Loading...
 

30e zondag door het jaar C - evangelie

Lucas 18, 9-14: De farizeeër en de tollenaar

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1656-57)

Jezus gaf nog een voorbeeld. Dat was bedoeld voor mensen die zichzelf beter vinden dan anderen. Jezus zei: ‘Een farizeeër en een tollenaar gingen naar de tempel om te bidden. De farizeeër stond trots rechtop. En hij begon te bidden: ‘God, ik dank u dat ik niet ben zoals de andere mensen. Want die zijn oneerlijk, ze stelen en ze gaan vreemd. En ik dank u dat ik niet ben zoals die tollenaar daar. Ik betaal belasting aan de tempel over al mijn bezit. En ik vast twee keer per week om u te eren.’ Intussen stond de tollenaar helemaal achter in de tempel. Hij durfde zelfs niet omhoog te kijken. Hij huilde en zei: ‘God, ik ben een slecht mens. Heb medelijden met mij.’
Luister naar mijn woorden: Toen de twee mannen naar huis gingen, was de tollenaar bevrijd van zijn schuld. Maar de farizeeër niet. Want God zal iedereen die zichzelf geweldig vindt, onbelangrijk maken. En juist mensen die zichzelf niets waard vinden, die zal God belangrijk maken.’



Dichter bij de tijd

(Naar: C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Lucas 18, 9-14)

Op een dag vertelde Jezus de volgende gelijkenis:

'Er gingen twee mensen naar de tempel om te bidden,
de één was een Farizeeër,
de ander een tollenaar.

De Farizeeër ging daar fier rechtop staan
en zei in zijn gebed over zichzelf:
‘God, ik dank u
dat ik niet ben zoals de andere mensen:
hebzuchtig, onrechtvaardig en ontrouw,
of zoals die tollenaar daar!
Ik vast twee keer in de week
en geef een tiende van al mijn inkomsten weg’.

De tollenaar bleef op een afstand staan.
Hij durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan.
Hij sloeg zich vol berouw op de borst
en zei: ‘O God. Vergeef me, een arme zondaar!’

Dan zei Jezus:
‘Ik verzeker u dat God de houding van de tollenaar goed vond
en niet de houding van de farizeeër.
Want ieder die zich verheft zal vernederd worden,
maar wie zich vernedert zal verheven worden’.





Stilstaan bij …

Gelijkenis
Een gelijkenis is een kort verhaal waarbij men een waarde, een begrip, plaatst naast een concreet gegeven dat erop gelijkt en het helpt te begrijpen.
Het woord ‘gelijkenis’ wordt in Vlaanderen vaak vervangen door ‘parabel'.

Tempel
(= 'huis van God')
Voor de joden was de tempel de heiligste plaats in de wereld en de enige waar men kon offeren. Salomo bouwde de eerste tempel in Jeruzalem om er de ark in te plaatsen. De tempel die Jezus kende, was de tweede tempel die koning Herodes liet restaureren (de koning die regeerde toen Hij werd geboren). Die tempel had crèmekleurige stenen en de zuilen ervan waren van marmer. Als de zon erop scheen, was de weerschijn zo fel dat de mensen er bijna niet naar konden kijken.
70 jaar na de geboorte van Jezus verwoestten de Romeinen die tempel. Tot op vandaag werd die niet meer heropgebouwd. Op de plaats waar de tempel vroeger stond, staan nu het heiligdom van de Rots en de Aksa moskee.

Bidden
Samen met ‘vasten’ en ‘aalmoezen geven’ behoort bidden tot de traditionele godsdienstige gebruiken.

Farizeeër
(Aramees = 'afgezonderd')
Farizeeërs zonderden zich af van de andere mensen omdat ze zich anders /boven hen verheven voelden en niet met hen te doen wilden hebben. De meeste farizeeërs waren vrome gelovigen die zich toelegden op een nauwkeurige studie van de wet en de beleving ervan. Sommigen spanden zich in om méér te doen dan wat de Wet voorschreef. Zo vastten ze vrijwillig iedere maandag en donderdag en gaven ze tienden van hun inkomsten.
Gewone mensen keken met bewondering en ontzag naar hen op.
In deze gelijkenis is de Farizeeër het type van de rechtvaardige

Tollenaar
Tollenaars inden tol op het gebruik van wegen, bruggen en havens en hieven rechten op goederen die naar de markt gebracht werden.
Omdat ze werkten in dienst van de Romeinen die Palestina bezetten, zag men ze als verraders en zondaars.
Zij vroegen dikwijls te veel geld zodat ze dit voor zichzelf konden bijhouden. Daarom vonden de mensen hen bedriegers, afpersers en oplichters.
In deze gelijkenis is de tollenaar het type van de zondaar

Staan
Toen Jezus leefde, stonden de mensen gewoonlijk rechtop bij het bidden, net zoals dat nu nog het geval is bij orthodoxe christenen.

Tiende
Een soort belasting waarbij men een tiende van de opbrengst van het land of van de kudde moest geven aan de tempel en de priesters.
Dit was alleen bedoeld voor grote inkomens.

Zondaar
Iemand die niet leeft volgens de wet van God.

Rechtvaardigen / goed vinden
Door God aangenomen worden





Bij de tekst

Een boeiende vaststelling

Het gebed van de Farizeeër in deze parabel gelijkt op rabbijnse gebeden die gebeden werden ten tijde van Jezus. Bijvoorbeeld:

'Ik dank U, JHWH, mijn God,
dat Gij mij deelgenoot liet zijn
van hen die in het leerhuis gezeten zijn
en niet van hen die op de straathoeken zitten;
want ik sta vroeg op en ook zij staan vroeg op:
ik sta vroeg op om de Tora te bestuderen
en zij staan vroeg op omwille van vergankelijke zaken.
Ik geef mij moeite en word beloond
en zij geven zich moeite en ontvangen geen beloning.
Ik loop en zij lopen:
ik loop voor het leven van de toekomstige wereld
en zij lopen voor de kuil van het verderf.
(Nechoenje ban Hakana)




Even vergelijken ...

Type persoon
Farizeeër:
Modelgelovige!
- hij vastte meer dan de joodse wet vraagt
- deelde een tiende van zijn inkomen uit aan de armen

Tollenaar:
Iemand die 'scheef' bekeken werdt.
- hij collaboreerde met de Romeinse bezetter
- verrijkte zich zichtbaar op de rug van anderen



Gebedshouding
Farizeeër:
Hij stond met opgeheven hoofd

Tollenaar:
Hij wilde zelfs zijn ogen niet opheffen naar de hemel.



Inhoud van het gebed
Farizeeër:
. Lange monoloog waarin hij zichzelf centraal plaatst.
. Hij bewijst voor God zijn 'heiligheid' zodat het lijkt dat God in de schuld komt te staan bij de Farizeeër.

Tollenaar:
. Kort gebed, waarin God de centrale rol krijgt.
. De tollenaar vertrekt vanuit het stand­punt dat hij een zondaar is.



Soort gebed
Farizeeër:
Zijn gebed blijkt een eerbetoon aan zichzelf

Tollenaar:
Zijn gebed is een eerbetoon aan God.



Effect van het gebed
Farizeeër:
De Farizeeër zet God onder druk: God moet met hem rekening houden.
Omdat hij hoogmoedig is en zelfvoldaan wordt hij niet gerechtvaardigd (= door God aanvaard).

Tollenaar:
Omdat de tollenaar zichzelf erkent als zondaar, oprecht berouw heeft en God onbevangen tegemoet treedt, wordt hij gerechtvaardigd.



Betekenis

Jezus schetst met deze parabel de barmhartigheid van God tegenover iemand die Hem onbevangen tegemoet treedt. Iemand die zelfvoldaan is en nauwelijks plaats ruimt voor God in zijn gebed, komt voor deze barmhartigheid niet in aanmerking. Jezus wilde 'leven volgens de Wet' niet zien als bewijs van vroomheid. Dit kwam omdat Hij God niet op de eerste plaats zag als wetgever en rechter, maar als Vader van alle mensen. Daarom staat niet het naleven van de wet, maar de persoonlijke relatie met God centraal in zijn leven en prediking.



Een parabel...

zegt iets over God en zijn rijk
. God is barmhartig tegenover wie Hem onbevangen tegemoet treedt.
. God is er voor alle mensen zonder onderscheid


roept op tot
. een onbevangen tegemoet treden van God
. het geven van de belangrijkste plaats aan God in het gebed



Lucas en 'moraliseren'

Het huidig godsdienstonderricht huivert voor elke vorm van moraliseren (een wijze van vertellen, waarbij de verteller zegt hoe men een tekst moet interpreteren), omdat dit de toehoorders verhindert zelf na te denken.
Lucas heeft daar duidelijk nooit van gehoord en moraliseerde dan ook heel regelmatig. Hij vreesde wellicht dat zijn toehoorders anders de betekenis van het evangelie niet zouden vatten. Zo begint hij deze gelijkenis met: ‘Met het oog op sommigen die, overtuigd van eigen gerechtigheid, de anderen minachtten, vertelde hij de volgende gelijkenis...’ en schrijft hij op het einde: 'Wie zich verheft, zal vernederd worden, maar wie zich vernedert, zal verheven worden.' Hiermee legt hij de betekenis van dit verhaal vast.
Maar deze moraal blijkt niet zo goed bij het verhaal te passen. De begrippen 'verheffen' en 'vernederen' geven niet precies weer wat in de tekst beschreven wordt. Van de farizeeër kun je niet zeggen dat hij zich verheft, want wat hij zegt is de waarheid, terwijl de tollenaar meer de waarheid onder ogen ziet dan dat hij zich vernedert. Daarom kan men zich afvragen of Jezus met deze parabel niet eerder de barmhartigheid van God heeft willen schetsen t.a.v. iemand die Hem onbevangen tegemoet treedt. Iemand die zelfvoldaan is en nauwelijks plaats ruimt voor God in zijn gebed, komt voor deze barmhartigheid niet in aanmerking.
Vertel daarom deze parabel het best zonder de moraliserende omkadering van Lucas.





Bijbel en kunst

Schilderkunst

J. TISSOT

De Farizeeër en de tollenaar (1894)

Tissot Farizeeer

De Franse kunstenaar James Tissot (1836 - 1902) maakte Bijbelillustraties vanaf 1886. Daarvoor reisde hij verschillende keren naar het Midden-Oosten om er vertrouwd te raken met het landschap en de mensen die er leefden.


Dit werk stelt de Farizeeër en de tollenaar voor in de tempel. De kunstenaar stond er niet bij stil dat alleen priesters konden binnen gaan in de tempel (het heilige der heiligen) - en dan nog heel uitzonderlijk.

De houding van de twee personen spreekt boekdelen:
de Farizeeër staat zelfbewust recht. Zijn handen heeft hij open in een ontvankelijke houding. Op zijn hoofd heeft hij een gebedsmantel die over zijn schouders valt.
De tollenaar staat voorovergebogen op één voet, steun zoekend bij een pilaar. Zijn handen drukken verdriet en hopeloosheid uit. Niets aan zijn kleding of in zijn houding verraadt dat hij aan het bidden is.





C. DARE

De tollenaar en de Farizeeër

Dare

(Afbeelding opgenomen met toestemming van de kunstenaar)


De kunstenaar Christian Dare situeert de parabel van de Farizeeër en de tollenaar in een moskee: een aantal mensen zit op gebedsmatten. Eén ervan (linksboven) is opgestaan en spreekt met grote gebaren. Eén man staat/zit prominent in het beeld. Hij knielt en is voorover gebogen. Uit zijn hele houding spreekt ellende, verdriet, tekortkoming ...
Hoewel alle aandacht van de aanwezigen op het kunstwerk gaat naar de man die opgestaan is, richt de kunstenaar zijn ogen vooral op de voorover geknielde man.




Suggestie
. Bekijk het kunstwerk en let goed op de verschillende houdingen van de figuren.
. Doe de meest duidelijke houdingen na.
(de rechtopstaande man in het paars met de rechterarm omhoog - de geel geklede man in lotushouding / kleermakerszit en open handpalmen - de donker geklede man op de voorgrond)
- Wat voel je als je elk van deze houdingen nadoet?


Vertel de parabel van de Farizeeër en de tollenaar.
- In welke figuren op het schilderij herken je de tollenaar en de Farizeeër? Waarom is dat zo?
- Waarom zou de kunstenaar zo veel plaats geven aan de tollenaar op zijn kunstwerk?





Suggesties

Kleine kinderen

KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST

Over een Farizeeër en een tollenaar


PhariseeAndPublican Square Lg





Bespreek deze tekening.
- Wat zie je?
- Waar zijn die personen?
- Wat wil de man met de sjaal op zijn hoofd met zijn lichaam zeggen?
- Wat wil de man met de geldbeugel aan zijn riem met zijn lichaam zeggen?

Vertel het verhaal dat Jezus vertelde.
Vertel ook over de joden die een gebedsmantel over een hoofd leggen als ze bidden.
En over de geldbeugel van de andere man die iets zegt over zijn beroep: hij was iemand aan wie de mensen belastingen moesten betalen.

Er waren eens twee mannen.
Ze gingen naar de tempel, het huis van God.
De ene man ging naar voren.
Hij keek omhoog en begon te bidden:
'Grote God,
ik kom u zeggen hoe blij ik ben
dat ik niet ben als de andere mensen
die stelen en onrechtvaardig zijn.
Ik kom u ook zeggen
dat ik blij ben dat ik niet ben
als die man die daar wat verder staat.
Ik leef eenvoudig en ik geef veel aan goede werken.'
De andere man bleef achteraan staan.
Hij maakte zich klein voor God
en begon te bidden:
'God, Gij zijt groot,
Gij zijt zoveel beter dan ik.
Kijk vol medelijden naar mij.'

Een Jezus zei:
'De man die zich heel klein voelde voor God,
die werd door God uitgekozen
en niet de andere.'

Ch. LETERME


Met die parabel zegt Jezus dat als je bidt, God de belangrijkste is, en niet jezelf.

De kinderen kleuren de tekening in.





BELEVEN

Bidden kun je zien

Hoe kun je met je lichaam tonen dat je bidt?
rechtstaan
- uiting van eerbied
Buigen / knielen
- hoe kleiner ik me maak, des te groter wordt God
Zitten
- ik voel me thuis bij God



Mensen kunnen overal bidden tot God. Toch zijn er plaatsen waar mensen meer bidden dan op andere plaatsen. Geef daar een paar voorbeelden van.
Kerk, kapel
Bedevaartsplaats
...


Soms kan iets helpen om te bidden. Wat kan dat bijvoorbeeld zijn?
Welk voorwerp helpt jou het meest als je wilt bidden?
kruis, prent, beeld...
brandende kaars, wierook...
muziek, lied...
tekst, verhaal, gebed van iemand anders...





Grote kinderen

EVEN TESTEN

Fout verhaal

C30anoniem

Nadat je de parabel van Jezus verteld en besproken hebt, vertel je de parabel opnieuw. Maar in die nieuwe versie worden namen en gebeurtenissen veranderd.
De kinderen moeten niet alleen de fout opsporen, maar ook verbeteren.
In de volgende tekst staan de goede woorden tussen haakjes.

Op een dag vertelt Paulus (Jezus) het volgende:
'Er gingen drie (twee) mensen naar de zee (de tempel) om te bidden,
de één was een juf (Farizeeër), de ander een meester (tollenaar).
De dokter (Farizeeër) ging daar fier rechtop zitten (staan)
en sprak in zijn verhaal (gebed) over zichzelf:
'Maria (God), ik dank u dat ik niet ben zoals de andere mensen:
lief (hebzuchtig), onrechtvaardig en ontrouw,
of zoals die renner (tollenaar) daar!
Ik vast vier (twee) keer in de maand (week)
en geef de helft (een tiende) van al mijn inkomsten weg'.

De voetballer (tollenaar) bleef op een afstand lopen (staan).
Hij durfde zelfs zijn ogen niet naar de hemel op te slaan.
Hij sloeg zich heel hard (vol berouw) op de borst
en zei: 'O God. Vergeef me, een arme sukkelaar (zondaar)!'
Dan zegt Petrus (Jezus):
'Ik verzeker u dat God de houding van de poetsvrouw (tollenaar) goed vond
en niet de houding van de piloot (Farizeeër).'



TIPS
. Lees de foute versie niet te snel voor.

. Verminder het aantal fouten afhankelijk van de leeftijd van de kinderen.





BELEVEN

Bidden als de Farizeeër

Lees het volgend gebed voor:

God,
ik dank U omdat ik zo goed ben.
Ik help de mensen altijd als ik kan.
Ik ben dankbaar omdat ik geen boef ben,
geen terrorist, geen oneerlijke belastingontvanger,
geen...
Ik geef altijd iets aan goede werken, zoals Artsen zonder Grenzen.
En als er kinderen aan mijn deur komen zingen met Driekoningen,
dan geef ik altijd iets lekkers of wat zakgeld.
Amen.


- Wat vinden jullie van dit gebed?
- Aan wie wordt het meeste aandacht besteed in dit gebed? (= diegene die bidt)
- Bidden jullie ook zo?

Lees de parabel voor van de Farizeeër en de tollenaar.
- Waarover gaat deze parabel?
(over twee mensen die op hun manier bidden)
- Wie bidt zoals het gebed dat we daarnet bespraken?
(de farizeeër)
- Welke manier van bidden vindt Jezus het beste?
(het gebed van de tollenaar)
- Waarom vindt Jezus dat?
(omdat hij nederig staat tegenover God)
- Hoe zou het gebed eruitzien van een tollenaar die bidt zoals de farizeeër dat deed?



Twee voorbeelden:
(Naar: Dries MOREL, Zijn verhaal is ons verhaal, Tabor, Brugge, 1993, p. 293.)

'Genade, God, ik ben een zondaar!
Dank u dat ik niet ben als die Farizeeër vooraan.
Hij staat daar met zijn vroom gepraat op zijn smetteloos leven
en zijn steun aan goede werken te pochen.'

Of :
'Ik ben niet als die zogenaamd voorbeeldige katholieken.
Ik bid thuis in de stilte van mijn kamer en ik geef thuis aan goede werken.'





REFLECTEREN

Veel soorten gebeden

C. LETERME, Werkblad bij Simon, uitgeverij Averbode, 2006, nr 2

Heer, zorg dat ik mijn toets rekenen goed maak.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................

God, geef moed aan mijn zieke oma.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................

Heer, dankjewel voor de mooie natuur die Jij gemaakt hebt.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................

Jezus, vergeef me want ik ben weer uitgevlogen tegen mijn zus.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................

God, zorg er alsjeblieft voor dat mama niet ziet dat ik geld uit haar tas wegnam.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................

God, dankjewel dat ik niet ben zoals sommige anderen,

die onrechtvaardig zijn of stelen. Of zoals die tollenaar daar.

Ik vast regelmatig en ik geef geld aan de armen.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................

God, heb medelijden met een zondaar zoals ik.

Wat wordt in dit gebed gezegd of gevraagd? (Onderlijn in de tekst)
Wat denk je ervan dat men zoiets in een gebed zegt of vraagt?
.................................................................
.................................................................
.................................................................


De kinderen kleuren nadien het vakje rood van het gebed dat lijkt op dat van de farizeeër.
Ze kleuren het groen als het lijkt op het gebed van de tollenaar.



Nadenken over bidden

Materiaal
Vier verschillende werkbladen. (De tekst is hieronder in het verloop verwerkt).


Verloop
Lees de verschillende situaties voor. Verdeel de groep in vier groepen. Elke groep krijgt een ander werkblad met vragen. Iedereen in de groep probeert zich in te leven in het personage uit de situatie.

VERDRIET

Drie jaar geleden werd de papa van Wout erg ziek: hij moest heel hard hoesten en soms kwam er bloed uit zijn keel. Hij had kanker. De dokters konden hem niet genezen. Wout was heel droevig. Hij moest kunnen praten met iemand. Zijn papa had pijn en zijn mama had verdriet. Gelukkig kon hij praten met God. Hij vouwde zijn handen en vroeg aan God om zijn papa te genezen. Misschien kon God wat de dokters niet konden.
Een week geleden moest zijn papa naar het ziekenhuis. Hij was nog slechter geworden. Maar Wout had het volste vertrouwen in God. Hij is zijn papa twee keer gaan bezoeken. Daarna mocht hij niet meer mee omdat die te ziek was.
Toen hij gisteren thuis kwam, huilde zijn mama. Wout vroeg waarom ze zo veel verdriet had. Mama zei dat papa naar de hemel was gegaan. God zal wel voor hem zorgen. Wout was woest. Hij had toch aan God gevraagd om papa te genezen? Waarom deed Hij dat dan niet? Hij ging naar zijn kamer en zei tot God:

God, ik ben zo boos!!!
Ik ben verschrikkelijk boos op Jou.
Als Jij God bent en dus alles kan,
waarom laat Je dan mijn papa sterven.
Dat is niet eerlijk God.
Waarom is papa niet genezen?

Of is het, God, zoals mijn mama zegt:
'God kan dat ook niet helpen,
Hij heeft nu ook verdriet. '
Als dat zo is, God,
Dan hoef ik ook op Jou niet boos te zijn.

Maar wie zegt mij waarom mijn papa moest sterven?


NIEUW

1 September. Het nieuwe schooljaar is begonnen. Saartje zit in het vierde leerjaar. Ze heeft een toffe klas. Ze heeft ook een toffe juf. Vandaag moeten de kinderen van 4 B een gebed schrijven. Saartje weet niet goed wat schrijven. Hoe kun je nu schrijven naar iemand die niets terug zegt. Ze noemt haar gebed "Nieuw!". Want alles is nieuw: de klas, de juf, de schriften, de kinderen in de klas... Ze is bang voor al dat nieuwe. Haar gebed gaat zo:

Goede God,
Wij zitten in een toffe klas
Dit jaar willen we trachten veel te leren,
veel pret te maken,
en goede vrienden te blijven.


Ze vraagt niets aan God. Ze zal vanavond wel wat uitleg geven aan God. 's Avonds gaat ze liggen met haar hoofd onder de dekens. Ze maakt een kruisteken en zegt:

Lieve God,
Ik heb bang van de vele nieuwe dingen,
Misschien kan ik niet zo goed mijn lessen en huistaken maken,
Misschien maak ik wel ruzie met mijn vriendjes of heb ik geen vriendjes
Maar mijn oma zegt dat Jij me wel zult helpen als ik mijn best doe.

Ik geloof haar!


ONZE VADER

Fientje is 80 jaar. Ze heeft rimpels en grijze haren. Ze kan niet meer zo goed stappen en heeft steeds haar stok bij zich. Haar man leeft niet meer. Die is drie jaar geleden overleden. Fientje spreekt nog veel over hem. Fientje zegt dat ze later bij hem gaat zijn. Als God haar naar de hemel roept, gaat ze hem weer zien. Ze bidt elke avond. Soms vertelt ze dan wat ze gedaan heeft en vraagt ze om alle mensen gelukkig te maken. Als ze niets weet te vertellen, bidt ze het onzevader. 'Dat vindt God altijd goed!' zegt ze. Dat gaat zo:

Onze vader
die in de hemelen zijt
geheiligd zij Uw naam
Uw Rijk kome
Uw wil geschiede op aarde als in de hemel
Geef ons heden ons dagelijks brood
En vergeef ons onze schulden
gelijk ook wij vergeven aan onze schuldenaren
En leidt ons niet in bekoring
maar verlos ons van het kwade

Amen

TOETS

Leon heeft volgende week een grote toets.
Hij heeft helemaal geen zin om daarvoor te leren.
Dus doet hij dit niet. Hij bidt wel iedere avond:

Lieve God,
Ik heb echt geen zin om te leren
Maar ik weet dat Jij me gaat helpen
Jij bent goed voor alle mensen!
Wil Jij me helpen om een goede toets te doen?
Dank je wel,
Ik weet wel dat ik op Jou kan rekenen.

Dit doet hij elke avond.
Zonder zenuwen gaat hij naar school op de dag van de toets.
Hij weet geen enkele vraag! Dan krijgt hij schrik:
wie niets invult, kan geen punten verdienen.
Een week later komt Leon thuis met een 0.
Zijn ouders zijn kwaad.
Leon vindt niet dat het zijn schuld is:

God heeft hem in de steek gelaten.


Elke groep bereid zich voor op een vraaggesprek. Dit kan met behulp van de volgende vragen:

Als je Wout zou zijn...
- Waarom heb je gebeden?
- Voel jij je beter na zo'n gebed?
- Heb je al eens een antwoord gekregen?
- Ben je nog boos op God?

Als je Saartje zou zijn:
- Waarom zeg jij niet aan God dat je bang bent?
- Vind je het lastig om iets te vragen aan God?
- Vertrouw je jouw oma meer dan God? Waarom?
- Ben je nu blij dat je gebeden hebt? Waarom?

Als je Fientje zou zijn:
- Denk je na als je het 'Onzen Vader bidt?
- Bid je soms ook tot Maria? Hoe doe je dat dan?
- Waarom bid je?
- Denk je dat God je hoort?

Als je Leon zou zijn:
- Waarom had je een slecht rapport?
- Heeft God je in de steek gelaten?
- Bid je anders ook zo?
- Laat God je dan ook in de steek?

Daarna wordt elke situatie nog eens voorgesteld. De anderen van de klas krijgen de gelegenheid om vragen te stellen aan die groep. Voor die vragen kunnen ze zich inspireren aan de vragen die ze zelf hebben gekregen. Daarna krijgen de kinderen van die groep de kans om te verwoorden wat zij daar zelf over denken.





INLEVEN

Lege stoel

Vertel enkele verhalen over mensen die bidden. (Inspireer je hiervoor aan de verhalen uit de voorgaande activiteit). Na elk verhaal stellen de kinderen vragen aan het personage. Als iemand een antwoord weet, mag die op de lege stoel gaan zitten en het antwoord formuleren.





VERTELLEN

Het gebed van de schaapherder

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 118)

Op een dag hoorde Mozes een schaapherder
die aan het bidden was:
‘O God. Waar zijt Gij?
Want ik wil uw dienaar worden,
uw schoenen naaien en uw haar kammen.
Ik wil uw kleren wassen, uw luizen doden.
Laat mij U melk brengen,
laat mij uw handen kussen, uw voeten strelen,
laat mij uw kamer stoffen, vooraleer Gij gaat slapen.
O God, aan wie ik al mijn geiten wil offeren.’

Mozes vroeg: ‘Man, tot wie spreek je?’
Hij zei: ‘Tot God die ons schiep,
en ook de hemel en de aarde.’
‘Luister,’ zei Mozes,
‘zo ben je geen goede gelovige.
Wat is dat voor praat?
Schoenen en sokken passen niet bij God!’
De herder zei:
‘O Mozes, dit maakt me erg verdrietig.
Van nu af aan zal ik zwijgen.’
Hij scheurde zijn kleren,
zuchtte en trok weg in de woestijn.

Toen zei God tot Mozes:
‘Ik heb elk zijn eigen aard gegeven
en elk zijn eigen taal geschonken.
Wat Ik bij hem goed vind,
zou ik van jou niet verdragen.
Ik word niet heiliger door zijn gebed,
hij is het die rein en stralend wordt.
Ik let niet op taal of op woorden.
Ik let op het hart en kijk hoe het is.’
Naar een tekst van: Djalal Addin Roemi: Masnavi (Perzië, 1207-l273)




Bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 23 oktober 2019, p. 1)

Op een dag vertelde Jezus een parabel:
een Farizeeër en een tollenaar
gingen naar de tempel om te bidden.

Beide mannen blijken erg verschillend te bidden:
De Farizeeër bidt met opgeheven hoofd;
De tollenaar wilde zelfs niet omhoog kijken.

Het lijkt niet dat God valt over de woorden die ze zeggen.
Toch is de inhoud ervan erg verschillend:
de Farizeeër is een en al lof over zichzelf; de tollenaar opvallend nederig.

God blijkt vooral te kijken naar het hart van beide personen.
Vanuit welke gesteldheid bidden ze?
Welke plaats geven ze aan Hem in hun leven?

En dan blijken woorden van ondergeschikt belang te zijn.
Net zoals in het verhaal hierbij
waarbij de schrijver God laat zeggen dat Hij niet let op woorden.

Uiteindelijk blijkt God zoveel groter te zijn
dan de woorden die we gebruiken om tot Hem te spreken.
Hoe men tot God spreekt is eigenlijk ook onbelangrijk.

Veel woorden of weinig woorden …
mooi uitgezochte taal of kindergebrabbel …
Uiteindelijk maakt het niets uit.

Waar het wel op aankomt?
Op een hart dat zich voor God openstelt
en een leven waarin men rekening houdt met wat God wil.





DOEN

Bidden met een loengta (gebedsvlag)

(Idee: Simon 2006, nr 2, p. 12)

Raimond Klavins X303wT2uygo Unsplash

Gebedsvlaggen in Nepal
(Foto van Raimond Klavins op Unsplash)



Materiaal
. lappen stof (van een bedlaken - bij voorkeur katoen) van 20cm bij 30cm
. touw (lengte: afhankelijk van het aantal gebedsvlaggen)
. sneldrogende lijm
. watervaste viltstiften
. eventueel: punaises, een plank van 30cm bij 40cm (in elk geval groter dan het stuk stof)


Verloop
Vertel dat wie door Nepal of Tibet reist, ziet veel loengta's. Een loengta is een ketting van vlaggen. Op die vlaggen staan gebeden en spreuken. Boeddhisten zeggen dat als de wind langs deze slinger met gebedsvlaggen waait, hij de gebeden meeneemt en brengt bij iedereen die hij op zijn verdere weg aanraakt.

Zet een lap stof vast op de plank. Gebruik daarvoor punaises in de vier hoeken.
Schrijf met de viltstiften een gebed op de lap stof. Teken er ook een symbool bij.
Breng lijm aan op een korte zijde van de vlag. Plooi de lap met een omslag van een drietal cm over
het touw heen. Druk het weefsel goed aan. Laat drogen.
Schuif het touw door de omslag van de 'vlaggen'.
Hang de loengta bij voorkeur ergens buiten, in weer en wind.





BIDDEN

Soms wil ik ...

(DOLL, F., HARI, A., SINGER, C., STOLL, A.-M., Ze noemen hem Jezus, uitgeverij Averbode 1998, p. 49)

Soms wil ik absoluut
de beste zijn
en de sterkste.
Soms ben ik zo hoogmoedig
dat ik alles beter meen te weten
en gewoon mijn zin doe.

Gij, Heer Jezus,
hebt liever nederige mensen,
die toegeven
dat ze ook zwak kunnen zijn.

Voor u, Heer Jezus,
is niemand de beste.
Er zijn alleen mensen
die hun best doen.
En daarom
houdt gij van iedereen.





Jongeren

REFLECTEREN

Bidden is moeilijk

Arnaud zegt:

'Ik denk dat God mij hoort als ik in mijn hoofd tegen Hem praat.
Toch vind ik het heel moeilijk om te bidden, want ik krijg nooit antwoord.'


- Wat vind je van deze uitspraak van Arnaud?
- Vind je het ook heel moeilijk om te bidden? En om dezelfde reden?
- Welk 'antwoord' zou God kunnen geven?

Lisa zegt:

'Als ik bid, vraag ik aan God om mij te helpen.
Maar dat wil niet zeggen dat God alles in mijn plaats moet doen.'


- Is 'bidden' voor jou ook 'vragen'?
- Wat vraag jij dan? of: Wat is bidden nog meer?





VERTELLEN

De geleerde en de arbeider

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode, 2007, p. 260)

Er waren eens een geleerde en een arbeider
die in hetzelfde huis woonden.
De geleerde stond elke dag vroeg op
om te bidden en de bijbel te bestuderen.
De arbeider stond elke dag vroeg op om te gaan werken.
Hij had geen tijd om te bidden.
Als de arbeider de geleerde zag, zuchtte hij diep.
Op de lippen van de geleerde zweefde een lichte spot.

Na vele jaren stierven ze allebei.
In de hemel vroeg een engel aan de geleerde:
‘Wat heb je in je leven gedaan?’
Met enige hoogmoed en trots zei hij:
‘Ik heb alle dagen van mijn leven mijn Schepper gediend,
de bijbel bestudeerd en gebeden’.
‘Maar,’ klonk het in de achtergrond,
‘hij keek met minachting neer
op zijn buurman, een arbeider’.
Dan legde de engel op een weegschaal
aan de ene kant zijn studie en gebed
en aan de andere kant zijn minachting voor de arbeider.
De minachting deed de weegschaal in zijn nadeel doorslaan.

Toen vroeg de engel aan de arbeider:
‘Wat heb jij in je leven gedaan?’
‘Ik heb hard gewerkt om mijn gezin te kunnen voeden,’ zei hij,
‘ik had geen tijd om te bidden en de bijbel te bestuderen’.
‘Maar,’ klonk het in de achtergrond,
‘als hij zijn geleerde buurman zag, zuchtte hij’.
Dan legde de engel op de weegschaal aan de ene kant zijn zuchten,
en aan de andere kant zijn tekort aan tijd
om te bidden en in de bijbel te lezen.
Het zuchten deed de weegschaal in zijn voordeel doorslaan.

Naar een joods verhaal





Overwegingen

Luc Beeldens

Bidden doe je met je hart

(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk - oktober 2022)

“Paroles et paroles et paroles” zongen
Alain Delon en Dalida in de jaren zeventig.
Woorden, woorden, en nog meer woorden.

Dit lied kwam bij me op
als ik het gebed van de farizeeër las.
Een woordenstroom
waarmee hij zichzelf in de kijker zet.
Meer nog,
het zijn woorden waarmee zijn minachting
voor de gewone mens tot uiting komt.

Hoe vroom je dan ook bent,
zo dring je niet door tot God, zegt Jezus.

Kijk dan naar die tollenaar.
Hij legt zijn ziel bloot.
Hij spreekt vanuit zijn hart.
Het is bidden met weinig woorden,
maar wel met hart en ziel.

Daarom deze uitnodiging:
maak het even stil …
en laat je hart spreken.





Patrick van der Vorst

Vergelijk niet

(P. van der Vorst in 'Daily Gospel, Christian Art.Today’)

Het gebed van de farizeeër was een dankgebed. Hij dankte God voor de manier waarop hij zijn leven leidde en erkende dat God de bron was van al het goede dat hij ervoer. Niets mis met dat gebed. Maar dan maakte de Farizeeër een fatale fout. In zijn gebed velde hij een oordeel over een medebidder. Hij dankte God dat hij geen zondaar was zoals de tollenaar. Hij keek neer op de tollenaar. Zijn gebed toonde liefde voor God, maar miste liefde voor zijn medebidder.
Het gebed van de tollenaar was korter: een smeekbede waarin hij erkende dat hij een zondaar was en God om genade vroeg. Hij oordeelde over zichzelf en over niemand anders.
Jezus verklaart dat het gebed van de tollenaar voor God aanvaardbaar was en dat hij met recht naar huis ging bij God.
De gelijkenis herinnert ons eraan dat wanneer wij in gebed tot de Heer komen, er geen plaats mag zijn voor neerkijken op anderen door ons gunstig met hen te vergelijken. Maar het werkt ook andersom: we mogen nooit het gevoel hebben dat ons gebed minder waard is dan dat van anderen. Welke vorm onze gebeden ook aannemen, we zijn allemaal gelijk in de ogen van God.




Paul Kevers

De vergissing van de Farizeeër

(P. KEVERS in Samuel Plus, uitgeverij Averbode, 2005, nr 5)

De farizeeërs deden oprecht hun best om de joodse wet nauwkeurig te onderhouden. Ze waren zeer begaan met de religieuze opvoeding van de mensen. Ze waren doorgaans niet hoogmoedig of hebzuchtig. Ze stonden bij het volk hoog in aanzien. Tollenaars daarentegen werden verfoeid, omdat ze collaboreerden met de Romeinse bezetter en omdat ze vaak afpersers waren. De mensen die Jezus deze parabel hoorden vertellen, zullen dus zeker geschokt geweest zijn door het einde van het verhaal: 'Ik verzeker u, de tollenaar ging naar huis als iemand die goed is in de ogen van God, en niet de farizeeër.

De farizeeër van de parabel onderhoudt de wet goed en dankt God daarvoor: dat is prima. Maar het probleem is dat hij zijn goede levenswandel beschouwt als een persoonlijke prestatie. Hij meent dat hij daardoor een voetje voor heeft bij God, en dat God dus wel van hem 'moet' houden. Maar de liefde van God kun je niet kopen of verdienen. Je kunt ze alleen dankbaar ontvangen.

Dat laatste voelt de tollenaar uit de parabel heel goed aan. 'God, vergeef mij, ik ben een zondaar', bidt hij. Terwijl de farizeeër God eigenlijk niet nodig heeft, omdat hij overtuigd is van zijn eigen volmaaktheid. Dat is zijn grote vergissing. De tollenaar daarentegen beseft heel goed dat hij Gods barmhartige liefde niet kan missen. Daarom luistert God naar het gebed van de tollenaar, en is deze laatste goed in Gods ogen.



Hein Jan van Ogtrop

Eerherstel voor de Farizeeër

(H.J.VAN OGTOP, In het leerhuis van Lucas, KBS /Tabor, 1991, p. 171)

De Farizeeër van vandaag verdient wel een beetje eerherstel. En wat legt deze man een ijver aan de dag! Ga er maar aan staan. Hij gaf tienden van olie, koren en wijn - zoals verplicht was - maar ook nog van de kruiden die hij gebruikte. Hij vastte meerdere dagen in de week, gaf veel geld weg. Het kostte hem echt een rib uit zijn lijf. Al die inspanningen volbracht hij uit edele motieven; hij wilde niet zo oppervlakkig zijn als alle andere mensen. Hij wilde als vriend van God leven en had daar veel voor over. Hij bad voor de anderen en wilde zelf boeten voor de zonden van het volk. (...) De Farizeeër is een waardevolle getuige. Vooral in een tijd waarin veel mensen alles wel geloven en oppervlakkig leven alsof er geen geloof nodig is en je jezelf ook niet hoeft in te zetten voor je naasten. Leve de Farizeeër dus, er staat immers nergens dat hij een schijnheilige opschepper was. Hij was gewoon een goed mens en hij dankte God ervoor dat hij zo leven mocht en niet zomaar een oppervlakkig leven leidde zoals veel mensen dat doen.



Agnes Lameire

Farizeeën en tollenaars

Farizeeën waren goed menende, ijverige vervullers van de joodse wet. Ze onderhielden niet enkel de geboden van Mozes maar namen er ook alle voorschriften bij die Schriftgeleerden in de loop der tijden hadden uitgedokterd. Dat was intussen een som van 613 geworden 365 geboden en 248 verboden. De kleine man die dat zelf niet aankon, keek erg naar de Farizeeën op. Ze waren het toonbeeld van volmaakt gedrag.
Tollenaars daarentegen waren zondaars, sowieso. Ze werkten in dienst van de Romeinse bezetter (collaborateurs zouden we nu zeggen) en vulden hun zakken met wat ze teveel inden aan belastingen, aan tol bij stadspoort, straten en pleinen. Daarmee haalden ze zich de haat op de hals van elke rechtgeaarde jood.
Die twee, farizeeër en tollenaar, laat Jezus naar de tempel opgaan om te bidden.

Naar de tempel ga je altijd OP. Hij was gebouwd op de berg Sion en die moest je daadwerkelijk bestijgen. De farizeeër staat vooraan en somt zijn hele waslijn aan goede werken op. De man is eerlijk, hij staat daar niet te liegen. Hij doet méér dan wat is voorgeschreven. Waar elke volwassen jood eens in het jaar moest vasten, en wel op grote verzoendag, doet hij dat op vrijwillige basis tweemaal per week. Waar tien percent moest betaald worden op de oogst van olie, koren en wijn, betaalt hij die op al zijn inkomsten.
Hij verdient werkelijk een ‘uitmuntend’ op zijn rapport.

En achteraan staat de tollenaar. Hij weet maar al te best dat hij niet prat moet gaan op zijn doen en laten. Alleen al door zijn beroep is hij een zondaar. Het vreemde geld van buitenlandse bezoekers dat vaak door zijn handen gaat, maakt hem al ritueel onrein. Hij kan geen kant op en durft alleen maar enkele woorden stamelen: Genade God, voor een arme zondaar ...

En rondom Jezus heeft zich intussen een hele kring verzameld. Wat zal de conclusie van de Meester zijn? Logisch gezien moet hij de Farizeeër loven en de tollenaar afwijzen. Maar met die Jezus van Nazaret weet je maar nooit...
Wij weten het onderhand wél. Omhangen met Gods liefde mag de tollenaar naar huis terwijl de Farizeeër met lege handen moet vertrekken. Omdat God aan hem geen liefde kan betonen. Omdat zijn liefde geen kans krijgt. Erbarming, vergevende liefde,
ontfermende goedheid zijn toch het waarmerk van onze God?

Ik vraag me af hoe de toehoorders van Jezus naar huis zijn gegaan. Degenen die erop vertrouwden dat hun eigen goede doen en laten een verzekering waren voor Gods goedgunstigheid moesten nu wel inzien dat ze er naast zitten. ‘Voor wat hoort wat’ is immers een spreuk die niet in Gods woordenboek staat. Je kan je hemel niet afkopen zoals de Farizeeër dacht. Je kan enkel hopen op zijn barmhartigheid.

En wij? Soms durven we ons wel eens bij de ‘goeden’ voelen. Zoals de Farizeeër bad, zijn we geen rovers, onrechtvaardigen of echtbrekers en doen we onze portemonnee méér dan verplicht open bij elke omhaling.
Ach welnee, dat hoeven we aan God niet te vertellen. ‘Gij zijt groter dan ons hart en Gij weet alles’ klinkt een gebed in de eucharistieviering. Dààr mogen we op vertrouwen. Dat Hij ons barmhartig is en genadig ons falen vergeeft. Dat ook wij zoals de tollenaar straks gerechtvaardigd naar huis mogen gaan. Niet omwille van onze goede werken maar omdat we oprecht kunnen bidden: Heer, ontferm U over mij, zondaar.



Frans Mistiaen s.j.

Bidden en leven met dankbaarheid en mildheid

Twee mensen gingen naar de tempel.
Maar slechts één van beiden kwam ertoe echt te bidden.
De eerste was namelijk te zelfgenoegzaam, te hooghartig.
Alleen de tweede was bescheiden en vooral dankbaar
tegenover God om Hem echt te ontmoeten.

Spontaan gaat onze sympathie misschien uit naar de bescheiden man
en wij denken wellicht: "Zoals die Farizeeër, zo bidden wij nooit!"
Als wij niet oppassen, maken wij zelf de fout van de hooghartige:
"Ik ben blij dat ik niet ben zoals die andere daar!"

Wat is typisch bij die “zogezegd biddende” Farizeeër?
Dat hij er vooral op uit is zichzelf te vergelijken met de anderen.
Zelfs in zijn zogenaamd “gebed tot God”,
blijft hij met één oog kijken naar zijn eigen verdiensten
- om die te bewonderen -
en met het ander oog naar zijn zwakkere medemensen
- om die te misprijzen.
Dat kan alleen een scheel gebed worden.
Als wij onze aandacht vooral richten
op het vergelijken van onszelf met anderen,
dan komen wij toch dikwijls tot de conclusie
dat wij zeker niet de slechtste zijn.
Bij een ruzie in het gezin bv. gaan wij toch proberen
op te sommen welke goede dingen wij allemaal doen,
terwijl wij de anderen op hun tekorten wijzen.
Wij benadrukken sterk ónze rechten en hún plichten,
niet omgekeerd.

In de parabel van vandaag
looft Jezus de houding van de tollenaar,
die bescheiden en dankbaar bad:
"God, wees mij, zondaar, genadig!"
In plaats van onszelf te vergelijken met anderen,
worden wij dus uitgenodigd
onszelf eerst en vooral te zien staan tegenover God;
dat betekent ervan bewust te worden
dat onze meest fundamentele relatie onze relatie met God is.
En dit verandert eigenlijk het hele perspectief.

Ook elders in het evangelie vinden wij voorbeelden
van deze methode van Jezus, die er steeds op uit is
diegenen, die zich vooral opstellen als concurrenten van elkaar,
uit te nodigen zichzelf eerst te zien als persoonlijk bemind door God.
En dit besef, verandert nu juist heel onze visie en houding.
Tegenover God, die de Levensbrenger is van ons bestaan,
voelen wij ons vooral heel dankbaar.
En die fundamentele erkentelijkheid voor het leven zelf
maakt ons bescheiden over onze eigen verdiensten
en mild tegenover zwakheden van de anderen.

Gelovigen zijn dus niet bang om hun onmacht en falen te erkennen,
en vooral hun dankbaarheid voor Gods vergeving te uiten.
Ongelovigen zullen zo’n houding onmiddellijk interpreteren
als een onvolwassen schuldcomplex.
Zij kijken misprijzend neer op gelovigen,
die zich erkentelijk durven tonen tegenover God,
want volgens hen is dat een onderdanige afhankelijkheid
die de menselijke eigenwaarde vernietigt.
Maar wij, gelovigen, vinden integendeel dat wij meer mens worden
wanneer wij het leven ervaren als een geschenk,
waarvoor wij dagelijks dankbaar blijven.
Onze erkentelijkheid tonen tegenover onze liefde-God,
vernietigt onze eigenwaarde niet, integendeel.
Dankbaarheid tonen tegenover God geeft ons een kracht
om meer en meer echte mensen te worden,
nl. mensen die mild zijn in hun oordeel over de anderen
en een dienende zorg tonen voor de zwakkeren.
Hooghartigheid maakt eenzaam.
Bescheiden dankbaarheid schept nieuwe verbondenheid,
zowel met God als met onze medemensen.

Wij, gelovigen, wij kunnen niet echt leven
als wij niet regelmatig bidden,
als wij niet regelmatig onze meest fundamentele relatie uitdrukken
door onze dankbaarheid te tonen
tegenover God, de Bron van ons bestaan.
Maar wij kunnen ook niet bidden als wij niet echt menselijk leven,
als wij veeleisend en minachtend staan tegenover onze medemensen
als wij niet dienend en gevend voor anderen zorgen.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Kwaliteit van het gebed (2013)

Nadat Jezus ons verleden zondag geleerd heeft dat wij steeds moeten bidden en daarin niet versagen, heeft hij het vandaag over de kwaliteit van ons gebed. Hij doet het met de gelijkenis van de Farizeeër en de tollenaar. Dat moet nogal ophef gemaakt hebben, want de les die hij trekt uit dit verhaal was erg onverwacht voor zijn toehoorders.

De Farizeeërs hadden immers de sympathie van het volk: ze waren een soort volkspartij, een lekenbeweging, die zich afzette tegen de corrupte Saduceese priesteradel. Zij organiseerden hun leven volgens de 248 geboden, overeenkomstig de 248 delen van het mannenlichaam - en de 365 verboden, overeenkomstig het aantal dagen in het jaar. Samen is dat 613 bevelen, en dit cijfer komt overeen met de nummerwaarde van het Hebreeuwse woord Torah, de Wet (T = 400 + O = 6 + R = 200 + H = 5 plus 2 voor de geboden die al bestonden vóór de Torah). Die prestatie alleen, met nog twee vastendagen per week er bovenop, wekte ruime bewondering op. De Farizeeërs waren daarenboven toonbeelden van sociale rechtvaardigheid, want ze betaalden de tiendenbelasting op al hun inkomsten. Voorbeeldiger kon het niet. Dat de Farizeeër zich met opgeheven hoofd een dankgebed kon veroorloven voor al het mooie en het goede dat hij tot stand bracht, zal iedereen normaal gevonden hebben.
Doch de tollenaars, die collaborateurs met de Romeinen, die zich verrijkten door het volk af te persen, die deden er wel aan zich goed achteraan in de tempel en op afstand te houden om er zich voor God te verkreukelen in hun zondigheid.

En nu komt Jezus met zijn gelijkenis. De godsdienstige houding van de Farizeeër had zo mooi, zo goed kunnen zijn, maar er was een reukje aan. Onze houding tegenover God drukt zich uit in ons gebed. De farizeeër bidt rechtopstaand (“statheis”, zegt de Griekse tekst). Het is een mooie houding. De eerste christenen zoals de Joden bidden rechtstaande. Nog altijd staan we recht voor de oratie in de mis omdat God ons als rechtstaande mensen wil, mensen die deelnemen aan de verrijzenis van Christus.

Rechtstaand bidden betekent in de grond: bidden in samenspraak, gekeerd naar mekaar. In het gebed zijn God en mens naar elkaar toegekeerd. Hoe zag de Farizeeër die verhouding tot God? Godsdienst is voor hem op de eerste plaats iets wat de mens doet voor God. De Farizeeër, we hebben het gehoord, doet uitermate veel voor God, en God mag er hem dan ook dankbaar voor zijn. De Farizeeër heeft veel verdiensten, hij verzamelt een mooi kapitaaltje bij God. Zo werpt hij zich op tot rechtshebber en hij duwt God in de rol van uitbetaler. Hij keert de rollen om: de mens is schuldeiser geworden en God de schuldenaar.

Gij hebt het al begrepen: Jezus zal zich radicaal tegen die mentaliteit verzetten, en hij expliciteert dit ook in het ‘Onze Vader’, waar we ons ootmoedig voor God houden zonder ons te beroepen op eigen recht. Voor Jezus is de godsdienst niet op de eerste plaats wat de mens doet voor God, maar wat God doet voor de mens. Jezus zet de verhoudingen op hun juiste plaats. De mens is de begenadigde en God is de Gever, die schenkt uit vrije beweging, uit pure genade.

Voor Jezus gaat die Farizeeër dubbel in de fout. Eerst eigent hij zichzelf toe wat van God komt, en in dezelfde beweging kijkt hij dan met misprijzen neer op zijn medemens. Vader Benedictus heeft in zijn Regel een mooie uitspraak. De broeder die zich op het goede wil toeleggen, spoort hij aan met de woorden: “Al je hoop op God stellen, het goede dat je in jezelf ontdekt, aan God toeschrijven, je integendeel bewust zijn dat het kwade uit jezelf komt en het aan jezelf wijten.” (RB 4, 41- 43). Dat juist doet de farizeeër niet: hij eigent zich het goede toe dat hij doet. Zoiets noemde Fénelon “God bestelen”. Daarom zegt Jezus: “Wanneer ge alles gedaan hebt wat u opgedragen werd, zegt dan: Wij zijn maar onnutte dienaars ; wij hebben alleen maar onze plicht gedaan” (Lucas 17, 10). God alleen is schepper van alle goeds. Wij krijgen van Hem onszelf en de schepping in verantwoordelijk beheer: wij zijn niet onze eigendom: ”Weet u niet dat u niet van uzelf bent?”, zegt ons Paulus (1Korintiërs 6, 19)

Iets voor God doen met misprijzen voor Gods kinderen, is de tweede fout die de Farizeeër maakt. In naam van God mensen verdrukken, uitsluiten, misprijzen, mensen doden, of hun handen afhakken kan eenvoudigweg niet. Onze houding tegenover de naaste onthult de kern van onze houding tegenover God.
Jezus keurt de farizeeën af die erop uit zijn de eerste plaatsen in te nemen in de synagogen (Lucas 11,43) en op de uitnodigingen (Lucas 14, 7-11). De hunker de eerste plaatsen in te nemen is niet in de lijn van God die onder ons de laatste plaats is komen innemen. Zich boven de anderen stellen, zich beter wanen dan hen, hen misprijzen, vertekent de verhouding met God. Met God zijn in het gebed, maakt ons tot dienaars van de anderen. Onze houding tegenover de naaste is maar de weerspiegeling van onze verhouding tot God.

De tollenaar heeft voor zich dat hij de afstand aanvoelt tussen God en mens. Hij weet zich op afstand, hij houdt zich op afstand. Kleine beperkte wezens als we zijn, klampen wij ons dan nog vast aan dat kleine bestaan. Onze zonde komt er altijd op neer voor onszelf te leven, ons aan onszelf vast te klampen. Daar is de Farizeeër goed mee bezig. De tollenaar integendeel, houdt zich tegenover God armoedig en nederig. Hij levert zich over aan Gods genadige barmhartigheid: hij ontmoet de beweging die van God naar hem toekomt. Er is geen andere rechte houding mogelijk tegenover Gods liefde. In het licht van zijn barmhartigheid zien wij de nietigheid in van alles wat wij voor God kunnen doen, de onmacht van eigen gerechtigheid. God geeft ons in te zien dat wij enkel door zijn genade kunnen worden bevrijd van wat ons in onszelf bekneld houdt.
De kreet van de tollenaar: “God, wees mij zondaar genadig” komt dan spontaan op in ons hart.



Twee soorten gebed (2016)

Jezus heeft deze gelijkenis geadresseerd aan de Farizeeën. We horen immers elders dat hij hen zegt: "Jullie zijn mensen die doen alsof ze rechtvaardig zijn voor de ogen van de mensen, maar God kent uw hart. Want wat de mensen hoogschatten, is een gruwel in Gods oog” (Lucas 16, 15). Wanneer Lucas echter deze gelijkenis rapporteert voor zijn christenen, gebruikt hij een meer algemene formule en zegt hij dat Jezus deze gelijkenis richt “aan sommigen, die overtuigd waren rechtvaardig te zijn en alle anderen verachten”. De foute houding die hij hier afkeurt, kan ook gevonden worden bij “goede christenen”. De lezer wordt dus uitgenodigd om in de houding van de tollenaar een na te volgen voorbeeld te zien, terwijl de Farizeeër een tegenvoorbeeld biedt.
Het gebed - dat hier plaats vindt hier in de tempel (vgl. Handelingen 3, 1) - schept de band met de vorige parabel over de volharding in het gebed (Lucas 18, 1-8). De twee personages die in beeld gebracht worden zijn perfect gecontrasteerd (v. 10): de vrome rechtvaardige, en die weet dat hij het is, staat er tegenover de typische vertegenwoordiger van de openbare zondaar.
Jezus beschrijft de houding van de Farizeeër, en hij haalt zijn gebed aan, dat een dankzegging is waarin hij God niets te vragen heeft voor zichzelf, omdat hij de catalogus van zijn deugden naar voren kan brengen: de fouten die hij niet bedrijft, de voorschriften die hij goed onderhoudt, en die verder gaan dan de Wet het vereist (de vasten en de tienden, vgl. Lucas 11, 42). En let wel op: zijn gebed is niet hypocriet: wat de Farizeeër zegt, dat doet hij werkelijk. (1)
De beschrijving van de tollenaar loopt parallel, maar zijn houding en de inhoud van zijn gebed zijn juist het tegenovergestelde (v. 11-13).

De Farizeeër richt zich tot God rechtstaand, trouwens net als de tollenaar. Het was de normale gebedshouding, zoals ook die van de eerste christenen: er waren geen stoelen in de basilieken. Lucas noteert echter: “statheis pros heauton = hij hield zich rechtstaand gekeerd naar zichzelf, voor zichzelf”: zijn gebed richt zich eerder tot zichzelf dan tot God: hij is tevreden over zichzelf: tevreden om niet te zijn zoals de andere mensen (v. 11). Het is een gebed van zelftevredenheid. De Farizeeër stelt zich op.
De tollenaar daarentegen houdt zich op afstand (v. 13), hij heeft geen reden tot zelftevredenheid, hij klopt zich op de borst en smeekt God om de genade van een verzoening. Zijn gebed is niet “heb medelijden met de zondaar die ik ben”, van onze vertalingen, maar: “hilasthèti moi = wees verzoend met mij, zondaar”. Het drukt niet zozeer een vraag tot medelijden uit, maar het verzoek van een geloof dat de relatie met God wil verdiepen. Het echte gebed is geen zelftevredenheid, maar vertrouwen op wat God doet voor ons door steeds weer de verbroken relatie te herstellen.
Om de Farizeeër te verontschuldigen zouden we kunnen aanbrengen dat de manier waarop hij zich afzet van dieven, onrechtvaardigen en echtbrekers, een echo is van het gebed der psalmen. Het is nochtans zijn afkeer voor de zondaars en hun uitsluiting, die evenwel voorkomen bijvoorbeeld in Psalm 26, die God tegen hem in aanmerking zal nemen: die ‘rechtvaardige’ is overtuigd van zijn superioriteit en hij veracht alle andere mensen (vgl. v. 9). Bovendien heeft hij niets te vragen aan de Allerhoogste. We zien hier in alle duidelijkheid, enerzijds de vereiste van de liefde die Jezus inbrengt in alles wat er komt van het Oude Verbond, en de anderzijds de dramatische fout van de Farizeeën die hun vertrouwen stellen in zichzelf, en denken dat hun verdiensten een garantie zijn om tot het heil te komen. Zij vergeten dat het goede dat zij volbrengen reeds een geschenk is van God.

Jezus wil weg van deze houding. Als we genade willen vinden bij God, dan moeten we de tollenaar zijn, de arme, de zondaar die zich als dusdanig erkent en dus klaar is om alles wat hij doet als een geschenk van God te ontvangen. Dit is de 'bekering' waartoe Jezus ons oproept. De christen is geen ‘rechtvaardig’ mens, maar iemand die ‘gerechtvaardigd’ is, een ‘vergeven zondaar’. Alle christelijke houding wordt samengevat in deze overgang van een veroverende naar een ontvangende houding.
Wij moeten echter uiterst innerlijk klaar bewust en actief zijn om ons aan God over te leveren en ons door Hem te laten doen ...
__

(1) De Talmoed heeft dit Farizeeërgebed bewaard:

Dank u, Heer mijn God,
om mij te laten delen met degenen
die zetelen in het huis van de kennis
en niet met degenen die op straathoeken zitten.
Want net als zij, sta ik vroeg op:
maar ik sta vroeg op
om het Woord van uw Wet te studeren,
en zij staan vroeg op
om zich bezig te houden met onbenulligheden.
Ik geef me moeite, en zij eveneens:
Ik geef me moeite en krijg mijn loon,
terwijl zij zich moeite geven en geen loon ontvangen.
Ik ren en ze lopen:
Ik loop in de richting van het leven der komende wereld,
en ze lopen naar de afgrond van het verderf.

Uittreksel uit de Talmoed, geciteerd door J. Jeremias in ‘Les paraboles de Jésus’, Lyon, 1962, p. 145.