Lucas 6, 27-38: De vlakterede
Lucas 6, 27-38 // Matteüs 5, 38-48
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1628)
Jezus zei tegen de mensen die naar hem luisterden: ‘Je moet van je vijanden houden. Wees goed voor de mensen die je haten. Spreek met respect over de mensen die je uitschelden. Bid voor de mensen die je slecht behandelen.
Als iemand je een klap in je gezicht geeft, draai dan je hoofd naar de andere kant. Dan kan hij je nog een keer slaan. En als iemand je jas afpakt, geef hem dan ook je hemd. Als iemand iets van je wil hebben, geef het hem dan. En als iemand iets van je pakt, vraag het dan niet terug. Behandel andere mensen net zoals je zelf behandeld wilt worden.
Stel dat je alleen van je vrienden houdt. Verdien je dan een beloning van God? Nee, want ook slechte mensen houden van hun vrienden.
En stel dat je alleen goed bent voor de mensen die goed zijn voor jou. Verdien je dan een beloning? Nee, want slechte mensen doen hetzelfde.
En stel dat je geld leent aan iemand die het je later zal terugbetalen. Verdien je dan een beloning? Nee, want ook slechte mensen lenen geld aan mensen die het later terugbetalen.
Daarom zeg ik tegen jullie: Houd van je vijanden. Wees goed voor iedereen. En leen geld uit zonder het terug te verwachten. Dan zullen jullie een grote beloning krijgen, en jullie zullen kinderen van God zijn. Want ook God zelf is goed voor mensen die ondankbaar en slecht zijn.’
Jezus zei ook: ‘Wees net als jullie Vader goed voor andere mensen. Veroordeel andere mensen niet, dan zal God jou ook niet veroordelen. Zeg niet dat andere mensen slecht zijn, dan zegt God dat ook niet over jou. Vergeef mensen als ze fouten maken, dan doet God dat ook. Geef, en je zult krijgen, meer dan je vast kunt houden! Want zo veel als jij aan anderen geeft, zo veel geeft God aan jou.’
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Jezus zei tegen de mensen die naar Hem luisterden:
'Hou van je vijanden.
Wees goed voor mensen die je niet graag hebt,
spreek met respect over de mensen die je uitschelden.
Bid voor de mensen die je slecht behandelen.
Als iemand je op de wang slaat,
keer hem dan ook de andere wang toe.
Als iemand je jas afpakt, geef hem dan ook je hemd.
Als iemand je iets vraagt, geef het dan.
Als iemand iets van je afpakt, vraag het dan niet terug.
Behandel de mensen zoals je wil dat ze jou behandelen.
Als je van je vrienden houdt, is er dan reden tot dankbaarheid?
Ook de zondaars houden van hun vrienden.
En als jullie alleen goed doen voor wie goed zijn voor jou
is er dan reden tot dankbaarheid?
Ook zondaars doen dat.
En als jullie lenen aan mensen die je later zullen terugbetalen,
is er dan reden tot dankbaarheid?
Ook zondaars lenen aan mensen om dat geld later terug te krijgen.
Nee, hou van je vijanden.
Wees goed en leen uit, zonder daarvoor iets terug te verwachten.
Dan zal er een rijke beloning voor je zijn:
je wordt kinderen van God,
want ook Hij is goed voor ondankbare en slechte mensen.
Wees barmhartig, zoals jullie Vader barmhartig is.
Veroordeel geen andere mensen,
dan zul je niet veroordeeld worden.
Spreek vrij, dan zul je vrijgesproken worden.
Geef, dan zal je gegeven worden.
Een mooie maat, stevig aangedrukt, goed geschud en overvol
zal je in de schoot geworpen worden.
Want met de maat waarmee je meet,
zul je gemeten worden.’
Bijbel en kunst
G. REFSUM
De gulden regel
(Sigurd BERGMANN, Van binnen naar buiten en van buiten naar binnen, in ArtWay beeldmeditatie 17 juni 2012 - www.artway.eu)
IJzer- en koperdraad geven vorm aan de basiselementen van dit object: cirkels, vierkanten en rechthoeken met diagonale kruizen in de hoeken en in het midden. Vierkanten worden onderbroken en verbonden door ‘hoeksteen-driehoeken’. De binnenste cirkel omringt een steen, waar draad overheen gekruist ligt met een klein rond oog in het midden. De beweging van de binnenste cirkel zet zich voort in de cirkels eromheen. Het doet ons misschien denken aan een steen die we in een stil meer hebben geworpen, waardoor zich ringen vormen die zich uitspreiden over het hele wateroppervlak.
Het ontwerp van De gulden regel van de Noorse kunstenares Grete Refsum komt ons misschien simpel voor. In zijn helderheid en consequentheid is het echter diep geworteld in overgeleverde wijsheid van het Oosten en het Westen. We kunnen Vitruvius’ klassieke theorie over harmonie in de architectuur terugvinden in de elegante opbouw van het werk die bestaat uit steeds groter wordende vierkanten – een eenvoudige maar krachtige structuur die duizenden jaren verandering overleefde. Volgens Plato is de cirkel de meest perfecte vorm, niet vanwege zijn rondheid maar omdat deze bestaat uit een lijn zonder begin of einde, waar alles overal kan beginnen en eindigen en begin noch einde de bewegingskracht hinderen. Het diagonale kruis draagt van oudsher een rijke betekenis in zich. Voor dit kunstwerk is de martelaarsdood van St. Andreas aan zo’n kruis het meest van belang.
Refsums object kan worden benaderd als schilderij, sculptuur, handwerk, tekst of architectuur of als al deze tezamen. Probeer eens heen en weer te gaan tussen deze vijf manieren van kijken en ze in elkaar te laten overvloeien. Voor degene die graag met woorden begint is het werk wederom geworteld in beproefde wijsheid. Het wil twee formuleringen die millennia voor beschavingen in Oost en West als fundament hebben gediend niet slechts naast elkaar zetten, maar ook met elkaar verbinden en integreren.
De gulden regel, die zich in het Oude en Nieuwe Testament uitkristalliseerde in het gebod om je naaste lief te hebben als jezelf, vormt de buitenste rand van het werk. Hier binnenin bevindt zich de uitspraak van Confucius (in Chinese karakters) die tot de dag van vandaag heel Noord-West Azië beïnvloedt: ‘Doe anderen niet wat je niet wilt dat zij jou zouden doen.’ Of deze twee centrale formuleringen uit het taoïsme en de joods-christelijke traditie hetzelfde betekenen en hoe zij hebben ingewerkt op de geschiedenis van Oost en West, kunnen we hier het beste aan de experts overlaten.
Refsums werk laat het open of je het Bijbelse gebod als het hoogtepunt van alle wijsheid of ook de taoïstische spreuk als de bron van alle heilzame levenskunst moet beschouwen. Waarvoor je ook kiest, het werk is duidelijk over het centrum van zowel de cirkel als het vierkant dat gevormd wordt door het martelaarskruis. Je kunt het van binnenuit of van buitenaf benaderen. Met enige verbeeldingskracht ontdek je hoe het diagonale kruis de cirkel activeert om zijn kracht over heel het werk te verspreiden en over degenen die ernaar kijken. Het licht dat opgehoopt ligt in de glazen fragmenten begint zijn gekleurde kracht uit te stralen naar de rest van het werk en daarbuiten. De stenen doen het geheel vibreren met een melodie van ver weg en diep binnenin, ons mogelijkerwijs leidend naar een land dat God ons heeft laten zien, de plaats van waaraf de steen werd gegooid die zijn levenbrengende wetten over heel de schepping doet uitcirkelen. Wie heeft deze eerste steen geworpen?
Suggesties
Kleine kinderen
VERTELLEN
Een noot op je kop
(Bewerking van een verhaal van Aag VERNELEN in Zonnekind, leesboek, uitgeverij Averbode, 21 februari 2020)
Pluim ligt in zijn nest. Hij verveelt zich.
Wat duurt de winter lang!
Niemand wil spelen. Het is te koud.
Pluim hoopt dat het snel lente wordt.
Onder de boom loopt Ree.
Pluim neemt een dikke noot en gooit.
De noot valt op de grond vlak voor Ree.
Ree schrikt en loopt snel weg.
Ha, daar is de wijze Uil.
Pluim neemt een noot en gooit.
De noot vliegt vlak langs de bek van Uil.
- Dat mag je niet doen, roept Uil kwaad.
Onder de boom zoekt Das een lekker hapje.
Pluim neemt een eikel en gooit.
De eikel valt precies tussen de oren van Das.
- Au! roept Das, dat doet erg pijn.
Uil, Das en Ree zijn samen in het bos.
Ze praten over Pluim die noten gooit.
- Hij moet daarmee stoppen, zeggen ze.
Pim zit op een tak en luistert mee.
Pim vliegt naar zijn vriend Pluim.
Pluim gooit vlug een noot.
Maar Pim is te snel. De noot valt naast hem neer.
- Je moet nog veel oefenen, Pluim, zegt hij.
- Ben jij dan niet boos? vraagt Pluim,
Uil en Bas waren erg kwaad.
- Dat versta ik, zegt Pim, een noot op je kop doet erg pijn.
- Daar had ik niet aan gedacht, zei Pluim.
Pluim en Pim spelen een leuk spel.
Pluim gooit noten en Pim probeert ze te vangen.
Pim gooit dan de noten terug naar Pluim.
Oei, één noot komt recht op zijn neus.
De neus van Pluim doet pijn.
Das komt voorbij.
- Sorry dat ik een noot op je neus liet vallen, zegt Pluim.
- Die noot deed erg veel pijn, gromt Das.
- Jullie spelen hier zo fijn, zegt Das.
Mogen Uil, Ree en ik meespelen?
Pluim vindt het best.
Met vier vrienden erbij is het spel veel leuker.
Door zelf te ondervinden hoe pijnlijk het is dat een noot op je kop valt, weet Pluim nu dat hij beter geen noten gooit naar het hoofd van iemand.
‘Doe niet aan een ander, wat je zelf niet graag hebt.’
Grote kinderen
EVEN TESTEN
Invuloefening
Vul de volgende zinnen aan.
Kies uit: andere, barmhartig, behandelen, bid, mensen, Vader, vijanden, veroordeel, wang
Hou van je ................... .
Wees goed voor de mensen die je niet graag hebben,
................... voor de mensen die je slecht behandelen.
Als iemand je op de ................... slaat,
keer hem dan ook de ................... wang toe.
Behandel de ...................
zoals je wil dat ze jou ....................
Wees ...................,
zoals jullie ................... barmhartig is.
................... geen andere mensen,
dan zullen jullie niet veroordeeld worden
Correctiesleutel
Houd van je vijanden.
Wees goed voor de mensen die je niet graag hebben,
Bid voor de mensen die je slecht behandelen.
Als iemand je op de wang slaat,
keer hem dan ook de andere wang toe.
Behandel de mensen
zoals je wil dat ze jou behandelen.
Wees barmhartig,
zoals jullie Vader barmhartig is.
Veroordeel geen andere mensen,
dan zullen jullie niet veroordeeld worden
VERTELLEN
Het venster
(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, Uitgeverij Averbode 2014, p.63)
Een jonge man en zijn vrouw
waren pas verhuisd.
De volgende morgen zaten ze gezellig te ontbijten
in hun nieuwe keuken.
Toen de jonge vrouw naar buiten keek,
zag ze haar buurvrouw de was ophangen.
- Wat een vuile was, zei ze.
Mijn buurvrouw kan niet goed wassen.
Misschien moet ze een nieuw wasproduct proberen.
En telkens wanneer de jonge vrouw zag
dat haar buurvouw de was te drogen hing,
gaf ze hetzelfde commentaar.
Een maand later zaten de jonge man en zijn vrouw
opnieuw gezellig te ontbijten.
De jonge vrouw keek naar buiten,
en zag haar buurvrouw de was ophangen.
- Kijk! Onze buurvrouw heeft leren wassen!
Zo'n propere was!
Wie zou haar dat geleerd hebben?
- Niemand, zei haar man,
ik heb vanmorgen de ramen schoongemaakt.
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en Leven, Federatie Rotselaar, 20 februari 2019, p. 1-2)
Sinds Donald Trump president van de VS is,
weet iedereen af van het bestaan van fake-news.
Want die president ziet in veel werk van journalisten
overal onwaarheden, overal ‘alsof-nieuws’.
Want halve waarheden en soms regelrechte onwaarheden
worden gepresenteerd als werkelijkheid.
Maar geconfronteerd worden met fake-news
is niet het ‘voorrecht’ van de vips van deze wereld.
Ook in bij ons komt zo’n nieuws voor.
Wat vroeger geroddel werd genoemd,
is nu vaak een topic in sociale media.
Halve waarheden en leugens gaan erin als zoete koek.
Niemand doet veel moeite om die ‘waarheden’ te onderzoeken.
Weinigen staan stil bij het leed dat dit kan veroorzaken.
De vrouw in het verhaal hierbij is goed op weg
om een fout beeld van haar buurvrouw op te hangen.
Zonder veel kennis van die vrouw
heeft ze duidelijk al haar commentaar klaar.
Dit staat haaks op wat Jezus zei:
‘Oordeel niet, zodat je niet geoordeeld wordt.
Want met het oordeel dat je velt,
zul je geoordeeld worden.
En de maat die jij gebruikt,
zal men ook voor jou gebruiken.’
Suggestie
(Simon 2015 nr 4, p. 15)
Lees het volgende van links naar rechts. Sla telkens een letter over.
DIET JEOPNLGIER VIRYOTUSWE OUOTRADPEVENLDTE OUVIETRS DIET BOUDUMRTVBRNOPUCWT.
HOAEATRS MKAHNE LIEJEERGTV HIASATRI EIEKNO LIEDSTJREM.
- Wat lees je?
- Wat denk je daarover?
Schrijf daarna een vervolg op het verhaal.
Correctiesleutel
DE JONGE VROUW OORDEELT OVER DE BUURVROUW. HAAR MAN LEERT HAAR EEN LESJE.
Feest op het kasteel
(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, Uitgeverij Averbode 2014, p. 106-107)
In een kasteel aan de rand van een groot bos
woonde een rijk man.
Elk jaar nodigde hij in de zomer
de mensen van het dorp uit
voor een groot feest.
Weken op voorhand sprak men daarover in het dorp.
Maar niet dit jaar.
- Is er soms iets gaande in het kasteel? vroeg men zich af.
Op een dag gingen de bakker, de slager, de burgemeester
en nog enkele mensen naar het kasteel.
- Dit jaar kan er geen feest zijn, zei de portier,
want alle vijvers drogen uit.
Als dat nog een tijd duurt, sterven alle vissen
en is er geen vis op het feest.
- Dat is toch geen probleem, zei de bakker.
Als we allemaal wat water brengen,
kan de vijver weer vol water komen.
Dan is er weer vis
en kan er gefeest worden.
Zo gezegd, zo gedaan!
Iedereen die kon, bracht water aan.
Met emmers, met tuinslangen, met grote flessen.
Ook Marie kwam.
Die had een kopje water mee.
Dan heb ik nog genoeg water,
voor het geval alles opdroogt, dacht ze.
Toen de vijvers gevuld waren, werd er gefeest.
De burgemeester en de bakker hielden een toespraak.
Er werd gegeten en gedronken.
Dan zei de rijke man:
- Omdat ik zo blij ben dat er terug water in de vijver is,
mag iedereen het voorwerp waarmee hij water gebracht heeft,
vullen met wijn.
Iedereen juichte van vreugde, behalve ...
De ontevreden vis
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p. 244)
In een vijver zwommen heel wat visjes.
Ze waren heel gelukkig.
Maar in die vijver zwom ook een grote vis.
Voortdurend zei hij :
‘Uit de weg, dit is mijn plek.’
Op een dag zei een klein visje :
‘Grote vis,
waarom ga je niet naar de grote rivier ?
Daar kun je vriend zijn van andere grote vissen !’
‘Goed idee !’ dacht de grote vis,
en bij de volgende overstroming,
zwom hij haar de grote rivier.
Daar werd hij omringd door wel vijf vissen,
die veel groter waren dan hij.
‘Opzij, visje !’ riepen ze,
‘Weet jij dan niet dat dit onze plek is ?’
De vis dacht :
‘Maar hoe kan ik hier leven,
als ik geen plekje krijg ?’
Daarom ging hij ‘s nachts op zoek naar eten.
Ineens stond hij oog in oog met een grote katvis.
Die had hem zeker opgegeten,
als er niet toevallig een boot voorbijkwam,
die zoveel golven maakte,
dat hij zich in de modder kon verstoppen.
‘Was ik maar in mijn eigen vijver gebleven’ dacht hij.
En bij de volgende overstroming
liet hij zich terug meedragen
naar zijn vroegere vijver.
Sedert die dag kunnen de kleine vissen
zomaar rond hem heen zwemmen.
En de grote vis vindt zich niet te goed
om samen met hen te leven.
(Naar een verhaal uit Senegal)
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 17 augustus 2016, p. 1)
Op het eerste zicht lijkt het verhaal hierbij een verhaal voor kinderen.
En misschien ook erg genietbaar met prachtige illustraties erbij.
Maar op het tweede zicht? …
Wie is die grote vis die zich te goed voelt voor die kleine visjes?
En wat te denken van die grote vis die een kleine vis lijkt
wanneer die in de grote rivier zwemt?
Die vissen konden net zo goed mensen zijn.
Mensen die anderen opzij schuiven en duwen
om hun grote ego aan zijn trekken te laten komen.
Mensen die vinden dat iemand
er om de een of andere reden niet bij hoort.
Mensen die vinden dat alleen zij het voor het zeggen hebben.
Tot ze door omstandigheden in de schoenen van de anderen staan
en meemaken wat zij anderen gewoonlijk laten voelen.
Dat is het wat die grote vis in de vijver meemaakt.
Wat maakt de vis uit het verhaal zo bijzonder dat men erover schrijft?
De grote kleine vis neemt zijn leven terug in handen
en gaat terug naar zijn eerste vijver.
Maar nu laat hij de andere vissen rond hem wel zwemmen,
want intussen heeft hij ervaren wat die kleine visjes meemaakten
toen hij ze opzij duwde.
Wat een zegen
dat die vis het leven van die kleine visjes leerde kennen
en daar de juiste gevolgen uit trok.
En nu maar hopen en verwachten
dat men tot een goede verstandhouding met anderen kan komen.
zonder dat men iets per sé aan den lijve moet ondervinden.
Jongeren
VERDIEPEN
Wijze woorden
Zorg voor
Voor elke deelnemer: 1 blad in A4-formaat, de tekst met het evangelie van de 7e zondag in het C-jaar.
Verloop
Het evangelie van deze zondag staat vol wijze woorden die Jezus uitgesproken heeft. Iedereen in de groep leest die woorden zorgvuldig na en onderlijnt in de tekst de zin die het meest trof.
Die zin schrijft ieder over op een blad in zelfgekozen letters en kleuren.
Nadien presenteert iedereen die woorden aan de hele groep samen met de reden waarom die zin het meest aansprak.
Verzamel de bladen met de woorden op in een map en plaats / hang elke week een ander woord op een centrale plaats in het lokaal waar je bijeenkomt.
MEDITEREN / BIDDEN
Weest barmhartig, zoals uw Vader barmhartig is
(Luc Beeldens, Pastorale Eenheid Heilige Damiaan – Hoboken-Berchem-Kiel-Wilrijk)
Het is gemakkelijk gezegd:
'bemin uw vijanden' of
'keer uw andere wang toe als men u slaat'
Deze woorden wringen.
Ze lijken tegen onze natuur in te gaan.
Jezus daagt ons uit.
Als we het Rijk Gods tastbaar willen maken,
moeten we andere wetmatigheden hanteren:
wees barmhartig, oordeel niet, veroordeel niet.
Geen oog om oog,
geen tand om tand.
Geen 'voor wat, hoort wat'.
Het vraagt een andere manier van denken,
een andere manier van doen.
Behandel andere mensen
net zoals je zelf behandeld wilt worden.
Zo veel als jij aan anderen geeft,
zo veel geeft God aan jou.
Goede God,
keer ons om.
Leer ons uw barmhartigheid,
zodat uw rijk onder ons kan komen.
Amen.
Overwegingen
Bernardus van Clairvaux
Liefde
“De maat van de liefde is te beminnen zonder maat”.
Agnes Lameire
Onmogelijk?
Deze woorden zijn zowat de oudste Jezuswoorden die ons vanuit de apostelkring hebben bereikt. Het zouden dus authentieke woorden zijn, woorden die echt uit de mond van Jezus zijn gekomen. Een reden temeer dus om ze van harte te beluisteren, hoewel kenners er ons op wijzen dat we rekening moeten houden met de zwart-wit formulering, eigen aan de oosterse taal.
Bemint uw vijanden
doet wel aan die u haten
zegent hen die u vervloeken
bidt voor hen die u mishandelen.
Wat doen we ermee? Wie kan de verkrachter van zijn kind liefhebben? Wie kan houden van de moordenaar, de pester op het werk, de mens -en dierenbeul?
Stelt Jezus onmogelijke eisen? Nee, we hoeven zijn woorden niet letterlijk te nemen maar moeten zoeken naar wat Hij ten diepste vraagt van zijn volgelingen. Jezus mikt op een nieuwe gezindheid van het hart. Hij roept op tot een nieuwe orde waar het laatste woord aan de liefde toekomt. Wie zich door Hem laat inspireren is bereid altijd weer te vergeven, altijd een weg naar vrede te zoeken, altijd te geven in plaats van te nemen, solidariteit te betonen met wie het niet zo goed getroffen heeft in plaats van het hoofd af te wenden... En dat is al moeilijk genoeg!
Waarom valt het zo verdomd lastig om na een ruzie de eerste stap te zetten? Hoe komt het toch dat het ons soms onmogelijk lijkt om als eerste de hand te reiken? Is de weg naar vrede zo moeilijk haalbaar? Niet alleen op wereldvlak maar evenzeer in onze kleine oorlogjes, in eigen familie, met de buren in de straat, met collega’s op het werk?
Wees barmhartig, oordeelt niet, spreek vrij ... je hebt er je hele leven de handen mee vol ...
Joden kenden de zogenoemde ‘gulden regel’ der naastenliefde in negatieve vorm: 'Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook aan anderen niet'. Jezus geeft er een positieve vorm aan en zegt: 'Zoals ge wilt dat mensen u behandelen, zo moet gij hen behandelen.' Liefde is méér dan het nalaten van leed doen; liefde houdt het bevorderen van het welzijn van de naaste in, van elke naaste want als je enkel je vrienden liefhebt, wat is daar voor bijzonders aan?
Doe het goede niet in de hoop er iets voor terug te krijgen. Moet een cadeau dat je geeft precies de waarde hebben als dat wat je gekregen hebt? Zit ik na te tellen wie nu precies aan de beurt is om aan tafel uit te nodigen, ikzelf of die vriendin?
Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gestampte, geschudde en overlopende maat ... Het beeld gaat terug op de korenmaat die niet werd afgestreken maar waar, integendeel, een schep bovenop werd gedaan. Daarna kwam het hele vrachtje in het opengehouden kleed van de ontvanger terecht. Dat is de schoot waar Lucas het over heeft.
Frans Mistiaen s.j.
Overdadig beminnen … dus ook onze vijanden!
(Geïnspireerd door een commentaar van André LOUF, "Mijn Liefde is genoeg", p. 140-143)
Jezus vraagt van Zijn leerlingen meer dan het gewone.
Hij vraagt een ‘buitengewone’, een ‘overdadige’ liefde.
De ‘gewone’ levensregel,
waar de meeste mensen achter kunnen staan luidt:
"Houden van diegenen die van ons houden.
Goed doen aan wie ons goed doen.
Lenen aan diegenen waarvan wij weten
dat zij ook aan ons zullen lenen als wij het vragen.
Voor wat, hoort wat!".
Wederkerige rechtvaardigheid, dus.
Dat kan ieder moreel denkende mens aanvaarden.
En als wij dat allemaal zouden doen, dan zou het al heel goed zijn.
Maar toch!
Met zo'n correcte levenshouding
zijn wij inderdaad wel in orde en in regel met iedereen,
zijn de rechten en de plichten nauwkeurig in evenwicht,
maar is er eigenlijk geen marge over voor een geschenk,
is er geen plaats voor een overdaad van liefde.
En uit onze eigen ervaringen weten wij
dat die nu juist het leven de moeite waard maken,
die vele blijken van overdaad van liefde
die wij vanaf onze jeugd gratis en gul hebben gekregen.
Voor ons, gelovigen, kan er altijd iets ‘gratis’ gedeeld worden,
iets ‘overtolligs’ bij gegeven worden,
een ‘surplus’ getoond worden van een hartelijke liefde,
die niet gaat tellen of berekenen.
En waarom doen wij, gelovigen, dat?
Daarvoor is er uiteindelijk maar één echte reden:
uit diepe dankbaarheid,
omdat wij dankbaar zijn zelf reeds zoveel surplus
aan hartelijke liefde van God in ons leven te hebben ervaren.
De uitnodiging ook de vijand lief te hebben
is bestemd, niet voor ongelovigen, maar voor de echte leerlingen van Jezus,
voor hen die reeds openstaan voor het Rijk Gods.
Voor ons, die reeds weet hebben van wat barmhartigheid is,
die reeds gevoeld hebben
dat wij tot in het diepste puntje van onze ziel door God bemind zijn.
Want wíj hebben ooit op een bepaald moment van ons leven,
in al onze kleinheid en zwakheid,
gevoeld dat God ons toch stond op te wachten.
Wíj hebben ervaren
dat Hij ons in Zijn barmhartige armen heeft omsloten
en ons tegen Zijn vergevend hart heeft aangedrukt.
Wíj hebben gevoeld dat de goede Herder had opgemerkt
dat wij ontbraken in de kudde,
dat wij de moeite waard waren om persoonlijk te worden opgezocht
en op de schouders terug naar huis te worden gedragen.
Vermits wij zulke overdaden van liefde
zelf aan de lijve hebben ervaren,
kunnen wij niet anders dan aan iedereen verkondigen
dat Gods barmhartigheid overdadig is
en dat Zijn Liefde eeuwig duurt voor goeden, zowel als voor kwaden.
Een barmhartigheid die menselijkerwijze gesproken
niet te begrijpen en onmogelijk is,
maar waarvoor wij nooit dankbaar genoeg kunnen zijn.
Het is dus, vervuld van dankbaarheid
voor de overdadige vergeving van God tegenover óns,
dat wij, christenen, goed en barmhartig willen zijn
voor al wie wij ontmoeten, voor al onze broeders en zusters...
tot en met onze vijanden.
Het evangelie vraagt niet dat wij geen vijanden zouden hebben.
Die zijn er nu eenmaal, dat moeten wij niet ontkennen.
Want, als wij ons laten leiden door onze spontane gevoelens,
dan zijn er mensen die ons kwaad hebben berokkend
of die ons duidelijk minder sympathiek lijken.
Maar het evangelie vraagt ons meer dan het gewone
en nodigt ons uit tot een ‘buitengewone’ liefde.
Als gelovigen willen wij
onze houding en gedrag niet laten overheersen
door onze spontane antipathieën of sympathieën.
Echt leven steunt immers
niet alleen op wat wij spontaan aanvoelen.
Echt leven steunt voor ons op een positieve keuze voor de liefde,
die de tegenstellingen heel goed ziet,
maar ze juist bewust wil overwinnen,
door een surplus van concrete daden van vergeving, toenadering en eenheid.
Echte liefde wil niet beperkt worden
door wat strikt en evenwichtig rechtvaardig is.
Gods barmhartigheid voor ons
heeft immers niet afgehangen van ons sympathiek gedrag.
Hij bood ons geen afgewogen, strikt rechtvaardige barmhartigheid,
maar een overdadige vergeving,
zonder voorbehoud, zonder voorwaarde en zonder berekenen.
In de meeste omstandigheden,
waar wij vijandigheid ondervinden,
zal agressiviteit niet het beste effect zal hebben.
Kwaad vergelden met kwaad is steriel.
Geweld beantwoorden met geweld
roept veelal groter geweld op.
Geweldloosheid is niet naïef of wereldvreemd,
wel tegendraads, maar uiteindelijk zeer vruchtbaar.
Mahatma Gandhi, Maarten Luther King, Nelson Mandela,
de grote geweldloze bevrijders van de moderne tijden,
hebben dat duidelijk aangetoond.
Als wij onszelf vergelijken met anderen,
dan komen wij toch steeds tot de conclusie
dat het gelijk langs onze kant ligt
en dat de andere ongelijk hebben.
Het evangelie vraagt dat wij ons in de eerste plaats zien
in onze relatie tot God.
Dan worden wij heel vlug bewust
dat wij nog meer dankbaar moeten zijn
voor Zijn ‘overdadige’ liefde aan ons.
Alleen vanuit die dankbaarheid zijn wij in staat
aan anderen te vergeven ... ook aan onze vijanden.