Loading...
 

28e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 17, 11-19: Genezing van tien melaatsen

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1655)

Op weg naar Jeruzalem reisde Jezus door Samaria en Galilea. Toen hij een dorp binnenging, kwamen er tien mensen met een huidziekte naar hem toe. Ze bleven op een afstand staan. Ze riepen naar Jezus: ‘Meester, heb medelijden met ons!’
Toen Jezus hen zag, zei hij: ‘Ga naar een priester. Dan kan hij vaststellen dat jullie gezond zijn.’ Ze deden wat Jezus zei, en onderweg werden ze gezond.

Eén van de tien ging terug naar Jezus. Hij zong en juichte voor God, omdat hij weer gezond was. Hij dankte God. Iedereen kon hem horen. En hij knielde voor Jezus om hem te bedanken. De man was geen Jood, maar kwam uit Samaria.
Jezus zei tegen hem: ‘Er zijn toch tien mensen beter gemaakt? Waar zijn de andere negen? Jij komt als enige terug om God te eren. En je bent niet eens een Jood!’ Toen zei hij tegen de man: ‘Sta op en ga naar huis. Je bent gered dankzij je geloof.’



Dichter bij de tijd

(naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Lucas 17, 11-19)

Op zijn reis naar Jeruzalem
kwamen Jezus en zijn leerlingen in een dorp.
Daar kwamen tien melaatsen naar Hem toe.
Omdat ze niemand met hun ziekte wilden besmetten,
bleven ze op een grote afstand staan en riepen luid:
'Jezus, Meester, heb medelijden met ons'.
Toen Jezus hen zag, zei Hij: 'Laat je aan de priesters zien'.
Onderweg werden ze rein.
Eén van hen kwam terug toen hij zag dat hij genezen was.
Hij riep luid: ‘God is goed!’
Hij wierp zich neer voor de voeten van Jezus en zei: ‘Heer, dank je wel’.
Die man was een Samaritaan.
Dan vroeg Jezus: 'Waren er geen tien gereinigd?
Waar zijn de negen anderen?
Is deze man, die geen jood is, de enige die eraan dacht om God te eren?’
En Hij zei tot de man die genezen was:
'Sta op en ga, je geloof heeft je gered'.



Stilstaan bij ...

Melaatsen
Mensen die melaats waren, hadden een huidziekte die in de tijd van Jezus werd gezien als een straf van God. Om zich tegen besmetting te beschermen, bande men deze zieken uit de gemeenschap: ze werden als doden gezien. Daarom was het erg dat men in die tijd om het even welke huidaandoening 'melaatsheid' noemde.

Afstand
Omdat melaatsen besmettelijk waren, moesten ze op een grote afstand blijven. Die uitstoting om medische redenen, had ook een religieuze betekenis: men was niet meer waardig om tot het Godsvolk te behoren.

Ontferm u over ons / Heb medelijden met ons
Vertaling van het Griekse woord ‘eleison’, dat ook voorkomt in een eucharistieviering: ‘Kyrie eleison’.
In vertalingen die dichter bij de huidige gesproken taal staan, worden deze woorden vervangen door: ‘Heb medelijden met ons’, waardoor de band met de eucharistie vager wordt.

Priesters
Melaatsen die genazen, moesten zich aan de priesters laten zien. Die hadden als taak de genezing van die zieken vast te stellen en de toelating te geven om terug in de maatschappij te komen.

Dankbaarheid
Het Griekse woord voor danken, ‘eucharistein’ wordt ook gebruikt om de viering in de kerk te benoemen. Daar dankt men God voor al wat de mens krijgt.

Samaritanen
In 721 voor Christus werd Israël ingenomen door de Assyriërs. De actieve bevolking werd verbannen. Ouderen, vrouwen en kinderen bleven achter. Vele vrouwen huwden met de bezetter en kregen er kinderen mee. Men noemde hen Samaritanen omdat ze vooral in de streek van Samaria woonden. Wanneer de gedeporteerde joden na jaren terugkwamen uit hun ballingschap, verafschuwden ze deze Samaritanen als slechte gelovigen. Ze wilden niets met hen te maken hebben. Als ze uit Galilea naar Judea reisden, maakten ze een omweg door de Jordaanvallei om Samaria te vermijden. Het woord ‘Samaritaan’ werd een scheldnaam.
Toen Jezus leefde was de omgang tussen joden en Samaritanen door nauwkeurige voorschriften geregeld. Zo werden hun vaten als onrein beschouwd en was het de joden verboden er gebruik van te maken.
Bij de groep melaatsen was het onderscheid tussen joden en Samaritanen verdwenen: zo ver waren beide groepen buiten de gemeenschap geraakt.

Niemand / Negen anderen
Niemand van de negen joodse melaatsen komt Jezus danken. Ze geven de indruk dat hun genezing iets vanzelfsprekend is, voor hen als leden van het volk van Israël.

God verheerlijken / God eren
De Samaritaan brengt eer aan God, is God dankbaar voor de genezing die hij kreeg.

Geloof
Vertrouwen in iets of iemand. Christenen vertrouwen op God, die ze kennen in Jezus Christus. Dit geloof roept hen op zichzelf en de wereld rondom hen gelukkiger te maken.



Als je dit verhaal vertelt...

... leg dan geen overdreven nadruk op het erge van de melaatsheid.
... besteed liever aandacht aan de opdracht die het wonderverhaal van deze genezing in zich draagt: zieken, zonder onderscheid, beter maken.
... heb dan aandacht voor de werking van God in Jezus.
... heb oog voor het eigenlijke wonder dat vooral gebeurt in het hart van de mens.





Bij de tekst

Betekenis

Het rijk van God wordt niet beperkt door de grenzen van Israël. De genezende nabijheid van Jezus is er voor iedereen, voor joden én Samaritanen. Alleen de Samaritaanse melaatse heeft oog voor God achter zijn genezing. De negen joodse melaatsen geven de indruk dat hun genezing vanzelfsprekend is.
Het eigenlijke wonder gebeurt dus niet op de huid (genezing), maar in het hart van de Samaritaan, die in Jezus het licht van God voor de wereld ziet.



Een wonderverhaal

... informeert over God en zijn rijk
. Jezus treedt reddend op zoals God dat doet.
. God maakt - doorheen het handelen van Jezus - geen onderscheid op basis van ras, cultuur, godsdienst ...
. Het Rijk van God wordt niet beperkt door de grenzen van Israël: Jezus' nabijheid is er voor iedereen, voor joden én christenen.


...roept op tot een aangepaste levenshouding
. Gelovigen worden opgeroepen om over de grenzen van racisme ... heen aandacht en zorg te hebben voor hun medemens in nood.



Wortel in het Oude Testament

Naäman, de legeroverste van de koning van Aram, was zeer goed gezien bij zijn heer en had grote invloed, want door hem had Jahwe voor Aram uitkomst gebracht. Hij was een groot soldaat, maar de man leed aan een huidziekte. (...) Toen ging Naäman met zijn paarden en wagen op weg en hield stil voor het huis van Elisa. Deze zond iemand met de boodschap: 'Was u zevenmaal in de Jordaan; dan zal uw huid weer gezond worden en zult u gereinigd zijn.' Toen werd Naäman boos en ging heen. Hij zei: 'Ik had gedacht: de profeet zal naar buiten komen en voor me gaan staan. Dan zal hij de naam van Jahwe zijn God aanroepen, met zijn hand over de plek strijken en de ziekte wegnemen. Zijn de Abana en de Parpar, de rivieren van de Damascus soms niet beter dan al de wateren van Israël? Kan ik mij daarin niet wassen om gereinigd te worden?' Hij keerde zich om en ging verontwaardigd heen. Maar zijn dienaren gingen naar hem toe en zeiden: 'Vader, gesteld dat de profeet u iets moeilijks opgedragen had, dan had u het toch ook gedaan? Waarom dan niet, nu hij u zegt dat u zich maar hoeft te wassen om weer rein te worden?' Toen ging hij naar de Jordaan en dompelde zich zevenmaal onder, zoals de man Gods gezegd had. Zijn huid werd weer als die van een klein kind en hij was gereinigd.
(2 Koningen 5, 1.9-14) - Lees meer ...





Bijbel en kunst

Schilderkunst

ANONIEM

Icoon: Jezus en de tien melaatsen
(Servische icoon - Middeleeuwen)

Icoon Melaatsen
De iconograaf deelde zijn werk in drie delen:


Rechts: tien melaatsen
De melaatsheid van deze mensen wordt weergegeven met rode stippen.


In het midden: de zuil van een gebouw
Op dit gebouw is geen rode stof gedrapeerd (vaak te zien op iconen) omdat dit gebeuren buiten plaatsvindt. Dat kon ook niet anders: melaatsen werden vroeger uit hun vertrouwde omgeving weggestuurd om elke besmetting met de ziekte te vermijden.


links: Jezus en zijn leerlingen
Jezus draagt een rood kleed (verwijst naar zijn goddelijke natuur), met daarboven een blauwe mantel (verwijst naar zijn menselijke natuur). In de gouden (kleur die verwijst naar God) nimbus rond zijn hoofd is een kruis (verwijst naar zijn dood) te zien. Direct achter Jezus staat Petrus. Hij is te herkennen aan zijn gele mantel en zijn grijze haren.
Jezus gaat naar de melaatsen en spreekt ze toe (de houding van zijn rechter hand is een spreekgebaar). Dit waren de melaatsen niet gewoon. Gewoonlijk spurtten de mensen weg om elke besmetting te vermijden. Jezus heeft meer aandacht voor de mensen dan voor hun ziekte.



Muziek

ANONIEM

Missa Luba
Guido Haazen speelde zo'n belangrijke rol bij het ontstaan van deze gezongen mis dat hij vaak als de componist ervan wordt beschouwd.
Deze 'mis' verwierf wereldwijde bekendheid door het optreden van 'de troubadours van koning Bouwdewijn' tijdens Expo 58.
Klik hier om het Kyrie uit deze mis te beluisteren.





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE TEKST UIT DE BIJBEL

Jezus geneest tien melaatsen

Vertel het verhaal van de genezing van de tien melaatsen. Vertel het moment van de genezing heel sober! Wat wel bijzonder was, is dat Jezus niet wegloopt als hij de melaatsen ziet, wat een normale reactie was bij de mensen toen.
Ook apart is dat de negen joodse melaatsen de genezing als iets normaal en vanzelfsprekend ervaren, terwijl de Samaritaan (die als vijand van de joden werd gezien) God heel dankbaar is dat hij door Jezus genezen is.

C28tekening

Toon na het verhaal deze tekening.
De kinderen vertellen wat ze zien op de tekening en reconstrueren zo het verhaal dat ze zojuist hoorden.
Nadien kleuren de kinderen de tekening.
Creatieve kinderen tekenen ook Jezus en zichzelf (Bij wie staan ze het liefst? en waarom?)



Tekenfilm

Klik hier.





BELEVEN

Dankjewel

Materiaal
Voor elk kind: drie tekenbladen, ongeveer de grootte van een postkaart.
Kleurpotloden; stiften en/of wasco's


Verloop
Vertel het verhaal, met het accent op de 'dankbaarheid' van de melaatse Samaritaan.
Nodig de kinderen daarna uit om drie personen waar ze erg van houden, te danken.
Schrijf de naam van die personen bovenaan elk van de 'postkaarten'.
Daaronder maken de kinderen een tekening van hen.
Noteer onderaan elke 'kaart' waarom de kinderen die persoon willen danken.



Iedereen hoort erbij

(C. LETERME in Simon Plus, Uitgeverij Averbode 2008, nr 5)

Materiaal
Tekenpapier, kleurpotloden, lint of touw, wasspelden of plaklint


Verloop
De kinderen maken tekeningen van mensen die ze kennen:
Groot/klein, dik/dun, geel/zwart/blank,jongen/meisje, man/vrouw, juf/meester, België/ander land, ziek/gezond, met bril/zonder bril, …
Al deze tekeningen worden uitgeknipt. Bevestig ze op een lang lint dat in de ruimte wordt opgehangen.





SPEKEN MET HET LICHAAM

Thank you

Je kunt in vele talen danken. Maar je kunt ook danken door:
een glimlach te schenken, een bezoekje te brengen, een kus te geven, iets voor een ander te doen, een bloem te geven ... en daar hoef je geen talen te kennen.





SPELENDERWIJS

Dankbaar zijn

(C. LETERME in Simon Plus, uitgeverij Averbode, 2008, nr 5)

Inspireer je aan het spelletje "ik ga op vakantie en neem mee". Wie begint noemt een voorwerp dat mee gaat op vakantie, de tweede herhaalt het eerste voorwerp en voegt er het zijne aan toe. De derde noemt het eerste voorwerp, het tweede voorwerp en voegt er het derde aan toe.

De nieuwe startzin wordt: ‘Het nieuwe schooljaar duurt al meer dan een maand en ik wil danken: ………….. bv. Mijn juf, de poetsvrouwen, mijn vriendin, mijn papa, …



Wie van de tien?

Wie Van De Tien?

Eén van de tien melaatsen ging terug om Jezus te danken.
Wie is het?





Grote kinderen

KENNISMAKEN

Pater Damiaan

De tekst uit het evangelie waarbij Jezus een melaatse geneest inspireerde pater Damiaan in zijn werk bij de melaatsen in Molokaï.





EVEN TESTEN

Schuifraadsel

Vertel het verhaal over Jezus en de tien melaatsen. Gebruik in dit verhaal zeker de woorden die in het schuifraadsel gebruikt worden.
Bezorg de kinderen daarna dit blad, zodat ze de ontbrekende woorden kunnen invullen en die in het schuifraadsel kunnen plaatsen. Op die manier vinden ze waarom de genezing van melaatsheid zo belangrijk was.

Bespreek nadien met de kinderen of zij situaties kennen waarbij ze anderen een nieuwe kans kunnen geven.



Vul in

Vul in met:
melaatsen; Samaritaan; geneest; Jezus; wonden; nieuwe kans; ratel; melaatsen; Damiaan; danken; ziekte; tien; Jezus; ziekte; Jezus.
Sommige woorden worden meer dan één keer gebruikt.

Op een dag komen ................... ................... bij ................... .

Zij hebben een ..................., waarbij ze stinkende ................... kunnen hebben.

Omdat andere mensen schrik hebben om die .................... ook te krijgen,

gebruiken de ................... een ................... om hun komst te verwittigen.

Jezus ................... die melaatsen.

Eén van hen, een .................... komt Hem nadien .................... .

Hij is blij dat .................... hem een .................... .................... geeft in zijn leven.


Vele jaren later volgde Pater …………………………….(9) het voorbeeld van ……………………… (4)



Klik hier voor meer info over pater Damiaan.



Twee tekeningen ontbreken …

Nadat je het evangelie hebt voorgelezen / verteld …

Bespreek met de kinderen eerst deze illustratie:
28C
- Wie is er te zien?
- Wat willen ze duidelijk maken?

Bespreek met de kinderen dan deze illustratie:
28 C
- Wie is er te zien?
- Wat willen ze duidelijk maken?

Tussen die twee tekeningen zou een derde tekening moeten komen.
- Wat zou er op die derde tekening moeten staan?

- Kunnen we met de drie tekeningen het hele verhaal vertellen?
- Wat zou er op een vierde tekening moeten staan?





VERDIEPEN

Gratis!

Slechts één van de tien melaatsen kwam terug om Jezus te bedanken. Het was bovendien een Samaritaan, een man waarvan je het niet zou verwachten.
- Weet je ook waarom?
(In de tijd van Jezus mochten joden geen contact hebben met Samaritanen)

- Heb jij wel eens stilgestaan bij wat je allemaal helemaal gratis gekregen hebt.
Noteer dat. Trek een cirkel rond datgene waar je al voor gedankt hebt.

De melaatse dankte God voor zijn genezing.
- Waarvoor zou jij God willen danken?
- Hoe zou je dat kunnen doen?
Schrijf een dankgebed voor God.





SPREKEN MET BEELDEN

Melaatsheid, niet alleen een huidziekte ...

(C. LETERME in Simon, Plus, 2008, nr 5)

Informeer de kinderen wat melaatsheid is:
. besmettelijke ziekte (wel nuanceren: niet alle vormen van melaatsheid zijn besmettelijk!)
. verminkingen (niet bij alle vormen!)
. komt ook nu nog voor
. vroeger gebruikten melaatsen ratels en bellen om hun komst te melden, zodat men zich uit de weg kon maken.
Vertel eventueel ook van pater Damiaan.


Sta nadien stil bij de ‘tweede betekenis’ van melaatsheid.
Gebeurt het nu ook dat mensen om de een of andere reden niets te maken willen hebben met sommige andere mensen? Bv.
. Ik speel alleen met iemand die tof gekleed is
. Ik speel alleen met kinderen van mijn klas
. Ik speel alleen met wie naar dezelfde jeugdbeweging gaat als ik
. Ik speel met kinderen die ook mijn taal spreken
. Ik speel alleen met wie ook mijn huidskleur heeft

‘Anderen zie ik niet staan!’ Dit is mensen uitsluiten / uitstoten.


Belangrijk
. Geen vormen van uitsluiten / uitstoten aanpraten.
. Alleen stilstaan bij wat bij de kinderen leeft, of bij wat zij opvangen.


Vertel over Jezus en de tien melaatsen
Op een dag kwamen tien melaatsen naar Jezus.
Blijf stilstaan bij die eerste zin.
- Wat weet je nog over melaatsheid?
- Hoe reageren mensen als een melaatse in de buurt komt?
- Hoe zal Jezus reageren? Waarom denk je dat?
Vertel dan verder het verhaal tot op het einde.
Verwerk in je verhaal eventueel informatie over melaatsheid.



'Melaatsen van nu'

Bezorg de kinderen deze tekening.
- Wat zie je op de tekening?
(mensen die een of andere handicap hebben)
- Aan deze mensen kun je zien dat ze problemen hebben. Maar in werkelijkheid is dat soms niet te zien. Welke problemen kunnen mensen nog hebben?
Schrijf per twee in tekstballonnen rond deze tekening welke problemen mensen nog kunnen hebben.


Lees dan de tekst 'Dichter bij de tijd' (zie naar het begin van dit bestand).
- Welke problemen kenden de tien mensen die Jezus onderweg tegenkwam?
Deze problemen zijn er niet meer nadat ze Jezus ontmoet hebben.


Schrijf bij de tekstballonnen rond de tekening in een ander kleur hoe jij de zorgen van die mensen deels kunt opvangen.



Tien harten

Tien Harten
De kinderen bekijken deze illustratie.
- Wat zie je?
- Wat valt op?
- Wat zou de jongen met het gele shirt willen duidelijk maken?
- Wat zouden de negen anderen willen duidelijk maken?


Lees dan de tekst 'Dichter bij de tijd' voor (zie naar het begin van dit bestand).


Vertel het verhaal uit het evangelie opnieuw, maar dan met personen die nu leven.
Zorg ervoor dat de illustratie met de tien harten erin verwerkt wordt.
Dat betekent dat:
- je je zult moeten afvragen wie de melaatsen nu zijn. (Niet uiterlijk te zien!)
- je zult moeten bedenken waarom er negen personen zijn die hun 'hart niet tonen'.
- je moet bedenken waarom de jongen die zijn hart ophoog steekt een geel shirt draagt.





INLEVEN

Bibliodrama

(naar C. LETERME in Simon Plus, uitgeverij Averbode, 2008, nr 5)

Bedoeling
De kinderen beluisteren de Bijbeltekst vanuit datgene wat ze tijdens die activiteit en de bespreking ervan hebben gevoeld en verwoord.

Vooraf
Zorg voor een stoel waar niemand op zit.

Verloop
De kinderen vertellen het Bijbelverhaal over de melaatse opnieuw.

Zeg dat op die ‘lege stoel’ één van de melaatsen zit die Jezus niet is komen bedanken.
Laat de kinderen vragen stellen aan die ‘melaatse’.
Bijvoorbeeld:
- Waarom kwam je niet terug om Jezus te danken, zoals die melaatse Samaritaan dat deed?
- Wat vind jij van die ene melaatse die Jezus ging danken?
- Wat vond je ervan dat je niet langer meer melaats was?
- Wat vond je het ergst toen je melaats was?
(Gebruik zelf de bovenstaande vragen om een doodlopend moment bij de kinderen op te vangen)

Laat de kinderen rustig worden, zodat ze kunnen ‘horen’ wat het antwoord van die genezen melaatse is. Dan krijgen ze de kans om achter de stoel te staan, en met hun handen op de rugleuning het antwoord dat ze ‘gehoord’ hebben uit te spreken. Wie een ander antwoord gehoord heeft, mag dit ook op die manier komen zeggen.
Vraag de kinderen of ze nog andere vragen willen stellen aan die melaatse.

(De bedoeling van deze vragen en antwoorden is dat de kinderen zich inleven in een melaatse, en zo wat kunnen aanvoelen wat het leven als melaatse geweest moet zijn)

‘Ontrol de stoel' (Draai de stoel rond één van zijn vier poten).
De kinderen verwoorden wat ze op die manier ontdekt hebben.
Bijvoorbeeld:
- Hoe erg is het melaats te zijn?
- Welke redenen kan men hebben om niet te danken?

Lees – om deze activiteit af te sluiten – de tekst voor zoals je die in de bijbel kunt lezen. (Lucas 17, 11-19)





VERTELLEN

Het laatste ballonnetje

(C. LETERME, Parels van verhalen, Averbode 2019, p. 203)

In een groot paleis leefde eens een koning die erg verdrietig was.
Want voor de ingang van zijn paleis lag een draak.
Telkens er iemand aanbelde, at één van zijn zeven koppen de bezoeker op.
Toen blies de koning een ballonnetje op en hing er een briefje aan
Daarop stond: ‘Help! We kunnen niet meer buiten komen. De koning.’
Dit ballonnetje kwam op de binnenplaats van het kasteel van een ridder.

Wat later kwam nog een tweede ballonnetje aan.
De ridder las ook dat briefje, trok zijn harnas aan en reed naar zijn oude meter.
‘Jongen,’ zei ze, ‘waar ben je aan begonnen?’
De ridder toonde het tweede briefje. Zijn meter glimlachte.
‘Wel dat is de moeite waard!’ zei ze
en ze gaf hem spullen mee om de draak te verslaan en ook een ring.

De ridder draafde op zijn paard en kwam snel aan bij het paleis.
Uit één van de torenkamers wuifde de dochter van de koning.
‘Volhouden!’ riep de ridder, ‘Ik zal de draak wel verslaan.’
De ridder sloeg het monster neer.
Zodra het dood was, deed de koning de deur open.
‘Heel veel dank,’ zei hij, ‘dat zal ik niet vlug vergeten.’

Wat later trouwde de prinses met de ridder.
Toen kwam een derde ballonnetje met een briefje aan.
Daarop stond: ‘Vergeet je oude meter niet.’
De koning glimlachte:
‘Dat briefje heb ik voor het laatst bewaard,
want dankbaar zijn is het moeilijkst.’

‘Hoe wist je dat ik de draak zou verslaan?’ vroeg de ridder.
‘Oh, ridders kunnen dat!
Maar lief zijn voor een oude meter, daar was ik niet zeker van.’
En daar had hij gelijk in, want de ridder was haar totaal vergeten.
Maar vanaf die dag
mocht ze elke donderdag mee aan tafel eten bij de ridder.

(naar een verhaal van Godfried Bomans)





DOEN

Dankbaar zijn

(C. LETERME in Simon Plus, Uitgeverij Averbode, 2008, nr 5)

Knip uit gekleurd papier cirkels uit van ongeveer 10 cm diameter. In het midden wordt een theelichtje geplaatst of een bloem getekend. Er rond schrijven de kinderen voor wie of waarvoor ze dankbaar zijn.
De kinderen schikken deze cirkels op een aparte tafel en vormen daarbij een grote D. In een grotere groep kan ook nog de letter U gevormd worden (of een ander motief dat in de lijn ligt van het danken – bijvoorbeeld: een bloem)
De theelichtjes worden aangestoken bij het bidden van een dankgebed.


TIP
Doorgaans weten mensen God wel te vinden als het om vragen aankomt. Maar om Hem te danken …
De kinderen schrijven kort op de ommezijde van de gekleurde cirkel waarvoor ze God willen danken.
Eventueel kunnen ze de personen waarvoor ze dankbaar zijn, in hun dankgebed vermelden.
Bij een gebedsmoment lezen de kinderen elk hun stukje dankgebed voor.





Jongeren

VERDIEPEN

Wat een lichaam kan tonen

Ten Lepers

de houding van Jezus
. Jezus vlucht niet weg in een huis, of loopt weg uit schrik om zelf besmet te worden.
. Jezus beantwoordt de vraag van de melaatsen.


de houding van de negen joodse melaatsen
. Genezen worden is vanzelfsprekend.


de houding van de Samaritaanse melaatse
. Hij dankt God.
. Hij ziet God aan het werk in Jezus


de woorden van Jezus
. Sta op
. Ga heen
. uw geloof heeft u gered





VERTELLEN

Franciscus en de melaatse

(C. LETERME, Parels van verhalen, Averbode 2019, p. 183)

Stapvoets gaat Franciscus met zijn paard door het land.
Hij komt van de markt uit een stadje in de bergen.
Ineens springt zijn paard opzij en blijft stokstijf staan.
Voor hem staat een melaatse.
Hij is kaal en vol zweren. Zijn neus is een rode holte.
Uit zijn linkeroog, dat uitpuilt, loopt een streepje bloed.
Aan zijn rechterhand heeft hij nog maar één vinger.
Zijn ogen zijn vol verdriet.

Franciscus heeft schrik: hij kan ook besmet worden!
Daarom geeft hij zijn paard de sporen en rijdt in volle galop verder.
Hij durft niet om te kijken.
Zijn hoed valt af. Franciscus laat hem vallen.

Terwijl hij rijdt, schieten hem woorden van Jezus te binnen:
‘Wat gij aan de minsten der mijnen hebt gedaan, hebt ge aan Mij gedaan.'
'Schijnheilige!' denkt hij bij zichzelf,
‘je bent ontroerd door wat Jezus gezegd en gedaan heeft,
maar als je iemand tegenkomt, die zoveel moet lijden, vlucht je weg.’

Franciscus is beschaamd. Hij keert zich om en rijdt terug.
De melaatse staat er nog. De stank van zijn ziekte waait hem tegemoet.
Franciscus komt van zijn paard en buigt voor hem.
Hij ziet in hem Jezus in al zijn lijden. Hij kust de man.
De melaatse weent. Zijn mond beeft, hij wil iets zeggen,
maar hij kan niet. Hij heeft geen tong meer!




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 5 oktober 2016, p. 1)

Franciscus van Assisi is nu vooral bekend als de grote dierenvriend.
Want 4 oktober, de dag waarop hij in de Kerk gevierd wordt,
werd uitgeroepen tot ‘Werelddierendag’.
Een dag waarop men extra aandacht geeft aan de dieren
en oproept om ze waardig te benaderen.
Maar al die aandacht voor de dieren is soms zo groot,
dat Franciscus zelf erdoor in de schaduw komt te staan
en men uit het oog verliest dat Franciscus vooral iemand was
die Jezus wilde volgen in wat Hij zei en deed.

Het verhaal hierbij vertelt van zijn ontmoeting met een melaatse.
De eerste reflex van Franciscus blijkt te zijn: weglopen!
Want melaatsheid kan zich in verschrikkelijke vormen uiten.
Met het grote gevaar dat mensen alleen nog
de symptomen van de ziekte zien en niet meer de zieke zelf.

Het verhaal geef ook een kijk
op hoe Bijbelverhalen functioneren in het leven van iemand.
Zie eens hoe het Franciscus vergaat.
Op het ogenblik dat hij de melaatse de rug toekeert,
herinnert hij zich woorden uit de parabel van het laatste oordeel
die Jezus vertelde.
Franciscus staat erbij stil en realiseert zich:
als ik Jezus wil volgen,
dan moet ik die woorden niet alleen beluisteren,
maar ook realiseren.
Hij draait zich om en gaat de melaatse tegemoet.

Dat is de reden waarom het lezen of beluisteren van de Bijbel
heel belangrijk is.
Wanneer men zich in een vergelijkbare situatie bevindt
kan een woord, een handeling uit die tekst inspireren
tot een houding waarbij men zichzelf overstijgt.



Dankbaarheid?

(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode, 2014, p. 102)

Toen God Adam geschapen had, vroeg Hij:
- Adam, hoe wil je dat jouw land eruitziet?
- Ik zou een paar bergen willen.
En God schiep voor hem
een prachtig berglandschap.
- Ik zou ook wat landbouwgrond willen.
En God schiep voor hem
mooie prachtige velden.
- En enkele koeien.
En toen schiep God voor hem
de beste melkkoeien ter wereld.

Dan vroeg Adam:
- God, is er ook iets
wat ik voor Jou kan doen?
- Zeker Adam.
Ik ben moe van al dat scheppen.
Ik zou graag een glas melk hebben
van een van jouw koeien.
- Daar zorg ik voor.

En Adam ging een koe melken.
Wat later kwam hij terug
en bood God een glas melk aan.
- Alsjeblief, dat is dan 1 euro.






BIDDEN

Dankjewel

(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk, 2022)

Het is zo eenvoudig om
af en toe eens dankjewel te zeggen.
Toch doen we het veel te weinig.
Er is zoveel om dankbaar voor te zijn,
maar dikwijls lijkt het allemaal zo vanzelfsprekend
dat we er niet bij stilstaan.
Een bedankje komt dan zelfs niet bij ons op.

Jezus geneest zieken,
zonder onderscheid.
Jood of Samaritaan,
het maakt voor Hem niet uit.
Daar is de Samaritaan
Hem dankbaar voor.
Hij neemt de moeite
om even terug naar Jezus te gaan
en dankjewel te zeggen.
De anderen denken er niet aan
om terug te keren.

Eeuwige God,
dikwijls staan we voor U
met vragende handen.
Vandaag danken we U voor de mensen
die Gij inspireert.
Ook voor de mensen
die helend aanwezig zijn en
hun medemensen nabij zijn,
naar het voorbeeld van Jezus,
uw Zoon en onze Broeder.
Amen.





Overwegingen

Michiel Hendryckx

Dankbaarheid

(in De Standaard Weekblad, zaterdag 14 oktober 2017, nr 318, p.58)

St Giles Cathedral

Als ik een uur later in de kathedraal (van Edinburgh) een plaquette lees die God bedankt

'... for James Young Simpson's discovery
of chloroform anaesthesia in 1847',

ben ik niet alleen aangedaan door de dankbaarheid, meteen komt ook de vraag waarom we dat niet meer doen? De mannen en vrouwen die excelleren, die onze samenleving verrijken, een plaats geven.
Waar zijn we die gave kwijtgeraakt? Heeft het iets te maken met de op hol geslagen democratisering? Iedereen gelijk. Cynisch naar niemand willen of durven opkijken. Meteen klaarstaan om de mythe te doorprikken. Zijn er echt geen helden meer? Of leven we in het oog van een nieuwe beeldenstorm?




Merk op:
James Young Simpson (7 juni 1811, Bathgate - 6 mei 1870, Londen), was een Schotse verloskundige die voor het eerst chloroform gebruikte tijdens een bevalling. Hij was dus niet de uitvinder ervan.





S. Lamberigts

De tien melaatsen: actueel?

(naar ideeën van S. LAMBERIGTS)

Tien mensen kopen brood bij de bakker. Ze betalen.
Negen van hen vinden dat de normaalste zaak van de wereld.
Maar één van hen ziet in het dagelijks brood een reden om ook God te danken, de uiteindelijke Gever van alle goeds. Hij bidt voor de maaltijd.

Tien mensen herstellen in het hospitaal van een zware ziekte.
Negen van hen willen zo vlug mogelijk hun vroegere leven hervatten.
Eén van hen begint na te denken over zijn leven en over God die geneest en helpend nabij is doorheen artsen en verpleegsters. Leven en gezondheid zijn voor hem niet meer vanzelfsprekend. Voortaan dankt hij God voor elke nieuwe dag die hij mag leven.

Tien mensen leven in de rijke Westerse wereld.
Negen van hen leven zonder kritiek in de consumptiemaatschappij.
Eén ervan denkt erover na en wordt er zich van bewust dat er elders in de wereld mensen zijn die sterven van honger en ontbering. Daarom probeert hij anders te leven. Hij is dankbaar voor de gewone en eenvoudige dingen van elke dag en deelt het overbodige met hen die niets of te weinig hebben.





Frans Mistiaen s.j.

Geloven is dankbaar zijn

Wij zijn allemaal een beetje melaats,
niet uiterlijk, maar wel innerlijk.
Ons hart is soms besmet door zoveel liefdeloosheid.
En dat is de ziekte waardoor wij weldra totaal afgesloten geraken,
van de anderen en van God.
Een hartvochtige zelfgenoegzaamheid,
waarbij wij weigeren nog enige liefde te tonen of te ontvangen,
kan soms als een melaatsheid
onze innerlijke gezondheid helemaal aantasten.
Wie kan ons daarvan genezen?

Zoals de tien melaatsen roepen wij misschien Jezus om hulp.
Jezus biedt inderdaad innerlijke genezing
aan allen, zonder uitzondering,
ook aan diegenen die van op een afstand tot Hem roepen.
Elke mens, van welke ras of kleur, geaardheid of opvatting ook,
ieder die zich, met vertrouwen
op een ver woord van Jezus, op weg begeeft,
kan worden genezen van de liefdeloosheid in zijn hart.

Alleen stelt niet iedereen zich de vraag
waar die genezende liefdeskracht vandaan komt.
Velen, die het nochtans goed bedoelen,
leven vrij onbewust en oppervlakkig.
Zij genieten van de weldaden van de schepping,
worden door allerlei diensten en mensen geholpen
en met veel zorg omringd,
maar vinden dat alles eigenlijk heel normaal en vanzelfsprekend.
Wanneer worden mensen “gelovig”?
Wij worden gelovigen,
als wij de weldaden die wij elke dag ervaren, niet meer beschouwen
als dingen die heel normaal zijn of waarop wij recht zouden hebben,
maar als Gods weldaden, die ons van harte worden geschonken.

Natuurlijk kunnen wij niet elke moment van de dag
onze erkentelijkheid tonen tegenover de Heer van het Leven.
Dat zullen wij op sommige ogenblikken
inderdaad wel uitdrukkelijk doen,
bv. in een moment van persoonlijk gebed of van viering op zondag.
Maar het gaat hem vooral over de grondhouding van dankbaarheid
gedurende de week, die invloed heeft op alles wat wij doen.
Ook al lukt ons niet alles,
ook al krijgen wij tegenslagen te verwerken,
eigenlijk hebben wij altijd
duizend keer meer reden om dankbaar te zijn
voor het goede dat ons gebeurd is,
dan om ons te laten overspoelen door opstandigheid of verbittering
voor hetgeen is mislukt.
Gelovigen zijn mensen die leven
met een fundamenteel "dank u" in hun hart.

En dat merkt men aan hen!
Er is inderdaad een verschil tussen iemand die dankbaar is
en iemand die zelfgenoegzaam in het leven staat.
Dat merkt men o.a. aan de manier waarop die mens omgaat
met kleine dingen: respectvol of verkwistend;
aan de manier waarop hij omgaat
met zwakkeren: zorgend of miskennend.
Wie gelooft, wie dus met een dankbaar hart door het leven gaat,
is blij, ook met het kleine,
leeft verbonden, ook met de zwakkeren,
voelt zich vooral erkentelijk, ook jegens de onzichtbare God.
Beginnen geloven is dankbaar zijn!
Meer geloven is meer dankbaar worden!

Wanneer worden wij dan "christelijke" gelovigen?
Als wij, om te danken regelmatig terugkeren naar Jezus,
zoals die éne melaatse,
die niet meer op een afstand bleef staan,
maar zich in erkentelijkheid voor Jezus’ voeten neerwierp.
Daarmee erkende hij niet alleen
dat zijn genezing van lichaam en ziel een geschenk was van God,
maar daarmee durfde hij ook tonen
dat Jézus de Bemiddelaar was van Gods weldaden aan hem,
en bv. niet de priesters van de Joodse Wet.
"Diegene in Wie gij nú gelooft, Die heeft u gered!"

Eucharistie vieren is regelmatig terugkeren naar Jezus,
om Hem te danken en om naar Hem op te zien
als naar de Bemiddelaar van Gods geschenken aan ons.
Hier in de eucharistie geeft Jezus Zichzelf totaal aan ons
in de schamele tekens van brood en wijn
en Hij toont ons daardoor heel duidelijk
dat onze liefdevolle God doorheen Zijn weldaden en zelfgave
onder ons levendig aanwezig is.
Dankbaar zijn, kunnen wij alleen
tegenover een God van Wie wij geen schrik moeten hebben,
maar Die van ons houdt.
Jezus merkte op dat de enige die Hem kwam danken
de Samaritaanse vreemdeling was,
en niet de joden.
De streng-religieuze joden konden hun Jahweh-God
eigenlijk niet echt danken.
Zij konden Hem alleen vrezen.
Want zij meenden met hun vele uiterlijke wetsregels
vooral verdiensten te moeten opstapelen
om die veeleisende en straffende Jahweh te dienen.
Maar intussen stootten zij wel de zwakkeren uit hun gemeenschap uit.

Jezus prees het geloof van de dankbare Samaritaan
die Hem erkentelijkheid toonde
voor de weldaden van een God,
die van de mensen geen slaafse onderdanigheid eist,
maar die hen allen, dus ook de zwakkeren onder hen,
bemint als een liefdevolle Vader.

In die God geloven de christenen.
Zijn Bemiddelaar komen wij hier weer eens
van harte danken.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Danken

Tien melaatsen komen bij de ingang van een dorp naar Jezus toe om hun genezing af te smeken. Het gaat er nogal luidruchtig aan toe: “Zij bleven op een grote afstand staan en riepen luidkeels: “Jezus, Meester, ontferm U over ons!”
Ook als er een terug komt is het niet om een discreet bedankje: “Een van hen keerde terug toen hij zag dat hij genezen was, en hij verheerlijkte God met luider stem.”

Er is echter een verschil tussen die stemverheffingen. Het smeekgebed, dat we eerst horen, gebeurt op grote afstand van de Heer. Hoe verder men zich van God af weet, hoe luider men roept.
Terwijl het dankgebed geschiedt dicht bij de Heer: ”Vol dankbaarheid wierp hij zich voor Jezus’ voeten neer”. Hij is heel dichtbij, en toch dankt hij met luider stem. Dat is eigenlijk niet nodig: Jezus is toch niet doof! Dankbaarheid is echter communicatief. Iedereen mag weten wat de Heer voor hem gedaan heeft. Echte dankbaarheid denkt niet aan zichzelf: ze gaat naar de weldoener toe. Dankbaarheid trekt je uit jezelf, ze maakt je mededeelzaam. Een dankbaar mens is een gelukkig mens, en echt geluk kan je niet voor jezelf houden, kan je niet opsluiten in jezelf. Dankbaarheid vloeit over in dankzegging.

Met zijn dankzegging voelde de Samaritaan zich goed bij Jezus. Dankzegging was toch immers iets dat Jezus typeerde. De leerlingen van Emmaüs herkenden Hem aan zijn dankzegging over het brood. Jezus geeft zichzelf weg in de eucharistie, in zijn dankzegging tot de Vader: “eucharistia” betekent “dankzegging”. Hij laat ons delen in zijn dankzegging. Niemand beter dan Hij kent de onmetelijke en barmhartige vrijgevigheid van de Vader: Hij stelt er zich totaal voor open. Hij weet dat van de Vader alles gekregen heeft wat Hij is. Jezus’ wezen is dankbaarheid. Hij is dan ook ten zeerste verwonderd over ondankbaarheid, ”en de negen andere, waar zijn ze? Wilde niemand anders terugkomen om God eer te bewijzen dan alleen deze vreemdeling?’ (Lucas 17, 17-18). Ondankbaarheid is iets dat niet bij Jezus’ wezen past. Ondankbaarheid is voor Hem eigenlijk iets ondenkbaars.

Voor hij genezen was, stond de Samaritaan op grote afstand luidkeels naar Jezus te roepen. Nu is hij dichtbij, aan Jezus’ voeten met luider stem God aan het danken. Werd de aanvankelijke afstand van de smekeling dan toch niet overbrugd? Toch wel, natuurlijk. Maar in zijn erkentelijkheid wil hij nu ook de afstand doen afnemen tussen Jezus en de anderen, door luidop zijn genezing te verkondigen. God is hem met de gave van de genezing dichtbij gekomen. God heeft hem geraakt. Nu laat zijn dankbaarheid hem toe God dichtbij te blijven, en hij zou iedereen dichterbij Jezus willen helpen.

Lucas, die een goede leerling is van Paulus, laat ons ook nog iets lezen tussen de lijnen. De joodse genezen melaatsen gaan zich tonen aan de priesters, zij onderhouden de Wet van Mozes (Leviticus 13, 29-46 et 14, 2-7), maar daarmee vergeten ze God te danken. Het onderhouden van de Wet brengt hen niet tot een ware relatie met God. Wetten onderhouden kan zelfs de vrijheid van de gevoelsuitdrukking in de weg staan. De Samaritaan daarentegen, die geen Wet te onderhouden heeft en zich evenmin door de joodse priesters moet laten onderzoeken, is gevoeliger voor de genade omdat hij niet onder de Wet staat (Romeinen 5, 12-17; 6, 14-15), en hij komt meteen tot een houding van geloof en vertrouwen die zich uit in dankzegging.

God wil ons altijd nabij zijn. Maar het onderhouden van de geboden kan een manier zijn om God op veilige afstand te houden: je weet maar nooit wat Hij met je voorheeft! Beter ons maar niet met God compromitteren. Maar als we dankbaar zijn, blijven we in volle vertrouwen dicht bij God. Daarom zei Sint-Bernardus dat er niets zozeer de vooruitgang van het geestelijk leven in de weg staat als de ondankbaarheid, die hij als de grootste ondeugd beschouwt (Sermon 27 De Diversis, 8).

God is ons nabij gekomen, Hij heeft ons wel gedaan; en soms, zoals die negen andere, komen wij toch niet naar Hem terug, juist omdat we verkiezen Hem op afstand te houden: wij willen niet verder op weg met Hem. Daarom geneest Jezus de melaatsen niet terstond: Hij leert hen eerst op weg te gaan voor God en Hij zend ze op weg om zich te laten zien door de priesters. Zich op weg laten sturen is reeds leren leven met God en naar hem terug komen.

We moeten immers tot God terugkomen voor een echte ontmoeting. In die ontmoeting zelf worden we door God naar onze zusters en broeders gestuurd. God neemt het initiatief van de ontmoeting als Hij ons met zijn weldaden nabij komt. Wij beantwoorden zijn initiatief met onze beweging van erkentelijke dankbaarheid. Dan kan God ons op weg sturen om zijn barmhartigheid te verkondigen.
Pas na de uitdrukking van zijn erkentelijke dankbaarheid wordt de Samaritaan opnieuw op weg gestuurd: Jezus sprak tot hem: “Sta op en ga heen; uw geloof heeft u gered”.

In onze dankbaarheid kunnen we nu heen gaan, de wijde wereld in, zonder ophouden met God te zijn.



Bidden

Bij de ingang van een dorp komen er melaatsen naar Jezus toe om genezing af te smeken. Ze moeten volgens de wet van Mozes op afstand blijven en luidkeels roepen om de mensen op afstand te houden: ze zijn immers besmettelijk, onrein, uitgesloten uit de gemeenschap van de mensen en uitgesloten uit de tempel, de gemeenschap met God.

Die melaatsen zijn met tien. Jezus heeft gezegd: “Waar twee of drie vergaderd zijn in mijn naam, daar ben Ik in hun midden” (Matteüs 18, 20). Een christengemeenschap mag klein zijn. De joden echter moeten minstens met tien man samen zijn om op sabbat de voorgeschreven liturgie te mogen vieren in de synagoge. Met hun tienen, als een gemeenschap van uitgeslotenen, komen die melaatsen met een smeekbede die alleen God kan verhoren, want de melaatsheid was ongeneeslijk in die tijd. Ze komen naar Jezus als naar God.
Dat doen wij ook. Ook wij komen naar Jezus in de Eucharistie als een gemeenschap die door hem van geestelijke melaatsheid verlost wordt.

De melaatsen werden allen genezen. Een enkele kwam terug om Jezus te bedanken. Wij zullen ook allen door Jezus geholpen en gesterkt worden. En wij, waar staan wij met onze dankbaarheid? Blijven wij niet te ver van Jezus op afstand staan? Het is opvallend in dat evangelie dat men bij het danken Jezus dichterbij komt. Het smeekgebed, dat we eerst horen, gebeurt op grote afstand van de Heer. Hoe verder men zich van God weet, vol melaatsheid en zondigheid, hoe luider men roept. Het dankgebed gebeurt echter dicht bij de Heer: “Vol dankbaarheid wierp de Samaritaan zich voor Jezus’ voeten neer.” En toch dankt hij met luide stem, omdat dankbaarheid communicatief is: iedereen mag het weten wat de Heer voor hem gedaan heeft, iedereen mag delen in de dankbaarheid. Echte dankbaarheid denkt niet aan zichzelf: ze gaat naar de weldoener toe. Dankbaarheid trekt je uit jezelf, ze maakt je mededeelzaam. Een dankbaar mens is een gelukkig mens, en echt geluk kun je niet voor jezelf houden, kun je niet opsluiten in jezelf. Dankbaarheid vloeit over in dankzegging.

Met zijn dankzegging voelt de Samaritaan zich goed bij Jezus. Dankzegging is immers iets wat Jezus typeerde. De leerlingen van Emmaüs herkenden Jezus aan zijn dankzegging over het brood. Jezus geeft zich weg in de Eucharistie, “Eucharistie” betekent “dankzegging”. Jezus geeft zich weg in zijn dankzegging aan de Vader. Hij laat ons delen in zijn dankzegging. Niemand beter dan Hij kent de onmetelijke en barmhartige vrijgevigheid van zijn Vader: Hij stelt er zich totaal voor open. Hij weet dat hij van de Vader alles heeft gekregen wat Hij is. Jezus’ wezen is dankbaarheid. Hij is dan ook zeer verwonderd over de ondankbaarheid van de negen anderen. Ondankbaarheid is iets dat niet bij Jezus’ wezen past: voor Hem is ondankbaar ondenkbaar.

Voor hij genezen werd stond de Samaritaan op grote afstand luidkeels tot Jezus te roepen. Nu is hij, dichtbij, aan Jezus’ voeten God aan het danken. Hoe werd die afstand overbrugd? Hij was ver van God, maar God is hem met de gave van de genezing dichtbij gekomen. God heeft hem geraakt. Nu laat zijn dankbaarheid hem toe dicht bij God te blijven.

God wil ons altijd nabij zijn. Maar wij houden ons toch liefst op veilige afstand van God. Je weet maar nooit wat Hij met je voorheeft! Als we dankbaar zijn blijven we in volle vertrouwen dichtbij God. Daarom zei Sint-Bernardus dat er niets zozeer de vooruitgang van het geestelijke leven in de weg staat als de ondankbaarheid. God is ons nabij gekomen en Hij heeft ons wel gedaan. Als we dan op onze beurt zelf niet met dankbaarheid naar Hem gaan, dan is het omdat wij Hem toch liever op afstand willen houden. Wij houden er niet aan verder op weg met Hem te gaan. Daarom geneest Jezus de melaatsen niet terstond: Hij leert hen eerst iets te doen voor God en Hij zendt ze op weg om zich te laten zien aan de priesters. Zich door God op weg laten sturen is reeds leren leven met God.

Immers, in de ontmoeting zelf met God worden we door God naar onze broeders en zusters gestuurd. God neemt het initiatief van de ontmoeting als Hij ons met zijn weldaden nabij komt. Wij beantwoorden zijn initiatief met onze beweging van erkentelijke dankbaarheid. Dan kan God ons op weg sturen om zijn barmhartigheid te verkondigen. Pas nadat de Samaritaan zijn erkentelijkheid heeft uitgedrukt, wordt hij op weg gestuurd. “Jezus zei tegen hem: Sta op en ga heen, uw geloof heeft u gered”.

Als we God dankbaar zijn kunnen we de wijde wereld ingaan, zonder ophouden met Hem te zijn.



Geloven (2016)

Jezus had reeds een melaatse genezen: die had zich eerbiedig voor hem gebogen tot op de grond met het uitdrukkelijk verzoek om genezen te worden. Jezus had hem aangeraakt en genezen (Lucas 5, 12-14).
Hier wordt Jezus geconfronteerd met een groep van deze paria’s, die uitgesloten zijn van de gemeenschap. Ze zijn met tien, ze vormen een “minyan”, het vereiste quorum van tien man om zich geldig tot God te richten in de Joodse dienst (Mishnah: Megillah 4:3). Die melaatsen kunnen dus een geldige bede richten tot God, die in die tijd alleen van melaatsheid kon genezen. Zij richten die bede echter tot Jezus, en komen Hem ontmoeten (v. 13, Grieks: apèntèsan). In de tijd van Lucas heeft het zelfstandig naamwoord "apantesis", “ontmoeting", reeds de technische betekenis die verwijst naar de ontmoeting met de verrezen Christus bij de Wederkomst (vgl. 1 Thessalonicenzen 4, 17; Matteüs 25, 6). De lezer begrijpt meteen dat de ontmoeting gunstig zal zijn voor de melaatsen. En zijn we niet met ons allen een beetje geestelijke melaatsen, op ontmoeting met de verrezen Christus?

De melaatsen houden zich op afstand van het dorp waar Jezus naartoe gaat, maar waar zijzelf niet mogen komen (Leviticus 13, 46), en zij interpelleren Jezus. Ze buigen wel niet tot op de grond, maar ze begroeten Jezus als 'meester'. Ze geven hem de eretitel “épistata” die betekent: "Meester, Baas, Chef”, degene die de macht heeft, eerder dan de kennis. Ze doen beroep op Jezus als op een machtig goddelijk personage. Zij richten Hem een bede, zonder formeel om genezing of om een aalmoes te vragen. Jezus raakt hen niet aan, Hij maakt geen genezend gebaar, maar Hij stuurt ze naar de priesters, die volgens het voorschrift van de Leviticus hun genezing moeten vaststellen (14, 2 vv.). Ze worden niet onmiddellijk genezen, maar ze geloven in het woord van Jezus, ze zetten zich op weg, en worden onderweg genezen. Jezus test hun geloof uit, door hen weg te sturen vòòr hen te genezen.
De tien mannen tonen inderdaad hun vertrouwen door Jezus’ instructies op te volgen. Hun geloof contrasteert met dat van de Syrische generaal Naäman (vgl. Lucas 4, 27), die aanvankelijk geweigerd heeft te doen wat de profeet Elisa hem opgelegd had (2 Koningen 5, 10-12). Hun genezing getuigt van de kracht van Jezus’ woord, waardoor het Koninkrijk van God onze wereld binnenbreekt. Jezus zal naderhand tot de Farizeeën mogen zeggen: "Zie, het koninkrijk van God is onder u" (Lucas 17, 21).

Het verhaal neemt echter een nieuwe wending. Een van de genezen melaatsen komt op zijn stappen terug. Genezen, kan hij nu Jezus benaderen. Hij komt naar Jezus terug om God te verheerlijken, nog vòòr zich aan de priesters te tonen. Hij werpt zich voor Jezus’ voeten met zijn gezicht tegen de grond in een gebaar van aanbidding (v.16: epesen epi prosôpon). In het Nieuwe Testament geldt dit gebaar alleen voor God (Matteüs 26, 39 ; 1 Korintiërs 14, 25; Openbaring 7, 11; 11, 16).
Verrassing: die man is een Samaritaan! De houding van deze 'vreemdeling' (v.18) contrasteert met het gebrek aan dankbaarheid van de negen anderen die ook genezen werden. Zoals reeds bij zijn prediking te Nazaret (Lucas 4, 24-27), en in zijn parabel van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10, 30 vv.), gaat Jezus de opvatting tegen dat God zich alleen maar te kennen zou geven in het joodse cultische stelsel. Het is uiteindelijk bij Jezus dat men God ontmoet en eer kan geven …
Het verhaal bereikt echter zijn hoogtepunt met een uitspraak over het geloof (v. 19). Het heil is veel meer dan een lichamelijke genezing. De genezing leidt maar tot de totale redding van de mens, als deze in zijn dankzegging het vrije initiatief erkent dat God voor hem genomen heeft. Als het geloof niet gepaard gaat met dankzegging, blijft het eendimensionaal, en is het nog niet tot de volheid gekomen. Het blijft nog hangen aan het wonder en stijgt niet tot gratuïteit van het heil.
De dankzegging zet een echte relatie in met Jezus. Zij is het volle geloof. Onze Eucharistie is dankzegging, “eucharistia”, met Jezus danken wij er de Vader voor alles wat Hij voor ons doet. Voor alles wat Hij doet voor ieder van ons, en nog zal doen!