Marcus 1, 21-28: In de synagoge van Kafarnaüm
De tekst
'Bijbel in gewone taal'
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1580)
Jezus en zijn leerlingen gingen naar Kafarnaüm. Toen het sabbat was, gingen ze naar de synagoge. Daar gaf Jezus de mensen uitleg over God. De woorden van Jezus maakten diepe indruk. De mensen dachten: Hij spreekt als iemand met macht! Hij spreekt heel anders dan de wetsleraren.
Opeens begon er in de synagoge iemand te schreeuwen. Het was een man die een kwade geest in zich had. Hij schreeuwde: ‘Jij daar, Jezus uit Nazaret! Laat me met rust! Je bent zeker gekomen om mij te vernietigen? Ik weet precies wie je bent. Jij bent gestuurd door God.’
Maar Jezus zei streng tegen de kwade geest: ‘Stil! Ga weg uit die man.’ De kwade geest schudde de man door elkaar, schreeuwde hard en verdween.
Iedereen was stomverbaasd. De mensen zeiden tegen elkaar: ‘Wat is hier aan de hand? Jezus vertelt ons nieuwe dingen over God. Hij spreekt met macht. Zelfs de kwade geesten doen wat hij zegt.’
En het nieuws over Jezus werd al snel bekend in heel Galilea.
Dichter bij de tijd
(Naar C. LETERME, Map Bijbel in 1000 seconden, fiche die hoort bij Marcus 1, 21-28)
Jezus en zijn leerlingen trokken naar Kafarnaüm.
Wanneer het sabbat was, ging Hij naar de synagoge en gaf er les.
De mensen waren enthousiast over wat Hij zei,
want Hij gaf les als iemand met gezag,
heel anders dan de Schriftgeleerden.
Ineens begon er in de synagoge iemand luid te krijsen.
Het was een man die in de greep was van een onreine geest.
‘Wat wilt U van ons, Jezus van Nazaret?’ riep hij,
‘Bent U gekomen om ons kapot te maken?
Ik weet wel wie U bent: de Heilige van God!’
Jezus zei tegen de onreine geest:
‘Houd je mond en ga uit hem weg.’
De onreine geest schudde de man door elkaar
en ging onder enorm geschreeuw uit hem weg.
Iedereen was zo verbaasd
dat men zich afvroeg: ‘Wat is dat toch?
Een nieuwe leer, met gezag!
Zelfs aan onreine geesten geeft Hij bevelen,
en ze luisteren naar Hem.’
Jezus werd heel snel bekend in heel Galilea.
Stilstaan bij …
Kafarnaüm
(= dorp/stad van Nahum, of dorp/stad van troost)
Stad aan de noordwestkust van het meer van Galilea, dat vooral door vissers werd bewoond. Het was de woonplaats van Jezus en verschillende van zijn leerlingen: de broers Simon Petrus en Andreas, de broers Jacobus en Johannes, en Matteüs.
Lees meer over Kafarnaüm.
Sabbat
(= zevende dag van de week)
Voor de joden was / is de sabbat een verplichte rustdag met als reden: ook God rustte uit op de zevende dag. Op sabbat mocht men alleen genezen als er gevaar was voor het leven. Maar Jezus gaat ervan uit:
‘niet genezen’ = ‘doden’, ‘het goede niet doen’ = ‘kwaad doen’
Synagoge
(Grieks = plaats van bijeenkomst)
Joden komen bijeen in een synagoge om te bidden (God loven en danken) en de Tora (het woord van God) te bestuderen.
Synagogen ontstonden tijdens de Babylonische ballingschap, toen ze niet meer naar de tempel in Jeruzalem konden gaan. Een synagoge is niet alleen religieus, maar ook sociaal gezien een belangrijke plaats.
Een dienst in de synagoge kan pas beginnen als er tien joodse mannen aanwezig zijn. Het hoofd van de mannen moet bedekt zijn (bijvoorbeeld met een hoed of een keppeltje).
Onderricht / les
Dit bestond erin dat Jezus een stuk uit de Bijbel voorlas en er uitleg bij gaf. De Bijbel die Hij kende, kennen christenen nu als het Oude Testament.
Merk op dat Marcus niet zegt wat de inhoud is van het onderricht van Jezus. Hij wijst wel op de kracht ervan: Jezus brengt tot stand wat Hij verkondigt.
Gezag
Het optreden van Jezus (de manier waarop Hij handelde en toonde hoe het Rijk van God zal zijn) sprak de mensen aan en gaf Hem gezag.
Hij kon de mensen zo met zijn woorden raken, dat de Heilige Boeken betekenis voor hen kregen en ze met andere ogen naar de wereld om zich heen keken.
In het evangelie van Marcus verneem je zo voor het eerst hoe de mensen reageerden op wat Jezus zei en deed. Je kunt ook al iets voelen van de tegenstelling tussen Jezus en de Schriftgeleerden, iets wat die in de loop van het evangelie steeds sterker wordt.
Verderf storten / kapot maken
Marcus legde in de mond van de onreine geest woorden die de kern van de zending van Jezus verwoorden: Jezus is gekomen om de macht te breken van wie de mens in zijn macht heeft, zodat de mens hieruit kan bevrijd worden.
Heilige van God
In de Oudheid geloofde men dat men iemand in zijn macht of onder zijn invloed kon krijgen door het uitspreken van zijn naam.
Demonen mogen niet spreken
Jezus wil niet dat ‘de demonen spreken’, zodat de mensen zich van Hem geen verkeerd beeld zouden vormen.
De joden die toen gebukt gingen onder de overheersing van de Romeinen, keken uit naar de Messias die de profeten hadden voorspeld. Ze verwachtten een politieke Messias die de Romeinen uit het land zou drijven en de koning van Israël zou worden.
Maar Jezus was een ander soort Messias.
Onreine geest
= verpersoonlijkt het kwade, waarvan men in de ban kan geraken (bijvoorbeeld: macht, bezit, geld ...) Dit kan de mens zo vangen en beangstigen dat er van een echt leven geen sprake meer is.
Bij de tekst
De dienst in de synagoge
De belangrijkste elementen van de eredienst in de synagoge zijn:
. Het reciteren van het Sjema Israël ('Hoor, Israël, de Heer is onze God, de Heer alleen)
. Gebed
. Het voorlezen uit de Tora en de profeten
. De priesterlijke zegen
. Uitleg bij wat voorgelezen werd.
Machtiger dan het kwaad
Mensen dachten vroeger dat een ziekte (fysiek of psychisch) een straf was van God. Jezus doorbrak deze gedachte door zieken te genezen. Zo maakte hij duidelijk dat zijn Vader de God van leven is, sterker dan alle vormen van kwaad.
Jezus spreekt dus niet alleen met gezag. Als Hij de man beter maakt, wordt duidelijk dat Hij ook gezag heeft over kwade machten.
Een merkwaardige gelijkenis
Als de volgende teksten naast elkaar geplaatst worden, valt op hoezeer ze op elkaar lijken. Onreine geesten, wind, water ... worden op dezelfde manier uitgeschakeld.
Marcus 1, 25-27 | Marcus 4, 39-41 |
Jezus strafte hem af: | Hij stond op en bestrafte de wind en het water: |
‘Houd uw mond en ga uit hem weg.’ | ‘Zwijg, wees stil!’ |
En de onreine geest schudde hem door elkaar en onder enorm geschreeuw ging hij uit hem weg. | En de wind ging liggen en het werd volkomen stil. |
Ontzetting greep allen aan, zodat ze zich samen afvroegen: | Ze werden door schrik bevangen, en zeiden tegen elkaar: |
‘Wat is dat toch? Een nieuwe leer, met gezag! | ‘Wie is dat toch, |
Zelfs de onreine geesten geeft Hij bevelen, en ze luisteren naar Hem.’ | dat zelfs de wind en het water naar Hem luisteren?’ |
Bijbel en kunst
ANONIEM
Jezus in de synagoge
Deze afbeelding van een onbekend kunstenaar, valt uiteen in twee delen:
Links
onder de eerste rondboog, staat Jezus op een gouden achtergrond. Goud is een metaal dat omwille van zijn schittering en kostbaarheid naar God verwijst.
Achter Jezus' hoofd is een nimbus / aureool te zien, waarin het kruis staat.
Boven zijn hoofd zweeft een duif , symbool van de heilige Geest.
Rechts
onder de tweede rondboog op een witte achtergrond, staan mensen die Jezus aandachtig beluisteren.
Centraal
staat de Bijbel, die wordt voorgesteld als een boek en niet als een boekrol zoals dat in de tijd van Jezus gebruikelijk was en nog steeds bij de joden.
De kunstenaar lijkt hiermee te zeggen dat God zich door Jezus laat kennen in de Bijbel.
ANONIEM
Genezing van een bezeten man (fresco, ca. 1080)
Op het fresco staat Jezus die een bezetene geneest bij de synagoge van Kafarnaüm. Twee groepen mannen kijken naar het gebeuren. De twaalf mannen aan de rechterhand van Jezus (linkerkant van het fresco) zijn de twaalf apostelen. De persoon die het dichtst bij Jezus staat is Petrus. Hij is te herkennen aan zijn witte haren en zijn geel bovenkleed. De andere personen aan de linkerhand zijn de Farizeeërs en de bezoekers van de synagoge.
Onderaan ligt de bezeten man. De onreine geest, die zijn lichaam verlaat, is boven zijn hoofd te zien.
J. TISSOT
De bezeten man in de synagoge
De Franse kunstschilder en graficus James Tissot (Jacques Joseph Tissot) (1836 - 1902.
Vanaf 1886 maakte hij Bijbel-illustraties. Daarvoor reisde hij verschillende keren naar het Midden-Oosten om er vertrouwd te raken met het landschap en de mensen die er leefden.
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Tekenen: Bij Jezus in de synagoge
Vertel over Jezus die les geeft aan de mensen.
Hij doet dit vaak met verhalen (parabels)
De mensen horen Hem graag spreken.
De kinderen krijgen een kopie van deze tekening. Eerst tekenen ze zichzelf op die tekening.
Nadien tekenen ze ook nog andere mensen bij, die ze er graag bij zouden willen hebben.
Daarna kleuren de kinderen de hele tekening.
Grote kinderen
ONDERZOEKEN
Soorten woorden
Bezorg elke twee kinderen een blad met allerlei soorten tekstballonnen.
- Bekijk elk van die tekstballonnen heel goed .
- Stel je de vraag: hoe voelde de persoon zich bij wie deze tekstballon zal komen te staan?
- Schrijf zelf een zin die bij die tekstballon hoort.
- Lees nu alle zinnen die je bij de tekstballonnen gekozen hebt.
- Welke zinnen maken je vrolijk? Welke zinnen maken je droevig?
- Wat zegt dit over woorden die mensen uitspreken?
Woorden kunnen krachtig zijn
Woorden als 'dank je', 'wat goed van je', 'wat fijn' ... kunnen blij maken.
Woorden als 'dat kun jij toch niet', 'jij doet ook nooit wat' ... kunnen pijn doen.
De kinderen zoeken voorbeelden van woorden die blij maken en woorden die pijn doen.
Lees het evangelie van deze zondag voor.
- In welke kolom zou je de woorden van Jezus plaatsen? Waarom?
- Waarom zou men 2000 jaar later dit verhaal over Jezus nog steeds vertellen?
Of: Wat hebben wij eraan om dit verhaal te beluisteren?
(Wij worden opgeroepen om zelf woorden te spreken die blij maken, mensen gelukkig maken)
KENNISMAKEN MET DE BIJBELTEKST
Vreemde woorden
(Geïnspireerd door: J. BRUGMAN, Prettige zondag, Kinderwoorddiensten voor het jaar B, Gooi en sticht, Baarn 1993, p. 94)
Materiaal
Werkblad
Verloop
Lees het evangelie van deze zondag voor ('Dichter bij de tijd' - zie hoger). In die tekst staan een aantal ongewone woorden:
Sabbat | Dit is voor de joden de zevende dag van de week. Op die dag mogen ze niet werken, zelfs geen eten klaarmaken. Ze maken dan tijd voor elkaar en voor God. Joden vertellen dat ze op sabbat moeten rusten van het werk van de week die voorbij is, omdat God ook rustte nadat hij in zes dagen de wereld had geschapen met alles erop en eraan. Op sabbat gaan de joden naar de synagoge. Daar beluisteren ze het woord van God dat op boekrollen geschreven werd. (tekening: binnenkant van een synagoge) |
Synagoge | Dit is de plaats waar de joden bijeenkomen om te bidden, om de Bijbel te lezen, te beluisteren of te bestuderen. Een synagoge verschilt van andere godsdienstige gebouwen door de schikking van de ruimte binnenin en het gebruik van andere symbolen. Bijvoorbeeld: de davidster, de menora. |
Schriftgeleerde | Dit is iemand die de Bijbel bestudeerde en er les over gaf. Toen Jezus leefde keken de mensen heel erg op naar de Schriftgeleerden. Ze waren vooraanstaande leraars en geestelijke leiders van het volk en stonden hoog in aanzien. |
Enthousiast | Iemand die enthousiast is, is letterlijk iemand die bezeten is door God. Meestal wordt dit woord nu gebruikt voor iemand die zich levendig en uitgelaten gedraagt bij een bepaald werk of een bepaalde persoon. |
Geef de kinderen de informatie bij die woorden.
Daarna schrijven ze het juiste woord bij de juiste tekening.
VERDIEPEN
Wat heeft Jezus te zeggen?
De kinderen formuleren in drie zinnen wat Jezus volgens hen te zeggen heeft.
Dan zoeken ze een voorbeeld uit het leven van Jezus waarbij Hij dat met zijn manier van leven duidelijk maakt.
Daarna zoeken ze in hun leven op welke manier zij doen / of gedaan hebben wat Jezus zegt.
Hierbij kun je gebruik maken van dit werkblad of van dit werkblad dat een ander accent legt.
VERTELLEN
Woorden die genezen
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 298)
Een wijze soefimeester zei:
‘Woorden kunnen genezen.’
Op een dag
kwam er een man bij hem
die hem vroeg:
‘Geloof je echt
dat woorden de kracht hebben
om te genezen?’
De wijze man antwoordde
– zeer tegen de soefi-gewoonte in –
met een botte wedervraag:
‘Wie bent u
om zo’n domme vraag te stellen?
De man was beledigd en zei:
‘Hoe kan een soefi zo grof zijn?’
De meester zei:
‘Als grove woorden
u zo’n pijn kunnen doen,
waarom twijfelt u er dan aan
dat er ook woorden zijn
die kunnen genezen?’
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 28 januari 2015, p. 1)
Mensen zeggen wel eens:
''t Zijn maar woorden',
alsof woorden weinig waarde hebben,
niets kunnen, niets vermogen.
Maar woorden kunnen als messen zijn
en kunnen diepe wonden slaan.
Ze kunnen als gif zijn
en sluimerend hun vernietigende werk doen.
Ze kunnen als bloemen zijn
en iemand opvrolijken.
Ze kunnen iemand vleugels geven
maar ook verpletteren
Ze kunnen iemand doen groeien
maar ook klein maken
Ze kunnen iemand blij maken
maar ook verdrietig.
Voor onszelf weten we maar al te goed
welke woorden we het liefst horen.
Het zouden wel eens dezelfde woorden kunnen zijn,
waar een ander ook van houdt,
waar een ander ook beter van wordt.
Wat belet ons die woorden uit te spreken
die mensen doen groeien,
die ze vleugels geven,
die hen gelukkig maken,
die hen genezen
of minstens minder ziek maken?
Jongeren
VERDIEPEN
Ga uit hem weg!
Bespreek
- Wie zie je op de illustratie?
- Waarom zouden bij de duivel zoveel microfoons staan?
- Wat kan het betekenen dat Jezus de stekker losgetrokken heeft?
Jezus is aan het spreken. Dat is aan zijn lichaamstaal te zien.
- Wat zou Hij zeggen?
Lees het evangelie van deze zondag.
Tot op zekere hoogte komt de tekst van dit evangelie hoogst waarschijnlijk overeen met wat je bij deze illustratie dacht. Maar het evangelie verrast ook: de duivel zegt eerst dat Jezus de heilige Gods is.
- Waarom zou Marcus het belangrijk vinden dat de duivel zo spreekt over Jezus?
Merk ook op dat de mensen in de synagoge tweemaal verbaasd waren:
. bij het optreden van Jezus als leraar
. bij het optreden van Jezus als genezer
- Wat zou Marcus met die dubbele reactie willen duidelijk maken?
Overwegingen
Peter Kastekkere, norbertijn
’Bezeten zijn’
(Homilie 28 januari 2018)
“In onze samenleving zijn nogal wat mensen bezeten, die daardoor zichzelf niet meer in de hand hebben. Een mens kan bezeten zijn door een bepaald doel dat ten koste van alles gerealiseerd moet worden, bezeten zijn van een carrière, bezeten van sport, van televisie, van macht.
Misschien lijkt het op het eerste gezicht nog niet zo erg: we doen er toch ons voordeel mee. Zij zijn vaak de locomotieven van onze samenleving. Dikwijls zijn het de mensen, die onderscheidingen krijgen en in de schijnwerpers staan.
Maar hoezeer doen ze daarmee anderen tekort, omdat ze hen die naast hen staan, vergeten. Dikwijls lijden deze mensen onder de angst dat als hun doel niet gehaald wordt, er niets van hen overblijft. Ze hebben alleen dat ene om voor te leven.
Het evangelie spreekt over bevrijding van mensen, bevrijding van de dood, ziekte, maar evengoed bevrijding van bezetenheid.
Mensen mogen thuis zijn bij zichzelf. Jezus geeft bezetenen terug aan zichzelf. Zij kunnen weer over hun eigen bestaan beschikken. Hij doet dat niet door veel woorden, niet door redeneren of praten. We weten dat dat meestal toch niet helpt. Hij blijft hen nabij door hen aan te kijken en nieuwe moed te geven de eigen weg te gaan.”
Frans Mistiaen sj
Gezag dat van bezetenen vrije mensen maakt
Dit jaar lezen wij uit de evangelist Marcus.
Marcus wil ons met zijn evangelie een antwoord geven op de vraag:
"Wie is Jezus eigenlijk?"
En bij Zijn eerste optreden in de synagoge van Kafarnaüm
wordt reeds geaffirmeerd dat Hij een authentieke man Gods is
en dat het bewijs daarvoor is dat Zijn woord de kracht heeft
om van diegenen die bezeten zijn door kwade machten
weer vrije mensen te maken.”
Volgens Marcus is Jezus dus:
“Gods Gezondene die ons effectief komt bevrijden van het kwaad!"
Van welk kwaad kan Jezus ons vandáág bevrijden?
Van dat duivelse dat steeds opnieuw in ons de kop kan opsteken,
van elke bezetenheid, van elke verslaving,
van alles wat ons onvrij en minder mens maakt:
de angst, de zelfzucht,
de sociale druk, waardoor wij mee moeten doen met de mode,
de prestatiedrang, die ons overspannen maakt.
Laten wij maar niet ontkennen
dat die kwade machten ook ons kunnen bedreigen,
vooral dan, als wij in crisis geraken,
een zwaar verdriet te verwerken krijgen, moe zijn of alleen geraken.
Duivels zijn geen figuren die ergens ronddwalen en ons belagen.
Het duivelse kwaad zit als een schaduwkant in ons binnenste.
In elk Onze Vader bidden wij daarom met reden:
"Verlos ons van ‘het’ kwade",
d.w.z. van de kwade machten die in ons sluimeren.
En de boodschap van het evangelie van vandaag luidt:
"Geloof niet in de duivels in u. Geloof in Jezus!
d.w.z. De kwade krachten kunnen ook in u verdreven worden,
als gij gelooft in Jezus’ liefdeskracht."
Jezus zegt het wel heel direct: "Zwijg en ga uit hem weg!"
De taal van Jezus is niet de taal van de Schriftgeleerden,
die moraliseerden en zo de mensen schuldgevoelens gaven.
De taal van Jezus is een gezagvol woord
dat een bevrijdend effect heeft
en de mens zijn ware vrijheid terug schenkt.
Waar spreekt Jezus nu nog op zo’n manier
die de mensen effectief bevrijdt van hun bezetenheid door het kwaad?
Spreekt Hij nu nog met gezag?
Ja, maar niet op een spectaculaire manier,
zoals het nog ongelovige Kafarnaüm ervaarde.
God kiest niet de weg van de verbluffing,
wel die van de vrije medewerking van gelovige mensen.
Het is langs ons, gelovige christenen,
dat God uit onze wereld van vandaag ”de duivels uitdrijft”.
Telkens als wij, christenen,
weer eens durven loskomen uit onze luie TV-zetel,
maar integendeel beslissen op te staan
om een zieke uit onze buurt te bezoeken of een dakloze te helpen,
worden wij wat minder verslaafd of bezeten
en wat meer vrije mensen
Telkens als wij, christenen, ophouden mee te doen
met de lotto of die domme kansspelen
die ons zoveel geld doen verspillen,
maar integendeel beslissen onze solidaire bijdrage te leveren
voor de goede hulpprojecten aan armere landen,
worden wij wat minder verslaafd of bezeten
en wat meer vrije mensen.
Telkens als wij, christenen,
bevrijd geraken van onze verouderde ideeën
over een “straffende en eisende” God,
maar integendeel durven zien hoe onze God menslievend is
en in Zijn Kerk zo velen oproept
om de grote noden van onze moderne wereld te dienen,
worden wij wat minder verslaafd of bezeten
en wat meer vrije mensen.
Wij laten ons niet intimideren door duivels!
Wij geloven in Jezus, onze goddelijke Bevrijder!
"Zwijg, ga uit hen weg!" zo klinkt ook nu nog Zijn bevel over ons.
En daarbij veroordeelt Jezus niemand,
maar gebruikt Hij Zijn liefdeskracht om ons te bevrijden.
Zo mag een gebaar van christenen
of een woord van de Kerkgemeenschap vandaag
dan ook nooit een veroordeling zijn
van diegenen die onder het kwaad gebukt gaan,
maar kan het alleen een krachtige uitnodiging zijn die maakt
dat zij wat minder “verslaafd of bezeten door het kwaad” geraken
en wat meer “vrije mensen” worden.
Marc Gallant, trappist (Orval)
Mensen bevrijden
Zonder tijd te verliezen trekt Jezus met zijn nieuwe leerlingen naar Kafarnaüm om er het Rijk van God te verkondigen. Kafarnaüm is een goede strategische keus voor een rondtrekkende zending. De stad is een knooppunt van drukke transitwegen tussen Damascus, Jeruzalem en Caesarea. De bevolking is er zeer openstaand - een Romeinse honderdman heeft er zelfs de synagoge bekostigd (Lucas 7, 5 ).
Hoe het publiek bereiken? De meest afdoende manier is zich op sabbat te richten tot de ‘synagoge’. Dat woord betekent ‘vergadering’. Op zijn zendingsreizen gaat Paulus later ook zo te werk. In de synagoge mag gelijk wie opstaan voor een lezing en er dan commentaar op geven. Een voorbijkomende vreemdeling kan zelfs door het hoofd van de synagoge uitgenodigd worden om de gemeenschap toe te spreken (vgl. Handelingen 13, 15).
Jezus oogst onmiddellijk bewondering. Zijn onderwijs slaat aan. Een beetje zoals mensen die niet zelfzeker zijn, klampten de Schriftgeleerden zich vast aan de teksten en de dooddoeners van hun voorgangers. Jezus daarentegen refereert nergens naar. Hij laat alle zekerheidssysteem varen. Hij komt met zijn persoonlijk enthousiasme voor het Rijk Gods.
Marcus vindt het niet nodig te zeggen wat Jezus verkondigt. Wat hem interesseert is niet wat Jezus vertelt, maar hoe Hij zich voordoet. Jezus is niet de slaaf van de letter. Hij houdt zich boven de Wet: Hij is “meester van de sabbat” (Marcus 2, 28). Jezus put de bron van zijn gezag in de vrijheid van de Geest.
Jezus bewijst dat Hij de autoriteit heeft die bevrijdt. Er is contestatie. Iemand roept Hem toe: ”Ge zijt gekomen om ons in het verderf te storten!”. Door de mensen te bevrijden van de dwang, riskeert men niet de maatschappij te ontredderen? “Waarmee bemoeit ge u? Gij zijt de Heilige Gods”, zo gaat die verder. De opposant ontmaskert zich als een man bezeten door een onreine geest.
De situatie is duidelijk. Er is een radicale oppositie tussen de onreinheid enerzijds en de heiligheid van God anderzijds. Het verband tussen heiligheid en reinheid kenden we al uit een ritueel reinheidsgebod van het Oude Verbond: “Ik ben de Heer uw God. Zorg dat u heilig bent. Wees heilig omdat Ik heilig ben. Verontreinig uzelf niet . . . ” (Leviticus 11, 44). De onzuiverheid staat recht tegenover Gods heiligheid. Enkel wie zuiver is van hart kan in contact komen met God: “Zalig de zuiveren van hart: zij zullen God zien” (Matteüs 5, 8).
De heiligheid is Gods eigenheid, zijn natuur. Door zijn heiligheid is God de mysterieuze “Andere”. Zonder ze in het klare te trekken zal Marcus voortdurend de mysterieuze natuur van Jezus aanstippen. Pas bij Jezus’ dood op het kruis wordt zijn identiteit bekend gemaakt door een Romeinse honderdman: “Deze man was waarlijk Zoon van God” (Marcus 15, 39). Het Nieuwe Verbond kan dan, in het licht van wat Jezus’ leven was, Gods eigenheid benoemen als “Liefde”. Om die onbaatzuchtige liefde uit te drukken vindt de christenheid een nieuw woord uit: ‘Agapè’, de liefde die eigen is aan God. Ze is niet te verwarren met de liefde ontsprongen uit het menselijk hart: de egocentrische ‘erôs-liefde’, of nog de ‘filia-liefde’ van de vriendschap. In dit licht begrijpen wij dat al het overdreven egocentrisme en al het egoïstische naar-zich-toehalen onzuiverheid is, en onverenigbaar met Gods openstaande gevende liefde. De onreinheid van de zonde is altijd het verbreken van de vriendschap met God door zichzelf zo centraal te stellen dat men onrecht doet aan God en aan de naaste. Alsof men zich als god wil opstellen naast God. Dat is het spel van de onreine geest: God afstoppen. Daartegen bewijst Jezus zijn bevrijdend gezag.
Er waren veel “bezetenen” in Israël. Personen die, omwille van de onderdrukking van een maatschappij met duizend voorschriften, te lijden hadden van een ziekelijke repressie van hun agressiviteit. Die uitte zich dan in asociaal gedrag, of in zelfagressie zoals die bezetene die zich met stenen sloeg (Marcus 5, 5).
Jezus werkt anders dan de exorcisten van zijn tijd. Hij gebruikt ook hun magisch arsenaal niet: ringen, armbanden, amuletten, wierook, moedermelk, haar, wierook, magische namen, mysterieuze incantaties. Hij heeft zijn kracht in zichzelf. Zijn aanwezigheid en de kracht van zijn woord volstaan om zich te imponeren. Hij beroept zich zelfs niet op zijn Vader.
Jezus gaat er hard tegen aan. Hij snauwt de onreine geest ruw af: “Wees gemuilband!”, wat braaf vertaald wordt met: “Zwijg stil!”. De bezetene denkt een vervaarlijke duivel in zich te hebben: het is maar een kwade hond die men muilbandt. De stilte opleggen was van belang in een cultuur waar iemands naam uitspreken een soort meesterschap was over zijn persoon. “Ik weet wie ge zijt”, had de zieke geroepen. De onreinheid is in ons als een kwaad beest dat gemuilband moet worden. Het overwoekert ons, het vangt ons in zijn tentakels waar waarheid (“Gij zijt de Heilige Gods”) en leugen (“Gij zijt gekomen om ons te verderven”) behendig samen gedistilleerd worden om ons van God af te houden. De onreinheid gaat afgodswaarts door ons in onszelf op te sluiten en ons daardoor openlijk of geniepig op te stellen tegen God. In de woestijn had Jezus de bekoring daarvan overwonnen (Matteüs 4, 4-10). Nu kan Hij optreden als de verlosser die komt bevrijden van onreinheid, van de breuklijn in ons met de heiligheid van God. Jezus’ ‘gezag’ is zijn bevrijdende kracht. Hij baart opzien in vergelijking met het ‘gezag’ van de Schriftgeleerden dat zware en ondraaglijke lasten bundelt en die de mensen op de schouders legt, terwijl zij er zelf geen vinger naar uitsteken (Matteüs 23, 4). Het gezag van de Schriftgeleerden weegt op de mensen en houdt hen klein. Jezus’ gezag is op-voedend, groot-brengend, educatief (‘e-ducare’, de mens leiden uit zijn egoïstische beslotenheid om hem te laten groeien tot zijn eigenheid, tot zijn ware grootheid).
De onreine geest ‘verkrampt’ de mens, plooit hem krampachtig op zichzelf terug. We kunnen onszelf niet redden uit onze gespannen toestand met God: precies onze onreinheid belet ons te komen tot de vrede en de vriendschap met God. Zonder Jezus, de Verlosser, komen wij er niet uit. Jezus is de ‘verlosser’ als bij een nieuwe geboorte. De man slaakt dan ook een geboortekreet wanneer hij door Jezus van zijn onreinheid verlost wordt, bevrijd wordt van zijn ingeslotenheid. In Jezus is God hem tegemoet gekomen. In het licht van die ontmoeting heeft hij zijn eigen persoonlijkheid gevonden: hij weet zich nu kind van God bemind als enig ter wereld.
Spreken met gezag
Jezus begint zijn prediking. Hoe gaat hij tewerk? Zoals iedere goede jood gaat hij op sabbat naar de dienst in de plaatselijke synagoge. Na de tweede lezing, genomen uit de profeten, mag iemand naar voren komen om er een commentaar op te geven. Jezus biedt zich aan. In de Handelingen der Apostelen zien wij dat Paulus dezelfde methode gebruikt (Handelingen 13, 14-15; 14,1; 17,17; 18,16). Tot ieders verwondering spreekt Jezus niet zoals ze gewoon zijn te horen: Hij herhaalt niet wat ze wat ze reeds zo dikwijls hebben gehoord, Hij spreekt een nieuwe taal, Hij geeft een persoonlijke uitleg aan de Schrift.
Terwijl ze allen aan zijn lippen hangen, begint daar iemand plots te schreeuwen - ik vertaal woord voor woord: ‘Wat tussen ons en jij (Nederlands: ‘we hebben niets met je te maken / maak dat je wegkomt’), Jezus van Nazaret? Ben je gekomen om ons te vernietigen? Ik weet wie Gij zijt: Gij zijt de Heilige Gods.’ De mensen deinzen achteruit: opgepast, iemand die bezeten is door een onreine geest! Je weet nooit hoe hij te keer kan gaan! Er zijn er al die de synagoge uitvluchten. Maar Jezus, zegt Marcus snauwde hem af: ‘Wees gemuilband (Nederlands: ‘zwijg!’) en ga van hem uit.’ En de onreine geest deed hem stuiptrekken en ging onder groot geschreeuw van hem uit.
Voorwaar een incident, hoog in kleur, dat Jezus best had kunnen missen bij zijn eerste publieke optreden. Waarom heeft Marcus er toch aan gehouden, om daarmee Jezus’ prediking in te luiden? De cultuurhistorische context van die tijd kan hier misschien enige klaarheid brengen. Voor ons behoort ziektegenezing tot het domein van de medische wetenschap, en psychische aandoeningen geven we niet de godsdienstige betekenis van toen. We zouden zelfs vinden dat een toevlucht tot God om genezing te bekomen eerder wijst op een onzuivere, en zelfs magisch getinte godsdienst. Zo zou ons echter de diepere zin kunnen ontsnappen van de vele genezingen die Jezus heeft gedaan. Om ze te begrijpen moeten wij ze plaatsen in hun eigen context. Hoe werden genezingen ervaren door Jezus’ tijdgenoten?
Een tekst uit het boek Openbaring kan ons hier helpen: “Er brak oorlog uit in de hemel. Michael en zijn engelen bonden de strijd aan met de draak. De draak en zijn engelen boden tegenstand maar werden verslagen; sindsdien is er voor hen in de hemel geen plaats meer. De grote draak werd op de aarde gegooid. Hij is de slang van weleer, die duivel of Satan wordt genoemd en die de hele wereld misleidt. Samen met zijn engelen werd hij op de aarde gegooid” (Openbaring 12, 7-9). In dit perspectief is de aarde de residentie van de duivels. Zij wreken er zich voor hun val ui de hemel door de mensen kwaad te doen met ziekte, oorlogen, rampspoed. De mens die zich, door de zonde, van God afkeert, valt onder hun macht. De mens die zich, door het geloof, naar God toekeert, wordt bevrijd van de macht van de duivel. Daarom zegt Jezus tot hen die Hij geneest: ‘Uw geloof heeft u gered, zondig niet meer’: uw geloof heeft u bevrijd van de duivel, zet u niet meer onder zijn macht (vgl. Marcus 2, 5; 5, 34; 10, 52; Lucas 5, 20; 7, 50; 8, 48; 8, 50; 17, 19; 18, 42).
De heerschappij van de duivel op aarde wordt vernietigd door de komst van het Rijk Gods. Jezus zelf verklaart zo de genezing die hij aan psychische zieken bezorgt. Dat waren voor zijn tijdgenoten de meest ophefmakende genezingen, omdat die zieken beschouwd werden als bezeten door de duivel. Vooral door die te genezen bevestigt Jezus met kracht dat het Rijk van God gekomen is: ‘Het is dankzij de Geest van God dat ik de demonen uitdrijf, en dat betekent dat het koninkrijk van God bij u gekomen is’ (Matteüs 12,28).
Marcus heeft dus gekozen voor een krachtige aanzet van Jezus’ prediking, want hij noteert: “De aanwezigen waren diep onder de indruk van zijn onderricht, want Hij sprak hen toe als iemand met gezag, niet zoals de Schriftgeleerden’ (1, 22), en: ‘Iedereen was zo verbijsterd dat ze tegen elkaar zeiden: ‘Wat is dit allemaal? Een nieuwe leer met groot gezag! Zelfs als Hij onreine geesten een bevel geeft, wordt hij gehoorzaamd’ (1, 27).
Jezus treft meteen omdat hij spreekt met gezag, en dit gezag kan bevestigen door zijn macht over ‘de duivel’.
De duiveluitdrijving was zeer verspreid in de antieke wereld, zowel bij heidenen als bij joden. Omdat men aan psychiatrische zieken zei dat ze een duivel inhadden, gedroegen die zwakzinnigen zich als bezetenen. Er werden dan uitdrijvingen op touw gezet met veel spektakel, met magische formules en ritussen. De verhalen erover geven dan beschrijvingen van vaatwerk dat in stukken valt, beelden die neerstorten, zoals dat ook goed in horrorfilms zou passen.
Bij Jezus, niets van dit alles: geen magie, alleen: ‘Zwijg’ en ‘ga uit’. De zieke speelt dan wel zijn rol van bezetene, maar gehoorzaamt.
Marcus legt de nadruk op Jezus' onderricht,. Niet zozeer de inhoud ervan is voor Marcus belangrijk, wel het feit dat dit onderricht openbaart wie Jezus eigenlijk is. Daarom onderlijnt Marcus de nieuwheid en het gezag van dit onderricht. Nieuw omdat het wordt gegeven met gezag. Gezag dat niet voortspruit uit deskundigheid. De Schriftgeleerden waren competent, maar ‘Jezus onderricht niet zoals de Schriftgeleerden’. Jezus heeft niet geleerd in scholen (Johannes 7, 15), hij beroept zich op niemand, hij is niet de slaaf van de letter.
Hij staat boven de Wet, hij heeft de Wet onder zijn gezag: ‘De Mensenzoon is meester ook over de sabbat’ (Marcus 2, 28). Door de melaatse te genezen (Marcus 1, 40) toont Jezus zich sterker dan de Wet: waar de Wet alleen maar de ziekte kon vaststellen en de zieke uitsluiten, neemt Jezus de onreinheid weg en reïntegreert Hij de zieke in de gemeenschap. Zijn gezag is zijn macht de mens te bevrijden van alle slavernij, de zonde inbegrepen. Het is dus een goddelijke macht die zich openbaart in zijn leer. De manier waarop Jezus onderricht stelt het probleem van zijn persoon. Maar op dat punt legt Jezus de stilte op. Dat komt omdat Hij nog niet helemaal zichzelf is.
Hij is Zoon van God, in volheid vanaf zijn eerste ogenblik. Maar Hij is nog niet mens in volheid. De mens is een wezen in wording. Slechts in zijn dood bereikt Jezus de volheid van zijn mensenbestaan. Dan kan de honderdman uitroepen: ‘Werkelijk, deze mens was de Zoon van God’ (Marcus 15, 39).