31e zondag door het jaar B - evangelie

Marcus 12, 28b-34: Het belangijkste gebod

Matteüs 22, 34-40 // Marcus 12, 28-34 // Lucas 20, 25-28



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1603)

Toen kwam er een wetsleraar bij Jezus. Hij had de discussie met de sadduceeën gehoord. Hij vond dat Jezus hun heel goed geantwoord had. Nu stelde hij een vraag. Hij zei: ‘Wat is de belangrijkste regel in de wet?’
Jezus antwoordde: ‘Dit is de belangrijkste regel: «Luister goed, Israëlieten! De Heer, onze God, is de enige God. Je moet van hem houden met je hele hart, met je hele ziel, met je hele verstand en met al je kracht.» Daarna komt deze regel: «Van de mensen om je heen moet je evenveel houden als van jezelf.» Dat zijn de twee belangrijkste regels.’
De wetsleraar zei: ‘Inderdaad, meester, u hebt gelijk. Alleen de Heer is God, er is geen andere god. En wij moeten van hem houden met ons hele hart, met ons hele verstand en met al onze kracht. En van de mensen om ons heen moeten we evenveel houden als van onszelf. Die regels zijn veel belangrijker dan alle offers in de tempel.’
Jezus vond dat een verstandige reactie. Daarom zei hij: ‘Jij bent dicht bij Gods nieuwe wereld.’
Daarna durfde niemand meer een vraag aan Jezus te stellen.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op een dag kwam een Schriftgeleerde bij Jezus.
Hij vroeg Hem: ‘Wat is het belangrijkste gebod van alle geboden?’
Jezus antwoordde: ‘Het belangrijkste is:
“Luister, Israël! Onze God is de enige.
Hou van je God met heel je hart, met heel je ziel,
met heel je verstand en met al je kracht.”
Het tweede belangrijkste gebod is dit:
“Heb uw naaste lief als uzelf.”
Er zijn geen geboden belangrijker dan die twee.’
De Schriftgeleerde zei: ‘Inderdaad, meester, wat Je zegt is waar:
Hij alleen is God en er is geen andere God dan Hij,
en Hem liefhebben met heel ons hart,
met heel ons verstand en met al onze kracht,
en onze naaste liefhebben als onszelf,
is veel belangrijker dan alle brandoffers en andere offers.’
Jezus vond dat een verstandig antwoord en Hij zei:
‘Je bent niet ver van het rijk van God.’
En niemand durfde Jezus nog een vraag te stellen.




Stilstaan bij ...

Schriftgeleerde
Dit was een geleerde die de joodse heilige geschriften kende en bestudeerde. Toen Jezus leefde waren Schriftgeleerden vooraanstaande leraars en geestelijke leiders van het volk. Ze stonden hoog in aanzien. Naast de geschreven Wet, hielden ze zich ook aan de mondelinge overlevering. Sommigen hadden leerlingen die onder hun leiding de Wet bestudeerden. De mensen vroegen hen vaak om raad.
Ze waren tegen Jezus omdat Hij zich in hun ogen een bevoegdheid toeëigende die alleen God toekwam en op een eigentijdse wijze sprak. Niet zoals zij dat deden: ‘Het is altijd zo geweest; Het is nu eenmaal zo’.

Grootste gebod
Deze term is te situeren in de joodse manier van denken over het verbond, die te vergelijken is met de relatie tussen leenheer en leenman. Voor de joden bestaat die relatie, dat verbond tussen God en zijn volk erin dat God zijn volk redt uit Egypte en dat het volk een levensstijl belooft die beantwoordt aan wat God graag wil.
Het grootste gebod is de kern van alle verplichtingen waaraan de leenman moet voldoen. Daaruit worden alle andere geboden afgeleid.
Je kunt dit vergelijken met een fundament, waar je niet mag aan raken. De andere geboden zijn uit dat gebod afgeleid en kunnen in de loop van de tijd veranderen.

Naaste
Diegene naast wie men leeft, de medemens. Voor de joden was dit de medegelovige jood. Bij de christenen werd dit woord verruimd tot alle mensen naast wie men leeft, geloofsgenoten of niet.





Bij de tekst

Liefhebben

Jezus citeert twee teksten uit het Oude Testament als antwoord op de vraag van de Schriftgeleerde:
Deuteronomium 6, 4-5 en Leviticus 19, 18. In dit laatste vers valt op dat ‘jezelf liefhebben’ moet vooraf gaan aan ‘naastenliefde’.

De kern van de tora (wet) is: God liefhebben met heel je hart.
In de praktijk wordt dat: je naaste liefhebben als jezelf.





Bijbel en kunst

Grete REFSUM


De gulden regel
(Sigurd BERGMANN, Van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, in ArtWay beeldmeditatie 17 juni 2012 - www.artway.eu)

IJzer- en koperdraad geven vorm aan de basiselementen van dit object: cirkels, vierkanten en rechthoeken met diagonale kruizen in de hoeken en in het midden. Vierkanten worden onderbroken en verbonden door ‘hoeksteen-driehoeken’. De binnenste cirkel omringt een steen, waar draad overheen gekruist ligt met een klein rond oog in het midden. De beweging van de binnenste cirkel zet zich voort in de cirkels eromheen. Het doet ons misschien denken aan een steen die we in een stil meer hebben geworpen, waardoor zich ringen vormen die zich uitspreiden over het hele wateroppervlak.

Het ontwerp van De gulden regel van de Noorse kunstenares Grete Refsum komt ons misschien simpel voor. In zijn helderheid en consequentheid is het echter diep geworteld in overgeleverde wijsheid van het Oosten en het Westen. We kunnen Vitruvius’ klassieke theorie over harmonie in de architectuur terugvinden in de elegante opbouw van het werk die bestaat uit steeds groter wordende vierkanten – een eenvoudige maar krachtige structuur die duizenden jaren verandering overleefde. Volgens Plato is de cirkel de meest perfecte vorm, niet vanwege zijn rondheid maar omdat deze bestaat uit een lijn zonder begin of einde, waar alles overal kan beginnen en eindigen en begin noch einde de bewegingskracht hinderen. Het diagonale kruis draagt van oudsher een rijke betekenis in zich. Voor dit kunstwerk is de martelaarsdood van Sint Andreas aan zo’n kruis het meest van belang.

Refsums object kan worden benaderd als schilderij, sculptuur, handwerk, tekst of architectuur of als al deze tezamen. Probeer eens heen en weer te gaan tussen deze vijf manieren van kijken en ze in elkaar te laten overvloeien. Voor degene die graag met woorden begint is het werk wederom geworteld in beproefde wijsheid. Het wil twee formuleringen die millennia voor beschavingen in Oost en West als fundament hebben gediend niet slechts naast elkaar zetten, maar ook met elkaar verbinden en integreren.

De gulden regel, die zich in het Oude en Nieuwe Testament uitkristalliseerde in het gebod om je naaste lief te hebben als jezelf, vormt de buitenste rand van het werk. Hier binnenin bevindt zich de uitspraak van Confucius (in Chinese karakters) die tot de dag van vandaag heel Noord-West Azië beïnvloedt: ‘Doe anderen niet wat je niet wilt dat zij jou zouden doen.’ Of deze twee centrale formuleringen uit het taoïsme en de joods-christelijke traditie hetzelfde betekenen en hoe zij hebben ingewerkt op de geschiedenis van Oost en West, kunnen we hier het beste aan de experts overlaten.

Refsums werk laat het open of je het Bijbelse gebod als het hoogtepunt van alle wijsheid of ook de taoïstische spreuk als de bron van alle heilzame levenskunst moet beschouwen. Waarvoor je ook kiest, het werk is duidelijk over het centrum van zowel de cirkel als het vierkant dat gevormd wordt door het martelaarskruis. Je kunt het van binnenuit of van buitenaf benaderen. Met enige verbeeldingskracht ontdek je hoe het diagonale kruis de cirkel activeert om zijn kracht over heel het werk te verspreiden en over degenen die ernaar kijken. Het licht dat opgehoopt ligt in de glazen fragmenten begint zijn gekleurde kracht uit te stralen naar de rest van het werk en daarbuiten. De stenen doen het geheel vibreren met een melodie van ver weg en diep binnenin, ons mogelijkerwijs leidend naar een land dat God ons heeft laten zien, de plaats van waaraf de steen werd gegooid die zijn levenbrengende wetten over heel de schepping doet uitcirkelen. Wie heeft deze eerste steen geworpen?

Wat een inspirerende ervaring om rond te waren in een werk waarin richtlijnen voor wijsheid en leven voortvloeien uit geschapen vormen. Grete Refsum weet ethiek, vorm en licht samen te brengen in een zichtbare en tastbare ‘esth/ethiek’. Mag het ons allen inspireren om onze naaste lief te hebben door hen niet te doen wat we niet willen dat ons gedaan wordt, en meer!





R. INDIANA


Love

Love 1966

De Amerikaanse pop-art kunstenaar Robert Indiana, pseudoniem van Robert Clark, (september 1928 - mei 2018) maakte dit werk in 1964 als een kerstkaart voor het Moma (Museum of Modern Art)
Het bestaat uit een vierkante compositie met de letters LO gestapeld op de letters VE in rood tegen een achtergrond in blauw en groen. De letter 'O' is diagonaal gekanteld. Hij werkte het ontwerp sinds de jaren 70 uit als monumentale sculptuur, die op verschillende plekken in de wereld werd opgesteld in diverse uitvoeringen qua materiaal en taal.

Love



De kunstenaar maakte ook een variant met HOPE.




Suggesties
. Inspireer je aan dit ontwerp om een kunstwerk te maken van het woord 'LIEFDE' met stiften en kleurpotloden.


. Zoek in kranten en tijdschriften naar de letters waaruit het woord 'liefde' bestaat. Maak er een collage van.


. Maak de letters van het woord 'LIEFDE' in klei en zet ze op elkaar.





Suggesties

Kleine kinderen

DOEN

Een groot hart


Hart

De kinderen 'kleuren' het hart met potloden, stiften, verf, wasco, stukjes gekleurd papier uit tijdschriften of propjes crêpepapier.

Bespreek met de kinderen:
Wat zullen jullie met dit hart doen?
- Geven aan iemand waar je van houdt?
- Geven aan iemand van wie je niet zoveel houdt?
- Houden voor jezelf zodat je niet vergeet om van anderen te houden?



Collage: twee belangrijke geboden

Materiaal
- Markeerstiften en/of kleurpotloden of: - tijdschriften, lijm
- Enkele kopieën van een kruis met in het midden een hart of: vijf vierkante bladen


Verloop
Vertel over de tekst uit het evangelie.
Geef de kinderen nadien elk een kopie.
De verticale balk geeft het eerste gebod weer ('˜Hou van God'). Die kleuren de kinderen geel (of ze maken een collage met alleen gele stukjes papier die ze uit een tijdschrift scheurden).
Verantwoording: God is niet zomaar voor te stellen. Daarom werk je bij dit deel van de opdracht bij voorkeur met kleuren. Geel is voor God de meest voor de hand liggende: geel verwijst naar licht, leven, warmte.
In de horizontale balk tekenen de kinderen mensen, of kleven ze mensengezichten
Het hart in het midden kleuren de kinderen rood.
Zowel het hart als het rood verwijzen in onze cultuur naar: liefde.


TIP
Als er weinig kinderen zijn, kun je een groot kruis met vier vierkante bladen maken en opteren voor een collage, waarbij de stukken papier die gebruikt worden uitgescheurd worden (geeft een veel mooier effect). Dit grote kruis wordt nadien opgehangen in het lokaal waar je met de kinderen bijeenkomt, of achteraan in de kerk.





Grote kinderen

SPELENDERWIJS

Woordslang

Als je in de volgende woordslang alle namen doorstreept van apostelen, dan lees je de meest belangrijke uitspraak van Jezus.

FILIPPUSHOUANDREASVANPETRUSGODMATTEÜSBOVENTOMASALLESTADDEÜS
ENBARTOLOMEÜSVANJUDASJE NAASTEJOHANNESALSPETRUSVANJACOBUSJEZELF


Correctiesleutel
FILIPPUS HOU ANDREAS VAN JACOBUS GOD MATTEÜS BOVEN TOMAS ALLES TADDEÜS EN BARTOLOMEÜS VAN JUDAS JE SIMON NAASTE JOHANNES ALS PETRUS VAN JACOBUS JEZELF


TIP
Gebruik deze woordslang als start voor je activiteit rond dit stuk evangelie.





VERDIEPEN

Het rijk van God / De wereld van God

Materiaal
. Flap of groot blad papier
. Een twaalftal '˜wegwijzers' van 6 witte A-4 papieren die in de lengte werden doorgesneden en waarvan een van de smalle zijden in een punt werd geknipt.
. Stiften
. Markeerstift


Verloop
Teken op een groot blad een grillige lijn die de omtrek vormt van een fictief land. Schrijf in het midden: 'Rijk van God' of 'wereld van God'.
Bespreek met de kinderen wat de kenmerken zijn van dit rijk / deze wereld. Hoe zijn de mensen er?
Bijvoorbeeld:

eerlijk geduldig
vriendelijk goed
rechtvaardig gastvrij
vredevol liefdevol
attent eenvoudig



De kinderen schrijven deze woorden op de pijlen.
(Voorzie hiervoor 10 pijlen - maar verplicht de kinderen niet om tot 10 kenmerken te komen. 10 is een mooi getal, omdat het naar de 10 woorden / geboden van God verwijst, maar vijf of zes is ook OK. De denkoefening hierbij is belangrijker dan het aantal!)
Leg daarna deze pijlen op de flap in de richting van het 'rijk' waarvan je de contouren hebt geschetst.
Vraag daarna, voor het geval liefde op een van die wegwijzers staat:
Wat is het belangrijkste van dat Rijk van God / deze wereld van God?
Kleur de rand van die 'wegwijzer' met een markeerstift.
Indien 'liefde' niet vermeld werd: Hoe kun je al die kenmerken in één woord samenvatten?
Noteer het woord 'liefde' op een van de overgebleven 'wegwijzers'.
Lees daarna de tekst uit de Bijbel voor.


Merk op
Wanneer er in de suggesties activiteiten voorzien worden rond 'wetten', dan worden heel vaak 'wegwijzers' gebruikt. Dit is niet toevallig! Wetten kan men zien als een verzameling geboden en verboden. Een star, dood geheel waar men zich moet aan onderwerpen. Maar men kan wetten ook zien als richtlijnen, wegwijzers. Zo zijn ze een hulpmiddel om te komen tot de uitbouw van een maatschappij waarin ieder tot zijn recht kan komen. Het evangelie van vandaag geeft aan wat de toetssteen van deze wetten is: liefde.



Het voornaamste gebod

(C. LETERME in Simon plus, uitgeverij Averbode, 2011 nr 1)

Materiaal
. eventueel: werkblad waarop twee handen staan
. werkblad waarop de 'tien woorden' staan of groot blad waarop die 'woorden' staan
. twee grote handen die uit karton geknipt werden
. stift om te kleuren


Verloop
De kinderen stellen zich voor dat ze koning of koningin zijn van een land.
Opdracht
- Ga per vier na hoe die koning het geluk van zijn onderdanen kan vergroten.
Dit noteren ze in tien punten. Daarvoor tekenen ze per groep de contouren van twee handen op een blad. In elke vinger noteren ze wat mensen moeten doen of niet mogen doen, zodat de maatschappij gelukkiger wordt.
Daarna proberen ze de opdrachten van de linkerhand samen te vatten in een paar woorden, die ze in de handpalm van die hand noteren. Nadien doen ze hetzelfde met de opdrachten die staan op de rechterhand.

Vertel dan over de Israëlieten die als slaven leefden in Egypte. God zag dat, en was diep ongelukkig dat zijn volk zo ongelukkig was. Daarom vroeg Hij aan Mozes om zijn volk uit Egypte te leiden. Hij leidde ze door de Rode Zee en trok met hen door de woestijn. Helemaal in het begin van die tocht door de woestijn, gaf God 'tien woorden' / 'tien geboden' aan zijn mensen. Ze moesten hen helpen om gelukkige mensen te worden.

Ik ben jullie enige God.
Gebruik mijn naam niet zomaar.
Rust uit op de zevende dag om Mij te vieren.
Heb eerbied voor je vader en moeder.
Eerbiedig het leven van iedere mens.

Wees trouw aan elkaar
Steel niet.
Spreek geen kwaad over een ander.
Maak niet kapot wat van een ander is.
Wil niet altijd wat een ander heeft.


Laat de kinderen deze woorden vergelijken met de woorden die zij op de 'handen' geschreven hebben.
- Wat is hetzelfde?
- Wat is anders?
Sta stil bij het feit dat de kinderen wellicht niet aan God gedacht hebben.
- Hoe zou dat komen?
(Veel heeft te maken met het feit dat mensen niet zo gemakkelijk over God praten)


Sta dan stil bij de eerste vijf woorden:
1. er is maar één God
2. je mag de naam van God niet op een andere manier gebruiken dan om Hem aan te spreken
3. net als God moet je een rustpauze inlassen na het werk van een hele week. Op die dag moet je tijd maken voor Hem
4. je moet je ouders respecteren, want zij hebben jou het leven gegeven, dat God aan hen heeft gegeven
5. je mag niemand doden, want dan heb je geen eerbied voor het leven van iemand, dat uiteindelijk uit de handen van God komt.
Schrijf één woord in de handpalm van de kartonnen hand: GOD (Ze zeggen alle vijf iets over God).


Sta daarna stil bij de vijf volgende geboden, die iets zeggen over de relaties tussen mensen onder elkaar. Telkens komt het erop neer dat men respect, eerbied moet opbrengen voor de ander en zijn bezit. Wie daaraan werkt in zijn leven, werkt aan een samenleving waarin mensen gelukkig met elkaar kunnen omgaan.
Schrijf één woord in de handpalm van de kartonnen hand: MEDEMENS (Ze zeggen alle vijf iets over de medemens).

Lees daarna de tekst van het evangelie.
Laat de kinderen dit navertellen.
Zeg dan dat het precies is alsof Jezus deze activiteit heeft gevolgd.
- Waarom denk ik dat?
(Omdat Jezus alle geboden heeft samengevat in twee geboden)


Bespreek met de kinderen welke 'geboden' /'woorden' ze belangrijk vinden voor hun groep. Noteer hun woorden op de vingers van de kartonnen handen. Houd hierbij rekening met de woorden die in de handpalm staan.
Hang die 'handen op een goed zichtbare plaats. Kleur één vinger na in samenspraak met de kinderen. Dit wordt een aandachtspunt voor de rest van de week.
De andere aandachtspunten kunnen de volgende weken aan bod komen.





SPREKEN MET BEELDEN

De spoorlijn

De woorden van dit evangelie worden visueel heel goed weergegeven met een spoorlijn. Met maar één spoorstaaf kan een trein hier niet op rijden.
De twee staven van de spoorweg zijn als de twee belangrijke geboden die Jezus gaf. Ze zijn aan elkaar gelijk. Samen helpen beide geboden de christenen te realiseren wat God wil.





VERTELLEN

De korte samenvatting

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2008, p. 16)

Op een dag zei een man
tegen rabbi Hillel (1):
'Als je me de hele Wet van Mozes
kunt leren
terwijl ik op één been sta,
dan word ik jood.'

Toen vatte de wijze Hillel
de hele Wet van Mozes samen.
Hij zei:
'Wat je zelf niet graag hebt,
doe dat niet aan je medemens.
Dat is de hele Wet.
Al de rest is bijzaak.'
En hij voegde eraan toe:
'Ga en leer.'

Een joods verhaal

(1) Rabbi Hillel was een oudere tijdgenoot van Jezus.




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 4 maart 2015, p. 1)

De 'Wet van Mozes' kennen sommigen nog als de tien geboden. Ze werden eeuwen geleden in rijm opgesteld om ze zo gemakkelijker te kunnen onthouden:
. Bovenal bemin één God.
. Zweer niet ijdel, vloek noch spot.
. Heilig steeds de dag des Heren.
. Vader, moeder zult gij eren.
. Dood niet, geef geen ergernis.
. Doe nooit wat onkuisheid is.
. Vlucht het stelen en bedriegen.
. Ook de achterklap en ’t liegen.
. Wees steeds kuis in uw gemoed.
. En begeer nooit iemands goed.
Intussen spreekt men al een hele tijd niet meer over 'geboden', maar over 'woorden'. Het woord 'gebod' heeft nogal een negatieve bijklank, terwijl dit niet past bij die 'woorden'. Dat die 'woorden' positief zijn, is bij de joden goed te zien op hun feest Simchat Torah. Dan vieren ze dat ze de hele Tora (de vijf eerste boeken van de Bijbel) gedurende het voorbije jaar in de synagoge hebben gelezen. De boekrollen, waarop die woorden staan, nemen ze dan mee buiten de synagoge en dansen ermee. Het zijn voor hen dus helemaal geen beklemmende geboden, maar een soort richtingwijzers die helpen om een maatschappij uit te bouwen waarin iedereen tot zijn recht kan komen en gelukkig kan zijn.

Jezus groeide met die woorden op. Toen hij als een rabbi rondtrok in Palestina, vatte Hij ze samen in een dubbel gebod: 'Hou van God, en hou van je medemens als van jezelf.' Heel origineel was Hij daarin niet. Veel andere rabbi's voor en na Hem hebben die woorden gemakshalve kort willen samenvatten. Het verhaal hierbij is daar een voorbeeld van.

Maakt Jezus het ons zo gemakkelijk? Zeker, omdat Hij met die woorden een middel heeft gegeven om ons handelen daarop af te wegen. Maar dat wil daarom niet zeggen dat dat daarom eenvoudig is om te doen. Soms is de liefde voor onszelf zo groot, dat de medemens vergeten wordt en God niet aan zijn trekken komt.



Het geloof van de koning

(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode 2014, p. 34-35)

Een machtig koning werd erg ziek.
De beste dokters van zijn land konden hem niet beter maken.
- God als U mij geneest, zal ik in U geloven, riep de koning.
- Beste koning, zei God, eerst moet jij geloven,
pas dan kan Ik jou genezen.
De koning dacht diep na.
- Ik heb het, ik zal een grote tempel voor God bouwen,
zo kan Hij zien hoeveel ik in Hem geloof.
Hij liet een tempel bouwen nog groter dan zijn paleis.
Op een dag ging de koning naar de tempel.
- Mag ik een aalmoes? vroeg een bedelaar.
- Ga weg, ik heb mijn geld nu voor wat anders nodig.
Toen de tempel klaar was, zei de koning:
- God, deze tempel is het bewijs van mijn geloof.
Genees me nu.
- Geloof zit niet in stenen, zei God, hoe mooi ze ook gestapeld zijn.
- Maar wat is dan 'geloven'?
En de koning beval zijn dienaren
alle boeken te kopen die over God gingen.
Hij begon ze allemaal te lezen.
's Middags smeekte een bedelaar onder zijn raam om wat brood.
- Ga weg, riep de koning. Ik ben bezig!
Maanden later was de koning klaar met zijn studie.
- God, ik heb alle boeken over Jou gelezen.
- Maar mijn beste koning,
geloven heeft niet alleen met verstand te maken.
Ik kan je nog steeds niet genezen.
De koning was een gebroken man.
- Wat is er aan de hand? vroeg een bedelaar.
- Ik wil weten wat geloven is.
- Maar koning, geloof zit in je hart.
Je moet gewoon houden van de mensen en van God.
's Avonds voelde de koning zijn einde naderen.
Hij wou nog één keer naar zijn tuin gaan.
Daar liep een bedelaar.
De koning klopte op de schouder van de man
en gaf hem tien goudstukken.
Op slag was de koning genezen.




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 19 april 2017, p. 1)

De machtige koning uit het verhaal hierbij is heel erg ziek
en wil het op een akkoordje gooien men God.
‘Als ik genees, zal ik in U geloven’ zegt hij.
Maar wat is geloven eigenlijk?

Eerst staat het verhaal stil bij wat geloven niet is,
dat maakt een en ander wat eenvoudiger.
Geloven heeft niets te maken met de grootte of de rijkdom van een gebedshuis.
En geloven heeft ook niets te maken met verstand: hoe goed dat ook is.

Het antwoord komt van een bedelaar:
geloven heeft met het hart te maken, met liefde.
Het blijkt dat dit de enige manier is om echt goed te geloven.
Nogal wat mensen vinden dat niet zo vreemd.
Kijk maar naar het woordje geloven, zeggen ze
daar zie je het woordje ‘love’ in, het Engelse woord voor liefde.

En ook Jezus sprak op die manier over geloven:
hou van God en van je naaste, dat is hetzelfde gebod.

Nu is die ‘naaste’ wel een rekbaar begrip.
Sommigen vinden dat de ‘naaste’ alleen iemand is,
die past in de eigen manier van leven, van denken.
Maar dat veegt Jezus van tafel.
Je naaste, dat is die persoon die je op je levensweg tegenkomt.
Wie die persoon ook is en hoe die ook is:
Groot, klein, dik, dun, blank, zwart, oud, jong, ziek,
gezond, rijk, arm, lief, nors, man, vrouw, vriend, vijand
Zei Jezus niet: hou van je vijand,
want wat is daar zo speciaal aan om van iemand te houden
die je graag hebt.

Christen zijn, geloven in Jezus
Dat is een hele opgave!
Dat is ook een hele rijkdom!



Een pakje voor Tonk

(Naar een verhaal van R. OLLIVIER, Zonnekind 25 februari 2011, Uitgeverij Averbode.

Tonk is morgen jarig.
Snip, zijn beste vriendin, wil een pakje voor hem kopen.
- Zeg eens, Tonk, wat wil jij graag?
- Ik hoef niets, Snip. Als jij komt ben ik blij.
- Toe Tonk, ik wil je echt iets geven.
- Ik weet wat, lacht Tonk en hij schrijft een woord op een stukje papier.
- Alsjeblief Snip, dat is mijn wens.
Snip leest wat er staat: FEFFUNK.
Wat is dat? Ze kent het woord helemaal niet.
- Dat is alles! lacht Tonk.
Tonk kijkt zo gelukkig dat Snip ook lacht.
Ach wat, ze zal het wel vinden.

Snip gaat naar de bakker.
Ze wacht tot het haar beurt is.
- Een donkerbruin brood alsjeblieft. En een LEFFUNK.
- Wablief? zegt de bakker.
LEFFUNK? Dat verkopen wij niet.

Misschien is het een kaas.
Kazen hebben vaak vreemde namen.
Snip stapt de kaaswinkel binnen.
- Kan ik LEFFUNK krijgen alsjeblief?
- Het spijt me, ik kan je niet helpen, zegt Pep van de kaaswinkel.

Snip gaat naar de supermarkt.
Daar zal ze zeker een LEFFUNK vinden.
Ze loopt langs alle rekken en ziet melk en koek en vlees,
friet en sla en ijs, maar geen LEFFUNK.
Ook de meneer bij de kassa kent het niet.

Dan gaat Snip een kledingzaak binnen.
- Kan ik je helpen? vraagt de verkoper.
Snip toont het briefje met het vreemde woord.
De verkoper krabt in zijn haar.
- Een LEFFUNK? dat ken ik niet.

Snip zit verdrietig in de sofa.
- Wat is het erg dat ik niet snap wat Tonk het liefste wilt.
Ze kijkt nog eens naar het briefje en springt dan blij recht.
- Ik weet het, ik weet het!
Tonk schrijft de woorden soms andersom.

Vandaag is Tonk jarig.
Snip maakt zich mooi voor het feest.
Ze haast zich naar Tonk.
En ze geeft hem een dikke KNUFFEL!
Want dat was het wat hij vroeg.





DOEN

Kruis

De kinderen maken een kruis van twee stroken papier.
Op de horizontale balk schrijven ze: onze medemensen liefhebben.
Op de verticale balk schrijven ze: God liefhebben.

De vrije ruimte tussen de letters gebruiken ze om op te tekenen of om te kleuren. Hierbij houden ze rekening met wat er geschreven staat.


TIP
De kinderen tekenen op de kruising van de balken een hartje. In de tekst die ze op de balken schrijven vervangt het het werkwoord 'liefhebben'.

Ik HARTJE medemensen
Ik HARTJE God



Boekrol

De kinderen krijgen de helft van een A4-blad (ca 30cm op 10cm). Op dit papier schrijven ze de belangrijkste zin van dit evangelie op. Dit doen ze in twee stroken op het middelste deel van het blad. Daarna rollen ze dit papier vanuit de zijkanten naar het midden op, zoals een antieke boekrol.

Boekrol


TIP
Pas de tekst aan aan de mogelijkheden van de kinderen.
(kleine kinderen: kort en eenvoudig; grote kinderen: uitgebreider, dichter bij de tekst in de Bijbel)
Bijvoorbeeld:
. Hou van de mensen als van jezelf
. Hoe van de mensen om je heen evenveel als van jezelf



Hartje

Hart

Bezorg elk van de kinderen een blad waarop ze een hartje tekenen.
Langs de rand van het hartje schrijven ze op hoe ze kunnen tonen dat ze van de andere mensen houden. Is de rand van het hartje voor hun ideeën te klein, dan kunnen ze de nieuwe zinnen schrijven tegen de vorige zinnen aan.





Jongeren

VERTELLEN

Het gat in de boot

(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, uitgeverij Averbode, 2014, p. 112)

Op een dag
stapten een aantal mannen in een boot.
Ze waren al een heel eind in zee
toen een van hen
een gat begon te maken in de boot,
op de plaats waar hij zat.

Een van de mannen zag dat.
‘Wat doe je daar?’
‘Dat gaat jou niet aan!
Ik maak een gat
onder de plaats waar ik zit,
en niet onder die van jou.’

‘'t Is misschien wel een gat
onder jouw zitplaats,
maar als je het klaar hebt,
komt er water in de boot.
Dan gaat die zinken
en verzuipen we allemaal.




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 11 oktober 2017, p. 1)

Er zijn van die mensen die bij elke beslissing
vooral aan zichzelf denken.
Dat is zo gek nog niet:
want wat mensen beslissen,
heeft soms zo’n effect op het eigen leven
dat het goed is zijn eigen standpunt te verdedigen.

Het verhaal hierbij zet een stap verder:
het roept op om bij het nemen van een beslissing
ook met anderen rekening te houden.
Niet iedereen zal zich daar goed bij voelen.
‘Ik ben het toch die betaal!’
‘Ik ben het toch die dat werk doe!’

Maar ... mensen zijn in alles wat ze doen en laten
verbonden met de anderen, met de voorwerpen,
met de natuur, met God.
Elke beslissing die ze nemen
heeft niet alleen invloed op het eigen leven,
maar ook op dat waarmee ze verbonden zijn.



De aap en de vis

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 67)

Diep in de wouden van Afrika,
leefden er eens een aap en een vis.
Ze woonden samen in vrede.

Op een dag
besefte de aap
dat hij het erg goed had ...
zeker als hij zijn leven vergeleek
met dat van een vis.
Hij kon dag aan dag zonnen,
genieten van de heerlijke vruchten van het woud,
springen in berg en dal,
frisse lucht inademen ...

Meewarig en verdrietig
beklaagde hij het lot van de vis.
Toen besloot hij die te helpen.

En hij legde de vis op een rots te zonnen ...




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 25 oktober 2017, p. 1)

De aap uit het verhaal hierbij
is een dier om naar op te kijken!
Hij leeft in vrede met zijn omgeving
en is zich bewust van zijn luxe leven.
Daarom doet hij er alles aan
om de vis een gelijkaardig leven te laten leiden.

Maar …

Van iemand houden
wil niet noodzakelijk zeggen
dat die ander alles moet krijgen
wat je zelf ook graag hebt.
Want het zou best kunnen
dat die ander van totaal andere dingen houdt.

Van iemand houden wil zeggen
dat men zich moet inleven
in de situatie van de ander
en van daaruit zien
waarmee je die kunt tonen
dat je die graag hebt.





Overwegingen

De gulden regel


Dit vat alle plichten samen:
doe anderen niets aan
dat je kwetsend vindt
als het jou wordt aangedaan.
(Mahabarata - Hindoeïsme)

Kwets anderen niet
met wat jou kwetst.
Boeddha

Heeft men de wet vervuld en de zorgeloosheid (onverschilligheid) overwonnen,
dan moet men leven van toegestaan voedsel en alle levende wezens zo behandelen,
als men zelf behandeld wil worden.
Men moet zich niet blootstellen aan schuld door het verlangen naar het leven…
(Sutrakritanga - Jaïnisme)

Wat je zelf niet wil aangedaan worden,
doe dit ook anderen niet aan.
Confusius (Analecten 15, 23)

Doe anderen niet aan,
wat je zelf hatelijk vindt.
Hillel (Joodse rabbi)

Zoals gij wilt dat de mensen u behandelen,
moet gij ook hen behandelen.
Jezus (Matteüs 7, 12; Lucas 6, 31)

Niemand van jullie is een gelovige,
tenzij hij zijn naaste toewenst
wat hij zichzelf toewenst.
Mohammed



Gilles Van Bouwel

(De mol in 2015; De slimste mens in 2016)

Hebt u een concreet idee of voorstel om de wereld te verbeteren?
Ik zal nooit iets doen waarvan ik niet wil dat anderen het mij aandoen. Als iedereen zo redeneert, zijn alle problemen van de wereld opgelost.
(Peter CASTEELS in Knack, Eindspel, 4 januari 2017, p. 114)



Frans Mistiaen s.j.

Liefde tot God en liefde tot de naaste

Alle belangrijke levensovertuigingen, filosofieën of religies
hebben een opvatting over de twee fundamentele relaties van de mens:
over de verticale dimensie van de verhouding tussen de mens en God
en over de horizontale dimensie
van de relatie tussen de mens en zijn medemensen.
Welnu het teken van het christendom is juist het kruis.
Het christendom beleeft men op het snijpunt
van de horizontale en de verticale balk.
Het christendom is de godsdienst
waar juist de synthese van de twee aspecten
als ideaal in het centrum staat.

Andere levensfilosofieën benadrukken duidelijk
meer de éne of de andere lijn.
Het boeddhisme bijvoorbeeld
zal de verticale dimensie accentueren.
Daar komt het er vooral op aan zichzelf individueel te zuiveren
en te laten opgaan in het Al, het licht.
Het Marxisme daarentegen verdedigt enkel de horizontale lijn,
de menselijke solidariteit, zonder God daarbij te betrekken.

Binnen de christelijke geloofsgemeenschap zelf
zal men die twee aspecten natuurlijk aanwezig vinden,
maar zij worden door sommige groepen binnen het christendom
soms eenzijdig benadrukt.
Dan worden zij als twee tegengestelde strekkingen voelbaar.
Het protestants calvinisme bijvoorbeeld
zal toch meer het accent leggen
op het rechtstreeks verticaal contact met God.
De bevrijdingstheologie zal meer de nadruk leggen
op de horizontale bevrijding uit de menselijke onrechtvaardigheid.
Maar het authentieke christendom zal steeds de overdrijvingen
van de éne of de andere strekking proberen te corrigeren.
Want het echte christendom beleeft men juist op het snijpunt,
als een moeizaam, steeds te veroveren evenwicht.
Er bestaat geen echte liefde tot God,
zonder concrete hulp aan de naaste.
En langs de andere kant is onze solidariteit met de zwakkeren
maar diep genoeg,
als wij, achter het gelaat van de kansarme,
Gods vraag en Gods nood zien.

Nu is het leven juist op een snijpunt heel moeilijk.
Zulk een ideale synthese is door ons, mensen,
alleen concreet te beleven in verschillende momenten,
in uiteengelegde elkaar opvolgende en afwisselende ervaringen.
Wij kunnen niet steeds alle accenten even sterk tegelijk benadrukken.
Onvermijdelijk vraagt het concrete leven
dat er bepaalde momenten, tijden, perioden zijn
waarin wij nu eens de éne dimensie - ons eenzaam gebed -
en daarna weer de andere dimensie - onze actieve behulpzaamheid -
op een meer intense manier beleven.
Als er maar steeds een evenwicht is en een wederzijds beïnvloeden.
Als de liefde tot God en de liefde tot de naaste
maar niet worden gezien in concurrentie met elkaar,
maar als de twee zijden van hetzelfde ideaal.
Het ideaal blijft dat wij “altijd biddend behulpzaam zijn".
Maar dat kunnen wij, mensen, alleen concreet waar maken
als er perioden zijn van gebed en van dienstbaarheid,
die elkaar afwisselen, maar diep beïnvloeden.

De beste gebed is het "levensgebed",
een gebed waarbij wij ‘s avonds dankbaar overwegen
wat er allemaal in onze dag is gebeurd,
maar vooral hoe God daarin liefdevol aanwezig was.
De beste dienstbaarheid
is de dienstbaarheid waarbij wij doorheen de mens die wij helpen
zien en voelen dat wij dienstbaar zijn aan Gods Liefde zelf
die in allen en alles aanwezig is.
Gebed brengt ons dus tot dienstbare inzet.
En onze dienstbare inzet brengt ons tot aanbidding en gebed.

Denken wij maar niet dat wij dat moeizaam evenwicht
tussen gebed en actie eens en voorgoed hebben veroverd.
Neen, wij evolueren, geraken in een ander stadium van ons leven,
wij veranderen van werk of worden grootouders,
en daarbij hebben wij telkens opnieuw een nieuw evenwicht
te zoeken tussen gebed en actie.
En daarbij moeten wij ons weer eens durven corrigeren.
Onze liefde tot de mensen
is niet te scheiden van onze liefde tot God.
En onze liefde tot God
moet de bron blijven van onze liefde tot de mensen.

Dan staan ook wij niet veraf van het Rijk Gods.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Woorden van leven

“Meester, wat is nu het allereerste gebod?” Voor de schriftgeleerde is dat een belangrijke vraag. De Farizeeën daarentegen hielden niet van deze vraagstelling, want het kon een verkapte manier zijn om sommige geboden niet te moeten onderhouden. Het antwoord van Jezus blokkeert de vraag. In plaats van één, geeft Hij twee geboden en zegt: "Er zijn geen geboden belangrijker dan deze twee"



Het belangrijkste

Wanneer een jood zijn talit, zijn gebedssjaal, aandoet, kijkt hij naar de franjes (tzitzit) ervan die gemaakt zijn met 8 draden en 5 knopen om zich de 613 geboden te herinneren die God, volgens de Talmoed, aan Mozes heeft gegeven. Het was dus wel geen slecht idee zich de vraag stellen naar het belangrijkste in al die geboden. Die vraag komt naar ons terug: ja, wat is voor jou het belangrijkste in het leven? Een goede vraag !

Wat is het belangrijkste in het leven? Stel die vraag aan Jezus en Hij antwoordt je: beminnen. Het is eigenlijk fout te spreken over het gebod van de liefde. Je kunt niet beminnen op gebod. Beminnen doe je uit je hart. In de Hebreeuwse bijbel staat er overigens niet dat God tien geboden geeft, maar tien woorden, woorden om van te leven, woorden om je hart open te stellen.

Jezus heeft iets te zeggen over de liefde die ons hart wakker maakt. De liefde, zegt hij, bestaat uit twee termen die gelijkwaardig zijn. “‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dat is het grootste en eerste gebod”, zegt Hij (Matteüs 22, 37-38). “En het tweede is daaraan gelijk, het is evenwaardig, het is hetzelfde als : heb uw naaste lief als uzelf (39). Marcus heeft hier het woord opgetekend van een Schriftgeleerde die zich bekent als leerling van Jezus: “onze naaste liefhebben als onszelf betekent veel meer dan alle brandoffers en andere offers” (Marcus 12, 33). Paulus onderlijnt dit nog: “Alle geboden worden samengevat in deze ene uitspraak: ‘Heb uw naaste lief als uzelf’. De liefde berokkent uw naaste geen kwaad, dus de wet vindt zijn vervulling in de liefde” (Romeinen 13, 9-10).

Het is dus duidelijk: God beminnen is gelijk aan je naaste beminnen; je naaste beminnen is gelijk aan God beminnen. Waarom? Je kunt niet God beminnen zonder ook hen te beminnen die Hij met zijn vaderhart liefheeft als zijn kinderen, en Johannes zegt met realisme: “Wie zijn broeder die hij ziet niet liefheeft, kan niet God liefhebben die hij nooit heeft gezien” (1 Johannes 4, 20). Om je broeder echt te beminnen zoals hij het verdient, zou je hem moeten zien met de ogen van God en hem beminnen met die onbaatzuchtige liefde die een vonk is van Gods liefde.

Daarom zegt Sint Bernardus dat de eerste trap van liefde tot God erin bestaat zichzelf te beminnen. Om God te beminnen moet je je naaste beminnen zoals jezelf, en om je naaste te beminnen zoals jezelf moet je eerst jezelf beminnen. Voor Bernardus zijn er vier trappen in de liefde tot God. We zullen beginnen bij het begin, en vandaag maar even stilhouden bij die eerste trap. Zichzelf beminnen, wat betekent dat?

Om zichzelf te beminnen moet men vooreerst zichzelf aanvaarden. Ik heb niet gevraagd om te bestaan. Men heeft mij daarover mijn gedacht niet gevraagd. God vraagt mij te bestaan. Met vreugde het bestaan aanvaarden is reeds een antwoord geven op zijn liefde. Ik besta omdat ik bemind ben. Toen ik deze morgen wakker werd zei ik: “Ha, ik ben niet gestorven deze nacht! Dank u Heer, voor deze nieuwe dag!” Blij zijn te leven is het eerste antwoord op Gods liefde.

Ik besta echter als een beperkt wezen: ik ben niet alles, er bestaan andere wezens buiten mij die niet zijn zoals ik. Ik besta in een wereld die niet is zoals ik droom, en zelf ben ik misschien ook niet zoals ik dat zou wensen. Mezelf aanvaarden is mij aanvaarden als dat beperkte wezen dat ik ben, met zijn hoedanigheden en zijn beperkingen. Mijzelf aanvaarden is mezelf zien met de ogen van God, die mij met mijn gaven en beperkingen een taak meegegeven heeft in dit leven. Onszelf aanvaarden in onze eigenheid, dat houdt in dat wij ook aanvaarden dat er andere mensen zijn die ons aanvullen met hun eigenschappen die wij juist niet hebben. Onszelf aanvaarden laat ons toe de anderen te aanvaarden. Ook hier vallen godsliefde en naastenliefde samen.

Om te komen tot de liefde van zichzelf, is er zelfmeesterschap nodig. Hoe kun je jezelf beminnen als je telkens weer ontsnapt aan jezelf, als je doet wat je eigenlijk niet zou willen doen? Dan kun je alleen maar kwaad zijn op jezelf, soms met schuldgevoel of met zelfmisprijzen dat je doet vluchten voor jezelf. Zelfmeesterschap is een training die heel het leven duurt. Om tot zelfmeesterschap te komen is het nodig bewust te gaan leven, weten waar je mee bezig bent en waarom je er mee bezig bent. Zelfmeesterschap garandeert ook de harmonische relaties met de anderen. Ook hier behaalt de eerste trap van Godsliefde een mooie bonus voor de naastenliefde!

Onszelf beminnen, onszelf aanvaarden, houdt ook in onszelf te kennen. Onbekend maakt onbemind. De naastenliefde is bron van de zelfkennis. Wij gedragen ons tegenover onszelf zoals wij ons gedragen tegenover de anderen. Als we onszelf afwijzen, wijzen we insgelijks de anderen af. Wat wij niet aanvaarden in onszelf, aanvaarden we ook niet bij de anderen: daarom verdragen wij het moeilijkst bij een ander onze eigen gebreken en daarom verwijt de pot de ketel dat hij zwart is.

Zichzelf beminnen is dus zeer verstrekkend. Het veronderstelt een mens die gelukkig is te leven, die gelukkig is zichzelf te zijn, heel eenvoudig een kind van God. God bemint je omdat jij het bent. Door je te kennen, je te aanvaarden, je te beminnen, leg je een stevige basis voor de liefde tot God en tot de naaste. Met humor mag je zeggen dat je dan al een beetje trappist bent, je staat al op de eerste trap van de liefde tot God. Het volstaat jezelf te zien met de ogen van God.