Loading...
 

25e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 16, 1-13: De onrechtvaardige rentmeester

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1652-1653)

Jezus gaf de leerlingen nog een voorbeeld. Hij zei: ‘Een rijke man had een dienaar die zijn zaken regelde. Maar de mensen klaagden bij de rijke man. Ze zeiden dat die dienaar slecht omging met het bezit van de rijke man. Toen riep de rijke man zijn dienaar en zei: ‘Ik hoor van iedereen dat jij oneerlijk bent. Daarom kun je niet langer mijn dienaar zijn. Lever alle rekeningen bij mij in.’
De dienaar dacht: Ik word ontslagen! Wat moet ik doen? Werken op het land kan ik niet. En ik schaam me ervoor om een bedelaar te worden. Ik weet het al! Ik zorg ervoor dat ik vrienden krijg. Die kunnen dan voor me zorgen als ik geen werk meer heb.
Toen riep de dienaar iedereen bij zich die schulden had bij zijn heer. Hij vroeg aan de eerste: ‘Hoe groot is je schuld?’ Die antwoordde: ‘Honderd vaten olijfolie.’ De dienaar zei: ‘Hier is je rekening. Maak er snel vijftig vaten van.’ Toen vroeg hij aan de volgende: ‘Hoe groot is jouw schuld?’ Die antwoordde: ‘Honderd zakken graan.’ De dienaar zei: ‘Hier is je rekening. Maak er maar tachtig zakken van.’
De heer zei tegen zijn dienaar: ‘Goed gedaan! Je hebt je probleem slim opgelost.’’
Jezus zei: ‘De mensen die bij deze wereld horen, gaan slim met anderen om. Veel slimmer dan de mensen die bij het licht horen. Luister naar mijn woorden: Gebruik dat ellendige geld om vrienden te maken. Er komt een moment dat je niets meer aan je geld hebt. Dan zullen jullie welkom zijn in de hemel.’


Jezus zei ook: ‘Als je te vertrouwen bent met kleine dingen, dan ben je ook te vertrouwen met grote dingen. En als je oneerlijk bent over kleine dingen, dan ben je ook oneerlijk over grote dingen. Als jullie al niet te vertrouwen zijn met dat ellendige geld, dan vertrouwt niemand jullie met dingen die echt belangrijk zijn. En als je niet te vertrouwen bent met dingen van een ander, dan zal God je niet geven wat voor jou bestemd is.
Je kunt geen trouwe dienaar zijn van twee bazen tegelijk. Want je zult altijd meer liefde hebben voor de één dan voor de ander. En je zult altijd meer respect hebben voor de één dan voor de ander. Je kunt dus niet tegelijk voor God en voor het geld leven.’



Dichter bij de tijd

(C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Lucas 16, 1-13)

Op een dag vertelt Jezus aan zijn leerlingen:
'Een rijk man had een rentmeester.
Die zorgde voor het geld van de rijke man:
hij noteerde wat er betaald werd en wat er te betalen was.
Op een dag kreeg de rijke man klachten
dat de rentmeester zijn bezit verkwistte.
Hij riep hem bij zich en zei: ‘Wat hoor ik daar over u?
Ik wil dat u dat eens uitlegt, anders moet ik u ontslaan’.
De rentmeester dacht: ‘Wat moet ik doen? Meneer wil me ontslaan.
Spitten kan ik niet, en bedelen, daar schaam ik me voor.
Weet je wat? Tegen de tijd dat ik ontslagen word
zorg ik ervoor dat er mensen zijn die me bij hen thuis ontvangen’.
Eén voor één liet hij de mensen die bij zijn heer schulden hadden,
bij zich komen.
Tot de eerste zei hij: ‘Hoeveel ben je meneer schuldig?’
Die antwoordde: ‘Honderd vaatjes olijfolie’.
Hij zei: ‘Hier is het contract, ga zitten en maak er vlug vijftig van’.
Aan de volgende vroeg hij: ‘En jij, hoeveel ben jij hem schuldig?’
Die antwoordde: ‘Honderd zakken tarwe’.
De rentmeester zei tegen hem: ‘Hier is je contract, maak er tachtig van‘.

‘Wel,’ zegt Jezus,
‘ik vind het goed dat die man zo goed over alles nadenkt’.



Stilstaan bij ...

Rentmeester
Iemand die de eigendommen beheerde van een grootgrondbezitter.

Verkwisten
De rentmeester wordt beschuldigd van slordig en nalatig beheer.

Vat
Zo’n vat (bat) was een inhoudsmaat van ongeveer 36 liter. 100 vaten olie waren dus ± 3600 liter, de opbrengst van ± 150 bomen.

Schuldbekentenis
Ten tijde van Jezus werden alleen de totaalbedragen in contracten vastgelegd. Zo’n bedrag bevatte de feitelijke som, vermeerderd met de rente. Zo werd het verbod om rente te vragen omzeild. Als de rentmeester in de parabel de bedragen aanpast, laat hij de rente vallen, waardoor zijn baas wel de kostprijs van de goederen terugbetaald krijgt, maar niet meer de rente die er eigenlijk onrechtmatig was aan toegevoegd.

Maat
Een maat (kor) was een zak met ongeveer 360 liter als inhoud.
100 zakken is de opbrengst van minstens 40 hectaren goed bouwland uit Galilea.

De heer
Met de heer kan de rijke man uit de gelijkenis worden bedoeld. Maar het kan ook Jezus zijn, die door Lucas vaak ‘de Heer’ wordt genoemd.

Met overleg handelen
Doordat de rentmeester de mensen tegemoet komt die schulden hebben, zorgt hij ervoor dat die mensen tegenover hem verplichtingen hebben. Zo kan hij vermijden dat ze tegen hem zullen getuigen voor de rechtbank.

Kinderen van het licht
In de geschriften van de Essenen (gevonden in Qumran, een plaats in de omgeving van de Dode Zee) werden de leden ‘kinderen van het licht’ genoemd. Hun tegenstanders noemden ze: ‘kinderen van de duisternis’.

Mammon
(Aramees = ‘rijkdom’, ‘geld’)
Geld en rijkdom zijn op zich niet verkeerd, wel de manier waarop men ermee omgaat.





Bij de tekst

Context

Rond deze parabel groepeerde Lucas twee andere parabels die het over rijkdom hebben:
. de verloren zoon, die de rijkdom van zijn vader verbrast
. de rijke vrek en de arme Lazarus





Bijbel en kunst

ANONIEM

Houtsnede
± 1500, Nederland, Utrecht, Catherijneconvent
(Geïnspireerd door: A. van den Akker sj in www.beeldmeditaties.nl)

C25houtsnede

Op deze houtsnede is het gesprek te zien tussen de rijke man en zijn rentmeester. De rijke man draagt een kroon en zit op een troon. Naast hem zit de rentmeester achter een bureau, met gouden munten erop en een open boekje. De rentmeester wijst ernaar met zijn linkerhand. Dat dat boekje het onderwerp van gesprek is, is af te leiden uit het gebaar dat de koning maakt met zijn rechterhand.
Let ook even op hun andere hand. Bij de rentmeester raakt die hand het geld. De koning houdt hem op zijn hart. Wil hij daarmee duidelijk maken dat niet het geld het belangrijkste is, maar het hart?
Ook de omgeving waarin de beide figuren geplaatst zijn, geeft te denken. Aan de kant van de koning is er door de deuropening zicht op de buitenwereld. Aan de kant van de rentmeester zijn er twee ramen, maar er is niets doorheen te zien.





Suggesties

Grote kinderen

VERDIEPEN

Gesprek: Wat je met geld kunt doen

Lees de parabel voor die Jezus vertelde en die in de eucharistieviering wordt voorgelezen.
Houd met kinderen een gesprek rond de vraag wat men allemaal met geld kan doen.
Het volgende kan daarbij helpen:

waar niet waarweet ik niet
Ik heb geld voor mezelf
Als ik geld heb, geef ik het meteen uit
Ik steek mijn geld in een spaarpot
Ik heb geen geld
Mijn geld staat op een spaarboekje. Ik mag er niet aankomen.
Ik zorg voor geld van anderen
Ik heb geen belangstelling voor geld



Bespreek
In het evangelie van vandaag zegt Jezus: 'Maakt u vrienden met geld'
- Hoe kun je dat doen? Vrienden kun je toch niet kopen in een winkel?



Filosoferen

- Is iemand met meer geld belangrijker dan iemand met weinig geld?
- Wat is belangrijker: geld of vriendschap?

Lees meer over filosoferen met kinderen





Jongeren

VERDIEPEN

Gesprek: Niemand kan twee heren dienen

Sta stil bij de volgende zin uit het evangelie: 'Niemand kan twee heren dienen'.
- Wat wil men hiermee zeggen?
Geef daar een voorbeeld van.

Sta daarna stil:
'Ge kunt niet God dienen en het geld'
- Wat betekent: 'God dienen'?
- Wat kan betekenen: 'Geld dienen'?

Probeer met eigen woorden te zeggen wat Jezus met die uitspraak bedoelt.



Fano over geld

Fano C25

Wat wil Fano met deze illustratie duidelijk maken?





Overwegingen

Jan Wuyts

Niet bij de pakken zitten

Eén van Jezus’ leerlingen vertelt: ‘Hebben jullie dat gehoord van die rentmeester. Is nooit, zeggen ze, voor een scheve schaats opzij gegaan. Het lukt hem altijd; hij komt er altijd ongedeerd uit. Maar nu is hij zwaar tegen de lamp gelopen. Het schijnt dat hij vliegensvlug de schuldbekentenissen met de schuldeisers vervalst heeft om zo zijn hachje te redden. De schurk. Je moet maar durven.’
De eerste die reageert is Jezus. ‘Ja, hij heeft het gedurfd’, zegt Jezus,’ Ik herken mij in die rentmeester. Ik heb met hem te doen. Hij wordt ervan beschuldigd te sjoemelen met geld van een ander. En hij zal ervoor opdraaien. Ik word ervan beschuldigd te sjoemelen met de Joodse wetten en voorschriften. Ik zal ervoor opdraaien.’

Zoals de rentmeester met de rug tegen de muur staat, zo staat ook Jezus met de rug tegen de muur. Hij kan geen kant meer op. Om de haverklap wordt Hij ervan beschuldigd de naam van God te misbruiken om de mens boven de wet te plaatsen. Ze zoeken zelfs een gelegenheid om Hem te doden.
Wat Jezus prijst in de rentmeester is dat hij er niet ging bij zitten. In een oogwenk ziet, oordeelt en handelt hij op de meest doeltreffende wijze. Jezus wou dat zijn leerlingen even pienter en slim zouden te werk gaan om zijn tegendraadse leven na te volgen, om Gods Rijk van liefde te realiseren.

Eigenlijk gaat het over de keuze tussen twee vormen van religie. De Farizeeën en de Schriftgeleerden hielden voor dat het onderhouden van de wet de enige weg is die naar God leidt. Vooral de buitenkant telde. Jezus heeft daarin heel wat hypocrisie ontdekt en ontmanteld. Hij komt op voor een andere religie, een andere godsdienstigheid, waar de wetten in dienst staan van de mens, van menswaardigheid, van medemenselijkheid. Zo haalde Hij echter heel wat Farizeeën en Schriftgeleerden op de hals. Zij maakten duidelijk onderscheid tussen de reinen en de zondaars, de wetsgetrouwen en de wettelozen. Jezus neemt het altijd weer op voor wie schuldig is. Er zijn immers geen andere mensen dan schuldige mensen. Wij dragen allemaal ons 'pakske' mee. Wij hebben allemaal fouten gemaakt en kansen gemist. Hier duikt onze schurk van een rentmeester op. Jezus zegt: ‘God houdt van u ondanks uw schuldige onvolkomenheden.’ Dit noemen wij Gods barmhartigheid. Dit is geen goedkeuring van fouten, geen witwassen van schulden. Door Gods vergeving worden onze zonden opgeborgen in zijn liefde voor ons. Zo gaat dat toch ook tussen mensen die van elkaar houden en toch elkaar eens pijn doen.



Jan Dumon

Schuldenlast

Zou het grootste probleem van Kerk en christendom in het Westen niet zijn dat er nog veel te veel gedaan wordt alsof men wel God en de geldduivel samen kan dienen. Kijk naar de rentmeester, zegt Jezus, en voor het te laat is, ga je ook de schuldenlast verminderen van die landen op wiens rug je je tot nu toe verrijkt. Je moet het nog niet eens doen uit rechtvaardigheid. Uit welbegrepen eigenbelang is al genoeg. Als je 't maar doet.



Frans Mistiaen s.j.

Geld: macht of middel?

Hetgeen wij verdiend hebben met inspanningen en zwoegen
beschouwen wij heel spontaan en natuurlijk
als volledig en totaal onze eigendom.
"Míjn loongeld, míjn auto, míjn huis!
Al wat ik verdiend heb, daar doe ik toch mee wat ik wil.
Ik ben daarvoor niemand verantwoording schuldig!"
Is dat wel waar?
Wie heeft ons, om dat geld te verdienen,
de kans gegeven, de gezondheid,
de gunstige omstandigheden, het vertrouwen?
Als wij even dieper nadenken dan moeten wij toegeven
dat wij dikwijls en op vele domeinen meer kansen hebben gekregen
dan wij prestaties hebben geleverd.
Het evangelie heeft hierover een originele visie
en zegt dat wij eigenlijk rentmeesters zijn,
geen eigenaars dus, maar beheerders van Gods schepping.
De goederen, de dingen die wij hebben,
zijn eigenlijk niet onze eigendom,
maar wij hebben die in bruikleen gekregen.
 
Natuurlijk is het evangelie
niet tegen het recht op persoonlijk eigendom,
want dit is een alom erkend middel
om de waardigheid van de mens te affirmeren.
In landen waar uitbuiting en willekeur door machtigen bestaat,
zal het evangelie de eerste moeten zijn
om dat recht op eigendom te verdedigen.
Maar waar dat recht veroverd is en gerespecteerd wordt,
daar waarschuwt het evangelie ons
tegen de excessen van een overdreven individualisme.
De blijde boodschap van Gods droom over de wereld leert ons
het geld en het goed, dat wij verwerven, bezitten en vermeerderen
nooit te zien als een eigendom, waarover wij willekeurig,
hooghartig en zelfgenoegzaam zouden mogen beschikken,
maar het steeds te blijven erkennen als een geschenk,
dat een verantwoordelijkheid inhoudt.
Geld en goed zijn gaven waarvoor wij steeds dankbaar blijven
en die wij mogen gebruiken, maar nooit voor onszelf alleen,
wel steeds volgens Gods bedoeling,
die Vader van allen wil zijn.
 
In de visie van het Rijk Gods zijn wij dus rentmeesters.
Als wij onze huidige wereld willen helpen groeien
naar de wereld zoals God die droomt,
dan gedragen wij ons niet
als pretentieuze eigenaars van ónze rijkdommen,
maar als dankbare beheerder van Gods schepping en weldaden.
 
En een rentmeester moet rekenschap geven over zijn beheer.
Velen leven zonder God,
omdat zij baas willen zijn
over hun eigen leven, handel en wandel.
Maar als gelovigen erkennen wij uit vrije wil
dat er Iemand is tegenover wie wij wel
verantwoording af te leggen hebben.
Daarbij moeten wij niet onmiddellijk denken
aan het oordeel bij onze dood, ná ons leven.
God vraagt eigenlijk rekenschap te midden van ons leven.
Wij moeten immers altijd klaar staan
voor de komst van het Rijk Gods nu!
Het is goed dat wij regelmatig
herinnerd worden aan wat onze keuze eigenlijk zou moeten zijn.
De parabel nodigt ons uit - vermits de tijd dringt -
tot een uiterst edelmoedige zet, zonder verder uitstel.
 
Op een cruciaal crisismoment beslist de rentmeester
radicaal van handelwijze te veranderen.
Het geld dat hem was toevertrouwd
gaat hij op dat moment niet meer aanwenden
zoals een hebberige eigenaar spontaan doet
- geld bijwinnen, kleintjes laten krijgen,
van de geldmacht gebruik maken
om interest en commissieloon te eisen -
maar hij gaat het gebruiken als een middel
om zijn menselijke verhoudingen te verbeteren.
Een echte bekering dus.
Een relatie van macht, woeker en oneerlijke winst,
buigt hij om tot een vriendschapsrelatie
gebaseerd op strikte rechtvaardigheid.
Het evangelie zegt niet dat wij ons van alle geld moeten ontdoen
- dat zou onrealistisch zijn; geld is immers onmisbaar -
maar wel dat wij het goed moeten gebruiken,
Het evangelie vraagt dat wij ons geld
niet gebruiken als een macht om onszelf te verrijken,
maar als een middel om de relaties in Gods schepping te verbeteren.
Maar Jezus voegt er vandaag waarschuwend aan toe
dat dit heel moeilijk is.
Hij aarzelt niet het geld een bedrieglijke duivel te noemen
om aan te duiden dat de mens erdoor bezeten kan geraken.
Geld kan inderdaad een macht worden
die  - als wij niet scherp opletten -
ons spontaan doet overhellen naar één bepaalde kant:
naar hebzucht, individualisme, bedriegerij,
onrechtvaardigheid, afgunst en verdeeldheid.
Hoeveel families vallen niet uiteen, alleen omwille van het geld?
Hoeveel religieuze gemeenschappen
geraken niet uitgeblust, juist omwille van de rijkdom?
Geld is een voortdurende bedreiging
omdat het de mens spontaan ertoe brengt
met die macht voor zichzelf steeds meer rechten op te eisen,
die heel vlug onredelijk en onrechtvaardig worden.
Dat kan ook bij ons gebeuren
vooral als het leven ons eens in een crisis stort,
waarbij wij ons laten gaan,
waarbij wij ons zwak voelen, kwetsbaar of eenzaam.
Als mensen dan geld hebben, dan gebeuren er ravages.
 
En toch is geld inderdaad onmisbaar
en kan het goed aangewend worden.
Juist omdat wij vrije en verloste mensen zijn,
kunnen wij van het geld
in plaats van een “machtsgod” een “rechtsmiddel” maken,
een middel om rechtvaardigheid te bevorderen.
Maar dat zal een voortdurende aandacht en strijd vragen
tegen onze eigen zelfzucht.
 
Het evangelie van vandaag wil ons uitnodigen
tot dit kordaat besluit:
Ons niet te gedragen als hooghartige eigenaars
die de geldduivel en onze eigen zelfzucht dienen,
maar als dankbare rentmeesters
die geld en goed beheren volgens Gods bedoeling,
d.w.z. in dienst van de rechtvaardigheid.



Marc Galant, trappist (Orval)

Het 'gouden kalf'

Zodra men begint men het geld te dienen, de “Mammon” zoals Jezus het noemt, aanbidt men het gouden kalf: de rijkdom, het bezit. In God is er echter geen hebben. God is liefde, en liefde is nooit de andere inpalmen, bezitten of in zijn macht houden. Je kan dus niet God dienen en het geld. Wel kan men zich bedienen van het geld om God te dienen. Maar hoe dat wijs maken aan “de Farizeeën, die zeer op geld gesteld waren, zegt Lucas, en die het bespottelijk vonden wat Jezus zei” (Lucas 16, 14) met zijn ”Zalig de armen van geest”? Jezus vertelt hen een pikant verhaal.

Hij verhaalt over een onrechtvaardige rentmeester, maar die tot inkeer komt. Dat verhaal brengt ons in de problemen door de verkeerde klemtonen die wij in de tekst leggen. Om er de zin van te begrijpen, moeten wij eerst inzien welke de taak was van een rentmeester. Zo een rentmeester was een zetbaas van de eigenaar, of van de koning, voor wie hij de huur, de pacht of de belasting moest innen. Boven het bedrag dat hij aan zijn meester moest afdragen vroeg hij van de betalers ook een rente voor zichzelf. Maar zoals de tollenaars legde hij er een ferme schep boven op en eiste hij voor zichzelf hogere bedragen dan normaal. Een klaar geval van onrechtvaardige uitbuiting.

Onze rentmeester heeft het kennelijk te bont gemaakt, er is reactie gekomen, de mensen zijn naar de baas gegaan, en die kan hem niet meer handhaven. Dat is de schok die de rentmeester tot bekering brengt. Hij maakt zijn vroegere onrechtvaardigheid goed door de mensen die hij vroeger uitbuitte, nu het teveel kwijt te schelden. Hij wordt een mens die zich bekeert zoals de “verloren zoon” van het vorige hoofdstuk in het Lucasevangelie. Ook diens wereld viel in elkaar nadat hij zijn vermogen had verkwist. Ook hij ontdekt dat hij tot de bedelstaf is geraakt. En hij bekeert zich. Hij gaat terug naar zijn vader en bekent zijn fouten. Zo gaat ook de rentmeester terug naar diegenen die hij heeft uitgebuit. In plaats van hen nog eens, voor de laatste maal, uit te persen om een appeltje tegen de dorst te hebben, bekent hij zijn fouten en hij geeft het geld, dat hij teveel gevraagd heeft, terug aan wie het toebehoort. Zo reageerde ook de oppertollenaar Zacheüs toen Jezus bij hem zijn intrek kwam nemen. Hij zegde tot Jezus : “Heer, hierbij geef ik de helft van mijn bezit aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig” (Lucas 19, 8). Dat is de taal van iemand die een nieuw leven begint, de taal van iemand die zich bekeert.

Vóór zijn bekering zat de rentmeester vast in een economische structuur die door hem en zijn collega’s in stand gehouden werd. Hij was een gerespecteerd man en had zijn plaats in de kring van de gerespecteerde mannen. Hij had geen idee hoe hij anders kon leven. Spitten, met de handen je kost verdienen, had hij niet geleerd. Hij bekeert zich en hij gebruikt de mogelijkheid die hij wèl heeft. Met zijn geld zorgt hij voor een eerlijke verdeling. Daar wordt hij om geprezen : hij maakt vrienden met het geld dat hij hen onrechtvaardig had ontnomen.

Hij bekeert zich immers tot de nieuwe wereld die Jezus komt inhuldigen. De wereld zoals God hem in zijn liefde had gedroomd. Zucht naar geld en macht zijn onverzoenbaar met deze nieuwe wereld. Bezit en macht vinden gaan niet samen met de wereld van de Liefde. Daarom heeft de parabel van de onrechtvaardige rentmeester iets ironisch : door te verzaken aan geld en macht verwerf je een goede plaats in Gods Rijk. Deze ironie moeten wij vandaag tot ons laten doordringen. “Je kunt niet God dienen en de geldduivel”, luidt de conclusie. Doe afstand van de mammon en je wordt rijk bij God. Doe afstand van je macht en je stijgt in Gods ogen. Het evangelie is in die zin een ommekeer van onze gewone waarden.
Voor welke waarden wil je leven ? Vandaag heeft Jezus op een pikante manier die vraag naar ons toe willen stellen. Het antwoord laat Hij aan ons over.



Over het verstand van het hart

Jezus vertelt over het gesjoemel van een rentmeester die zich gedraagt als een oplichter zonder scrupules. Een nieuwsje dat hij zeker niet als voorbeeld wil stellen, maar waar hij wel veel lessen uit trekt.

Om te beginnen stelt Jezus vast dat de kinderen van deze wereld slimmer met elkaar omgaan dan de kinderen van het licht (v.8). We moeten toch erkennen dat de kinderen van het licht niet over dezelfde daadkracht beschikken als deze van de wereld. De kinderen van de wereld dienen de mammon, het geld, maar ze kunnen zich bedienen van het geld, en zich van het geld bedienen om het geld te dienen. De kinderen van het licht die God dienen, kunnen zich echter niet van God bedienen. Daarenboven met geld gaan veel deuren open, je kunt het geld beleggen, met geld kun je speculeren op de Beurs, en in de Casino kun je spelen voor geld. En zo scherp je voortdurend je verstand en word je nog slimmer! Met God, niets van dit alles: met Hem geen deuren die opengaan voor de business, Hij laat zich niet beleggen, je kan met Hem niet spelen … maar dat heeft Hij nochtans voor, dat Hij Liefde is die het hart ontwikkelt.

Zich verstandig gedragen door God te dienen in plaats van het geld, is dus inleggen op het hart, de liefde begunstigen: 'Jaag de liefde na en streef naar de gaven van de Geest', zegt Paulus (1 Korintiërs 14, 1). Antoine de Saint Exupéry zou daar als commentaar op geven: “Ogen zijn blind. Je moet zoeken met het hart. … Alleen met het hart kun je goed zien. Het wezenlijke is voor de ogen onzichtbaar. Liefde bestaat niet in het samen naar elkaar kijken, liefde is samen in dezelfde richting kijken' en 'Het verstand is maar van belang als het ten dienst staat van de liefde'.

Uiteindelijk, wat Jezus betreurt is dat de kinderen van het licht minder het verstand van het hart gebruiken dan de kinderen van de wereld hun slimmigheid.
Hoe dan het verstand van het hart gebruiken? Jezus geeft daar een eerste mogelijkheid voor op: “doe zoals die rentmeester geprobeerd heeft zich vrienden te maken, gebruik jullie geld om vrienden te maken in de hemel”. Het is in feite de raad aalmoezen te geven, want we horen hier een echo van wat Jezus vroeger reeds gezegd heeft: “Verkoop je bezittingen en geef aalmoezen. Maak voor jezelf een geldbuidel die niet verslijt, een schat in de hemel die niet opraakt, waar een dief niet bij kan en die door geen mot kan worden aangevreten” (Lucas 12, 33; cf. Matteüs 6, 19 - 20). Het komt erop aan niet te worden zoals “iemand die schatten verzamelt voor zichzelf, maar niet rijk is bij God”, (Lucas 12,21). Voor Jezus is “de valse mammon” (Lucas 16, 9) de rijkdom die men voor zichzelf neemt, terwijl God die gegeven heeft om mede te delen. “Als jullie onbetrouwbaar blijken met wat een ander toebehoort, wie zal jullie dan geven wat jullie zelf toekomt ?” (Lucas 16, 12).
Om hier de samenhang te begrijpen van Jezus’ woorden, moeten we voor ogen hebben dat de rijkdommen van deze wereld er zijn voor iedereen. Lucas steunt sterk op het onderling delen. In de Handelingen zal hij herhalen dat men aan elk het nodige gaf (Handelingen 2, 45; 4, 35). De rijkdommen van de schepping zijn aan gans de mensheid ten deel gegeven.

Nogmaals besluit Jezus hier dat je bij God alleen maar aan liefde rijk kan zijn. Als je niet leeft in die liefde ben je ras een andere heer aan het dienen dan God.
Gods liefde is immers mededeelzaamheid. God wil en kan niets voor zichzelf houden. Zijn hart is voortdurend aan het overstromen. Bij God ben je nooit alleen, er zijn altijd anderen in de buurt: je bent er rijk aan mensen om te beminnen. Zo kunnen wij Gods liefde niet grijpen en voor onszelf houden, want zijn liefde is ons gegeven om mee te delen. En zelfs is ze ons maar gegeven in dat mededelen.
Daarom is rijk zijn bij God, zich absoluut arm weten. De bekoring is steeds die schrijnende armoede op te vullen met rijkdommen die we voor onszelf kunnen houden om er ons gevoel van ontbering mee te kunnen verdringen. En nochtans, alleen wie zich in al zijn armoede bemind weet door God, bezit de opstap om een andere lief te hebben zoals hij het verdient, bemind als een kind van God, een kind dat God toebehoort.
En zo zijn we “betrouwbaar met wat ons niet toebehoort” (Lucas 16, 12).



Energie en doorzettingsvermogen (2016)

Wij kunnen luisteren met één oor. Dat is het vermogen om meteen te vergeten wat er ons werd gezegd. Naar Gods woord luisteren onze twee oren: het ene oor luistert naar God in de Bijbel, het andere luistert naar Hem in het leven. God spreekt tot ons voortdurend in het leven, op voorwaarde te luisteren met onderscheidingsvermogen, in overeenstemming met het oor dat luistert naar de Bijbel. We kunnen ons dan de vraag stellen: wat wil God me zeggen met deze gebeurtenis, met hetgeen mijn gesprekspartner me nu zegt?

Jezus geeft ons in het evangelie van vandaag een demonstratie van dit luisteren naar God in het leven, met het verhaal van een sluwe oneerlijke manager die zijn meester besteelt met valse documenten.
Op het eerste gezicht zou men erg geschokt kunnen zijn bij het idee dat Jezus ons zo'n oplichter als voorbeeld zou stellen. Maar dat doet hij juist niet: hij noemt die manager inderdaad “oikonomon tès adikias”, een “manager van onrecht” (v. 8). Dus zeker niet doen wat hij doet! De vraag die we ons zouden kunnen stellen bij dergelijk onheus gedrag is: 'Wat zegt God tegen mij, als ik de frauduleuze bedrevenheid vaststel waarmee deze man profijt probeert te trekken?’

Het antwoord zal ongetwijfeld zijn: steek ik er zelf evenveel energie in om God en de naaste lief te hebben, als deze oplichter om geld op te halen? Jezus vindt het jammer dat we er daar niet genoeg deze conclusie uit trekken: “De kinderen van deze wereld gaan handiger te werk dan de kinderen van het licht” (v.8).
Zien wat er mis loopt zou ons, in het licht van God, moeten aanzetten om het recht te trekken door goed te doen. Zij die ‘licht’ geworden zijn door te luisteren naar het Woord van God, kunnen een voorbeeld nemen aan de zonen van deze wereld, die geen rekening houden met de spirituele dimensie van het menselijk bestaan! De ware gelovige zou zich voor wat goed is, best inzetten met evenveel energie en doorzettingsvermogen als mensen die slinks handelen.

Jezus gaat in één ruk door: "Maak je vrienden met behulp van de “mamona tès adikias”: “met de mammon van de onrechtvaardigheid”, zegt Hij.
Wat betekent precies deze “mammon”? Dit woord van Semitische oorsprong is afwezig in de Hebreeuwse Bijbel, maar het verspreidt zich in de periode van het Nieuwe Testament. De etymologie ervan is onzeker, maar ze zou dezelfde kunnen zijn als ons woord “amen": hetgeen waarop men kan rekenen, waarop men kan vertrouwen. En daar mensen vertrouwen op hun geld, is het woord ertoe gekomen om het goederenbezit aan te wijzen. Door de kritische houding van de vroegchristelijke stromingen ten opzichte van het geld, wordt de term in het Nieuwe Testament voortdurend in negatieve zin gebruikt. De term "mammon van ongerechtigheid" duidt het onrechtmatig aangeworven geld aan.
Jezus wil de leerlingen aantonen, hoe met geld om te gaan in het licht van het Koninkrijk. Als de oneerlijke manager in staat geweest is om vrienden te maken met de goederen van deze wereld en zo zijn toekomst veilig te stellen, hoeveel te meer moeten de christenen hun eeuwige toekomst voorbereiden door het delen met de armen. Zo zullen de armen hen onthalen in de stad van God (Lucas 14, 13-14), waar ze thuis zijn volgens de Zaligsprekingen (Lucas 6, 20 v.).

Zich bekwaam tonen is dus het geld gebruiken als middel en niet als doel. Geld is bedrieglijk en misleidend, omdat het kan worden verafgood. In vergelijking met de goederen van het Koninkrijk die echt zijn en onvergankelijk vgl. Lucas 12, 33), is het geld een onveilige valuta, en van onbestendige aard. Het zal noodzakelijkerwijs wegvallen op de dag van onze dood. De heerschappij van het geld zal zo ten einde lopen ... Wie het verafgoodt en er de slaaf van wordt, kan geen zoon zijn van het licht. Sinds God de wereld binnengebroken is, wordt de mens geplaatst voor een radicale keuze: door het gebruik dat hij maakt van de aardse goederen, moet de christen bewijzen dat hij aan God alleen toebehoort.