Loading...
 

26e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 9, 38-43.45.47-48: Jezus volgen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst – Marcus 9, 38-48 - komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1596-1597)

Toen zei Johannes tegen Jezus: ‘Meester, wij hebben iemand gezien die uw naam gebruikt om kwade geesten weg te jagen. Wij zeiden dat hij daarmee moest ophouden. Want hij hoort niet bij ons.’
Maar Jezus zei: ‘Laat hem zijn gang gaan. Hij gebruikt mijn naam om een wonder te doen. Zo iemand zal niet snel iets slechts over mij zeggen. Wie niet onze vijand is, is onze vriend. Luister goed naar mijn woorden: Iemand die een beker water aan je geeft omdat je bij mij hoort, krijgt zeker een beloning van God.’

Jezus zei: ‘Iemand die een gelovige weghaalt bij God, krijgt een zware straf. Het zou beter voor hem zijn als hij met een zware steen om zijn nek in zee gegooid was.
Stel dat je hand iets slechts doet, iets dat jou weghaalt bij God. Hak je hand dan af. Beter met één hand naar het eeuwige leven, dan met twee handen naar de hel, waar het vuur nooit uitgaat.
Stel dat je voet iets slechts doet, iets dat jou weghaalt bij God. Hak je voet dan af. Beter met één voet naar het eeuwige leven, dan met twee voeten naar de hel.
Stel dat je oog iets slechts ziet, iets dat jou weghaalt bij God. Ruk je oog dan uit. Beter met één oog naar Gods nieuwe wereld, dan met twee ogen naar de hel. Want daar brandt een vuur dat nooit uitgaat, en daar blijven de wormen maar aan je vreten.’



Dichter bij de tijd

(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 9, 38-43; 45; 47-48)

Op een dag zei Johannes tegen Jezus:
'Meester, we hebben iemand gezien
die in jouw naam kwade geesten wegjaagt.
En we hebben geprobeerd om het hem te beletten
want hij is geen volgeling van ons.'

Maar Jezus zei: ‘Dat moeten jullie niet doen.
Als iemand een wonder doet in mijn Naam,
zal die niet slecht over Mij spreken.
Want wie niet tegen ons is, is voor ons.

Als iemand aan jullie een beker geeft om water te drinken
en hij doet dat omdat jullie bij Mij horen,
echt waar, Ik zeg jullie: hij zal daarvoor beloond worden.

Wie een van deze kinderen,
die nog iedereen vertrouwen, doet zondigen,
die zou men met een molensteen om de hals in zee moeten werpen.
En als je hand dreigt iets kwaads te willen doen, hak ze dan af.
Je kunt beter verminkt het leven binnengaan
dan in het bezit van twee handen in de hel te komen.
En je kunt beter kreupel het leven binnengaan
dan in het bezit van twee voeten in de hel geworpen te worden.
En je kunt beter met één oog het Rijk van God binnengaan
dan met twee ogen in de hel geworpen te worden,
waar het vuur nooit uitgaat.'



Stilstaan bij...

Johannes
(Hebreeuws = ‘God is genadig’)
Deze visser uit Galilea was een zoon van Zebedeüs. Samen met zijn broer Jakobus was hij apostel.

Duivel
Grieks: diabolos. Letterlijk: hij die er zich tussen gooit en een bepaalde orde verstrooit.
De duivel verpersoonlijkt het kwade.

Volgeling
Iemand die dezelfde levenshouding heeft als diegene die hij volgt.

Wonder
Een gebeurtenis die toegeschreven wordt aan God of aan een heilige die men aangeroepen heeft.

Wie niet tegen ons is, is voor ons
Met deze reactie zegt Jezus dat er veel manieren zijn om in zijn naam te handelen.

Christus
(Grieks = Gezalfde; Hebreeuws: Messias)
In Israël werden de koningen gezalfden genoemd, omdat hun hoofd bij de troonsbestijging met reukolie (= chrisma) overgoten werd. Dit gebaar betekende: zoals de zalf de koning doordringt, zo zal de Geest van God de koning doordringen.
De joden keken en kijken nog steeds uit naar de komst van de Messias, met wie het Rijk van God werkelijkheid wordt. Christenen geloven dat Jezus die Messias, die Christus is.
‘Christus’ is dus een titel, geen familienaam.

Zonde
Als men opzettelijk iets fout doet, en daarmee iemand kwetst, dan kwetst men niet alleen die persoon, maar ook God, omdat Hij van mensen verwacht dat zij voor anderen respect tonen. Zo'n fout wordt zonde genoemd.

Molensteen
Grote zware ronde steen die gebruikt wordt om er graan mee te malen.

Verminken
Met deze sterke taal wil Jezus de mensen aansporen om te letten op het belang van hun daden.
Het is dus niet de bedoeling dat mensen echt hun hand afhakken, hun ogen uitrukken, of met een molensteen om de hals de zee in gegooid worden.

Hel
In het oude wereldbeeld was de hel een plaats die gesitueerd werd onder de wereld (onderwereld). Daar bevonden zich de duivels en alles wat kwaad is.

Onblusbaar vuur
Het beeld van de hel als een plaats met onblusbaar vuur, werd geïnspireerd door een vuilnisbelt in het zuidwesten van Jeruzalem in de Hinnom-vallei (Gehenna), waar altijd vuilnis aan het smeulen was. Dat vuur werd brandend gehouden met fosfor.
Tegenwoordig is het dal een park en deel van een voorstad van Jeruzalem.





Bij de tekst

Oproep

. Het eerste deel van deze tekst roept op tot verdraagzaamheid: iedereen die Jezus volgt, kan en mag dat doen op zijn manier.
. Het tweede deel roept op om verantwoord te leven.





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Goed doen

(Bewerking: Anneleen Lips)

Eén van de leerlingen van Jezus heet Johannes.
Hij gaat naar Jezus en zegt:
“Meester, ik heb iemand gezien die mensen geneest, zoals U dat doet.”
“Wat heb je dan gedaan?”, vraagt Jezus.
“Ik heb hem samen met de andere leerlingen proberen tegenhouden.”
“Dat had je eigenlijk niet moeten doen,” zegt Jezus,
“iemand die net als Ik mensen wil genezen, die is toch niet tegen ons?”
Johannes denkt even na. “Dat is waar”, antwoordt hij.
“Maar ik vond dat hij U niet zomaar mocht nadoen.”
“Wie niet tegen ons is, is voor ons”, zegt Jezus en Hij vraagt:
“Wie zouden jullie wel moeten tegenhouden?”
“Iemand die anderen aanzet tot slechte dingen,” zegt een leerling
“Juist”, zegt Jezus. “Zo iemand zou gestraft moeten worden.”
En dan vraagt Hij:
“Als je ene hand goede dingen doet en je andere hand slechte dingen,
wat doe je dan het best?”
“Misschien moet je de slechte hand dan vastbinden
zodat hij geen kwaad meer kan doen” zegt een leerling.
“Heel goed”, zegt Jezus. Al heb je dan maar één hand meer over…
als je met die éne hand goede dingen doet, leef je zoals God het wil
Wie twee handen heeft, maar ze gebruikt voor slechte dingen,
leeft niet zoals God het wil .”

“En als je ene voet slecht doet en je andere voet goed doet,
dan kun je beter je slechte voet niet meer gebruiken,” zegt Johannes,
“want zo kun je geen slechte dingen meer doen.”
“Heel goed”, zegt Jezus,
“als je maar één voet hebt en je gebruikt die om goed te doen,
dan leef je zoals God het wil.
Als je twee voeten hebt, maar slechte dingen doet,
leef je niet zoals God het wil.”

Een andere leerling zegt:
"Als je ene oog slecht doet en je andere oog goed doet,
dan is het beter je slechte oog af te dekken.”
“Ja”, zegt Jezus. “Ook al kan je dan niets meer zien met dat oog.
Het is beter om maar één oog te gebruiken en goed te doen,
dan twee ogen te hebben en te doen wat God niet graag wil.”





DOEN

Tekenen

De kinderen tekenen
. hoe mensen in hun omgeving goed doen voor anderen
of
. hoe zij goed kunnen doen voor anderen.





Grote kinderen

BELEVEN

Werken aan het Rijk van God

Met handen, voeten en ogen kan men fout handelen.
De kinderen zoeken en verwoorden voorbeelden bij elk lichaamsdeel.
Daarna krijgen de kinderen een blad papier met daarop: handen, voeten en ogen.
Ze schrijven erop hoe ze met deze lichaamsdelen de wereld gelukkiger kunnen maken.





VERDIEPEN

Gezellig roddelen!?!?

. De kinderen zoeken onder elkaar wie volgens hen handelt als Jezus - of die persoon nu gelovig is of niet.
. Ze zoeken hiervoor in hun vriendenkring, in hun familie, bij wie ze kennen op school, in de jeugdbeweging ...
. Ze verwoorden ook waarom ze vinden dat die persoon in de lijn van Jezus te plaatsen is (inzet voor de medemens, aandacht voor zieken, omgang met iedereen - niemand uitsluiten...)
. Daarna zoeken ze ieder voor zich een aspect uit waarin ze de volgende week willen in uitblinken.





Jongeren

VERDIEPEN

Gedicht / Bezinnende tekst

Jongeren maken een driedelig gedicht waarin ze duidelijk maken dat men met goed gebruik van handen, voeten en ogen pas goed Jezus kan volgen.




Suggestie
Elke zin van elk deel begint met de eerste letter van de ‘invalshoek’:
O...................................
O...................................
G...................................

H...................................
A...................................
N...................................
D...................................

V...................................
O...................................
E...................................
T...................................





VERTELLEN

De twee wolven

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 105)

Op een avond vertelde een oude Cherokee-Indiaan:
‘In een volk is er steeds een strijd aan de gang,
een strijd tussen twee wolven.

De ene is een kwade wolf.
Hij is slecht.
Hij bestaat uit woede, egoïsme,
leugen en hoogmoed.

De andere wolf is goed.
Hij bestaat uit: vreugde,
vrede, vriendschap,
liefde en meeleven.’

Zijn kleinzoon dacht hierover na.

Toen vroeg hij
aan zijn grootvader:
‘Welke wolf zal het gevecht winnen?’

De oude Cherokee zei:
‘De wolf die je eten geeft.’

Naar een indiaans verhaal





Overwegingen

Luc Beeldens

Voor of tegen

(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk, september 2024)

Als affiches of brochures gepubliceerd worden,
dan verwacht men dat
een verantwoordelijke uitgever vermeld wordt.
Op bouwwerven plaatsen aannemers maar al te graag
borden met hun naam.
Volgens de wet moet de naam van auteurs,
kunstenaars, fotografen bij overname van hun werk
gepubliceerd worden.
Zo is het duidelijk wie wat gezegd of gedaan heeft.
Zo is het helder wie verantwoordelijk is.
Als anderen onze naam gebruiken
en uitspraken doen in onze naam,
worden we daar op zijn minst ongemakkelijk van.
We zijn dan immers de controle kwijt.

De leerlingen maken zich ook druk,
als ze merken dat een vreemde mens
de naam van Jezus gebruikt
om boze geesten uit te drijven.
Ze proberen hem zelfs tegen te houden.

Als Johannes dat voorval bij Jezus komt melden,
dan blijft die er verrassend rustig bij.
Hij vindt het zelfs niet erg dat zijn naam gebruikt wordt.
“Want wie niet tegen ons is, is voor ons”, zegt Hij.
Als mensen zijn naam gebruiken
om anderen te helpen,
vindt Hij dat prima.

We noemen ons graag christenen
en we gebruiken daarbij Jezus’ naam.
Hij zou dat niet erg vinden,
tenminste als we handelen in zijn Geest.





JanWuyts pr.

Waar het om gaat (2018)

Jezus kijkt niet naar wie en in naam van wie en met welke rechten en gedragen door welke organisatie iemand het goede doet. Niet het goed omlijnde systeem, niet de organisatie staat voorop. Voor Jezus is belangrijk wat er gebeurt.
(…)
Ook buiten de kerk en haar organisaties gebeurt zeer veel goeds, dat de toets van het evangelie perfect kan weerstaan. Is het niet een taak voor de kerk, dat zijn wij, om hiervoor waardering op te brengen, samen te werken met elkaar. Het gaat niet om de vlag of de titel waaronder wij ons inzetten, de inzet zelf voor wat mensen gelukkig maakt, is van belang.





Frans Mistiaen s.j.

Het goede loven waar het ook gebeurt

Normaal mogen wij fier zijn
te behoren tot een vereniging, organisatie of club.
Maar het wordt negatief, wanneer de groepsverbondenheid
ontaardt tot een clangeest
zodat de leden uit eigendunk anderen gaat uitsluiten
of zelfs het goede, dat elders gebeurt, als concurrentie wil bestrijden.

Toen de dames van de hobbyclub vernamen
dat de vrouw van de wijkagent
ook geïnteresseerd was om bij hun club aan te sluiten,
zeiden zij tot elkaar:
"Maar die is toch eigenlijk niet van onze genre,
want zij is poetsvrouw in het home voor gehandicapten."
En toen op het college
de leraren wetenschappen met hun vakwerkgroep
op excursie wilden trekken,
waren er enkelen van hen die liever niet hadden
dat de leerkrachten van het Technische ook meegingen
"omdat die zogezegd altijd over politieke vluchtelingen praatten".

Eigenaardig toch hoe in een groep na een tijd
een mentaliteit kan binnensluipen die de groep wil verengen.
Geruisloos groeit er soms een clanmentaliteit
waarbij sommigen de groep overdreven willen afsluiten.

In het evangelie van vandaag
hoorden wij een voorbeeld van zulke enge reactie:
Een leerling ergert zich
omdat iemand, die geen volgeling van Jezus is, duivels uitdrijft.
Jezus' reactie is scherp:
"Laat het goede toch gebeuren, ook als het elders gebeurt!
Wie niet tegen ons is, is voor ons."
m.a.w. "Wie het goede doet - of hij nu Mijn leerling is of niet -
hij handelt in Mijn gezindheid."

Durven wij wel genoeg geloven dat Gods Geest overal werkt,
niet alleen binnenin de Kerk,
maar ook in het hart van de mensen die niet of moeilijker geloven
en die toch het goede proberen te doen.
Wij moeten durven erkennen dat andersdenkenden
soms meer dienstbaar of vergevensgezind kunnen zijn
dan velen van onze medegelovigen.
Gods Geest werkt ook in hen.
De enige goede reactie hierbij is:
blij zijn om het goede dat ook door hen gebeurt.
Jezus heeft meer vrienden dan wij soms denken, anonieme vrienden,
die een beker water geven aan kleinen,
en dikwijls veel meer dan dat.

Waarom zijn wij toch geneigd
bij anderen meer het kwade dan het goede te benadrukken?
Laten wij maar eens nagaan hoe wij spreken:
Wat vertellen wij? Wat verzwijgen wij?
Wat verbloemen wij? Wie sleuren wij door het slijk?
In onze dagelijkse gesprekken
kunnen wij op een heel subtiele manier
zeer vernielend werk verrichten.
Eenmaal de leugen of de lasterpraat is uitgesproken,
is het zo moeilijk om dat nog recht te zetten.
Wij zouden in onze gesprekken zo graag
wat meer blijheid willen horen als ergens iets goeds is gebeurd.

Vandaag houden wij een speciale omhaling
voor de christelijke aanwezigheid in de media.
Bidden wij dat de media niet op de eerste plaats
belust zouden zijn op sensatie,
maar bezorgd om de waarheid te verkondigen
met aandacht voor de weldoende werking
van Gods Geest in onze wereld.
En dat de christelijke media zouden spreken
over het goede, waar het ook gebeurt,
niet met ergernis,
maar met grote dankbaarheid en blijheid.





Marc Gallant, trappist (Orval)

In vrede leven

Vorige zondag hoorden we hoe Jezus zijn leerlingen apart nam om hen te onderrichten over wie God is. Hij kwam met een beeld van God waarop wij onze machtsdromen of onze geldingsdrang niet kunnen projecteren, een God die liefde is. Een God die, zwak en machteloos, met ons komt in het lijden. Een God die dient en die van ons dienstvaardigheid verwacht. Met de God van Jezus kun je van de godsdienst geen fanatieke bedoening maken.

Vandaag horen we daar reeds een praktische toepassing van. Niet voor niets had Jezus zijn apostel Johannes, “donderzoon” genoemd, want het is een man uit één stuk en die wil, een beetje onverdraagzaam, dat alle rechten op de genezingen in Jezus’ naam, in exclusiviteit voorbehouden blijven aan Jezus’ leerlingen. Jezus, die weigert een machtspositie in te nemen, stelt hem in het ongelijk. Er zijn geen rechten of exclusiviteiten op de genade die gratis van God komt. Jezus zegt het kernachtig: “Wie niet tegen ons is, is voor ons”. Men hoeft zich niet competitief en zeker niet agressief op te stellen als het gaat om het verkondigen van het Rijk Gods. Paulus zegt hetzelfd aan de Filipenzen: des te beter als er ook anderen het evangelie verkondigen: “met of zonder bijbedoeling, wanneer Christus maar wordt gepreekt! Daarover verheug ik me en zal ik me ook blijven verheugen” (Filipenzen 1, 18).

Jezus wil geen machtspositie innemen en valt scherp uit tegen wie machtsmisbruik maakt en ergernis geeft aan “een van deze kleinen die geloven”. Wie zich aan zo een machtsmisbruik schuldig maakt “zou beter met een molensteen om de hals in de zee geworpen worden”.

“Leef in vrede met elkaar”, zegt Jezus op het einde van deze evangelieperikoop (Marcus 9, 50), en Hij komt op tegen opdringerige machtsdrang waarbij men met zijn handelswijze of zijn zienswijze de onderlinge vrede verstoort. Jezus gebruikt ook hier een vinnige en suggestieve beeldspraak. Marcus geeft als volgt het woord van Jezus weer: “Het is beter voor je met één hand, met één voet of met één oog het leven binnen te gaan, dan met je beide handen, voeten of ogen geworpen te worden in de Gehenna, in het nooit dovend vuur”.
In onze vertaling wordt Gehenna vertaald door “hel”, en dat is niet helemaal hetzelfde. De ‘Ge Hinnom’: ‘de vallei van Hinnom’, ‘Gehenna’, in het Grieks, is een smalle vallei ten zuiden van Jeruzalem. Zij deed dienst als openbare vuilnisbelt. Er brandde altijd vuur en de wormen vonden er hun gade. Bij epidemie werden er ook lijken verbrand. Voor Jezus’ tijdgenoten riep die plaats het lot op van hen die zich van God zullen afgesloten hebben. Jesaja schrijft reeds over die horrorplaats: “Wanneer zij naar buiten de stad gaan, zullen zij de lijken zien van de mensen die tegen Mij in opstand zijn gekomen: hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgaan” (66, 24). Jezus’ uitspraak die de ergernisgevers naar die vuilnisbelt verwijst, moest dus wel de geesten treffen. In de loop der tijden werd de hel, als plaats zonder God, met die Gehenna ingekleurd.

Merken we ook op dat het Hebreeuws geen abstracte woorden heeft. Voor ”handelswijze” wordt het concrete woord “hand” gebruikt, voor “zienswijze” zal men “oog” zeggen, en in de psalmen zingen we: “Mijn voet staat op een weg die niet krom buigt” (Psalm 26, 12), om te zeggen dat onze levenswandel een rechte weg volgt.

En dan nog, zegt Jezus, iets van zichzelf opofferen dat doe je niet zomaar. Hij stelt een voorwaarde die hij uitdrukt als volgt: “Iedereen zal met vuur gezouten worden. Zout is iets goeds. Maar als het zout zouteloos wordt, waarmee zal je het dan weer zout maken? Heb zout in jezelf, en leef in vrede met elkaar” (Marcus 9, 49-50). Die zin vraagt een woordje uitleg. Opdat een brandoffer in de tempel geldig zou zijn, moest er bovenop een handvol zout gestrooid worden (Leviticus 2, 13). Het zout was in die tijd het enig bewaringsmiddel, en aldus het symbool van de trouwe liefde. God aanvaardt maar een offer dat men Hem brengt uit liefde. Dit gebaar was betekenisvol: het was alsof men zei tegen God: “Ik breng ik U een offer met een liefde die ik altijd zal bewaren, zowaar als het zout bewaart”. Jezus vraagt dat we in ons dat zout van de liefde zouden hebben dat zijn smaak niet verliest. Als je liefde zouteloos wordt, wat kan je dan nog? Iets van zichzelf prijsgeven is slechts geldig als het geschiedt met het zout van de liefde, zo niet werkt het als een frustrerende zelfverminking en begint er een spiraal van zelfverdedigende agressiviteit.

“Iedereen zal met vuur gezouten worden”, stelt Jezus. Alle liefde moet door het vuur gaan. Om samen te kunnen leven in vrede, moeten we ons soms een hand, een manier van handelen, kunnen ontzeggen; of een oog, een zienswijze, bijsturen. Dat is slechts mogelijk uit liefde. Onze liefde bewijzen we spontaan door een geschenkje te geven dat ons kost, door aan de geliefde iets af te staan dat ons dierbaar is.



Het zout van de liefde

Jezus neemt vandaag de levensstijl van zijn leerlingen in het vizier.
Vooreerst heeft hij het over de verhoudingen van zijn leerlingen met andersdenkenden, met niet-christenen. Hij maakt hen duidelijk dat onverdraagzaamheid christenen niet past. Een christen, als kind van de Vader die alle mensen bemint, heeft geen geprivilegieerd kastegevoel.
Als aanleiding van dit onderricht, had Johannes, een van de gebroeders “donderzonen” (vgl. Marcus 3, 17), onverdraagzaamheid getoond. Volgens hem moesten alle rechten op het verrichten van genezingen in naam van Jezus, voorbehouden blijven aan de leerlingen die met Jezus op stap zijn. Hebben die er niet voor ‘betaald’ door alles achter te laten om Jezus te volgen? Hebben zij dan ook geen exclusiviteit op de macht die er van Jezus uitgaat?
Jezus stelt hem echter in het ongelijk. Er zijn geen rechten of exclusiviteiten op de genade die gratis van God komt. Jezus zegt het kernachtig: “Wie niet tegen ons is, is voor ons” (v.40). Men hoeft zich niet competitief en zeker niet agressief op te stellen als het gaat om het verkondigen van het Rijk Gods. Paulus zal dezelfde stelling innemen: “Maar wat doet het er toe ? Hoe dan ook, met of zonder bijbedoeling, wanneer Christus maar wordt gepreekt! Daarover verheug ik mij en zal ik me ook blijven verheugen” (Filippenzen 1,18).
Jezus gaat zelfs nog een stapje verder. Een glas water, geschonken door een tegenstander aan een christen heeft zijn volle waarde. Christus zal dat gedenken op de dag van het Oordeel (cf. Matteüs 25, 31-46).

Vandaar stapt Jezus over naar de verhoudingen binnen de christelijke gemeenschap.
Harmonieus met elkaar leven sluit alle ergernis uit, en het ergste is wel: “één van deze kleinen die op Mij vertrouwen ten val brengen” (v. 42). Jezus gebruikt hier suggestieve beeldspraak, waarvan de betekenis ons soms een beetje ontsnapt. Marcus geeft als volgt het woord van Jezus weer: “Het is beter voor je eenhandig het leven binnen te gaan, dan met je beide handen geworpen te worden in de Gehenna, in het nooit dovend vuur”. In onze vertaling wordt Gehenna vertaald door “hel”, en dat is niet helemaal hetzelfde. De Gehenna is een smalle vallei ten zuiden van Jeruzalem. Zij deed dienst als openbare vuilnisbelt. Er brandde altijd vuur en de wormen vonden er hun gade. Bij epidemie werden er ook lijken verbrand. Voor Jezus’ tijdgenoten riep die plaats het lot op van hen die zich van God zullen afgesloten hebben. Jesaja schrijft reeds over die horrorplaats: “Wanneer zij naar buiten de stad gaan, zullen zij de lijken zien van de mensen die tegen Mij in opstand zijn gekomen: hun worm zal niet sterven en hun vuur zal niet uitgaan” (Jesaja 66, 24). Jezus’ uitspraak, die de ergernisgevers naar die plaats verwijst, moest dus wel de geesten treffen.
De “hel” in het Oudtestamentische denken was iets anders. Men verbeeldde zich een onderaardse ‘hal’, waar de doden wachtten op het Laatste Oordeel.
Om goed de betekenis te begrijpen van de verzen 42 tot 48, die spreken over het leven in vrede met elkaar, moeten we er de verzen 49 en 50 bijnemen, die in de officiële lezing weggelaten zijn :
(49) Want iedereen zal met vuur gezouten worden.
(50) Zout is iets goeds. Maar als het zout zouteloos wordt, waarmee zul je het dan weer zout maken? Heb zout in jezelf, en leef in vrede met elkaar.
Jezus voegt er inderdaad aan toe, dat we allen iets moeten opgeven om de vrede te bewaren (“faire la part du feu”, zegt men in het Frans!), maar dat er daar een voorwaarde aan verbonden is: het moet geschieden met het zout van de liefde.

Wanneer een Jood in de tempel een offer bracht, werd het maar geldig geacht als hij er een handvol zout bovenop legde (Leviticus 2, 13). Dit gebaar was betekenisvol in een wereld waar het zout het enig bewaarmiddel was. Het was openbaar verklaren: “ik draag dat offer op aan God uit trouw, zo duurzaam als met zout bewaard”. Gebracht zonder liefde is elk offer waardeloos.
Jezus vraagt dat we dat zout van de trouwdurende liefde in ons zouden hebben: we kunnen maar met elkaar in vrede leven, als we iets van onszelf uit liefde kunnen opofferen. Om samen te kunnen leven in liefde, moeten we ons soms ontdoen van een ‘hand’ (het is het Hebreeuws voor ‘een manier van handelen’), of van een ‘oog’, (een zienswijze), of misschien zal met een ‘voet’ een ‘koerswijziging’ noodzakelijk blijken. Maar in ieder geval, is iets van zichzelf prijsgeven om in vrede te leven slechts geldig, als het geschiedt met het zout van de liefde. Zo niet werkt het frustrerend en begint er een spiraal van zelfverdedigende agressiviteit.

“Iedereen zal met vuur gezouten worden”, stelt Jezus (v.49). Inderdaad, om in liefde te leven met iemand, moeten we altijd iets prijsgeven van onze ziens- of handelswijze, en een “hand”, “voet” of “oog” laten varen. Dat is slechts mogelijk uit liefde. Onze liefde bewijzen we spontaan door een geschenkje te geven dat ons kost, door aan de geliefde iets af te staan dat ons dierbaar is.