Loading...
 

27e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 17, 5-10: Lessen voor de leerlingen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1654-1655)

Toen zeiden de leerlingen tegen de Heer: ‘Maak ons geloof sterker!’ Maar de Heer zei: ‘Zelfs als je geloof maar zo klein is als een mosterdzaadje, is alles mogelijk. Als je dan tegen een boom zegt: ‘Trek je wortels uit de grond en ga in de zee staan,’ dan doet hij dat.

Stel dat je een slaaf hebt. Hij werkt op het land en hij past op je schapen. Als hij ’s avonds thuiskomt, zeg je niet tegen hem: ‘Ga lekker zitten, het eten staat klaar!’ Nee, je zegt tegen hem: ‘Doe een schort voor, maak mijn eten klaar en breng het mij. Als ik klaar ben, dan kun jij eten.’ Niemand bedankt zijn slaaf omdat die zijn werk doet.
Voor jullie geldt hetzelfde. Als jullie alles hebben gedaan wat God van je vraagt, zeg dan: ‘Wij zijn maar eenvoudige slaven. We doen gewoon ons werk.’’



Dichter bij de tijd

(Naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij
Lucas 17, 5-10)

Op een dag zeiden de apostelen tegen Jezus:
'Geef ons meer geloof’.
Jezus zei:
'Eigenlijk heb je niet zo veel geloof nodig.
Als je bijvoorbeeld een geloof hebt,
dat maar zo groot is als een mosterdzaadje,
dus heel heel klein ...
en je zegt tegen die boom daar:
‘Kom, trek al wortels uit de grond
en plant jezelf in zee’.
Hij zou meteen doen wat je zegt.

Veronderstel even:
iemand van jullie heeft een knecht,
die ploegt of voor de dieren zorgt.
Als hij thuis komt van het land,
zul je hem dan vragen: ‘Kom maar vlug eten?’
Natuurlijk niet!
Je zult zeggen:
‘Maak mijnt eten klaar, en kom me bedienen.
En als ik met eten en drinken klaar ben,
dan kun jij gaan eten en drinken’.
Bedankt je dan een knecht
omdat hij deed wat je hem vroeg?
Ik denk van niet!

Dat moeten ook jullie zeggen,
als je alles hebt gedaan wat je werd gevraagd:
"Wij zijn maar knechten;
we hebben gedaan wat we moesten doen".'



Stilstaan bij ...

Apostel
(Grieks = ‘afgezant’, ‘gezondene’)
Het woord ‘apostel’ wordt nu vooral gebruikt voor de twaalf leerlingen, die Jezus van nabij volgden. In het Nieuwe testament gebruikte men het woord ‘apostel’ ruimer dan nu het geval is: het was iemand die Jezus uitzond om het evangelie te prediken en in zijn naam mensen te genezen.
Paulus wordt ook apostel genoemd, al zag hij Jezus nooit in levende lijve. Hij werd dé apostel van de heidenen.

Heer
Gewoonlijk is ‘Heer ‘ een respectvolle manier om iemand aan te spreken.
Bij de Romeinen gebruikte men het woord ‘Heer’ ook voor de keizer. Maar omdat de keizer als god vereerd werd, kreeg die titel ook een religieuze inhoud.
De joden gebruiken het woord ‘Heer’ wanneer ze over God spreken. Want uit eerbied voor God willen ze Gods eigen naam niet uitspreken. Als de evangelisten In het nieuwe testament het woord ‘Heer’ gebruiken voor Jezus, geven ze daarmee aan dat ze God in Jezus herkenden.

Geloof
Vertrouwen in iets of iemand. Christenen vertrouwen op God, die zij kennen in Jezus Christus. Dit geloof roept hen op zichzelf en de wereld rondom hen gelukkiger te maken.

Mosterdzaad
Een minuscuul klein zaadje, nog geen speldenkop groot, dat kan uitgroeien tot een 2 meter hoge struik, die aan de vogels in de vertakking en het gebladerte geborgenheid biedt. De mosterdstruik groeit in het wild op de vlakke velden van Galilea. Jezus noemt deze struik een boom.

Moerbeiboom
Toen Jezus leefde, stonden er veel moerbeibomen aan de oever van het meer van Galilea. Bomen met een heel diep en wijd vertakt wortelstelsel die erg oud kunnen worden.
En dat nu juist zo’n boom, met wortel en al in de zee kan geplant worden?!?!?!
In China vormen de bladeren van de moerbeiboom voedsel voor de zijderupsen.

Knecht / dienaar
Ten tijde van Jezus was een knecht / dienaar ofwel een slaaf ofwel een ingehuurde arbeider, die voor zijn werk betaald werd. Meestal deden ze dienst in de huizen van de rijken of aan het hof.





Bij de tekst

Waar het in deze tekst om gaat

De kracht van gelovenEen heel klein beetje geloof is al voldoende zegt Jezus. Hoe gering ook: geloof kan bergen verzetten, want het doet de wereld anders bekijken, het geeft perspectieven waardoor scepticisme en ongeduld geen hinderpalen meer zijn.
Doen wat je moet doen is nog maar normaalJezus zegt direct daarna dat geloven is niet iets is waar je moet over pochen, het is iets wat je gewoon doet.






Suggesties

Kleine kinderen

VERDIEPEN

Jezus wast de voeten van zijn leerlingen

Vertel in eigen woorden het verhaal van Jezus die de voeten waste van zijn leerlingen (dit was niet iets waarover hij pochte - Hij vond dit normaal):


Als Jezus met zijn vrienden aan tafel is om te feesten,
staat Hij ineens op.
Hij trekt zijn bovenkleren uit,
neemt een doek en bindt die om zijn middel als een schort.
Hij giet water in een kom
en begint de voeten van zijn leerlingen te wassen.
Daarna droogt Hij ze af met de doek
die Hij om zijn middel heeft gebonden.
Hij komt bij Petrus.
- Jezus, wil Jij mijn voeten wassen?
Dat is toch jouw werk niet!
- Toch wel, Petrus. Later zul je Me wel verstaan.
- Nooit of nooit zul Jij mijn voeten wassen!
- Petrus, als jij je voeten niet door Mij laat wassen,
ben je mijn vriend niet meer.
- Jezus, was dan niet alleen mijn voeten,
maar ook mijn handen en hoofd.
- Als je een bad hebt genomen, is dat niet nodig.
Maar laat maar je voeten wassen, want de wegen zijn stoffig.

Als Jezus de voeten van al zijn leerlingen gewassen heeft,
trekt Hij zijn bovenkleren weer aan en gaat terug aan tafel.
- Beste vrienden, Ik heb jullie een voorbeeld gegeven.
Jullie moeten doen zoals Ik deed.
Jullie moeten elkaars dienaar zijn
en ook eenvoudige dingen doen voor elkaar.


- Welke eenvoudige dingen kun jij voor een ander doen.
- Zoek hieruit één punt uit waar je de volgende week zelf veel aandacht wilt aan besteden.




Grote kinderen

VERDIEPEN

Het begin van het Rijk van God

De kinderen krijgen een omslag met daarin een zaadje.
Zeg aan de kinderen:
Denk even na en vertel dan aan elkaar over iemand waarvan jij zegt:
'die zaait het zaad van het Rijk van God'.
De kinderen schrijven het antwoord op die vraag eerst voor zichzelf neer op de omslag.
Daarna schrijven ze de antwoorden van anderen in het kort op.


Bespreek
Geloof jij ook in het Rijk van God?
Doe jij ook zoals die mensen die daarnet vernoemd werden?
(Waarom wel? Waarom niet?)

Wat denk je ervan dat Jezus zegt:
'Als je nog maar het geloof had van een mosterdzaadje, dan kon een boom zich verplaatsen.'
Kan een boom zich zomaar verplaatsen naar de zee? (nee)
Wat zou Jezus dan hiermee willen duidelijk maken?

Nadien worden de omslagen opgehangen aan een grote tak, die symbool is voor het Rijk van God.
Het zaadje krijgen ze mee naar huis of wordt ter plaatse in een aantal bloempotten gezaaid.

Jezus zegt: 'Als je een geloof hebt, zo klein als een mosterdzaadje, dan kun je tot deze boom zeggen: verplaats je en plant je in zee.'
Hoe groot is je geloof?
Groter dan een boom, te hoog om in te klimmen?
Hoe groot is je geloof?
Misschien wel kleiner dan de knikker die je in je broekzak bewaart.
Je wilt hem niet verliezen.
Of nog kleiner? Zo klein dat je het haast niet ziet?
Zo klein, dat je je schaamt omdat het zo klein is.
Maar Jezus zegt: 'Al is je geloof nog zo klein als een mosterdzaadje,
die boom zal naar je luisteren.'




Over geloven...

(Naar Samuel 2006, nr 1, p. 7-8)

Waarin of in wie geloof jij?
Mensen zien en horen steeds meer. Ze willen steeds meer kennen en kunnen, meer ontdekken
Van alles willen ze het fijne weten. Ze geloven niet alles zomaar.
Is er iemand in jouw vriendenkring, in jouw familie, … in wie jij gelooft?
Of geloof jij meer in geld, je studies, de beelden op tv …
Of in God?

Geef de kinderen de tijd om over deze vraag (Waarin of in wie geloof jij?) na te denken.
Confronteer ze nadien met de volgende antwoorden van kinderen van hun leeftijd.

NaamLeeftijdAntwoorden
Simon10 jaarIk geloof in mijn familie en mijn vrienden. Ik kan ze op moeilijke momenten vertrouwen en ze staan altijd voor me klaar.
Aline12 jaarIk geloof in mijn mama en papa. Ze helpen mij met alles en ze geven ook altijd hun mening.
Jarith11 jaarIk geloof in mijn broer. Ik geloof dat hij dit jaar kampioen wordt in darts. Ik geloof in hem omdat hij mij ook altijd steunt. Nu steun ik hem.
Matthis12 jaarIk geloof in studeren. Als je goede punten haalt, kun je met een goed diploma vlug werk vinden. Je moet er wel in geloven. Anders ga je geen goede punten halen en dan vind je niet vlug werk.
Stijn11 jaarIk kies voor God. Hij steunt je op goede en slechte dagen. Bij een ruzie vergeeft Hij je. Hij gaat ook mee tot aan je dood.
Aaron11 jaarIk geloof in mijn familie. Ik vertrouw ze want wanneer ze me iets beloven, doen ze het ook.




Over 'getuigen'...

Zeg je al eens tegen vriendjes in de klas dat je op zondag naar de eucharistieviering gaat?
Kun je hen ook zeggen waarom je daar naartoe gaat?
Zou je hen iets kunnen vertellen over Jezus?
- over wat je tof vindt aan Hem?
- over waarom je zijn boodschap belangrijk vindt?
Hoe vind je zo'n gesprek? (Makkelijk? Moeilijk?) Waarom?



Zeggen dat je christen bent... durf je of durf je niet?

Het is helemaal niet gemakkelijk om te zeggen dat men een vriend van Jezus is. Reeds in het Nieuwe Testament kun je lezen dat sommigen het er moeilijk mee hadden.
Lees eens volgende teksten uit het evangelie en kijk welke zin er het best bij past.

Matteüs 9, 9 . . Hij geloofde er niet zo veel van in het begin
Matteüs, 16, 16 . . Hij durfde Hem te volgen
Lucas 18, 18-23 . . Hij durfde hem niet te volgen
Marcus 14, 66-72 . . Hij durfde te zeggen wie Jezus voor hem is.
Johannes 1, 45-50 . . Hij durfde niet te zeggen dat hij een vriend van Jezus was


Heb jij al eens een situatie meegemaakt waarin je moest (of kon) zeggen in wie je gelooft?
Heb je dat toen durven te doen?
Hoe heb je je nadien gevoeld?


Correctiesleutel
. Matteüs 9, 9: Matteüs durfde Jezus te volgen
. Matteüs, 16, 16: Petrus durfde te zeggen wie Jezus voor hem is.
. Lucas 18, 18-23: De rijke man durfde Jezus niet te volgen
. Marcus 14, 66-72: Petrus durfde niet te zeggen dat hij een vriend van Jezus was
. Johannes 1, 45-50: Natanaël geloofde er niet zo veel van in het begin





VERTELLEN

De rekening

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007)

Een jongen moest steeds maar karweitjes opknappen thuis.
Op een dag dacht hij:
‘Ik schrijf een rekening voor mijn moeder’

REKENING
- voor het halen van een brood: ......................
- om brieven naar de post brengen: ......................
- voor andere boodschappen: ......................
- voor hulp bij het afwassen: ......................

Achter elke regel schreef hij de som geld
die hij ervoor wilde hebben.
Toen legde hij die rekening op tafel
naast het bord van zijn moeder.
Zijn moeder zei niets.

’s Avonds vond de jongen het geld bij zijn bord.
Maar naast het geld
had zijn moeder er ook een rekening bij gelegd:

REKENING
Al elf jaar lang:
- voor al het eten dat je kreeg: .......0..euro.......
- voor de verzorging toen je ziek was: .......0..euro.......
- voor de hulp bij het huiswerk: .......0..euro.......
- voor het wassen van je kleren: .......0..euro.......
- voor de troost als je verdrietig was: .......0..euro.......

De jongen werd stil toen hij de rekening las.
Hij gaf het geld stilletjes aan zijn moeder terug.



Het geloof van de koning

(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode 2014, p. 34-35)

Een machtig koning werd erg ziek.
De beste dokters van zijn land konden hem niet beter maken.
- God als U mij geneest, zal ik in U geloven, riep de koning.
- Beste koning, zei God, eerst moet jij geloven,
pas dan kan Ik jou genezen.
De koning dacht diep na.
- Ik heb het, ik zal een grote tempel voor God bouwen,
zo kan Hij zien hoeveel ik in Hem geloof.
Hij liet een tempel bouwen nog groter dan zijn paleis.
Op een dag ging de koning naar de tempel.
- Mag ik een aalmoes? vroeg een bedelaar.
- Ga weg, ik heb mijn geld nu voor wat anders nodig.
Toen de tempel klaar was, zei de koning:
- God, deze tempel is het bewijs van mijn geloof.
Genees me nu.
- Geloof zit niet in stenen, zei God, hoe mooi ze ook gestapeld zijn.
- Maar wat is dan 'geloven'?
En de koning beval zijn dienaren
alle boeken te kopen die over God gingen.
Hij begon ze allemaal te lezen.
's Middags smeekte een bedelaar onder zijn raam om wat brood.
- Ga weg, riep de koning. Ik ben bezig!
Maanden later was de koning klaar met zijn studie.
- God, ik heb alle boeken over Jou gelezen.
- Maar mijn beste koning,
geloven heeft niet alleen met verstand te maken.
Ik kan je nog steeds niet genezen.
De koning was een gebroken man.
- Wat is er aan de hand? vroeg een bedelaar.
- Ik wil weten wat geloven is.
- Maar koning, geloof zit in je hart.
Je moet gewoon houden van de mensen en van God.
's Avonds voelde de koning zijn einde naderen.
Hij wou nog één keer naar zijn tuin gaan.
Daar liep een bedelaar.
De koning klopte op de schouder van de man
en gaf hem tien goudstukken.
Op slag was de koning genezen.




Overweging bij het verhaal
(Naar: C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 2 oktober 2019, p. 1)

In het woordje ‘geloven’ zit het Engelse woord ‘love’.
Geloven heeft dan ook wat met liefde te maken.
Zo moeilijk het is om te zeggen wat ‘liefde’ betekent,
zo moeilijk is het om te zeggen wat ‘geloven’ eigenlijk is.
Het verhaal hierbij wil daarbij helpen.

Een koning wou zijn geloof laten zien met een groot gebouw voor God.
Hij was zeker niet de enige die zoiets dacht.
Over heel de wereld zijn er prachtige gebouwen voor God of een god.
Geld noch moeite werden gespaard om ze te laten schitteren.
Maar … ‘geloof zit niet in stenen’.

Dan wilde de koning zijn geloof laten zien met al zijn kennis van God.
Hij las alle heilige boeken uit alle mogelijke godsdiensten over God,
die elk op hun eigen manier zeggen dat deze wereld er niet zomaar is,
dat God aan de basis van elk leven ligt.
Maar … ‘geloven heeft niet alleen met verstand te maken’.

Hoe groot en mooi het gebouw ook is dat men voor God bouwt,
hoe diepgaand de kennis van God ook is …
Uit dit verhaal over een zieke koning blijkt
dat dit niet het belangrijkste is
als men wil spreken over geloven.

Mag er dan niet gebouwd worden ter ere van God?
Mag men zich dan niet verdiepen in wat God met de wereld voor heeft?
Uit het verhaal blijkt dat zo’n geloof niet veel betekent,
als het los staat van de aandacht, de zorg, het medeleven,
de steun voor de medemens in nood.

Jezus zei:
‘Hou van God met heel je hart en met heel je ziel
en met heel je verstand. Dat is het belangrijkste gebod.
Het tweede is daaraan gelijk:
hou van de mensen die naast je leven zoals van jezelf.’





BIDDEN

Gebed

(E. Roosen, Kan ik je even spreken, uitgeverij Averbode)

Op school durf ik
niet altijd te zeggen
dat ik in Jou
geloof, Jezus.
Want sommigen
Begrijpen die keuze
niet en anderen lachen
er mij zelfs om uit.
Toch wil ik mijn geloof
niet wegstoppen!
Wil Jij mij helpen om
dat elke dag opnieuw
waar te maken?





Jongeren

VERDIEPEN

Over Lucas 17, 1-10

1 Tegen zijn leerlingen zei hij: ‘Het is onvermijdelijk dat er mensen ten val worden gebracht, alleen: wee degene die daarvoor verantwoordelijk is! 2 Het zou beter voor hem zijn als hij met een molensteen om zijn hals in zee werd geworpen dan dat hij ook maar een van deze geringen ten val zou brengen. 3 Let dus goed op jezelf! Indien je broeder zondigt, spreek hem dan ernstig toe; en als hij berouw heeft, vergeef hem.
4 En als hij zevenmaal op een dag tegen je zondigt en zevenmaal naar je terugkeert en zegt: “Ik heb berouw,” dan moet je hem vergeven.’
5 Toen zeiden de apostelen tegen de Heer: ‘Geef ons meer geloof!’ 6 De Heer zei: ‘Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.
7 Als iemand van jullie een knecht zou hebben die ploegt of de kudden weidt, dan zal hij, wanneer die thuiskomt van het land, toch niet tegen hem zeggen: “Ga maar meteen aan tafel”? 8 Zal hij niet veel eerder tegen hem zeggen: “Maak iets te eten voor me klaar, doe je gordel om en bedien me terwijl ik eet en drink, en daarna kun je zelf eten en drinken”? 9 Hij bedankt de knecht toch niet omdat die gedaan heeft wat hem is opgedragen? 10 Hetzelfde geldt voor jullie; wanneer jullie alles gedaan hebben wat jullie is opgedragen, zeg dan: “Wij zijn maar knechten, we hebben enkel onze plicht gedaan.”’

Deze Bijbeltekst is ontleend aan De Nieuwe Bijbelvertaling, © Nederlands Bijbelgenootschap, Haarlem, 2004.

In de bovenstaande tekst vind je de tekst het evangelie van deze zondag samen met de verzen die eraan voorafgaan.

Sta met de jongeren stil bij de volgende woorden van Jezus: 'Indien je broeder zondigt, spreek hem dan ernstig toe; en als hij berouw heeft, vergeef hem. En als hij zevenmaal op een dag tegen je zondigt en zevenmaal naar je terugkeert en zegt: “Ik heb berouw,” dan moet je hem vergeven.’
- Wat denk je hierbij?
(moeilijk, onmogelijk, ferm ...)

Vermeld dan de reactie van de apostelen: 'Geef ons meer geloof.'
- Wat zouden de apostelen in hun reactie met het woord 'geloof' bedoelen?

Sta daarna stil bij het antwoord van Jezus: 'Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen.'
Informeer dat dit een manier is om iets duidelijk te maken. In het Nederlands zou men zeggen ... dan zouden jullie kunnen bergen verzetten.'
- Op welke manier kan men 'bergen verzetten' in deze context?



Over geloven

Schrijf op het midden van een groot blad papier het woord 'geloven'. De jongeren schrijven in stilte rond het papier wat het woord 'geloven' bij hen oproept.

Bespreek daarna hun inbreng:
. Vraag meer uitleg bij sommige woorden
. Confronteer ze met woorden die het tegengestelde zeggen.

Hou daarna een gesprek over de volgende vragen:
. Is geloven gemakkelijk of moeilijk?
. Wat doe je anders omdat je gelooft?





VERTELLEN

Stekelig

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 182)

Drie priesters wandelden in het park.

Bij het zien van een zonnebloem
zei de eerste priester:
‘Ik zou willen
dat het geloof van christenen was
zoals die zonnebloem.
Altijd gericht naar de zon,
zoals christenen naar God gericht moeten zijn.’
De twee andere priesters
waren diep onder de indruk.

Bij een tarweveld gekomen,
zei de tweede priester:
‘Ik zou willen dat het geloof van christenen
gelijkt op een tarweveld:
altijd buigzaam naar wat God wil.’
De twee andere priesters
vonden dat een prachtig beeld.

Toen zag de derde priester
achter het raam van een huis een cactus.
Hij zei: ‘Ik zou willen
dat het geloof van christenen
was als een cactus.’
De twee andere priesters
keken hem verbaasd aan.
Toen zei hij:
‘Ze zouden er hun voeten zo niet aan vegen.’




Overweging bij het verhaal
(Naar: C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 28 september 2016, p. 1)

Wat geloven is, is niet gemakkelijk te zeggen.
Is het een aannemen van dingen die niet te bewijzen zijn?
Is het een levensstijl waarbij godsdienst een grote rol speelt?
Is het het uitvoeren van rituele handelingen?

De eerste twee priesters in het verhaal hierbij, weten er meer van.
En wat ze zien in de natuur, helpt hen daarover te spreken.
Geloven is: gericht zijn op God.
Al wat men doet en laat, wordt gekleurd door wat God belangrijk vindt.

Wat christenen over God zeggen, wordt bepaald
door wat de joden in hun geschiedenis daarover ervaren hebben:
God is begaan met zijn mensen, God houdt van ze.
Het wordt ook bepaald door wat Jezus over God zei.

Voor Jezus was God liefde, goedheid …
Vanuit dit besef weten christenen zich geroepen
om liefdevol, vol eerlijke bezorgdheid, met anderen om te gaan,
wie die ander ook is, wat die ook doet.

Geloven in God houdt een heel levensprogramma in:
de manier waarop men met medemensen omgaat, zaken doet …
De prioriteiten die men zich stelt en waar men tijd voor maakt
weerspiegelen de manier waarop men rekening houdt met wat God wil.

De derde priester wou dat het geloof een cactus was.
Hij was getroffen door de nonchalante manier waarop mensen geloven.
In het beste geval is geloven voor hen iets voor de zondagen
en de hoogdagen in het leven van de mens.

Zou geloven niet vooral zijn:
zo leven dat mensen iets herkennen van God zelf
in wat men doet en laat?
Een stevig programma voor elke christen!





Overwegingen

Waarvoor dient geloven?

(C. LETERME in Samuel, uitgeverij Averbode, 2006, 1, p. 2)

Geloven dient eigenlijk nergens voor: je kunt er niets mee kopen, je kunt er niet op zitten, je kunt er niet in wonen, je kunt het niet opeten .... En toch zijn er miljoenen mensen die geloven.
Als je het woord 'geloven' een beetje apart schrijft, merk je er het woord 'love' in. Het Engelse woord voor ‘liefde’. En net als geloven is liefhebben, beminnen ... iets wat niet nuttig is. Toch is liefde voor de meeste mensen heel belangrijk in hun leven. Want liefde geeft er kleur aan, net als geloof. Beide zijn ze de inspiratiebron voor wat men doet of niet doet.
Geloof en liefde doen mensen 'wonderen' verrichten:
mensen die het niet meer zien zitten, krijgen uitzicht;
mensen die verlamd zijn door wat ze meemaken, worden terug op de been geholpen;
mensen die in armoede leven, krijgen te eten.
Vraag jij je nu nog af of geloven ergens voor dient?



Mieke Van Hecke

Hoe kun je als kritisch, intellectueel persoon vandaag nog gelovig zijn?

(Mieke Van Hecke in De Standaard, za zo 23-24 juli 2016, p. 19)

Wel, hierom: het besef rentmeester te zijn van een gegeven leven en een ongelooflijk rijke omgeving; de dankbaarheid voor de niet verdiende, maar ontvangen talenten; de evangelische boodschap van zorg voor de ander, vooral de minsten; gastvrijheid voor de ontheemden; de opdracht steeds nieuwe kansen te geven aan wie faalde. Dat alles als richtlijn nemen voor denken, spreken en handelen geeft perspectief voor mijn inzet en die van andere gelovigen naar een warmmenselijke, betere samenleving voor iedereen.



Frans Mistiaen sj

Geen knechten, maar vrienden!

De Heer zegt ons vandaag:
"Ik nodig u aan mijn tafel uit als mijn vrienden.
Gedraag u dan toch niet als knechten!"
En tussen de twee is er een groot verschil:
knechten wensen betaald te worden voor hun diensten;
vrienden helpen hartelijk en gratis.

Maar nu is de knechten- en meidenmentaliteit
een beetje de mentaliteit van onze tijd geworden:
Regelmatig hoor je zeggen: "Voor wat hoort wat! Niks voor niets!"
Het is evident dat wij mogen eisen
dat wij rechtvaardig worden betaald voor het werk dat wij presteren.
Maar het wordt gevaarlijk
als wij deze houding van
vergoeding eisende en betaalde knechten of meiden
gaan uitbreiden tot alle andere domeinen van ons leven.
"Voor wat, hoort wat!" kan nooit de grondtoon worden
van heel het leven van een gelovig christen.
Want dan weerklinken heel snel nog alleen
harde klanken van onbarmhartigheid tegenover de zwakkeren.
Als “niets voor niets” kan worden gedaan,
dan kunnen sommigen inderdaad niet mee:
de zieken, de gehandicapten, de bejaarden, de armen.
Er zijn in onze maatschappij mensen
die uiterlijk nooit een even grote tegenprestatie zullen kunnen bieden
voor wat voor hen wordt gedaan.

Als reactie tegen die mentaliteit,
waar men eist dat zo vele dingen
steeds met klinkende munt worden betaald,
zien wij dat vele christenen
zich spontaan en onbetaald inzetten voor zwakkeren.
Er is ontzaglijk veel goede wil
en belangeloze dienstbaarheid te merken
bij jongeren die gratis gehandicapten helpen,
bij volwassenen die zich in de parochie onbetaald inzetten
voor ziekenbezoek of armenhulp,
bij grootouders die hun kleinkinderen met een groot hart opvangen.
Het is zo deugddoend dat wij, naast al onze betaalde arbeid,
zoveel tijd en ruimte vinden voor belangeloos dienstwerk.
Zich gratis inzetten voor anderen is waarlijk een kenmerk
van elke gelovige die leeft vanuit de christelijke inspiratie.
Elke christen heeft, naast zijn vele betaalde prestaties,
ergens een domein waar hij edelmoedig hulp biedt,
graag, en hartelijk, en zonder vergoed te worden.

Op zekere dag had een moeder aan haar 12-jarige zoon Jan
enkele kleine karweitjes gevraagd.
Jan had het allemaal netjes gedaan,
maar hij vond het toch een beetje teveel.
Hij kwam op het idee
om voor deze karweitjes een kleine vergoeding te vragen.
Want 's anderendaags vond moeder
naast haar handtas op de kast een blaadje papier,
waarop Jan had geschreven:
"1 x boodschappen gedaan: een halve euro;
2 x geholpen om af te drogen bij de afwas: 80 cent;
1 x bier in de frigo aangevuld: 30 cent... enz.” Een heel lijstje.
Als totaal stond onderaan: “vergoeding: 2 euro en 40 cent.
Getekend: Jan.”
Moeder bekeek de voorgeschotelde rekening zeer aandachtig,
glimlachte minzaam, haalde haar geldbeugel te voorschijn
en betaalde, zonder iets te zeggen, aan Jan
precies 2 euro en 40 cent uit.
Maar als Jan 's avonds op zijn kamer kwam,
vond hij op zijn hoofdkussen ook een rekeningetje,
waarbij moeder had genoteerd:
“1 x per week, gedurende 12 jaar = 624 x gewassen en gestreken,
3 x per dag, gedurende 12 jaar = 13.140 x eten klaar gemaakt, ...enz”
Alleen had zij er telkens bijgeschreven:
“vergoeding: 0 euro 0 cent, totaal: 0 euro, 0 cent.
Getekend: moeder.”
Die dag had Jan iets begrepen,
nl. dat liefde tussen mensen eigenlijk onbetaalbaar is.

En toch vervallen ook wij soms nog
in die oude kwaal van rekensommetjes maken bij wat wij doen,
hetzij tegenover de mensen die ons graag zien,
hetzij tegenover onze God die de Liefde Zelf is:
"Ik doe zoveel voor u... Moet Gij dan nu niets voor mij doen?"
Van die metende en berekenende knechten- en meidenmentaliteit,
daarvan wil de Heer ons nu juist genezen.
"Wanneer gij alleen maar alles gedaan hebt
wat u werd opgedragen, zeg dan maar heel juist:
Nu zijn wij gewoon maar knechten,
want wij hebben alleen maar onze plicht gedaan.”
Maar eigenlijk moeten wij weten dat de Heer van ons
iets heel anders verlangt dan alleen maar “onze plicht te doen".
Hij toont ons ook vandaag weer dat Hij méér wil zijn
dan een Meester
van plichtsgetrouwe, maar beloning verwachtende
knechten en meiden.
Hij nodigt ons immers uit aan Zijn tafel
en gaat rond om ons te bedienen,
juist om te tonen dat Hij verlangt dat wij
Hem als onze Vriend aanvaarden.
Hij schenkt Zichzelf totaal aan ons weg.
En in zulk een relatie durft Hij natuurlijk van ons méér vragen.
Oorspronkelijk, van nature uit,
zijn wij inderdaad slechts beloning-eisende knechten.
Maar Hij, de Heer, wil ons tot mensen maken,
die niet de neiging hebben
om te meten en te berekenen als zij iets voor een ander doen,
maar die gul zijn, zonder te tellen,
zoals echte vrienden.

Tegenover God kunnen wij eigenlijk nooit
een dienst verrichten met aanspraak op enige vergoeding.
Want God heeft ons zo bovenmatig lief.
En juist Zijn gratuite liefde maakt ons tot vrienden,
die Hem, dankbaar en edelmoedig,
onze gulle wederliefde willen tonen.

Waarlijk gelukkig, dat wij ons niet willen gedragen
als vergoeding eisende knechten en meiden,
maar als vrienden en vriendinnen van de Heer,
die veel willen doen voor Hem en voor anderen...
gul, graag en gratis!



Marc Gallant, trappist (Orval)

Spreken met beelden (2010)

Als de apostelen vragen: “Heer vermeerder ons geloof”, geeft Jezus een dubbel antwoord, waarmee Hij ons wil doen nadenken over twee kenmerken van het geloof.

. Hoe klein je geloof ook is, twee keer niets, een mosterdzaadje, en je zegt tegen een moerbeiboom: “plant u in zee”, en daar loopt die moerbeiboom van een meter dik, vijftien meter hoog, met wijdvertakte, lange, vier meter diep verankerde wortels, de autosnelweg op van Brussel naar Oostende om daar in het zilte zeewater te gaan gedijen. Dat is echt een surrealistisch tafereel. Er is absoluut geen verhouding tussen dat piepkleine geloof en het effect dat het veroorzaakt. Jezus spreekt hier met beelden dat het resultaat van ons geloof ongelooflijk is.

. Maar al is je geloof nu zo groot als een moerbeiboom, al heb je de dag lang geploegd en gezwoegd voor God, toch is God je niet de minste dank verschuldigd. Ons geloof kan niet steunen op onze werken, want door het geloof zijn onze werken de werken van God in ons. God is ons niets schuldig; door het geloof zijn wij Hem alles verschuldigd. “Wanneer ge alles gedaan hebt wat u opgedragen werd, zegt dan: we zijn maar onnutte knechten, wij hebben enkel onze plicht gedaan”. Alleen ons geloof laat aan God toe de onnutte knechten die wij zijn te maken tot vreugdevolle getuigen van zijn Woord.



Meer geloof (2013)

"Geef ons meer geloof", zeggen de apostelen tot Jezus. Om te antwoorden kiest Jezus een voorbeeld uit de belevingswereld van zijn toehoorders. Zo te zien vertoeven die in betere kringen. Er moeten onder Jezus' gehoor mensen zijn die personeel in dienst hebben om het land te bewerken, eten te koken en op te dienen, want Jezus kiest als voorbeeld hoe in zijn tijd baas en personeel met elkaar omgaan.

De verhouding is er naar ons gevoel nogal zakelijk en autoritair. Waarom zegt zo een baas niet eens tegen zijn knechten die vermoeid van het land komen: "Jongens, zet u aan tafel, ik zal opdienen, en met Sinterklaas krijgen jullie een kerstpakket en met Nieuwjaar een dertiende maand". Dat zou voor ons gevoel veel sympathieker zijn dan kortaf te zeggen: "Maak het eten klaar, dien op, en eet als ik gedaan heb".
In feite schetst Jezus hier de toestand zoals het er aan toeging in een familiebedrijf. Het personeel maakte deel uit van de familie van de baas en was het ingeschakeld in het huishouden van de familie. In een familiebedrijf springt iedereen in waar het nodig is. De zoon zegt er niet: "Ik ben vanmorgen om 5 uur met de maïsoogst begonnen. Het is 13 uur: ik heb mijn 8 uren geklopt, ik ben weg!". Nee, hij zet door. En moeder zegt ook niet: "Ik heb vanmorgen om zes uur de koffie gezet, het is nu 14 uur, mijn dag zit erop". Neen. Men leeft in familie, men is er voor elkaar heel de dag, men kijkt er niet op zijn uren.

Door de situatie in een familiebedrijf als voorbeeld te nemen, wil Jezus iets duidelijk maken aan zijn leerlingen die Hem vragen: "Geef ons meer geloof". Geloven, zegt Jezus, dat is instappen in het familiebedrijf van God. Men gelooft niet om bij God recht te hebben op een beloning of omdat men rekent op iets als een kerstpakket of een dertiende maand. Geloven is niet eens per week, op zondag, een uur kloppen voor God. Geloven is er zijn voor God heel de dag, heel de week. En als men de hele dag voor God geleefd heeft en gewerkt, dan weet men zich toch nog altijd als een gewone knecht die alleen maar gedaan heeft wat hij moest doen. Dat is deel uitmaken van het huishouden van God.
Dat is geloven. Het geloof is niet een idee. Geloven is leven. Leven voor Iemand. Leven in liefde. Je levert dag na dag eenvoudigweg je bijdrage, opdat het goed zou gaan met Gods familiebedrijf.
In het geloof stelt men geen eisen aan God. Men zoekt er geen beloning. Men vindt het normaal alles voor God te doen. In feite gaat Jezus hier recht in tegen de Joodse opvatting, volgens dewelke de mens zichzelf als rechtvaardig kan opstellen tegenover God als hij Gods wet onderhoudt. Jezus reageert tegen die opvatting en Hij zegt: zelfs als je alles doet wat je moet doen, dan is God je nog niets verschuldigd. Aanzitten aan Gods tafel, daar heeft niemand recht op. Je mag nog alles doen wat je kan en wat je wil, er is geen evenredigheid tussen hetgeen een mens vermag en het leven en het geluk dat God ons wil geven. God geeft ons zijn geluk totaal gratis, belangeloos. Als wij ons op Gods golflengte willen plaatsen, dan moeten wij ook gratis voor Hem leven, belangeloos, zonder berekenen. Zodra men berekent is men niet meer in de liefde.

Het is de taak van een christen er te zijn voor God, totaal, altijd, zonder te kijken naar het resultaat. Dag na dag doen wat je moet doen voor je naasten, uit liefde. Dat is eenvoudigweg voor iedereen het christelijk leven. Daarvoor heb maar een geloof nodig niet groter dan een mosterdzaadje, maar dat geloof verzet de berg van je eigenliefde, van je eigenwaan, van je machtsdrang, en het ontwortelt al de moerbeibomen van zelfzucht en egoïsme om ze te werpen in de zee van Gods Liefde. En zoals de dienaars in het evangelie, weet je dat je maar een gewone dienaar bent, die eenvoudig doet wat God hem vraagt te doen.



Gehoorzamen aan God (2016)

“Vermeerder ons geloof!”. Om dit aandringen bij Jezus van de apostelen te begrijpen, moeten we herlezen wat Jezus hen komt te zeggen: “Kijk goed uit ! Als je broeder zondigt, wijs hem dan terecht, en als hij zich bekeert, vergeef hem dan. Als hij zevenmaal op een dag tegen je zou zondigen en zevenmaal tegen je komt zeggen: “Ik heb er spijt van”, dan moet je hem vergeven” (Lucas 17, 3-4). Uit ervaring weten we hoe het ons soms moeilijk valt om te vergeven, zeker als men ons zeven keer in een dag beledigt! Dan kunnen we best aan de Heer vragen ons geloof te vermeerderen!

Lucas heeft dit verzoek in een kerkelijke context geplaatst. Het zijn de ‘apostelen’ die zich richten tot de ‘Heer’ Jezus: het is de titel van de ‘verrezen Heer’. De Twaalf worden enkel ‘apostelen’ genoemd (vgl. Lucas 6, 13), wanneer zij op zending worden gestuurd en ervan terug komen (Lucas 9, 1.10). Vervolgens zal Petrus nog aan de ‘Heer’ vragen of de gelijkenis van de waakzame knechten voor hen, de apostelen, bestemd was (Lucas 12, 41). Het is dus wel degelijk een verzoek van de verantwoordelijken van de christelijke gemeenschap dat we hier horen. Jezus is zojuist met zware vereisten gekomen voor een echt broederlijk leven: hoe kunnen we ooit blijven vergeven! Hij moet echt hun geloof vermeerderen om dat mogelijk te maken!

Op hun verzoek reageert Jezus echter niet met een klaar antwoord. In plaats daarvan komt hij met iets dat onvoorstelbaar is. Als je maar het kleinst mogelijke geloof hebt, is dat voldoende om iets te verwezenlijken dat ondenkbaar is! Het fantastische beeld van een moerbeiboom die je dan zou gehoorzamen en zich in de zee zou planten, betekent dat het geloof het onmogelijke kan bereiken. Met de term 'geloof', moeten we uiteraard begrijpen dat het gaat om het vertrouwvol antwoord van de mens op Gods initiatief.
Om ons zeker niet te vergissen, en ons duidelijk te maken dat het geloof actieve gehoorzaamheid is aan God, vervolgt Jezus met de gelijkenis van de dienaar (v. 7-9).

Om het belang van waakzaamheid toe te lichten, had Jezus reeds verklaard: “Gelukkig zijn de knechten die de heer wakend aantreft bij zijn komst. Ik verzeker jullie dat hij zich omgordt, hen aan tafel nodigt en rondgaat om hen te bedienen” (Lucas 12, 37). Hij zet aldus in praktijk wat hij gezegd had: “De Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen” (Marcus 10, 45). De leerlingen zullen echter alleen maar door de Meester bediend worden, zo zij zelf ten einde toe zullen gediend hebben, zonder op geen enkel recht aanspraak te maken. Wel integendeel, door te zeggen: “We zijn maar dienstknechten. We hebben alleen maar gedaan wat we moesten doen” (v.10). Jezus zal er later nog eens op terugkomen: “Wie is het belangrijkst? Die aan tafel ligt, of die bedient? Die aan tafel ligt toch zeker! Maar Ik ben in jullie midden de dienaar” (Lucas 22, 27). Het is door de Meester te bedienen zonder aanspraak te maken op winst of beloning dat de leerlingen worden zoals hun Meester: Jezus brengt ons in de wereld van Gods, en dat is de wereld van de gratuïteit.

Die verantwoordelijk zijn voor de christelijke gemeenschap moeten dus voor God geen rechten doen gelden voor hun dienst, hoe onmisbaar die ook is, maar het is een dienst: dat ze deze dienst verrichten! Ze staan de eerste in de rij om de boodschap van Jezus door te geven: de liefde is altijd gratis dienst!