Exodus 32, 7-11.13-14: Het gouden kalf
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 131)
De Heer zei tegen Mozes: ‘Ga terug, de berg af. Want dat volk van jou, dat je uit Egypte gehaald hebt, gedraagt zich heel slecht. Ze doen nu al niet meer wat ik gezegd heb. Ze hebben een stierenbeeld gemaakt. Ze hebben voor het beeld geknield en ze hebben er offers aan gebracht. Ze zeiden: ‘Dit is onze god. Hij heeft ons weggehaald uit Egypte!’
Ik ken dit volk, Mozes! Ik weet hoe ongehoorzaam de Israëlieten zijn. Ik ben woedend op hen. Ik zal hen allemaal vernietigen, het hele volk. En probeer me niet tegen te houden!
Maar van jou zal ik een groot volk maken.’
Mozes probeerde de Heer, zijn God, op andere gedachten te brengen. Hij zei: ‘Natuurlijk bent u kwaad. Maar u hebt uw grote macht laten zien, toen u uw volk uit Egypte bevrijdde. (...)
Denk aan uw dienaren Abraham, Isaak en Jakob. U hebt plechtig beloofd om hun zo veel nakomelingen te geven als er sterren aan de hemel zijn. En het land dat u hun beloofde, zou u voor altijd aan die nakomelingen geven.’
Toen kreeg de Heer er spijt van dat hij zijn volk had willen vernietigen.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Toen zei God tegen Mozes: `Ga terug naar beneden,
want je volk dat je uit Egypte leidde, gedraagt zich heel slecht.
Ze zijn nu al afgeweken van de weg die Ik hun heb getoond:
ze maakten een stierenbeeld, knielen ervoor neer,
dragen er offers voor op en zeggen luid:
'Israël, dit is de god die jullie uit Egypte heeft geleid.''
God zei ook tegen Mozes: `Ik zie nu hoe onhandelbaar dit volk is.
Laat Me doen, dan vernietig ik het in mijn gloeiende woede.
Maar van jou zal Ik een groot volk maken.'
Mozes probeerde zijn God op andere gedachten te brengen en vroeg:
'Waarom God, ben Je zo kwaad op je volk
dat je met grote kracht en sterke hand uit Egypte leidde? (...)
Denk aan je dienaren Abraham, Isaak en Israël,
aan wie Je onder eed beloofde:
'Ik zal jullie zoveel nakomelingen geven
als er sterren aan de hemel staan,
en het land waarover Ik heb gesproken
zal Ik voor altijd aan je nakomelingen geven'.
Toen kreeg God spijt van het ongeluk
waarmee hij zijn volk had bedreigd.
Stilstaan bij …
Stierenbeeld
Over dit stierenbeeld spreekt men meestal als over ‘het gouden kalf’.
In de antieke wereld werden veel goden afgebeeld als een stier of met een stier. Stieren stonden bekend om hun kracht en moed en werden gezien als symbolen van vruchtbaarheid en sterkte. Zo werd ook de god Kanaänitische god Baäl vaak als stier afgebeeld.
Dit 'gouden kalf' was wellicht - zoals nogal wat godenbeelden in de Oudheid - van hout, bedekt met bladgoud. Later strooide Mozes de as van het beeld in water en liet het volk ervan drinken. Zo onderstreepte hij de nietigheid van dit beeld tegenover God.
Bij de tekst
Betekenis
. God wil niet ruimtelijk of beeldend vastgelegd worden. Een gegeven dat later heel nadrukkelijk in de islam voorkomt.
. 'Dingen' en 'hebben' worden tot een god gemaakt: men verlaat de weg die leidt naar kwaliteitsverbetering van het leven om te kiezen voor het 'pakbare'.
. Het traditionele godsbeeld, waarbij God al wie Hem ontrouw is straft, ruimt plaats voor een meer milde visie op God.
'Gouden kalf'
Het 'gouden kalf' in de tekst kan Apis geweest zijn, een Egyptische stiergod.
Omdat in het Oude Oosten werden meerdere goden geassocieerd werden met een stier (als rijdier), zou het kunnen dat de Israëlieten zich daaraan inspireerden om Jahwe voor te stellen als een onzichtbare God op een stier. Bijvoorbeeld:
. de maangod Sin
. Mardoek van Babylon
. Osiris in Egypte
. El in Fenicië
. Hadad (Baäl) in Kanaän
De Kanaänitische god Hadad / Baäl werd vaak afgebeeld, staande op een stier met in beide handen een bundel van drie bliksemschichten.
Jahwe afgebeeld als een stier?
In Kunillet Ajrud - in de Sinaïwoestijn - vonden archeologen een afbeelding van een wezen dat half-mens / half-stier is met een inscriptie erbij die zegt dat het om Jahwe gaat.
Historische context
Tijdens het schisma van Jeroboam I in het Noordrijk werd propaganda gemaakt voor de stierencultus in Betel en Dan. Die verering zagen sommigen (o.a. de profeten Amos en Hosea) als een uiting van geloofsafval.
Die visie werd geprojecteerd naar de tijd van de Uittocht en zo veroordeeld.