
die houding aannemen waarbij ik de meeste dankbaarheid
kan tonen tegenover God
en waarbij ik het meest mijn pretentie en veeleisendheid
tegenover de anderen op zak kan steken.
De minste plaats is de plaats van de bescheiden, dankbare mens.
Ook het verhaal voor de gastheer
is een gelijkenis met een diepere betekenis,
want met de letterlijke toepassing gaan wij heel de verkeerde kant uit.
Het kan toch niet zijn
dat wij als letterlijk voorschrift zouden krijgen:
"Onze vrienden en familie niet uitnodigen op een feest
omdat zij wat rijker zijn, maar de armen en de gebrekkigen wél".
Wat zou de diepere bedoeling kunnen zijn
van Jezus' oproep om ook de armen uit te nodigen?
Een feest is altijd de gelegenheid bij uitstek
om de samenhorigheid onder mensen te beleven en te verstevigen.
Welnu - zo zegt Jezus ons vandaag - échte, ruime samenhorigheid
is gebaseerd op geven zonder te rekenen op teruggave,
op geven met een onverdeeld edelmoedig hart.
Voorlopig is onze vriendenkring gebaseerd
op wederzijds geven en ontvangen. Dat is normaal.
Maar Jezus ziet al veel verder, veel ruimer.
Hij wil allen in die vriendenkring betrekken,
ook de minder bedeelden.
Samenhorigheid die heel ruim wil zijn,
is gebaseerd op zichzelf-gevende belangeloosheid, die niemand uitsluit.
Twee parabels
over de houding van de dankbare en van de belangeloze liefde.
Die liefde vinden wij meestal niet
bij diegenen die zich met hun ellebogen
vooraan in de rij hebben gewrongen,
maar wel bij diegenen die door hun houding tonen
dat zij steeds bereid zijn een trapje lager te gaan staan,
zodat de kansarmen toch iets meer kans krijgen
om ook aan het feest deel te nemen.
Laat ons alleen nog bedenken
dat wij daarbij moeilijk kunnen overdrijven,
want de allerlaatste plaats is eigenlijk reeds bezet.
Helemaal achteraan zullen wij steeds de Heer Jezus Zelf vinden.
Marc Gallant, trappist (Orval)
Iedereen welkom (2013)
Jezus is door een der leiders van de farizeeën uitgenodigd op een sabbatmaaltijd. Volgens Lucas werd Jezus dikwijls uitgenodigd door farizeeën (Lucas 7, 36; 11, 37; 14, 1). Een bewijs dat de verhouding tussen Jezus en de farizeeën niet puur negatief was. Jezus werd zelfs door farizeeën op zijn hoede gesteld tegen Herodes (Lucas 13, 31 - 33). Hoe verliep zo een maaltijd ?
De Joden hadden de gewoonte op sabbat een plechtige en stevige maaltijd te gebruiken. Op de gewone dagen werd er slechts tweemaal daags gegeten: een licht ontbijt in de morgen, en een avondmaal. Maar op de sabbat was er een uitgebreide maaltijd, wanneer de mannen ‘s middags thuis kwamen van de dienst in de synagoge. Op sabbat mocht er echter niet gewerkt worden. Die sabbatmaaltijd werd dan ook voorbereid op vrijdag, die daarom ook de 'dag van de voorbereiding' genoemd werd (Marcus 15, 42).
Wie het zich kon permitteren nodigde wel eens een hoog personage uit. Hier is Jezus aan de beurt, terwijl Hij nochtans reeds een omstreden figuur is in het milieu van de farizeeën. Ze houden Hem natuurlijk in het oog. Maar Jezus blijft zichzelf. Hoewel het sabbat is begint Hij zelfs met een waterzuchtig mens te genezen. De aanwezige wetgeleerden en farizeeën had Hij eerst daarover ondervraagd, en ze hadden hun mond gehouden (Lucas 14, 2-6).
Bij een maaltijd van stand was elke genodigde aan een tafelrede gehouden. Jezus zegt een woordje over iets dat Hem ligt: de nederigheid. God onder ons is mensgeworden nederigheid. Hij die onder ons de laatste plaats kiest, en zijn leerlingen de dienstbaarheid leert, is verwonderd de mensen naar de eerste plaatsen te zien snellen. Niet zonder humor vertelt Hij dat je best op de laatste plaats blijft: dan wordt je zeker niet naar lager rang afgevoerd. Jezus trekt echter zijn woordje op een hoger peil door te zeggen: 'als je uitgenodigd wordt op een bruiloft.' Voor het gezelschap dat juist uit de synagoge komt krijgt die bruiloft de bijklank van het hemels gastmaal, de bruiloft van God met zijn volk Israël. In het Rijk van God, we hoorden het verleden week, zullen eersten de laatsten zijn en laatsten de eersten (Lucas 13, 30). Opnieuw komt er hier iets naar boven van Gods bescheidenheid, die zich herkent in de kleinen en de armen.
Jezus zal erop terugkomen als Hij, eenmaal aan tafel, een bloempje geeft aan zijn gastheer. Inderdaad, wie heeft de Farizeeër hier aan zijn tafel uitgenodigd? Een rondreizend predikant die het hem niet met een tegen-uitnodiging kan vergelden. 'Doe zoals onze gastheer, zegt Jezus, nodig iemand uit die het u niet kan vergelden.' Je moet kunnen geven zonder iets terug te willen: 'voor niets hebt ge gekregen, voor niets moet ge geven' (Matteüs 10, 8), is een ander woord van Jezus waarin de gratuïteit van God weerklinkt.
Er is nog meer: door Jezus uit te nodigen stelt die Farizeeër zijn andere disgenoten bloot te moeten eten met die leerlingen van Jezus die wettisch onrein zijn omdat ze hun handen niet ritueel hebben gewassen (Matteüs 5, 2). Ook om die reden krijgt de Farizeeër van Jezus een pluim. Jezus zegt inderdaad dat men als voorbeeld kan nemen met ook mensen uit te nodigen die volgens de Wet onrein zijn en het huis niet binnen mogen zoals blinden en kreupelen: 'blinden en kreupelen mogen het huis niet binnenkomen', lezen we in het tweede boek van Samuel (5, 8; ze mogen ook de tempel niet binnen: Leviticus 21, 15-19). In de parabel van het grote gastmaal zijn het juist blinden en kreupelen die geïnviteerd worden in plaats van de genodigden die niet komen opdagen (Lucas 14, 21): Jezus blijft bij een geliefd thema. Kortom, Jezus nodigt die breeddenkende Farizeeër uit zijn houding logisch verder uit te bouwen en de andere genodigden mogen zijn voorbeeld volgen.
Er zijn nog christenen die Jezus’ woorden in de praktijk durven omzetten. Zo hoorde ik recentelijk van een communiefeest waar er voor elke genodigde een gehandicapte was uitgenodigd die hij mocht bedienen en helpen eten. Er heerste aan tafel de onbeschrijfelijke blijde sfeer eigen aan de intense vreugde van gedeeld geluk. We moeten durven gelukkig zijn om Jezus te volgen.
Het zal voor ons echter altijd onmogelijk zijn om de laatste plaats in te nemen, want die is reeds bezet. Toen God onder ons is gekomen, koos Hij voor zich de laatste plaats, geboren in een stal, gestorven aan een kruis tussen twee misdadigers. Met die laatste plaats drukt Hij uit dat Hij gekomen is, niet om gediend te worden, maar om te dienen. Met Jezus verandert de zin van de godsdienst: God dienen betekent voortaan: één worden met God die gekomen is om te dienen. En Jezus dienen is Hem dienen die tegenwoordig is in de minste van zijn broeders: 'Al wat gij gedaan hebt voor een van de geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan' (Matteüs 25, 40).
Met dit woord zal Jezus de wereldgeschiedenis afsluiten.
Dienst verlenen (2016)
In Jezus’ tijd, werd er op de gewone dagen twee keer gegeten. In de ochtend nam men een licht ontbijt, en de ‘maaltijd’ in de late namiddag (vgl. Lucas 14,12). Op de sabbat waren er echter drie maaltijden. De belangrijkste was 's middags, na de dienst in de synagoge. Vanwege de sabbatsrust, werden de gerechten reeds ’s vrijdags bereid (de ‘voorbereidingsdag’, vgl. Marcus 15, 42). Op die sabbatmaaltijd werden graag gasten uitgenodigd, die men rijkelijk behandelde.
Hij die de maaltijd hield, had met Jezus andere gasten uitgenodigd, “Schriftgeleerden en Farizeeën” (v. 3), mensen van dezelfde trend als Hij, en deze “letten scherp op Jezus” (v. 1). De gasten komen toe en zetten zich aan tafel. Jezus neemt de nieuwkomers waar. Ze proberen de beste plaatsen in te nemen. Dat is geen specifiek menselijk gedrag. In de dierentuin ook neemt de grootste aap de hoogste plaats in op de top van de rots. En bij de runderen duwt de sterkste de andere weg van de eerste plaats: daar waar men het voeder begint uit te delen. In Jezus’ tijd waren de ereplaatsen het dichtst bij de heer des huizes. Deze bepaalde de rang op basis van de reputatie van de gasten, van hun functie, van hun fortuin. De Farizeeën zochten eerzuchtig naar de topplaatsen in de synagogen (Lucas 11, 43; 20, 46; Matteüs 23, 6; Marcus 12, 38) en de maaltijden (Lucas 20, 46; Matteüs 23, 6 ; Marcus 12, 38), en naar de begroetingen op de marktplaatsen (Lucas 20, 46). Als vertegenwoordigers van de Wet, waren ze ervan overtuigd recht te hebben op deze eer.
De feestelijke maaltijd werd gekruid met een woordje van wijsheid. Als genodigde onthaalt Jezus de gasten op een woord van de traditionele wijsheid (vgl. Spreuken 25, 6-7). Het kan niemand persoonlijk kwetsen, want het is geformuleerd in didactische termen, op de wijze van de wijsheidsliteratuur: "Wanneer iemand je uitnodigt op een lunch…”. Jezus formuleert een gedragsregel. Dat Lucas deze toch een “gelijkenis" noemt, wijst erop dat het hier gaat om meer dan etiquette. De conclusie (v. 11) is duidelijk. Ze gaat vooreerst over een omkering van situaties, die kenmerkend is voor het einde der tijden (vgl. Lucas 6,20-26). Bovendien zijn er twee passieve werkwoorden, en die wijzen normaliter God aan als auteur. Hij alleen kan overigens waarlijk verheffen en vernederen (v. 10).
Het gedrag dat past bij een banket is niet zonder analogie met de houding van nederigheid die God vraagt aan wie het Koninkrijk willen binnen gaan. Voor wie het Koninkrijk van God binnen wil gaan, heeft Jezus reeds vermeld dat zij zich moeten bekeren en worden als kinderen (Matteüs 18, 4). De ware bekering, die toegang geeft tot het Koninkrijk van God, is alleen mogelijk voor de mens die zich zwak en klein erkent voor God (Lucas 17, 10; 18, 10-14). Zo past Jezus een door zijn tijdgenoten bekende spreuk aan in zijn prediking van Gods Koninkrijk.
Parallel met de vorige instructie, spreekt Jezus vervolgens over de keuze van de uit te nodigen gasten. Hij gaat uit van de vaststelling dat de sociale elite van wetgeleerden en Farizeeën elkaar onderling uitnodigt. Jezus stelt dan ook voor om geen financieel, cultureel of geestelijk begaafde vrienden uit te nodigen, die u op hun beurt zullen uitnodigen om iets terug te doen, maar wel van zich te wenden tot de uitgeslotenen. De armen, kreupelen, lammen en blinden die hij opsomt, hebben noch geld noch aanzien. Ze hebben hun plaats niet onder de welstellende klasse.
De christengemeenschap was reeds begonnen met het vieren van “het breken van het brood” op de eerste dag van de week (Handelingen 20, 7) toen Lucas zijn evangelie schreef. Het was echter belangrijk om uit te maken in welke geest die viering moest gebeuren. Lucas wil deze vraag beantwoorden door Jezus te citeren. De apostolische gemeenschappen hadden nog geen “kerkelijke regelgeving”. Zij verwezen naar Jezus en naar zijn voorbeeld om uit te maken hoe zij tewerk moesten gaan. Het evangelie was de regel van de cultus en de levenswijze van de gemeenschap. Jezus’ woorden die betrekking hebben op de profane maaltijd, slaan uiteraard ook op de eucharistische maaltijd, het "breken van het brood”. Want ook daar stelt de kwestie zich van de vooraanstaande plaatsen en het onthaal van de armen. We horen daar een geluid van in de Brief van Jacobus : “Veronderstel, er stapt in uw bijeenkomst een man binnen met een gouden ring en in schitterende kleding, en tegelijkertijd komt er een arme binnen in schamele kleren ; als u nu opziet tegen de man met de schitterende kleding en zegt: ‘Gaat u hier zitten, dit is een goede plaats’, terwijl u tegen de arme zegt: ‘Blijf jij daar maar staan’, of: ‘Ga hier op de grond zitten, bij mijn voetbank’, doet u dan niet aan discriminatie en wordt u dan geen rechters met verkeerde gedachten ? (Jakobus 2, 2-4). Ook bij de vergaderingen van de gemeente van Korinthe zijn er problemen. Inderdaad, wanneer de gemeenschap bij elkaar komt, is het niet mogelijk om het avondmaal te nemen : “Zoals u nu samenkomt, kan er geen sprake zijn van de maaltijd van de Heer. Want iedereen gebruikt bij het eten vlug zijn eigen maal, met als gevolg dat sommigen honger lijden en anderen dronken zijn” (Jakobus 2, 2-4). Zulke houding is asociaal en strookt niet met de liefde voor de onbemiddelde mensen die toch de Kerk van God zijn (1 Korintiërs 11, 17 - 22 en 33 - 34). De maaltijd staat dan niet onder het teken van de mededeelzaamheid. De Eucharistie gaat niet samen met twisten om voorrang, en vereist dat men er zich ten dienste stelt van de naaste (vgl. Lucas 22, 24 - 27).
Zo begrijpen we waarom Lucas deze woorden van de Heer bewaard heeft: zij ze waren actueel in de gemeenschappen van zijn tijd. We krijgen dan ook de vraag mee hoe wij ons zelf opstellen in onze kerkgemeenschap. Zijn we echt bereid dienst te verlenen zonder ons op te dringen?