Johannes 17, 20-26: Bidden om eenheid
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1708)
Vader, ik bid niet alleen voor mijn leerlingen. Ik bid voor alle mensen die in mij zullen geloven als ze uw boodschap horen. Laat alle gelovigen samen één zijn. Net zoals wij samen één zijn, Vader. En laat alle gelovigen ook één zijn met ons. Dan zullen alle mensen op aarde geloven dat u mij gestuurd hebt.
U hebt mij uw hemelse macht gegeven. En ik heb die macht aan de gelovigen gegeven. Daardoor zullen zij samen één zijn, net zoals wij samen één zijn.
Vader, u bent één met mij, en ik ben één met de gelovigen. Geef dat zij samen volmaakt één zijn met u. Dan zullen alle mensen weten dat u mij gestuurd hebt. Dan weten ze dat u van de gelovigen houdt, net zoals u van mij houdt.
Vader, u hebt de gelovigen aan mij gegeven. Ik wil dat ze dicht bij mij zijn, ook als ik naar u toe ga. Dan zullen ze mij zien op mijn plaats naast u in de hemel. U hebt mij die plaats gegeven, want u hield al van mij voordat u de aarde maakte.
Goede Vader, de mensen van deze wereld kennen u niet. Ik ken u, en de gelovigen kennen mij. Zij weten dat u mij gestuurd hebt. Ik heb hun bekendgemaakt wie u bent, en dat blijf ik doen. Uw liefde voor mij zal nu ook bij hen zijn. En ik zal altijd in hen zijn.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Ik bid voor al wie in Mij gelooft: dat ze allen één mogen zijn.
Vader, zoals Jij en Ik één zijn, zo moeten ze ook één zijn.
Dan kan de wereld geloven dat Je Me gezonden hebt.
Ik liet hen delen in de heerlijkheid waarin Jij Me liet delen,
zodat ze één mogen zijn zoals Wij één zijn: Ik in hen zoals Jij in Mij.
Laat hun eenheid volkomen zijn,
dan zal de wereld weten dat Jij Me gezonden hebt
en dat Je hen hebt liefgehad zoals Jij Me hebt lief gehad.
Vader, al wie Je aan Me toevertrouwde,
zou Ik graag bij Me hebben waar Ik ben,
zodat ze de heerlijkheid zien waarin Jij Me hebt laten delen,
want vóór dat de wereld er was, had Jij Me al lief.
Vader, de wereld kent Je niet maar Ik ken Jou.
De mensen weten dat Jij Me gezonden hebt.
Ik heb hen gezegd wie Je bent en Ik zal dat blijven doen,
want ik wil dat de liefde die Je voor Me hebt,
ook in hen mag zijn.’
Stilstaan bij ...
Bidden
Bidden is te vergelijken met spreken. Men spreekt dan tot God: men zegt Hem wat men hoopt, gelooft, verwacht ...
Maar bidden kan men ook vergelijken met luisteren. Men probeert dan stil te worden om God beter te leren kennen. Zo voelt men beter aan wat God van mensen verwacht.
Bidden is uiteindelijk zijn gedachten en gevoelens afstemmen op die van God. Men ziet dan niet langer de dingen vanuit zijn eigen standpunt, maar men leeft zich in in het standpunt en de visie van God.
Vader
Typische manier waarmee Jezus God aanspreekt. Door God zijn vader te noemen, wordt duidelijk dat Jezus de zoon van God is. Wanneer zijn volgelingen ook God als Vader mogen noemen, zijn zij dus ook zonen of dochters, dus kinderen van God. Een verwantschap die een hele taak met zich meedraagt.
Eenheid
Doorgaans denkt men bij deze eenheid aan de ‘eenheid’ onder de christenen. Maar Johannes bedoelt eerder de eenheid en verbondenheid van christenen met Jezus, en door Hem met God.
Bijbel en kunst
C. AMMERLAAN - VAN NIEKERK
Symbool voor de eenheid van de jeugd over de hele wereld
Dit werk van Corry Ammerlaan - van Niekerk werd op het Jamboreeterrein aan de Spijkweg, Biddinghuizen (Nederland), geplaatst naar aanleiding van de 18e wereld-Jamboree. Uit een grote ronde schijf zijn twee groepjes van vijf mensen te zien, die dicht bijeen staan. De twee middelste van deze groep houden hun armen omhoog alsof ze naar iets wijzen in de lucht.
Tussen de mensen is de eenheid voelbaar: hun schouders raken elkaar, hun voeten komen bijeen op dezelfde plaats.
Zijn ze geworteld in hetzelfde ideaal?
Zetten ze hun schouders onder hetzelfde doel?
Het werk wil de eenheid van jongeren over de hele wereld symboliseren.
Misschien kan het ook de eenheid van christenen symboliseren?
Overwegingen
Luc Beeldens
Zijn diepste wens
(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk)
Jezus bidt voor ieder die in Hem gelooft:
“Mogen allen één zijn.”
Het is een mooie gedachte dat alle christenen,
eensgezind zouden zijn.
De geschiedenis leert ons iets anders.
Schisma’s en reformaties hebben
de eenheid onder de christenen danig verstoord.
Was het vooruitziendheid?
Ervaring?
Mensenkennis?
Jezus vindt het nodig om te bidden voor eensgezindheid.
Maar er is nog een diepere wens in Jezus’ gebed:
“Ik bid opdat zij allen één mogen zijn
zoals Gij, Vader, in Mij en Ik in U”
of
“Moge de verbondenheid die ik met Jou ervaar, Vader,
ook door hen ervaren worden.”
Jezus vraagt dat ieder die in Hem gelooft,
God niet uit het oog zou verliezen.
Mogen wij, volgelingen van Jezus,
de band met God aan den lijve ondervinden.
Mogen wij vervuld zijn met zijn oneindige Liefde.
Frans Mistiaen s.j.
Gods respectvolle liefde als een steun in de rug
Na Zijn verrijzenis had Jezus Zijn leerlingen duidelijk laten aanvoelen
dat Hij krachtig levendig onder hen aanwezig was,
maar wel op een heel andere manier dan vroeger.
Voortaan herkenden zij Hem en konden zij Hem vooral ervaren
in de persoonlijke bezieling en broederlijke solidariteit
die groeide telkens zij samen kwamen
voor het breken van het Brood in de Eucharistie
binnen de kleine kerkgemeenschap,
die van daaruit open dienstbaar werd voor de omgeving.
Hemelvaart vorige donderdag was het feest
waarop nogmaals duidelijk werd gemaakt
dat die Kerk voortaan op eigen benen moest gaan staan,
zonder onmiddellijk zichtbare Jezus als model naast haar.
"Mannen van Galilea, wat staat gij naar de hemel te kijken?
Hij, die is opgenomen, Hij komt bij u terug!"
De Heer laat Zijn Kerk niet verweesd achter,
maar maakt duidelijk op welke manier
Hij voortaan onder ons aanwezig wil blijven :
nl. als Helper, als Liefdesgeest, die onze geloofsgemeenschap
van binnenuit inspireert, voortstuwt, bezielt.
En nu verwachten wij die Liefdeskracht, op Pinksteren.
In dezer dagen worden vele twaalfjarigen gevormd.
Tijdens die ceremonie worden, op het moment van de zalving,
de ouders of peter en meter uitgenodigd bij hun kind te komen staan
en hun hand te leggen op de schouder van de opgroeiende jongere.
Een zeer zinvol gebaar.
Twaalfjarigen zijn op een leeftijd gekomen
waarop volwassenen hen niet meer vast in de hand
omkneld moeten houden om hen verder mee te trekken.
Die jongeren affirmeren immers hun persoonlijkheid.
Zij weten al meer wat zij willen
en laten duidelijk hun voorkeur kennen,
stilaan meer en meer gefundeerd.
(Ouders beloofden trouwens op hun huwelijksdag
de kinderen, die hun zouden geboren worden, te begeleiden
om hen vrij te maken en hun eigen weg te leren kiezen.)
Bij de twaalfjarigen voelt men reeds heel duidelijk
dat verlangen om "zich vrij te maken"
en om "zijn eigen weg te leren kiezen".
Natuurlijk zullen die jongeren
de zorgende aanwezigheid van hun ouders en andere volwassenen
de volgende jaren nog broodnodig hebben,
maar blijkbaar op een andere manier dan vroeger,
niet meer als model, vooropgaand en hen vooruit trekkend,
wel als een dragende hulp op de achtergrond, duwend, steunend.
Daarom gaan ouders of peter en meter bij het vormsel
áchter de jongere staan
en leggen zij hun hand vol respect op die schouder,
ten teken dat zij die jongere
vóór zich uit willen laten gaan op zijn of haar eigen weg,
maar hem of haar toch willen blijven begeleiden,
niet als een beklemming, wel als een steun in de rug.
Welnu, het is ook op die manier
dat Jezus in Zijn Kerk aanwezig wil blijven:
niet als een dwingende, beklemmende heerser,
die ons zou voorhouden wat wij allemaal moeten doen,
wel als een bezielende Liefdesgeest,
die ons, als een steun in de rug, inspireert, voortduwt,
wanneer wij op eigen benen staan
en onze verantwoordelijkheid gaan opnemen
als christenen in deze wereld.
Wij, Jezus' leerlingen, mogen alles van Hem vergeten:
Zijn gelaatsuitdrukking, Zijn gestalte, Zijn gebaren.
Maar iets van Hem mogen wij nooit vergeten: Zijn respectvolle liefde.
Jezus bad vurig dat de liefdeband tussen Hem en Zijn Vader
ook zou blijven leven in het hart van allen die in Hem geloven.
Uiterlijk zijn wij, christenen,
niet onmiddellijk te onderscheiden van ongelovigen.
Het verschil voelt men pas wanneer men met gelovigen omgaat
en begint te ervaren wat hun inspiratie is,
nl. een Liefde die bezielt tot belangeloze dienstbaarheid.
Niet dat wij die zelf moeten scheppen.
Neen! Wij moeten de liefde niet uitvinden.
Daardoor zouden wij alleen maar krampachtige mensen worden.
De stroming van de bezielende Liefde is er.
Wij moeten er alleen maar in gaan staan, haar voelen in onze rug,
haar door ons lichaam heen laten stromen,
zodat zij werkdadig wordt tot in onze handen en voeten,
in onze edelmoedigheid, in onze vergevensgezindheid,
in onze inspanningen tot eenheid.
Daarvoor hebben wij die steun in de rug nodig.
Want onze liefde is soms wat verkild, ons enthousiasme
wellicht wat verkoeld, onze hoop wel eens verzwonden
en onze dienstbaarheid misschien minder vindingrijk geworden.
Wij allen hebben er nood aan de Helper,
de Bezieler weer tastbaar te voelen.
Wij hebben nood aan een nieuw Vormsel,
aan een nieuw Pinksterfeest, voor onze geloofsgemeenschap.
(Gij, dertienjarigen die vorig jaar werd gevormd,
zijt gij trouw gebleven aan uw beloften en voornemens van vorig jaar?
Gij jongvolwassenen,
die enkele jaren geleden het vormsel hebt ontvangen,
is de edelmoedigheid van uw hart gegroeid
zoals de opschietende gestalte van uw lichaam?)
En wij, volwassenen, die vele jaren geleden werden gevormd,
wat is er de laatste tijd toch allemaal gebeurd,
dat ons gemoed zo verdrietig heeft gemaakt,
dat wij zijn gaan twijfelen
aan de liefdevolle aanwezigheid van Gods Liefdesgeest
in ons gezin, in ons persoonlijk leven,
in ons werkmilieu, in onze kerkgemeenschap?
Jong of oud, wij hebben allemaal nood aan een nieuw enthousiasme,
aan een nieuw gloedvol Pinksterfeest,
zodat wij, zoals onze vormelingen, ervaren dat God achter ons staat
en, bij alles wat wij nu beleven,
Zijn hand respectvol op onze schouder houdt.
Onze liefde gelijkt op een klein vlammetje,
dat reeds enkele gezichten verlicht
en reeds enkele harten verwarmt .
Het moet wel aangewakkerd worden
door het goddelijk vuur van Jezus’ Geest.
Laten wij daarom deze dagen met grote aandrang bidden :
"Kom, o Trooster, heilige Geest, Zachtheid die de ziel geneest.
Kom, Verkwikking, zoet en mild. Kom, o Vrede in de strijd.
Lafenis voor 't hart dat lijdt. Rust die alle onrust stilt!
Zonder Uw geheime gloed is er in de mens geen goed.
Genees de ziel die is gewond. Maak weer zacht wat is verstard.
Koester het verkilde hart. Leid wie zelf de weg niet vond.
Kom, o heilige Geest, kom!"
Zielsverbonden met Jezus en de Vader
Jezus is naar de Vader en de beloofde Geest is nog niet gekomen.
Tussen Hemelvaart en Pinksteren
beleeft de jonge Kerk een grens-ervaring,
en die houdt steeds een uitnodiging in tot innerlijke groei.
Maken wij dat niet regelmatig mee, zo'n overgang?
Het gevoel van afscheid te moeten nemen
van iets dat ons ontglipt en dat wij moeten loslaten
en terzelfder tijd het hevig verlangen
naar iets dat er nog niet is en dat wij nog niet kennen.
Ouders bv. die hun tiener het huis zien uittrekken
om op eigen benen te staan.
Zij hopen hem of haar terug te vinden,
maar nu als verantwoordelijke volwassene. Maar zal dat lukken?
Is hun liefde zo vindingrijk dat zij zich aanpast
aan de nieuwe levenssituatie? Meestal wel. Gelukkig!
Welnu, juist in zulke overgangssituaties tussen oud en nieuw,
juist dan begint een mens spontaan te bidden.
Op de grens tussen loslaten en verlangen,
daar welt het gebed op in het hart.
Het is het gebed van iemand die iets of iemand kwijt geraakt
en toch weet dat hij tot een nieuwe liefde opgeroepen wordt,
zonder nog te weten hoe.
Ook de leerlingen van Jezus begonnen in hun overgangstijd
spontaan te bidden wanneer zij samenkwamen rond Maria
om eucharistie te vieren in een of ander huis.
In hun herinneringen haalden zij toen zeker
heel sterk Jezus’ biddende afscheidswoorden naar boven,
die Hij tot hen had gesproken aan tafel in de bovenzaal,
op die eerste Witte Donderdag, toen Hij Zijn overgang begon,
Zijn pascha, Zijn doorgang door lijden en dood naar Zijn Vader.
Kunnen ook wij iets leren van Jezus’ gebed op dat ogenblik,
nu wij hier samenkomen in onze bovenzaal om er te bidden
te midden van onze overgangservaringen van loslaten
en hoop op nieuwe, verdiepte liefde?
Op het einde van Zijn afscheidswoorden
heeft Jezus gebeden dat allen,
die via Zijn leerlingen christelijke gelovigen zouden worden,
altijd innig verbonden zouden blijven met Hem en met Zijn Vader.
En dat door die zielsverbondenheid van de gelovigen
heel de wereld zou erkennen dat Hij, Jezus,
de echte Vertegenwoordiger is en blijft
van de hartelijke Vader-God,
die allen Zijn liefde gratuit en gratis aanbiedt.
Ons gebed zal dus altijd een verdiepingsmoment zijn,
enerzijds van onze dankbare levensverbondenheid
met onze liefdevolle God, die ons door alles heen blijft beminnen,
anderzijds van onze belangeloze dienstbaarheid
en liefdevolle solidariteit
met de lijdende medemensen van onze wereld vandaag.
Het wordt een gebed
dat straalt van dankbaarheid
voor de blijvende liefdesstroom die ons draagt,
en dat open bloeit in gulle edelmoedigheid
om niet op de eerste plaats onszelf te dienen,
maar het geluk van de andere.
Wij leren er ook dat Jezus,
bij het stichten van Zijn Kerkgemeenschap,
niet zozeer bezorgd is over uiterlijke organisatie of structuren:
vb. goed verzorgde preken en liturgie, de participatie van de leken,
de verantwoordelijkheid van de vrouwen...
Op die punten laat Hij ons een grote vrijheid.
Zijn allergrootste bekommernis is de geestelijke eenheid van allen,
de zielsverbondenheid met Hem en Zijn Vader, de Bron van Leven.
In liefde verbonden leven betekent dus voor ons, niet
dat wij eisen dat iedere gelovige hetzelfde doet, denkt en voelt,
maar dat wij er gelovig willen voor kiezen
elkaar niet los te laten
als er verscheidenheid is van karakter, opvattingen, aanvoelen,
en elkaar te blijven liefhebben met een liefde die
de verscheidenheid steeds opnieuw wil overstijgen,
nl. met de belangeloos dienende liefde van Jezus.
Uiterlijke verschillen over hoe en wat wij doen, zijn zo bijkomstig.
Verbondenheid met Jezus’ liefde vraagt van ons
dat wij elkaar een zo groot mogelijke uiterlijke vrijheid gunnen.
Onze keuze voor de innerlijke geestelijke levensverbondenheid
met de Zichzelf-gevende en anderen-dienende Jezus
maakt ons mild tegenover de verscheidenheid van de anderen.
“Zie hoe ze elkaar liefhebben”
zelfs te midden van de verscheidenheid van denken en handelen,
dat is het kenmerk
van de authentieke leerlingen van de verrezen Jezus,
van de echte gelovigen in de groeiende kerkgemeenschap.
Dat is wat de wereld kan overtuigen
dat Jezus de echte Vertegenwoordiger is en blijft van de Liefde-God.
Ook in elke grens-ervaring die wij meemaken,
bidden wij het best
met grote dankbaarheid voor Gods blijvende trouwe aanwezigheid,
in zielsverbondenheid met de belangeloos dienende liefde van Jezus,
die ons uitnodigt tot mild aanvaarden
van de vrijheid in de verscheidenheid:
“Kom heilige Geest, kom met uw liefdeskracht in ons wonen.”