Loading...
 

7e zondag door het jaar A - evangelie

Matteüs 5, 38-48: Wees goed zonder berekening

Matteüs 5, 38-48 // Lucas 6, 27-38



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1528)

Jullie weten dat de wet zegt: «Als een ander jou iets aandoet, wordt bij hem voor straf hetzelfde gedaan.»
Dit zeg ik daarover: Verzet je niet tegen iemand die jou kwaad doet. Stel dat iemand je een klap in je gezicht geeft, draai dan je hoofd naar de andere kant. Dan kan hij je nog een keer slaan. Stel dat iemand jou voor de rechter wil brengen omdat hij je hemd wil hebben. Geef hem dan ook je jas. Of stel dat een soldaat je dwingt om zijn spullen voor hem te dragen. Loop dan twee keer zo ver mee als hij vraagt.
Als iemand iets van je wil hebben, geef het hem dan. Als iemand geld van je wil lenen, zeg dan geen nee.

Jullie weten dat de wet zegt: «Je moet houden van de mensen om je heen. Maar je vijanden moet je haten.»
Dit zeg ik daarover: Je moet ook van je vijanden houden. En je moet bidden voor de mensen die jou in moeilijkheden brengen. Alleen dan zijn jullie echt kinderen van God. Want ook jullie Vader in de hemel is goed voor iedereen. Hij geeft zon en regen voor iedereen, voor goede en voor slechte mensen.
Stel dat je alleen van je vrienden houdt. Verdien je dan een beloning van God? Nee, want ook slechte mensen houden van hun vrienden.
En stel dat je alleen je vrienden groet. Doe je dan iets bijzonders? Nee, want ook de mensen die niet in God geloven, doen dat.
Jullie moeten goed zijn voor alle mensen. Net zoals jullie hemelse Vader goed is voor iedereen.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Op een dag ging Jezus een berg op.
Daar zei Hij tegen de mensen die Hem volgden:

Jullie hoorden dat men zegt:
een oog voor een oog, een tand om een tand.
Maar Ik zeg jullie: begin niet te vechten
met iemand die je kwaad heeft gedaan.
Als iemand je op je rechterwang slaat,
houd hem dan ook de andere voor.
Als iemand een proces tegen je aanspant om je hemd te krijgen,
geef hem dan ook je jas.
Als iemand je dwingt anderhalve kilometer met hem mee te gaan
om zijn bagage te dragen, ga er dan drie met hem mee.
Geef aan wie je iets vraagt,
en als iemand iets van je wil lenen, weiger het dan niet.

Je hoorde dat men zegt: hou van je naaste en haat je vijand.
Maar Ik zeg jullie: hou van je vijanden
en bid voor wie je vervolgen.
Dan zullen jullie kinderen zijn van je Vader in de hemel.
Want die laat de zon opgaan voor iedereen:
voor slechte en goede mensen,
en laat het regenen voor iedereen:
voor rechtvaardige en onrechtvaardige mensen.
Want als je houdt van de mensen die jou liefhebben,
welk loon verdien je dan?
Tollenaars doen dat toch ook!
En als je alleen je vrienden groet, wat is daar bijzonder aan!
Heidenen doen dat toch ook!
Wees dus goed zonder berekening,
net zoals jullie hemelse Vader goed is zonder te rekenen.



Stilstaan bij ...

Oog om oog, tand om tand
Dit is de Wet van de vergelding: men vergeldt kwaad met hetzelfde kwaad en in dezelfde maat.
‘Een oog voor een oog, een tand voor een tand, een hand voor een hand, een voet voor een voet. Een brandplek voor een brandplek, een wond voor een wond, een striem voor een striem.’ (Exodus 21, 24-25)
Deze houding die nu heel wreed overkomt, was toen een stap vooruit in vergelijking met de bloedwraak die voordien geldig was: ‘Word ik gewond, dan dood ik een man, krijg ik een schram, dan neem ik een kind’ (Genesis 4, 23).
Sinds de Wet ‘oog om oog’, moest men met gelijke munt betalen. Men mocht iemand niet meer pijn aandoen, dan wat die had aangedaan. Dus: niet meer dan een oog voor een oog; niet meer dan een tand voor een tand.

Mijl / kilometer
(= 1478 m)
De overheid mocht iemand opeisen om over één mijl lasten te dragen. Zo moest Simon van Cyrene het kruis van Jezus helpen dragen.

Naaste
= iemand die naast je leeft, je medemens.
Voor de Israëlieten / joden kunnen alleen Israëlieten / joden ‘naasten’ zijn. De anderen waren vreemden, aan wie men geen hulp of medelijden verplicht was.
Eigen aan Jezus is dat Hij het woord ‘naaste’ opengetrok: Hij bedoelde er iedereen mee. Joden, Romeinen, Samaritanen, heidenen ... iedereen was voor Hem een ‘kind van God’.
Dit maakte Hij niet alleen duidelijk in wat Hij zei (bv. de parabel van de barmhartige Samaritaan), maar ook in wat Hij deed (bv. zijn ontmoeting met een vrouw uit Syro-Fenicië, de Romeinse honderdman, de tollenaar Zacheüs, een vrouw uit Samaria).

Vijand haten
Semieten gebruiken het werkwoord ‘haten’ soms in de betekenis van ‘niet beminnen’
Maar dat men zijn vijand moet 'haten', staat nergens in de Bijbel. Het zou een uitspraak geweest zijn van Schriftgeleerden, die ermee wilden duidelijk maken dat het gebod van de naastenliefde alleen geldig is voor mede-joden.

Bemint uw vijanden
In de joodse wetgeving stond de liefde tot God en de naaste centraal. Maar Jezus ging hierbij veel verder, door ook zondaars en vijanden tot die ‘naasten’ te rekenen.
Daarvoor baseert Hij zich op de liefde van God die de zon laat schijnen en het laat regenen over alle mensen: goeden en slechten. Men moet zijn vijanden lief hebben omdat God hen reeds liefheeft.

Rechtvaardige
Wordt gezegd van iemand die leeft volgens Gods wil, zoals die werd uitgedrukt in de Wet.

Tollenaar
Een tollenaar vraagt tol bij het gebruik van wegen en bruggen, bij het binnengaan van het land of een stad en int belastingen. In de ogen wan de joden waren tollenaars verraders en zondaars, omdat ze werkten in dienst van de Romeinen, die hun land binnengevallen waren, en afpersers en oplichters, omdat ze teveel geld vroegen.

Broeders / vrienden
Hiermee worden mede-christenen bedoeld. Dit is nu nog in de liturgie te horen bij het voorlezen van de brieven uit het Nieuwe Testament.

Heidenen
In deze context: mensen die geen jood zijn.

Volmaakt / goed
Deze volmaaktheid mag men niet verstaan als: moreel perfect, in orde zijn met de wet. Het gaat eerder om heelheid, harmonie met zichzelf, met God, met de omgeving.
Zo zegt Jezus dat zijn volgelingen de Tora meer naar de geest moeten onderhouden dan naar de letter zoals Schriftgeleerden en Farizeeën dat doen.





Suggesties

Vooraf

Bij nader inzien is de parabel van de Barmhartige Samaritaan één groot voorbeeld van: 'Bemin je vijand'. Klik hier als je de suggesties bij deze parabel wenst te zien.






Kleine kinderen

BELEVEN

Collage

Vooraf
Scheur uit tijdschriften allerlei reclame waarin gele vlakken voorkomen.
Zorg voor: lijm en een grote ronde schijf die je uit karton knipte.


Verloop
Praat met de kinderen over de zon.
- Wat doet de zon?
- Vind je de zon fijn?
Stel met de kinderen vast dat de zon voor iedereen schijnt, of men nu goed of slecht doet.
Vertel ook dat Jezus God vergelijkt met de zon: ook God is goed voor iedereen, of die mensen nu goed of slecht doen.

Spreek met de kinderen af om zo'n zon te maken: ze scheuren stukjes (klein - indien er veel kinderen zijn; groter indien er weinig kinderen zijn) geel uit de bladen die je hebt meegebracht. Die stukjes worden op de schijf gekleefd.

Zoek daarna een geschikt plaats om die 'zon' op de hangen.





BIDDEN

Gebed met gaten

(Pimmeke, 1998-99 - nummer 4, p. 9)

Lees het volgende gebed voor. Laat de kinderen de ontbrekende woorden invullen.
Men kan zich laten leiden door het rijm - maar kinderen mogen gerust ook wat anders invullen.

God, Je ziet allen even graag
gisteren, morgen en ....

Of je bruin bent, zwart als git,
of je geel bent, ofwel....

Of je recht loopt of wat krom
of je slim bent ofwel ....

Of je grof bent of eerder fijn
of je groot bent ofwel ....

Of je 't koud hebt of te warm
of je rijk bent ofwel ....

Of je rap bent of wat traag,
God, je ziet allen even ....





Grote kinderen

VERDIEPEN

Samen een stad maken

(geïnspireerd door: J. BRUGMAN, Prettige zondag! Kinderwoorddiensten voor het jaar A, Gooi en sticht, 1995, p. 105)

Materiaal
Grote vellen papier (b.v. A-3), stiften, genoeg voor het aantal groepjes dat je voorziet (met maximaal 4 kinderen)
Kleine 'kaartjes': een gekleurd blad papier dat in 8 rechthoeken verknipt werd. (per groep kinderen: 4 'kaartjes')
Dikke stiften (voor de plattegrond), gewone stiften (voor de 'kaartjes')


Verloop
Verdeel de grote groep in groepjes van drie tot vier kinderen. Vertel dat elk groepje op een blad de plattegrond mag tekenen van een stad, stadsdeel, dorp (aanpassen aan de situatie die de kinderen bekend is)
Daar moet van alles inkomen: straten, pleinen, fietspaden enz.
De 'kaartjes' gebruiken de kinderen als 'bordjes', die op een aantal plaatsen aangeven hoe men zich daar het best gedraagt.(Afspraken)
Hierbij mogen de kinderen niemand vergeten.

Daarna vergelijken de kinderen de verschillende steden.
- Wat valt je hierbij op?
- Heeft men met iedereen rekening gehouden?
- Welke afspraken maken het meest indruk?

Lees dan het laatste deel voor van het evangelie van deze dag:

Je hebt gehoord dat er gezegd is:

Hou van je naaste en haat je vijand.
Maar Ik zeg je: hou van je vijanden
en bid voor wie je vervolgen.
Dan zullen jullie kinderen zijn
van je Vader in de hemel.
Want die laat de zon opgaan voor iedereen:
voor slechte en goede mensen,
en Hij laat het regenen voor iedereen:
voor rechtvaardige en onrechtvaardige mensen.
Want als je alleen houdt van de mensen die je liefhebben,
welk loon verdien je dan?
Tollenaars doen dat toch ook!
En als je alleen je eigen vrienden groet,
wat is daar bijzonder aan!
Heidenen doen dat toch ook!
Wees dus goed zonder berekening,

net zoals je hemelse Vader goed is zonder te rekenen.


Bespreek kort dit stuk evangelie.

Stel met de kinderen vast:
. dat Jezus verder gaat dan de afspraken die mensen al onder elkaar maken.
. dat Jezus zijn visie verantwoordt door te verwijzen naar God die de zon laat opgaan voor iedereen, die het laat regenen voor iedereen, die goed is zonder te rekenen. Want: God is de Vader van alle mensen!

Bespreek daarna de afspraken die de kinderen zelf gemaakt hebben in het licht van dit stukje evangelie.



Houdt God van iedereen?

UitspraakWie?Leeftijd
Ik geloof dat God iedereen respecteert, ook de mensen die niet van Hem houden. Hij is net als ouders: die houden ook van hun kinderen, zelfs wanneer ze van alles kwaad doen.Miel 11 jaar
Moest ik God zijn, dan zou ik niet houden van hen die andere mensen pijn doen.Salome 9 jaar
Ik vind dat God van iedereen moet houden. Dat is zijn beroep.Lucie 10 jaar
De God van elke godsdienst houdt van de mensen die in Hem geloven. En zij die in niets geloven? Wel, er is geen God die van hen houdt.Toon12 jaar
Dat vraag ik me soms af: houdt God echt van alle mensen, ook van hen die niet in Hem geloven, zelfs van hen die kwaad doen aan anderen? Ik denk dat Hij van iedereen houdt, want Hij is liefde. Maar dan moet ik aannemen dat God blij is als Hij de vreugde ziet van de mensen van wie Hij houdt en dat Hij verdrietig is als Hij hun verdriet of angsten ziet. De liefde van God voor de mensen, is een echte liefde, een levende liefde, een liefde voor iedereen.Laetitia67 jaar



- Welke uitspraak treft je het meest? Waarom is dat?



En als jij nu eens God was?

De kinderen beelden zich in dat ze God zijn en doorstreep die zinnen die het hebben over mensen waarvan God het heel moeilijk zou kunnen vinden om van te houden:

'Zij die niet van Je houden'
'Zij die in Jou geloven, maar niet met Je spreken'
'Zij die niet in Jou geloven, maar in een andere God'
'Zij die denken dat Je niet bestaat'
'Zij die denken dat Je bestaat, maar dat Je oud bent en streng'
'Zij die niet weten dat Je bestaat'
'Zij die in Jou geloven en doen wat Jij belangrijk vindt'
'Zij die er zich niets van aantrekken'

Lees daarna de tekst uit het evangelie volgens Matteüs.
- Zou je nu dezelfde zinnen doorstrepen?
- Wat vind je van God?





BELEVEN

Anderen aanvaarden

(Geïnspireerd door: P. CHAPELLE in Zonnestraal 2006, nr 22, p. 19

Maak de volgende zin af: anderen aanvaarden, betekent ...
Kies eerst een vakje uit de eerste kolom en daarna één uit de tweede kolom.
Als je wilt, kun je er ook nog een vakje uit de derde kolom aan toevoegen.

... akkoord gaan metmensen die ik graag heb, maar die niet denken zoals ikdat is niet altijd gemakkelijk.
... begrip tonen voormensen die ik niet zo leuk vindgeeft me een goed gevoel.
... blij zijn voormensen die ik niet goed kendat kost dikwijls moeite.
... gaan naaranderenen blij zijn dat ik het deed
... ......


Schrijf hieronder de zin die je het meest bevalt. Leg uit waarom.

Anderen aanvaarden betekent:

..................................................................................................................
..................................................................................................................

Ik kies voor deze zin omdat:

..................................................................................................................





VERTELLEN

Van de aap en de schilpad

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Averbode 2007, p. 289)

De aap en de schildpad waren goede vrienden.
Op een dag zei de aap tegen zijn vriend: 'Ik ga trouwen.'
'Dat moeten we vieren!' zei de schildpad,
'Ik nodig je uit voor een etentje vanavond,' zei de aap.

De schildpad kwam.
Op tafel lagen lekkere hapjes.
Maar de schildpad kon er niet bij:
haar pootjes waren tekort.
De aap smulde de hele tafel leeg.
De schildpad ging met grote honger terug naar huis.

Enkele maanden later ontmoetten de twee vrienden elkaar weer.
'Kom je vanavond bij mij eten? vroeg de schildpad ,
'Gewoon voor de gezelligheid,
om de vriendschap levend te houden.'

's Avonds vond de aap bij de schildpad een tafel vol lekkers:
malse groene blaadjes, vruchten, kanjers van noten en hopen zaadjes.
'Tast toe, goede vriend,' zei de schildpad.
'Maar als je nog eerst je handen wilt wassen,
ga dan even naar de bron.'
De aap liep naar de bron om zijn handen te wassen.
'Ik neem alvast een hapje, riep de schildpad hem na.
Toen de aap terugkwam van de bron,
waren zijn handen opnieuw vuil.
Vol moed liep de aap terug naar de bron
om zijn handen een tweede keer te wassen.
Wanneer hij buiten adem en hongerig terugkwam,
vond hij een voldane schildpad voor een lege tafel.
Verlegen keek hij naar zijn vuile handen en dan naar de lege tafel.
Toen dacht hij aan de vorige keer dat ze samen gingen eten.

Zwijgend en beschaamd keerde hij terug naar huis.



De boodschappentas

(Naar: A. VAN WIJNGAARDEN, Kinderbron 6, 1984/1985)

Er was eens een soldaat die net boodschappen had gedaan.
Omdat hij geen zin had de zware boodschappentas te dragen,
zei hij tegen de eerste de beste die hij tegenkwam:
- Kom hier! Draag mijn tas!
- Ja, maar ...
- Niks te maren ..., doe wat ik zeg, anders ...
Er zat dus niets anders op.
De man die de tas moest dragen, wilde wraak nemen,
maar hij kon niets bedenken.
Als hij niet deed wat de soldaat zei, ging hij eraan.

- Zo is het wel genoeg, hoorde hij de soldaat zeggen.
Maar in plaats van opgelucht weg te lopen
droeg de man de tas uit eigen vrije wil verder.
- Zeg, hoor je me niet? vroeg de soldaat. Waarom doe je dat?
De soldaat werd er zenuwachtig van.
De man die de boodschappentas droeg, glimlachte.
Oef, het was hem gelukt,
die stoere soldaat zenuwachtig te maken, zonder wapens,
alleen door iets meer te doen dan er van hem verwacht werd.





Jongeren

VERDIEPEN

Woordzoeker

Materiaal
Noteer de volgende woorden op kaartjes: OOG, TAND, RECHTERWANG, NAASTE, VIJAND, HATEN, VADER, HEMEL, ZON, SLECHT, GOED, REGENEN, KWAAD, JAS
Woordzoeker.


Verloop
Lees eerst het evangelie van deze zondag voor. Gebruik hierbij de tekst 'Dichter bij de tijd' (zie hoger).

Neem daarna de kaartjes met woorden. Wat zegt de tekst over elk woord?
Welke woorden zijn typisch voor wat vroeger gezegd werd'? (Groepeer deze kaartjes)
Welke woorden zijn typisch voor Jezus? (Groepeer deze kaartjes)
De woorden die in beide vorige groepen kunnen horen, worden in het midden gegroepeerd.


Belangrijk
Niet de juistheid van de classificatie is belangrijk, wel de argumenten die men erbij geeft, en het inzicht in de eigenheid van Jezus' woorden.

Daarna worden de woorden opgezocht in de woordzoeker.
De letters die overblijven vormen de zin: 'Wees goed zonder te rekenen'.

Ga met de jongeren dieper in op deze zin.
- Wat bedoelt Jezus met deze zin?
- Vinden wij dat ook? Waarom? Waarom niet?
- Op welk gebied zou je deze zin zeker ter harte willen nemen?



Bij een illustratie van Fano


Bemin Uw Vijanden

Bekijk deze illustratie.
- Wat zie je?
- Wat wilde Fano, de tekenaar, duidelijk maken?
- Is dit realistisch? Waarom?
- Is dit haalbaar? Waarom?

- Bij welke uitspraak van Jezus hoort deze tekening?
- Hoe zou jij die uitspraak van Jezus toepassen in je leven?





MEDITEREN

Raad uit het boeddhisme

Beledigt iemand u,
dank hem,
want hij had u kunnen slaan

Slaat u iemand,
dank hem,
want hij had u kunnen kwetsen.

Kwetst hij u,
dank hem,
want hij had u kunnen doden.

Doodt hij u,
dank hem,
want hij zendt u naar het Nirwana.





BELUISTEREN

Linkerwang, rechterwang

(de tekstschrijver van dit lied en de muziek zijn onbekend)

Ze zullen altijd tegen je zeggen:
'Voor wat hoort wat, want dat hoort'.
Ze zullen altijd uit willen leggen:
Sta op je rechten, dan kom je nooit te kort.
Doe daar niet aan mee, doe het anders om:
geef de mensen meer dan ze durven te verwachten.
Dus in plaats van steeds op je strepen staan.
Langer met ze meegaan dan zij wel van je dachten.

Refrein
We hebben mensen nodig met een nieuwe fantasie,
mensen nodig met een nieuwe fantasie. (2X)

Ze zullen altijd tegen je zeggen:
'Oog om oog en tand om tand'.
Ze zullen altijd uit willen leggen:
Sla van je af en gebruik toch je verstand.
Doe daar niet aan mee, doe het anders om:
ga op mensen af die van jou af willen komen.
Ook als ze je wegslaan blijf in de buurt,
want zij hebben nodig waar zij zelf niet toe komen.

Refrein
Ze hebben mensen nodig met een nieuwe fantasie,
mensen nodig met een nieuwe fantasie. (2X)



Deze tekst gaat in op wat Jezus zegt in het evangelie van deze zondag. Wie niet zo direct aan het zingen gaat, kan stilstaan bij deze tekst alsof het een gedicht is.
- Welke zin treft jou het meest? Waarom is dat?

Er staat dat men mensen nodig heeft met een nieuwe fantasie.
- Beschrijf deze fantasie in je eigen woorden.

- Zoek in je leven een voorbeeld van wat 'oog om oog, tand om tand' kan zijn. Zoek daarna hoe je daarop kan reageren als 'mens met een nieuwe fantasie'.





VERTELLEN

Het korreltje rijst

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 75)

Een bedelaar
bedelde van deur tot deur.
Op een dag verscheen
een gouden wagen in de verte.
De bedelaar vroeg zich af:
‘Wie is die koning?’
Hij begon te hopen:
‘Ik zal aalmoezen krijgen,
zonder ze te moeten vragen.’
De wagen hield stil bij de bedelaar.
Met een glimlach stapte de koning uit.
Hij stak zijn rechterhand uit en zei:
‘Wat hebt u mij te geven?’
Bedremmeld en besluiteloos
stond de bedelaar daar.
Toen nam hij langzaam
uit zijn zak
een korreltje rijst
en gaf het aan de koning.

Groot was zijn verrassing,
toen hij die avond
zijn zak leegschudde,
en het korreltje rijst terugvond,
veranderd in goud.
De bedelaar weende bitter:
‘Ach,
had ik die koning
maar alles gegeven.’

Naar een verhaal van Rabindranath TAGORE



Na de dood

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, Uitgeverij Averbode 2007, p. 318)

Toen rabbi Mosje gestorven was, zei hij bij zichzelf:
‘Nu moet ik geen geboden meer onderhouden.
Wat kan ik nu doen om de wil van God te volbrengen?’
Hij dacht: ‘Misschien wil God
dat ik gestraft wordt voor mijn ontelbare zonden.’
Dadelijk begon de rabbi uit alle kracht te rennen en sprong de hel in.

Daarover was men in de hemel erg ongerust.
Spoedig kreeg de duivel het bevel:
‘Zolang rabbi Mosje bij jou is, mag je geen vuur stoken.’
Toen ging de duivel naar de rabbi:
‘Wil je alsjeblief naar de hemel gaan,
want dit is hier uw plaats niet.
Het kan toch niet dat ik hier geen vuur kan stoken omdat jij hier bent.’
‘Als dat zo zit,’ zei de rabbi, ‘dan verroer ik geen stap,
tot alle zielen mee mogen, die hier zijn.’

Naar een Chassidisch verhaal




Bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 15 februari 2017, p. 1)

Rabbi Mosje had bij leven altijd al zijn hart op de juiste plaats gehad.
De geboden van God zag hij niet als een resem wetjes
die klakkeloos moesten opgevolgd worden.
Voor hem waren die geboden richtingswijzers,
hulpmiddelen om God te dienen.
Want daar dienden wetten voor:
ze hielpen om van God te houden en van de medemens.

Toen rabbi Mosje stierf
moest hij die geboden ineens niet langer meer onderhouden.
Maar omdat die goede rabbi
die geboden nooit als ballast had gezien
ging hij op zoek om God op een andere manier te dienen.
Toen hij eraan dacht
dat hij toch wel een en ander op zijn kerfstok had,
overwoog hij om naar de hel te gaan om zijn straf uit te zitten
voor de vele zonden die hij gedaan had.

Maar rabbi Mosje had altijd als een rechtvaardig man geleefd,
zodat zijn verblijf in de hel
uiteindelijk maar van heel korte duur zou zijn.
Bovendien zat de duivel ermee verveeld
dat hij het vuur niet zo hoog kon stoken als hij wou
omdat de rabbi eigenlijk niet meer gestraft moest worden.
Hij sprak erover met de rabbi.
Maar toen die hoorde dat zijn aanwezigheid ervoor zorgde
dat andere zielen niet konden branden,
besloot hij heel snel: ‘Dan blijf ik hier!’
Want voor de rabbi was van God houden en van de medemens
geen gebod maar een levenswijze geworden.


Veel mensen klagen erover
dat er te veel wetten zijn om te onderhouden.
Maar mocht men het welzijn van zijn medemens
in alles voor ogen houden,
dan hoefden al die wetten niet.
Want uit respect voor de medemens
zijn er heel wat dingen
die men uit zichzelf al niet wil doen, of juist wel.





Overwegingen

Agnes Lameire

Steek een hart in de oude wet (2020)

'Oog om oog, tand om tand' klinkt ons vandaag wellicht barbaars in de oren maar het was een wet die moest garanderen dat de drang naar wraak werd ingeperkt. Je mocht je vijand niet méér aandoen dan wat hij jou had aangedaan.

'Maar Ik zeg u : bied geen weerstand aan het onrecht. Als iemand u op de rechterwang slaat, keer hem dan ook de andere toe.'
Wettelijk mocht een meester met de rug van de hand zijn slaaf een tik op de wang geven. Een rechtshandige meester sloeg zijn slaaf dus op de rechterwang. 'Bied hem ook de andere wang aan' zegt Jezus. Had Hij gevoel voor humor ? Want bood die slaaf inderdaad ook zijn linkerwang aan, dan bracht hij zijn meester in verlegenheid want op die manier een klap geven was een welhaast onmogelijke zaak.

'Als iemand uw onderkleed wil afnemen, laat hem dan ook uw bovenkleed ...'
Volgens de wetstraditie mocht een schuldeiser niet langer dan een dag het bovenkleed van zijn schuldenaar als onderpand eisen. ‘s Avonds moest hij het teruggeven, anders had de schuldenaar geen kleed om zich in de nacht te bedekken. Om die wet te ontwijken kon een oneerlijke eiser overdag het onderhemd en ‘s nachts het bovenkleed als pand eisen. En weer pleit Jezus voor verdraagzaamheid ...

'Als iemand u vordert één mijl met hem mee te gaan, ga er dan twee met hem'
Het gaat hier om de gehate maatregel die Romeinse soldaten toeliet gelijk welke burger te dwingen om één mijl ver zijn uitrusting te dragen. Die maatregel maakte vanzelf de wederzijdse vijandschap groter. Ga er twee met hem mee zegt Jezus.
Wie weet komen die twee gaandeweg misschien aan de praat en kan er zoiets als wederzijds begrip, of zelfs vriendschap ontstaan...?
Zo werd Simon van Cyrene door soldaten opgevorderd om het kruis van Jezus te dragen...

'Geef aan wie u vraagt en wend u niet af als iemand van u lenen wil.'
De joodse wetstraditie wilde dat aan een persoon die niet in staat was iets terug te betalen toch geld werd geleend. Jezus bevestigt die traditie als een daad van barmhartigheid aan hen die in nood zijn.


Met deze voorbeelden zien we dat Jezus geen enkel wetsbeginsel uitsluit maar zijn leerlingen oproept om kwaad met goed en haat met liefde te vergelden.
Kwaad met kwaad beantwoorden, leidt enkel naar nog meer kwaad terwijl liefde, hoe kwetsbaar ook, de enige kracht is die het kwaad kan overwinnen. En dat geldt nog altijd.

'Weest volmaakt zoals uw hemelse Vader volmaakt is' horen we als slotvers.
En daar staan wij dan als kleine mens met gebreken, met aangeboren kwade neigingen en onze niet altijd zo fraaie innerlijke verlangens.
Wat heeft Jezus van Nazaret bedoeld met die woorden?

Als ik vandaag goed luister, dan hoor ik dat met de slotzin van de Bergrede bovenal wordt verwezen naar het handelen van God die geen onderscheid maakt tussen zijn mensen. Die de zon laat opgaan over slechten en goeden en het laat regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. Die dus voor ieder van ons het goede wil en het volle leven toewenst.

Het Weest volmaakt is dus geen gebod in zijn meest eisende, bijna bovenmenselijke vorm, maar mag een stukje Blijde Boodschap zijn. Want wil ik met mezelf in vrede leven dan moet ik mijn onvolmaaktheid als schepsel aanvaarden. Dan lees ik het 'Weest volmaakt' als een stille uitnodiging en niet als een dwingend gebod. Een beetje zoals je tot je kind zegt : Doe je best !





Frans Mistiaen s.j.

“Bovenmatig” beminnen... dus ook onze vijanden!

Jezus vraagt van Zijn leerlingen meer dan het gewone.
Hij vraagt een ‘buitengewone’, een ‘overdadige’ liefde.

De ‘gewone’ levensregel,
waar de meeste mensen achter kunnen staan
is die van de wederkerige rechtvaardigheid.
“Goed doen aan wie ons goed doet.”
en "Schadevergoeding eisen van wie ons kwaad doet!”
Correcte evenredigheid dus.

En toch! Met zo'n levenshouding
zijn wij inderdaad wel in orde en in regel met iedereen,
zijn de rechten en de plichten nauwkeurig in evenwicht,
maar is er eigenlijk geen marge voor een geschenk,
is er geen plaats voor een overdaad van liefde.
Uit onze eigen ervaringen zelf weten wij nochtans
dat het leven juist de moeite waard werd
door de vele blijken van “overdaad” van liefde,
die wij vanaf onze jeugd gratis en gul hebben gekregen.
Voor ons, gelovigen, kan er altijd iets ‘gratis’ gedeeld worden,
iets ‘overtolligs’ bij gegeven worden,
een ‘surplus’ getoond worden van een hartelijke liefde,
die niet gaat tellen of berekenen.
Het is juist dat overdadige boven de norm,
dat van ons de mens heeft gemaakt die wij mogen zijn.
Waarom doen wij, gelovige volgelingen van Jezus,
voor anderen meer dan wat het strikte minimum van de norm vraagt?
Daarvoor is er uiteindelijk maar één echte reden:
uit diepe dankbaarheid,
omdat wijzelf reeds zoveel surplus
aan hartelijke liefde van God in ons leven hebben ervaren.

Het evangelie vraagt niet dat wij geen vijanden zouden hebben.
Die zijn er nu eenmaal, dat moeten wij niet ontkennen.
Als wij ons laten leiden door onze spontane gevoelens,
dan vinden wij dat er zeker mensen die ons kwaad hebben berokkend
of die ons duidelijk minder sympathiek lijken.
Maar het evangelie vraagt ons meer dan het gewone
en nodigt ons uit tot een ‘buitengewone’ liefde.
Als gelovigen willen wij
onze houding en gedrag niet laten overheersen
door onze spontane antipathieën of sympathieën.
Christelijk leven steunt immers
niet alleen op wat wij spontaan aanvoelen.
Echt christelijk leven steunt voor ons
op een positieve keuze voor de liefde,
die de tegenstellingen heel goed ziet,
maar ze juist bewust wil overwinnen,
door concrete daden van vergeving, toenadering en eenheid.
Echte liefde wil niet beperkt worden
door wat strikt en evenwichtig rechtvaardig is.
De barmhartigheid die God reeds voor ons heeft getoond,
heeft immers niet afgehangen van ons sympathiek gedrag.
Hij bood ons geen afgewogen, strikt rechtvaardige barmhartigheid,
maar een overdadige vergeving,
zonder voorbehoud, zonder voorwaarde en zonder berekenen.

In de meeste omstandigheden,
waar wij vijandigheid ondervinden,
zal agressiviteit niet het beste effect zal hebben.
Kwaad vergelden met kwaad is altijd steriel.
Geweld beantwoorden met geweld
roept veelal groter geweld op.
Geweldloosheid is niet naïef of wereldvreemd, wel tegendraads,
en uiteindelijk zeer vruchtbaar.
Mahatma Gandhi, Maarten Luther King, Nelson Mandela,
de grote geweldloze bevrijders van de moderne tijden,
hebben dat duidelijk aangetoond.

Als wij onszelf vergelijken met anderen,
dan komen wij steeds tot de conclusie
dat het gelijk langs onze kant ligt
en dat de anderen ongelijk hebben.
Maar als wij ons veeleer zien in onze relatie tot God,
dan worden wij vlugger bewust
dat wij nog meer dankbaar moeten zijn
voor Zijn “overdadige” liefde aan ons.
Alleen vanuit die dankbaarheid kunnen wij ertoe komen
aan anderen te vergeven, gul, bovenmatig... dus ook aan onze vijanden.



Marc Gallant, trappist (Orval)

Onvoorwaardelijke liefde (2014)

De agressiviteit is wreder bij mensen dan bij dieren. Dieren doden om zich te voeden of om zich te verdedigen. De mens kan doden uit wraak, uit ideologie. Kaïn doodt zijn broeder Abel uit afgunst. Zijn afstammeling Lamek zingt: “Kaïn werd zevenmaal gewroken, maar Lamek, zeventig maal zeven maal” (Genesis 4, 24). Veel erger nog: de mens zal zijn zucht een andere te doden projecteren op het beeld dat hij zich maakt van God, en zelfs doden in naam van God. De profeet Elia die, in naam van de ware God, de 450 profeten van Baal laat afslachten (1 Koningen 18, 19-40) schijnt de godsdienstoorlogen te rechtvaardigen. De ongelovigen zien die oorlogen juist als het grote argument tegen alle godsdiensten.

We begrijpen dat, in dit klimaat van mateloze agressiviteit in naam van de godheid, de Wet van Mozes, een grote stap vooruit geweest is. Ze kreeg vorm tijdens de ballingschap in Babylonië en ze bepaalt:
“Leven voor leven, oog voor oog,
tand voor tand, hand voor hand,
voet voor voet, verbranding voor verbranding,
kwetsuur voor kwetsuur, verwonding voor verwonding” (Exodus 21, 24-25).
Dat is de wet van de vergelding, zoals men die reeds vindt in de Codex van Hammoerabi, koning van Babylonië rond 1750 voor Christus.(§§ 196,197). Het gaat om een gewoonterecht dat gebruikelijk was in het oude Oosten. Het bepaalde de strafmaat van de schuldige in evenredigheid met de fout. Daarmee werd buitensporige wraak ingedijkt. De wet van de vergelding werd ook verzacht door het asielrecht in sommige toevluchtplaatsen voor plegers van onvrijwillige doodslag (vgl. Exodus 21, 12-13; Numeri 35, 9-29; Deuteronomium 4, 41-42; 19, 1-3).

Jezus komt melden dat God liefde is, die zijn zon laat opgaan voor goede en voor slechte mensen. Jezus brengt een revolutie in de menselijke verhoudingen. Hij vraagt ons niets minder dan volmaakt te zijn zoals onze hemelse Vader volmaakt is. Gods volmaaktheid is zijn liefde. ”Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is”, zegt Jezus in de versie van Lucas (Lucas 6, 36).
Deze onvoorwaardelijke liefde drukt zich het meest nadrukkelijk uit in de liefde voor de vijanden. Matteüs’ versie: ”Heb je vijanden lief en bid voor wie jullie vervolgen” (Matteüs 5, 46), krijgt van Lucas een praktische formulering: “Heb je vijanden lief en doe wel aan wie jullie vervolgen” (Lucas 6, 27). Het is niet mogelijk onmiddellijk vriendschappelijke gevoelens op te brengen voor onze vijanden, maar het is mogelijk hen goed te doen.

Jezus legt hier de eerste steen voor een heel nieuw maatschappelijk model. Het zal eeuwen duren vooraleer zelfs christenen er zich volledig mee doordringen. Na Jezus een paar jaar gevolg te hebben, vraagt Petrus, edelmoedig, aan Jezus of men moet vergeven tot zevenmaal toe. Jezus antwoordt: ‘Neen, niet tot zevenmaal toe’. Voor de opgeluchte Petrus vervolgt Hij: ‘maar tot zeventig maal zevenmaal” (Matteüs 18, 22). Zoveel als zeggen dat er geen beperking van tel is in het vergeven. Jezus geeft hier duidelijk lik op stuk op de zevenmaal zeven maal wraak van Lamed: de oude maat van de wraak wordt de nieuwe maat van vergeving.

Als Jezus vraagt geen wraak te nemen en ‘niet te weerstaan aan slechten’, betekent dat niet dat hij daarmee pleit voor een officiële rechtspleging die de straffeloosheid zou waarborgen voor de misdadigers. Dat zou een premie geven zijn aan geweldpleging en banditisme. Jezus stelt alleen de wet voor die geldig is in Gods koninkrijk van liefde en vergeving.

De geschiedenis van tweeduizend jaar christenheid die, helaas, ook moorden kende in naam van God, leert ons dat de haat ook het gemoed van christenen kan overwoekeren, en dat er in hun hart regionen zijn waar het licht van het evangelie nog niet binnengedrongen is. De woorden van Jezus waren dus niet alleen bestemd voor zijn toehoorders, maar voor allen die Hem willen volgen.