Loading...
 

Als de dood het leven kruist

Als kinderen met de dood geconfronteerd worden ...

Meestal komen kinderen voor het eerst in contact met de dood bij het zien van een dood dier: de goudvis zwemt niet meer, het paaskuikentje ligt doodstil in zijn doos, het hamstertje loopt niet meer rond ...
Het duurt niet lang of ze beginnen te wenen: ze zijn verdrietig en niet te troosten.
Ze ervaren voor het eerst: dood, verlies, scheiding, niet meer kunnen communiceren ... verdriet. Ze beseffen: het wordt nooit meer zoals vroeger. En ze denken na, ook over wat 'dood' zijn is.



Hoe staan kinderen t.o.v. de dood?

De manier waarop kinderen omgaan met verdriet en dood, wordt in hoge mate bepaald voor de manier waarop volwassenen ermee omgaan (participatief geloof).
De verschillen worden beïnvloed door de ontwikkelingsfase waarin het kind zich op dat moment bevindt.



Tot ongeveer 3 jaar
Peuters hebben geen precieze voorstelling van wat dood is. Het woord kennen ze wel, maar dat is voor hen iets als 'weggaan' of 'afwezig zijn', zonder dat dit definitief is.

Peuters maken nog geen onderscheid tussen levende en niet levende dingen. Ze leven nog niet met het 'waarom' van de dood en wat er daarna gebeurt. 'Dood' boezemt hen geen angst in. Ze staan blijkbaar zozeer in het leven dat de dood voor hen geen definitief karakter heeft. Zo denken ze dat iemand die gestorven is, slaapt of na een tijdje terugkomt. Daarom nemen ze de dood probleemloos op in het spel dat ze spelen.

Kinderen spelen ziekenhuisje waar iemand doodgaat, die dan later hersteld weer thuis komt.
Kinderen kunnen b.v. een verhaal verzinnen, waarbij iemand door een leeuw wordt opgegeten en even later weer gewoon op de weg loopt.
Wanneer ze iemand in een spel neerschieten, staat die korte tijd nadien terug op.


Ze gaan soms op zo'n natuurlijke manier om met de dood dat het de volwassenen verbijstert.
Het raakt kinderen wel als ze papa en/of mama zien wenen. Ze zijn ook bang om gescheiden te worden van hen die hen met warmte en liefde omringen.



Kleuters
Kleuters kennen het verschil tussen leven en dood, maar het definitieve karakter ervan beseffen ze niet. Dood is voor hen niet taboe. Ze koppelen dood aan ouderdom.

Kinderen worden op veel manieren met 'dood' geconfronteerd. De tv brengt de dood onder vele gezichten voor ogen: boeven worden gedood, mensen sterven bij een aardbeving of tijdens oorlogsgeweld. Het is niet zeker dat kinderen deze vormen van dood als dood herkennen of verbinden met 'dood' in hun eigen omgeving b.v. met de dood van hun hamster, hun poes, hun oma ... Maar het verschil tussen leven en dood beginnen ze wel te kennen.
Kleuters verbinden de dood met oud-worden. Alleen oude mensen sterven, kleuters niet! Als ze vragen of hun mama of papa ook al oud zijn, kan dat een uiting zijn van de vrees om hun ouders te verliezen, waardoor zij hun veiligheid en geborgenheid kunnen kwijt raken.

Ze spreken vaak nuchter en gevoelloos over de dood omdat het nog niet tot hen doordringt dat dood definitief is. Ze maken nog geen onderscheid tussen 'weggaan' en het definitieve levenseinde, omdat zij nog voluit cyclisch denken. Dood is voor hen iets tijdelijks, een soort slaap, waarbij de dode niet kan zien en niet meer kan bewegen.

Een kleuter gaat kort na het overlijden van opa bij oma logeren.
Kleuter: 'Oma, is opa er ook?'
Oma: 'Nee, schatje, je weet toch dat opa dood is!'
Kleuter: 'Oma, wanneer is opa klaar met dood zijn?


Ze komen ook met de meest vreemde vragen omdat ze niet weten wat er gebeurt als iemand begraven wordt. Als kinderen hierover nformatie krijgen, beginnen ze vol fantasie hun eigen antwoorden te formuleren.
Rond 5-6 jaar, komt langzaam het besef dat 'dood' niet 'even weg' is, maar 'voorgoed weg'. Stilaan koppelen kinderen dood, afscheid en verdriet aan elkaar.

Wanneer kinderen rechtstreeks met de dood van een geliefde persoon te maken krijgen, worden ze tegelijk geconfronteerd met het grote verdriet van volwassenen. Zo gebeurt het dat kinderen wenen omdat ze anderen zien wenen. Pas wanneer ze beseffen dat dood onomkeerbaar is, begint voor hen het rouwproces. Dit verloopt moeizamer dan bij volwassenen wegens hun beperkte uitingsmogelijkheden. Bovendien vertonen ze reacties die afhankelijk zijn van het soort relatie dat ze met de overledene hadden: ze kunnen bijvoorbeeld meer rouwen om het verlies van een vriendje dan om de dood van een tante.
Omdat er geen universele gedragscodes bestaan voor het rouwen, ook niet voor kinderen, moet men vermijden bepaalde verwachtingspatronen op te leggen.
B.v. Niet zeggen: nu moet je ophouden met wenen. Eerder vragen: Heb je nog altijd zo'n groot verdriet?



Rond 6 jaar
Zesjarigen beginnen te beseffen dat dood onomkeerbaar is.
Kinderen willen de 'waarheid' weten.

Ze zijn vooral geïnteresseerd in de biologische kant van het doodgaan.
Ze vragen b.v.: Waar zijn de doden? Wat gebeurt er als je sterft?

Soms zijn er vragen waar men geen of maar heel moeizaam een antwoord op kan geven:
. Waar is de hemel?
. Waarom leeft men, als men toch dood moet gaan?
. Waarom steken ze opa eerst onder de grond als hij naar de hemel moet? Dan kan hij er niet meer uit?
. De verpleegster zegt dat Nathalie nu gelukkig is in de hemel, waarom is haar mama dan niet blij?

De kinderen zien de dood als iets concreet: een oude man, een geraamte met een zeis, een spook...
Omdat jonge kinderen egocentrisch zijn, zien ze zichzelf als het middelpunt van het gebeuren. B.v.: 'Als oma van mij had gehouden, dan had ze me niet in de steek gelaten.'
Vijandschap en/of schuldgevoelens t.o.v. de overledene zijn dan normale reacties.



8 - 9 jaar
Stilaan beseffen kinderen dat de realiteit van het levenseinde onherroepelijk is en onontkoombaar voor alle levende wezens. Ze ervaren ook gevoelsmatig de dood van iemand. Zij worden treurig en huilen als ze de dood van een familielid, een vriend of een klasgenoot vernemen.
Ze beginnen zich vragen te stellen over wat na de dood komt en beginnen theorieën uit te denken over het leven na de dood. Een gelovige invulling is hier alleen op zijn plaats, als het niet de eerste keer is dat het kind over God hoort spreken en men de dood niet voorstelt als de wil van God. Daarom is het belangrijk over de dood te spreken op momenten waarop de kinderen niet persoonlijk met de dood geconfronteerd worden. B.v. rond Allerzielen. Gelovigen kunnen dan de relatie tot God i.v.m. dood uitdrukkelijk onder woorden brengen.



9 - 11 jaar
Kinderen evolueren naar een meer realistische kijk op sterven. De dood is een blijvend einde van het leven, dat iedereen vroeg of laat te beurt valt, maar eerder anderen dan zijzelf.
Hun denken wordt nog sterk overheerst door fantasiebeelden.


Kinderen worden meestal zo opgevoed dat ze alleen de mooie kant van het leven zien. Omdat men ze een gelukkige jeugd wil bezorgen, worden ze beschermd voor de schaduwzijden van het leven.
Maar zo leren kinderen geen verdriet verwerken. Zo leren ze niet beseffen dat bij tegenslagen mensen achter hen kunnen staan en dat perspectief mogelijk is. Zo leren ze ook niet weerbaar te zijn en gevoelig voor de pijn die anderen meemaken.




Hoe uiten kinderen hun verdriet?

Zwijgen, verkroppen, afzonderen, aan iedereen vertellen, onverschillig doen oorzaken zoeken, zich afvragen waarom?, agressief worden ...

De manier waarop kinderen hun verdriet verwerken, is individueel verschillend. Vaak vinden ze andere dingen belangrijk en leggen ze andere accenten dan volwassenen. Bij een volwassene beginnen de eerste rouwreacties onmiddellijk na het sterven van de geliefde. Bij kinderen komen ze enkele weken of maanden na de dood. Soms duurt het een hele tijd eer een kind zich veilig genoeg voelt om zijn verdriet te uiten.

Er kunnen lichamelijke klachten ontstaan (hoofdpijn, slaapstoornissen, minder eten ...)

Sommigen zetten een stap terug in hun ontwikkeling (regressie): ze verliezen de controle over bepaalde lichaamsfuncties.
Bedplassen - terwijl ze eigenlijk al zindelijk zijn
Babytaal spreken - terwijl hun taalontwikkeling al verder gevorderd is
Duimzuigen - misschien willen ze zo onbewust teruggaan naar de tijd waarin de gestorvene er nog was. Maar het kan er ook op wijzen dat ze niet groot willen worden, want 'groot zijn' betekent: dood gaan.

Sommige kinderen laten het afweten op school of beginnen zich anders te gedragen.
Ze kunnen zich nog moeilijk concentreren en behalen slechte resultaten. Ze gedragen zich agressief en gevoelloos, of willen in een hoekje kruipen of tonen een grotere afhankelijkheid (klampgedrag, huilen, onzekerheid). Anderen proberen het verlies van zich af te houden door overdreven luidruchtig of vrolijk te zijn.

Heel vaak zijn deze houdingen een reactie op het onvermogen om over de dood te spreken of hun gevoelens daarover te uiten, waardoor ze dit verlies niet kunnen verwerken.



Hoe verwerken kinderen hun verdriet?

Het is belangrijk om een kind n.a.v. een overlijden veiligheid en geborgenheid te bieden zodat het zijn gevoelens kan uiten. Wie een rouwproces niet doorloopt, kan de overledene niet loslaten en draagt zijn verder leven dit verdriet mee.
Maar er bestaat geen recept dat zegt hoe dit kan gebeuren. Men kan enkel luisteren naar hoe het kind zich voelt en het de kans geven zich te uiten.
Typisch voor kinderen is dat ze het niet aankunnen om lange tijd met emoties bezig te zijn. Maar dat wil niet zeggen dat die emoties er niet zijn.


SPREKEN
Als kinderen al eens over verdriet en dood hebben kunnen praten, zonder een directe persoonlijke confrontatie, die hen uit evenwicht brengt, is de klap bij het overlijden van iemand die hen dierbaar is, wellicht niet kleiner, maar is de kans reëel dat het kind beter weet om te gaan met zijn gevoelens. Het krijgt hierdoor de kans een taal te ontwikkelen om te praten over ziek-zijn en sterven, het weet tegelijk dat het met gevoelens van verdriet bij een volwassene terecht kan.

Vraag het kind wat het zelf denkt over dood-zijn. Deze gedachten bevatten meestal elementen die bruikbaar zijn om over de dood te praten als over een element van het leven.
Door samen over de overledene te praten steunt men elkaar bij het verwerken van het verdriet. Geef kinderen de kans om zowel positieve als negatieve herinneringen aan de overledene te verwoorden: 'Weet je nog toen hij leefde ...?'
Dat is beter dan te proberen de herinneringen uit het hoofd van de kinderen te praten.


VERHALEN BELUISTEREN
Zoek verhalen die mogelijkheid tot identificatie in zich dragen zodat kinderen ...
... ontdekken dat zij niet alleen zijn met hun verdriet
... meer inzicht krijgen in hun situatie: verdriet, boosheid en eenzaamheid horen bij rouw.
... nieuwe wegen ontdekken om hun verdriet te uiten of te verwerken.
Je kunt ook expliciet uitnodigen tot deze identificatie:
'Stel nu eens dat jij Sven was...' of 'Zou jij ook boos zijn op de ouders van Sven als jij Sven was?
Wat het kind hierop zegt, heeft een grote informatieve waarde: je hoort niet alleen wat het kind over de figuren uit het verhaal vindt, maar ook wat zijn gevoelens daarover zijn.


SPELEN
Wat voor volwassenen werken is, is voor kinderen spelen.
Spelen is DE meest natuurlijke manier waarop kinderen zich uiten. Het spel van kinderen is als het discussiëren, bespreken en uiten van gevoelens bij volwassenen.
Kinderen die niet in staat zijn hun verdriet in woorden uit te drukken kunnen hun vrees en verdriet uiten in spelletjes met poppen en dieren.
Ook schilderen, tekenen, boetseren ... zijn bevrijdende uitingsvormen.
B.v. Geef kinderen de opdracht om tien mooie herinneringen aan de overledene uit te zoeken in tijdschriften. Die worden uitgeknipt of uitgescheurd en met eventuele tekeningen samengevoegd tot een boekje. Afhankelijk van de leeftijd, kunnen er zinnen bij geschreven worden.


RITUEEL HANDELEN
Rituelen zijn voor het kind een wezenlijk onderdeel in zijn leven. Ze bieden het de mogelijkheid om zijn emoties te leiden en geven het een houvast, vooral vanwege het gevoel van veiligheid dat ervan uitgaat.
B. v. het ritueel bij het begraven van een dier inpakken, put graven, lied zingen, put dichtgooien, bloemen neerleggen...)
Jammer genoeg zijn heel wat traditionele gebruiken verschraald, zodat nogal wat mensen geen mogelijkheden meer hebben om hun verdriet samen te dragen. Kinderen lopen er dan soms ook maar verweesd bij of ze worden geweerd bij begrafenisrituelen.


HANDELEN ROND HERINNERINGEN
Samen spullen van de overledene opruimen.
Samen met het kind een aandenken uitzoeken.
Samen een foto-album of plakboek samenstellen.



Wat bepaalt de intensiteit van het rouwproces?

De emotionele band
De emotionele band met de persoon of hetgeen men verliest, is niet hetzelfde als de familiale band. B.v. De dood van een poes kan een kind dieper raken dan de dood van oma.


De aard van het verlies
Het verlies van een eigen kind, de partner, van de eigen ouders, wordt als moeilijk draagbaar ervaren. Ook hier speelt de emotionele band een grotere rol dan b.v. de leeftijd.


De eigen voorgeschiedenis inzake verlies
De reactie bij het overlijden van iemand die men nauwelijks kent, kan overdreven zijn, omdat het vorige verlies van iemand die veel nauwer aan het hart ligt nog niet werd verwerkt.


De omstandigheden van het verlies
Het moeilijkste om verdriet te verwerken is wanneer men geen kans kreeg om afscheid te nemen. Dit wil niet zeggen dat het verwerken van het verdriet dan van een leien dakje loopt: men heeft zich kunnen voorbereiden op de dood van iemand, maar niet op de lege plaats die deze persoon achterlaat.



Als je in de klas met dood geconfronteerd wordt ...

Een dood dier ...

Er zijn mensen die bij de dood van een geliefd dier, kinderen verdriet willen besparen door het weg te nemen en voor een nieuw te zorgen. Ze bekomen ermee dat het kind luchtig over het verlies van iets dierbaars heen stapt en het een kans mist om verlies te verwerken en met gevoelens van verdriet te leren omgaan. Daarom is het goed dat het kind het gestorven dier begraaft, zodat het er afscheid kan van nemen en dat de omgeving tijd maakt voor het kind. Zo wordt het niet alleen geconfronteerd met het definitieve en onherroepelijke karakter van de dood, maar ook met de manier waarop men verdriet draagt.
Men kan voorstellen het dier te begraven, in een mooie doos, bloemen op het graf te planten, er een kruis of een ander teken op te zetten... vele manieren om verdriet, maar ook verbondenheid uit te drukken en te pogen voor de laatste keer iets liefs voor het dode dier te doen.



Familie van een kind sterft ...

- Probeer zo snel mogelijk in contact te komen met de ouders of familie van het kind. Zeg dat je voor een deel van de dag mee de zorg draagt voor het kind en dat het daarom goed is samen naar een passende benadering te zoeken.

- Geef het kind de kans vragen te stellen. Geef het eerlijke antwoorden.

- Neem het verdriet van het kind ernstig. Tracht het niet door afleiding of een grap te snel in een andere stemming te brengen.

- Wek bij het kind begrip op voor de gevoelens van de nabestaanden.

- Gebrekkige concentratie, opstandigheid en slechte schoolresultaten zijn tekens van rouw. Ontzie het kind aanvankelijk door minder te eisen, maar verwen het niet door meer punten te geven of materiële zaken toe te stoppen.

- Non-verbale steun is heel belangrijk: het kind vasthouden, aanraken, strelen ...

- Als een kind een ouder verliest, bedenk dan dat het op dat moment beide ouders verliest: de ene aan de dood, de andere aan emotionele ontreddering.

- Als het kind er even niet bij is, praat dan met de klas over wat het kind meemaakt.

- Het is heel attent om het betrokken kind op naam een kaartje te sturen, zoals volwassenen dat doen. B.v.

Beste ...

Ik vind het heel erg dat je opa gestorven is.
Ik weet dat je veel van hem hield.
Bewaar een goede herinnering aan hem.
Veel moed, ook voor je ouders.

Je juf / meester




Een kind van de klas sterft ...

- Je kunt na de mededeling van het overlijden aan de kinderen vragen dat ze op een blad drie woorden neerschrijven die hen doen denken aan de overledene. Bij taalvaardige kinderen kun je vragen om bij elke letter van de voornaam van het overleden kind een zin te bedenken met leuke goede dingen over de overledene. (Die bladen kun je nadien aan de ouders geven.)
Je kunt ook afspreken om samen een kring te maken en een lied te zingen.

- Zoek naar rituelen. B.v. kinderen geven elkaar de hand; kinderen zijn een minuut stil ...

- Ga na hoe de kinderen betrokken kunnen worden bij de begrafenis.

- Vraag om plaatsen voor te behouden voor de betrokken klas.

- Zorg voor bloemen + kaartje met alle namen van de klas.

- Indien kinderen iets voorlezen tijdens de viering: vooraf inoefenen (nadruk op pauzes, niet te snel voorlezen)

- De lege bank, de tekeningen en werkjes mogen gerust nog een tijd bewaard blijven.
Alles meteen verwijderen geeft de indruk dat het kind zo snel mogelijk vergeten moet worden.
Je kunt eigenlijk beter alles laten zoals het was, totdat je normaal terug de plaatsen verwisselt.

- Zorg voor een foto van het kind. Geef die een speciale plaats in de klas.

- 'Herinneringen ophalen kan een hulp zijn om het verlies draaglijker te maken.
Op de verjaardag van het gestorven klasgenootje kan er speciaal aan hem of haar gedacht worden. Vaak vinden kinderen zelf wegen waarop ze hun vriend(innet)je kunnen herdenken.



Een kind wordt met zelfmoord geconfronteerd ...

Zelfmoord roept bij kinderen twee extra problemen op: schuldgevoelens ('Was ik gisteren maar vriendelijker geweest...') en het gevoel van in de steek gelaten te zijn. Je kunt hierop het beste reageren in de zin van: X wilde jou geen verdriet aandoen, maar kon het leven niet langer aan.



Als er moslimkinderen zijn ...

Een andere gemeenschap
Elke islamitische gemeenschap kent een gemeenschap voor vrouwen en een voor mannen.
De mannengemeenschap wordt gekenmerkt door: stoer doen, niet zeuren, niet huilen, voor jezelf opkomen ...
B.v. Een jongetje komt met een blauw oog thuis. De ouders troosten het kind niet, ze zeggen: Ga maar terug. Laat zien wie jij bent en hoe jij voor jezelf kunt opkomen!

In de vrouwengemeenschap is het echter heel gewoon om emoties te uiten, frustraties met anderen te delen, te huilen als het je tegen zit en elkaar moed in te spreken.


Een sterk gemeenschapsgevoel
Jonge kinderen leren al ziende. Door te kijken naar volwassenen leren ze wat normaal is om te doen. Ze zien hoe vrouwen hun pijn en verdriet met elkaar bespreken, elkaar troosten en raad geven. De volwassene leeft zich dus niet in in wat er omgaat in het kind. Het kind maakt deel uit van de volwassen wereld: het zit erbij, kijkt ernaar en leert er zijn plaats in.
B.v. een klein meisje speelt terwijl haar moeder met vriendinnen praat. Na een tijd wordt het meisje moe. 'Jij moet stil zitten en wachten tot ik klaar ben. Als je dat niet doet dan ...' zegt de moeder dreigend.
Als het kind die eigen plaats nog niet kent wordt het die ondubbelzinnig gewezen.

In dat geval staat niet de beleving van het kind centraal, maar het belang van een prettige situatie voor alle aanwezigen. Marokkaanse moeders zijn in de opvoeding meer gericht op de plaats van het kind in de gemeenschap dan op het belang van het individuele kind. Wat Westerlingen als een tekort ervaren, wordt gecompenseerd door de aandacht van de broertjes en zusjes. Wanneer het kind in het bijzijn van volwassenen aangemoedigd wordt om niet te huilen en flink te zijn, dan kan het zijn verdriet altijd kwijt bij broertjes, zusjes, vriendjes en vriendinnetjes, waarmee het samen speelt, bespreekt en beleeft wat het belangrijk vindt.


Agressie in plaats van tranen
Tussen hun zesde en tiende jaar horen jongetjes meer bij de mannengemeenschap en leren ze een andere manier van verdrietig zijn. Bij mannen onder elkaar heerst een terughoudendheid om te huilen. Ze uiten hun verdriet eerder door het weg te stoppen of zich boos en dominant te gedragen. Toch kunnen ze ook bij elkaar terecht met verhalen, belevenissen en spreken ze elkaar moed in. Leerkrachten ervaren dit agressief gedrag bij jongens als lastig en proberen het te onderdrukken. In plaats van te straffen en zo nog meer boosheid op te roepen zouden ze moeten proberen te achterhalen wat het kind wil zeggen met zijn storend gedrag. Wat is er de oorzaak van? Als dat verdriet is, biedt het juiste woord op het juiste moment wellicht meer uitzicht dan straf. Maar niet alle kinderen reageren op een troostend woord zoals de leerkracht verwacht. Ze klappen misschien dicht, ze weten er geen raad mee, of doen of het ze niet raakt. Maar dat betekent niet dat je ze niet bereikt!
Het is goed om voor agressief gedrag een uitlaatklep te creëren waarmee de opgehoopte energie gekanaliseerd wordt. Tegelijk doet het kind iets waarmee het trots kan zijn op zichzelf. Sport en spel bieden daarvoor een goede gelegenheid.


Belangrijk
. Ieder 'verlies' is anders en kan nooit met een ander worden vergeleken.
. Een overlijden maakt geen einde aan een relatie. Ontzeg de rouwende zijn relatie met de dode niet. Dring niet aan op vergeten, maar praat over de gestorvene.
. Geef mensen de tijd om te rouwen. Ook een poos ter plaatse trappelen is rouwverwerking.
. Als je niet weet wat te zeggen tegen mensen met een immens groot verdriet, zeg hen dat dan.
. Het is van groot belang om over de dood te spreken op momenten die niet gekleurd zijn door een overlijden, omdat:
- men er dan rustiger mee kan omgaan
- het kind reeds spelenderwijs bekend is met het gegeven dood/verdriet
- kinderen kunnen terugvallen op een vroegere activiteit.
. Het doet meer pijn over verdriet te zwijgen, dan erover te praten.





Levensbeschouwingen over de dood 

Hindoeïsme

Het doel van een hindoe is zich te verlossen uit het rad van de wedergeboortes. Hierbij is de dood niet het einde, maar de overgang naar een volgend leven. Deze bevrijding - waarbij men zijn fouten en tekortkomingen uitzuivert - kan heel wat levens in beslag nemen. Hier komt pas een einde aan wanneer het "atman" - de kern van het wezen van de mens - één wordt met het goddelijke. Deze toestand wordt Nirwana genoemd en kan vergeleken worden met 'hemel'. Om dit te bereiken reikt het hindoeïsme allerlei verlossingswegen aan: yoga, ascese, rituelen...

Als een hindoe sterft wordt een "pandit" (een soort priester) geroepen die hem/haar bijstaat door offers op te dragen. Hij bidt bij de patiënt en giet indien mogelijk een druppel water op de tong, als symbool van het levenscheppende water van de heilige rivier, de Ganges. Ook fluistert de "pandit" de naam van een god (B. v. Shiva of Visjnoe) in het oor van de stervende.



Boeddhisme

De dood is het begin van een nieuw leven en lijden, tot de uiteindelijke oorzaak, de begeerte, vernietigd is. Elke mens is sterfelijk en slechts het 'karma' (= al wat invloed heeft op het lot, karakter en persoonlijke vervolmaking in een volgend leven) wordt overgedragen bij de reïncarnatie. Enkel voor wie 'verlicht' is, betekent de dood het bereiken van het 'nirwana'.

Er zijn weinig levensbeschouwingen waarin de dood zo weinig belangstelling krijgt. Wat na de dood gebeurt, interesseerde Boeddha weinig. Voor boeddhisten volstaat het te weten dat men zich uit deze eindeloze cyclus van wedergeboorten en lijden kan bevrijden.



Jodendom

Toen de Israëlieten uit Egypte wegtrokken, lieten ze niet alleen hun slavenbestaan achter, maar ook de concrete voorstelling van de Egyptenaren over het leven na de dood. De opdracht om het Beloofde Land bewoonbaar te maken, door het te bewerken en er gerechtigheid te laten geschieden, stond voor hen centraal. Ze geloofden dat iemand die stierf, naar een duistere plaats onder de aarde ging, genaamd 'sjeool'.

Later begonnen ze zich af te vragen waarom God iemand die tijdens zijn leven een goed mens was geweest, toch naar het dodenrijk verwees (thema van het boek Job). Zo groeide het geloof in een leven over de dood heen. Ten tijde van J.C. was dit denken nog volop in ontwikkeling. Je kunt dit terugvinden in de opmerkingen van de Sadduceeën, die de Farizeeën belachelijk maakten vanwege hun geloof in een persoonlijke opstanding.



Christendom

De eerste christenen hadden een levendige ervaring dat Jezus leefde over de dood heen. Ze geloofden: wat met Jezus gebeurde, gebeurde ook met ons. Christenen geloven dat de dood niet het einde is, want de opstanding / verrijzenis van Christus heeft de macht van de dood definitief gebroken. Daarom spreekt het N.T. vaak over doodgaan als over slapen (Dochtertje van Jaïrus), insluimeren. Christenen ervaren de dood als een doorgang naar een ander leven bij God (De dood is geen eindpunt, maar een komma). In de loop van de geschiedenis deden ze een beroep op beelden en voorstellingen om de realiteit van het leven na de dood uit te drukken. In tijden van grote armoede beschreef men het hemels geluk als het smullen van rijstpap met gouden lepels. Wat een beeld was, werd later gezien als de beschrijving van een realiteit.



Islam

De dood is geen definitief einde, maar het begin van een nieuw bestaan. De moslim gelooft dat de afgestorvene kort na zijn dood door twee engelen over zijn geloof en levenswandel wordt ondervraagd. Daarom fluistert men de stervende de geloofsbelijdenis ("Er is geen God dan Allah en Mohammed is zijn profeet") in het oor. Blijft hij het antwoord op die vragen schuldig of had hij een slechte levenswandel, dan wordt hij geslagen. In het andere geval wordt hem een blik op het paradijs gegund. Alleen martelaren gaan rechtstreeks naar het paradijs. Aan het einde der tijden komt er een laatste oordeel. De daden van ieder mens worden dan gewogen op een grote weegschaal, waarbij iemands geloof weegt tegen zijn zonden. Na het oordeel wacht de ene het vuur van de hel, de andere het genot van de tuinen van het paradijs, waar men van eeuwig licht en vreugde kan genieten. Het hoogtepunt bestaat er in Allah van aangezicht tot aangezicht te zien. Op de dag van de opstanding wordt de ziel weer met het lichaam verenigd. De opstanding is dus te vergelijken met een tweede schepping.

Een stervende moslim wil zo liggen dat z'n gezicht in de richting van Mekka ligt. Geloofsgenoten die bij de stervende waken, zeggen koranteksten en de geloofsbelijdenis op.



Basidi is nu in de hemel
(Rajae Essefiani in Simon, uitgeverij Averbode, 2001 nr2, p. 14)

Vanochtend is de opa van Samira gestorven. Ze vraagt aan haar mama waar Basidi* nu is.
- In de hemel, antwoordt Samira's mama. Oom Rachid zal hem voor het laatst verzorgen, zodat hij helemaal schoon aankomt bij Allah, onze goede God.
- Wordt hij dan in een doodskist gelegd? vraagt Samira.
- Neen, antwoordt haar mama. Wij zijn moslims. Bij ons worden de doden in een geparfumeerde witte doek gewikkeld.
- En wordt Basidi dan zo begraven?
- Ja, op zijn rechterzijde. Met zijn hoofd naar Mekka gericht. Want in die stad is de islam ontstaan.

.*
Basidi betekent zoiets als 'lief vadertje' in het Arabisch




Humanisme

Het humanisme kent geen kant-en-klare antwoorden op de vragen naar de zin van de dood. Bovendien hebben niet alle humanisten eenzelfde visie: ieder mens dient met de onvermijdelijke dood op zijn eigen wijze te kunnen omgaan. De humanist wenst zelf te kunnen en mogen beslissen in het hoe en het hoelang van een medische behandeling, waarbij het beantwoorden van die vragen afhankelijk is van de mogelijkheid om het bestaan als zinvol te ervaren. De meesten onder hen nemen aan dat er geen hiernamaals is.

Doorgaans beschouwen humanisten het leven op aarde als het enige dat de mens toebedeeld is, waarbij men er rekening mee moet houden dat er een einde aan komt.





Hoe denken christenen over de dood?

De christelijke boodschap over een leven na de dood bij God, berust niet op wetenschappelijke kennis, maar op het geloof in een God, die mensen niet in de steek laat, ook niet in de dood.
Als geloof geen rol speelt in het dagelijks leven, dan ook niet bij een overlijden. Wie alleen dan over God spreekt riskeert dat kinderen over God denken als over diegene die wil dat iemand dood gaat. Maar God is geen God van doden!



De dood - een doorgang ...

Hoewel er geen feitelijke kennis aanwezig is over het leven na de dood, geloven christenen dat de dood niet het einde is, want de opstanding / verrijzenis van Christus heeft de macht van de dood definitief gebroken. Daarom spreekt het Nieuwe Testament vaak over doodgaan als over slapen, insluimeren. Christenen ervaren de dood niet als het definitieve einde van het menselijk bestaan, maar als een doorgang. Zoals een mensenleven verschillende 'doorgangen' kent:
- er is de periode in de moederschoot (warm geborgen), een fase die niet definitief is: er komt een ogenblik van de uitstoting om op een andere wijze te bestaan.
- als mens is men bewust, ondernemend en gelukkig. Ook deze fase is niet definitief: de dood is een overgang naar een andere wijze van bestaan.

Zoals de vorming van cellen en organen in de moederschoot beslissend waren voor het geluk in het latere leven, zo zijn liefde en de hogere waarden die men in dit leven cultiveerde, beslissend voor het geluk in een ander leven.
Zoals het kind in de moederschoot niet weet wat het betekent: mens te zijn op aarde, zo heeft men er geen idee van wat het zal zijn: mens te zijn na de dood.



... naar een ander leven

De hemel is 'bij God zijn'
Het traditionele geloof in de hemel of 'het hiernamaals' is erg onbijbels. Israël (O.T.) geloofde niet op deze manier en in het N.T. ligt het hoofdaccent op de geschiedenis van de mens en de wereld, geconcentreerd op het Rijk van God.
In de loop van de geschiedenis deden christenen een beroep op beelden en voorstellingen om de realiteit van het leven na de dood uit te drukken. In tijden van grote armoede beschreef men het hemels geluk als het eten van rijstpap met gouden lepels. Wat een beeld was, werd later de beschrijving van een waarneembare realiteit. Maar de hemel is geen ruimte, geen plek ergens daarboven, eerder een toestand waarin men nu en na de dood met God verenigd leeft. Daarom moet je vermijden de kinderen erover te laten tekenen, omdat je ze hiermee dwingt naar concrete voorstellingen die ze later toch zullen afwijzen.


De hel is: leven zonder God, nu en na de dood
De hel, als die bestaat, moet je niet zien als een soort ruimtelijke vuurpoel, die God van alle eeuwigheid in gereedheid bracht om verdoemden voor eeuwig te straffen. Het bestaan ervan hangt van de mens zelf af. Ieder schept zich een eigen hel wanneer men het leven van medemensen tot een hel maakt (door haat, machtswellust, egoïsme en geweld) en hierdoor ver af komt te staan van de realisatie van Gods droom (Rijk Gods).

Over het leven hierna kun je dus niets concreet zeggen. Je kunt er alleen maar over dromen of fantaseren (gouden lepeltjes!).
Maar dromen hoeven geen bedrog te zijn: ze kunnen stimuleren in het dagelijks doen en laten.



Hoe gaan christenen om met rouw?

Of het geloof een rol speelt in het verwerken van rouw hangt af van de betekenis die dit geloof heeft in het leven van die persoon.
- Is dit iets wat niets zegt?
- Is dit een innerlijke kracht?
- Is dit iets wat men voelt bij belangrijke levensmomenten (bv. geboorte, huwelijk, dood)?
- Is dit iets waaronder men gebukt gaat?

Ook het beeld dat men van God heeft, bepaalt de manier waarop men de rouw verwerkt.
- Is God almachtig en straffend?
- Is Hij de liefhebbende Vader, bij wie alles uiteindelijk in goede handen ligt?
- Is Hij diegene die wil dat iemand dood gaat?

In de opmerkingen die kinderen over de dood maken speelt God vaak een belangrijke rol. Soms brengen ze de nabijheid van God ontroerend in beeld. Maar even vaak hoor je ze spreken over God die met vlieg- en kunstwerk de overledenen tot leven tovert.
Kan God ons weer levend maken?
Brengt God je dan weer terug naar vader en moeder?
Zegt God ook iets tegen je?
Moet je iedere dag voor Hem zingen, zoals in de kerk?
Hoe weet je dat je bij God komt als je dood bent?

Daarom is het goed dat men bij kinderen over God spreekt in beelden van nabijheid, waarin men het geloof verwoordt dat God bij het geheim van leven en dood hoort.
Zo maakt men het kind gevoelig voor een overschrijdende dimensie.

'Ik vind de vragen over wat God doet, als je dood bent, erg moeilijk. God is al heel lang bij de mensen. En toch weten we nog maar weinig over Hem. Maar ik geloof wel, dat God ons nooit in de steek zal laten. Hij blijft bij ons, zoals een vader bij zijn kinderen. Ik heb ooit eens gelezen: onze namen staan geschreven in de palm van Gods hand. Daarom geloof ik, dat God je niet zal vergeten, ook al ben je dood. Ik denk dat je veilig bent bij Hem. Je hoeft niet bang te zijn. God hoort bij de mensen en de mensen horen bij God.'


Zo kan men kinderen de hoop en het vertrouwen meegeven dat God het beste met de mensen voorheeft en ook na de dood voor hen blijft zorgen.
Het is niet goed voor het eerst over God te spreken bij kinderen, wanneer ze hun verdriet bij een overlijden verwerken, omdat ze zo in hun aanvoelen God steeds met de dood kunnen verbinden, terwijl God zowel leven als dood betreft.

Het oerbeeld 'hemel' mag je niet zomaar verwerpen. Anderzijds wordt het ruimtelijk en materiële aspect ervan beter niet uitgewerkt: het leidt de kinderen naar concrete voorstellingen die ze later als naïef en kinderachtig afwijzen zonder nog oog te hebben voor de diepere waarden ervan.
Je kunt misschien beter zoeken naar woorden en beelden van nabijheid b.v. vrede, veilig -zijn, geborgen zijn, thuis, een samenzijn met God en andere afgestorvenen.

'Ik weet eigenlijk niet hoe het er is, maar ik geloof vast dat je dan niet vergeten wordt'.

'Ik weet eigenlijk niet, hoe het is, maar ik geloof zeker dat je niet bang hoeft te zijn. Je wordt niet alleen gelaten, net zo min als dat hier gebeurt.'

'Ik vind het heel moeilijk om te vertellen, wat je allemaal wel en niet kunt doen, als je dood bent. Ik denk dat het wel heel anders is als dat je leeft. Maar ik geloof dat je met alle mensen gelukkig zult zijn, met mensen die je wel kent en niet kent.'



Een niet te onderschatten steun kunnen gelovigen vinden in het gebed.
De overledene aan God toevertrouwen is een teken dat men hem/haar niet vergeet dat de band blijft bestaan, over de dood heen. Samen bidden voor de overledenen kan een moment zijn van intense verbondenheid in familiekring, een teken van ruimere verbondenheid met al wie het moeilijk heeft.
Als volwassen gelovigen meebidden met kinderen, tonen ze op die manier dat ze aanvaarden dat ze niet alles in hun macht hebben en dat ze vertrouwen in Iemand die meer is als zij. Hun verdriet wordt in een ruimer perspectief geplaatst: het wordt in Gods handen gelegd.



Het sacrament van de zieken (ziekenzalving)

Bij de naam van dit sacrament
Sinds het IIe Vaticaans concilie is er sprake van ziekenzalving of sacrament van de zieken, omdat het hier niet enkel gaat om een 'teken van hoop' voor stervenden maar ook voor zware zieken. Dit sacrament wordt gegeven aan iedere gedoopte en gevormde christen, die zwaar ziek is, of door ouderdom verzwakt is, of voor een ernstige ingreep staat.




Band met het dagelijks leven
Een mens heeft niet alleen een ziekte, hij is ziek. Een ziekte treft niet alleen zijn lichaam, maar ook zijn gemoed: de mens verliest de moed, wordt neerslachtig, is angstig of vertwijfeld.
Soms worden ook de relaties met medemensen 'ziek': er is nog slechts heel weinig bezoek als de ziekte aansleept, of men voelt zich uitgesloten uit het sociale leven.
Gelovigen hebben het altijd belangrijk gevonden zieken te bezoeken en voor hen te zorgen.
De ziekenzalving is als de goddelijke bezegeling van deze zorg voor de zieke.

Is iemand van u ziek? Laat hij de oudsten van de gemeente roepen; zij moeten een gebed over hem uitspreken en hem met olie zalven in de naam van de Heer. En het gelovige gebed zal de zieke redden en de Heer zal hem oprichten. En als hij zonden heeft begaan, zal het hem vergeven worden. Belijd daarom elkaar uw zonden en bid voor elkaar, opdat u genezing vindt. (Jakobus 5, 14-16)


Deze tekst uit een brief van Jakobus toont dat dit sacrament al heel lang bestaat: gelovigen wilden hun zieken niet alleen nabij zijn met liefdevolle en medische zorgen, maar ook met een teken van Gods aanwezigheid.

Het sacrament van de zieken wil de zieke vooral geestelijk begeleiden in een nieuwe fase van ernstig ziek zijn. Het maakt duidelijk dat de zieke niet meer alleen staat in zijn lijden, omdat het de lijdende mens verbindt met Christus die de gelovige wil begeleiden op zijn tocht door eenzaamheid, lijden en verzwakking naar het einde van zijn aardse leven. Dit sacrament houdt ook de paasboodschap in. Het zegt de zieke dat hij 'in naam van de Heer' Pasen zal meemaken: opstanding en eeuwig leven.



Symboliek

HANDOPLEGGING
door dit gebaar komt bekommernis van God tot uiting via mensen.
Het is een gebaar van bescherming, bemoediging en troost.


OLIE
Dagelijks leven
Zalving met olie gebeurde in de oudheid geregeld om lichamelijke verwondingen en kwalen te genezen. (Bv: parabel van de barmhartige Samaritaan)
Nu laten vooral sportlui zich masseren en insmeren met olie om de spieren soepel te houden en om de uitdroging van de huid tegen te gaan.


Sacrament van de zieken
De zalving gebeurt op het voorhoofd en op de handen. Vroeger werden ook de voeten gezalfd. De betekenis blijft dezelfde: men wil ermee aantonen dat Gods zalvende verzachtende, maar ook krachtige nabijheid de hele mens doordringt.
Dit symbool zou heel wat meer tot zijn recht kunnen komen als heel het lichaam zou gezalfd worden. Maar praktisch is dit niet te doen.


Symboliek
Zalf is een teken voor geestelijke genezing, voor zondenvergeving.



Betekenis

Het eerste en belangrijkste doel van dit sacrament is de zieke geestelijk te begeleiden in een nieuwe fase van ernstig ziek zijn. Toch bedoelt de ziekenzalving meer: nl. een diepere genezing. God zal naast de zieke blijven staan, ook al gaat hij nu of later door de dood heen.

- De zieke staat niet meer alleen in zijn lijden.
De ziekenliturgie verbindt de lijdende mens met Christus die de gelovige wil begeleiden op zijn tocht door eenzaamheid, lijden en verzwakking naar het einde van zijn aardse leven toe.

- de ziekenliturgie is een paasboodschap omdat zij de zieke zegt dat ook hij 'in naam van de Heer' Pasen zal meemaken: nl. de doortocht naar opstanding en de voltooiing tot eeuwig leven, dat hij tot een nieuwe harmonie zal genezen.



Bijbelteksten

. Marcus 5, 21-43: Het dochtertje van Jaïrus en de vrouw die twaalf jaren ziek was
. Johannes 11, 1-45: Jezus en Lazarus





Vragen van kinderen

Dood

Wat is dood eigenlijk?
Als je die vraag aan dokters zou stellen, dan zou je zien dat ze daar niet in een, twee, drie een antwoord op geven. Want eigenlijk weten ze dat niet goed. Ben je dood wanneer je niet meer ademt? Of wanneer je hart niet meer klopt? Of wanneer de hersenen niet meer reageren? Wat wel zeker is, is dat iedereen vroeg of laat sterft. De dood hoort bij het leven.
Dat wil daarom niet zeggen dat de mensen graag willen doodgaan en ook niet dat ze graag hebben dat anderen dood gaan. Daarom wordt er ook zoveel geweend bij een overlijden.
Christenen ervaren de dood niet als een 'eindpunt'. De dood is voor hen eerder een 'komma'. Zoals een zin verder gaar na een komma, zo gaat het leven verder na de dood.
Zoals Jezus na zijn dood op het kruis verrezen is en bij God verder leeft, zo geloven christenen dat ze na de dood opnieuw geboren in een leven dicht bij God.


Is dood zijn zoiets als slapen?
Dood zijn en slapen zijn twee heel verschillende dingen. Wie slaapt, ademt en kan op elk moment weer wakker worden gemaakt om gewoon weer allerlei dingen te gaan doen. Wie gestorven is, kan niet worden gewekt, hoe hard je ook je best zou doen.
Het lichaam van een gestorven persoon voelt ook niet meer warm aan, zoals bij iemand die slaapt. Je merkt dus duidelijk het verschil. (4)


Weet je op voorhand wanneer je dood gaat?
Dat hangt er een beetje van af…
Iemand die al heel oud is, weet dat hij niet zo heel lang meer nog zal leven.
Iemand die al een hele tijd heel erg ziek is, krijgt soms van de dokters te horen dat hij niet meer te genezen is. Die weet dan ook dat de kans bestaat dat hij zal doodgaan.
Maar soms sterven mensen na een heel korte ziekte of komen ze om in een auto-ongeval omkomen of in een ander ongeluk. En er zijn nog tal van situaties waarbij de overledene en zijn nabestaanden de dood niet verwachtten. (Liesbeth Roggen)


Doet doodgaan pijn?
Iemand die van ouderdom sterft in zijn slaap, voelt daar niets van. Iemand die ziek is, heeft heel veel pijn gehad voor het sterven. Bij een verkeersongeval kan het slachtoffer meteen dood zijn, dan heeft hij waarschijnlijk geen pijn gehad. Sterft het slachtoffer pas na een tijdje, dan kan het zijn dat hij wel pijn heeft gehad.
Of het doodgaan zélf pijn doet, weet niemand. Dat zullen we pas weten op het moment dat we zelf doodgaan. (Liesbeth Roggen)


Doet het pijn om dood te zijn?
Wie dood is, voelt helemaal niets. Het lichaam werkt niet meer: de ogen zien niets, de oren horen niets, de neus ruikt niets, de mond proeft niets en de huid voelt geen aanrakingen meer. Wie dood is, heeft het niet warm of koud. Hij heeft ook geen honger of dorst. En gelukkig ook geen pijn.


Wat doen ze met iemand die pas gestorven is?
Iemand die pas dood is, krijgt een laatste wasbeurt en mooie kleren aan. De begrafenisondernemer doet zijn ogen en zijn mond dicht. Men legt een mooi wit laken tot aan de borstkas over het lichaam en men legt ook de handen gevouwen. Zo ligt de dode netjes en kunnen mensen hem een laatste keer gedag komen zeggen.


Als je heel, heel hard probeert, kun je dan iemand weer levend maken?
Kinderen geloven vaak dat ze met hun gedachten of hun gedrag gebeurtenissen kunnen veranderen. Als ze maar hard genoeg hun best doen om een bepaalde opdracht tot een goed einde te brengen. Als ze er bijvoorbeeld in slagen vijf keer een tien te halen op hun rapport zal opa terugkomen. Als het maar zou lukken om met de fiets twintig meter over een witte lijn te rijden, zal papa weer levend worden. Maar jammer genoeg zijn mensen geen tovenaars en is de dood onomkeerbaar. Wie eenmaal gestorven is, zal nooit meer bij je zijn zoals tevoren. (4) (5)


Dood zijn, hoe lang duurt dat?
Ooit zal elk mens stoppen met leven. Dat kan heel plotseling komen als er een ernstig ongeluk gebeurt of als iemand onverwacht heel erg ziek wordt. Soms merk je dat iemand niet lang meer zal leven omdat die heel oud is of al een tijd erg ziek. Op een gegeven ogenblik laten de hersenen het afweten. De ademhaling en de hartslag vallen dan stil. De andere organen krijgen dan geen zuurstof en andere belangrijke stoffen meer. Het lichaam werkt niet meer, het valt stil. Het is dood. Ziekenhuizen hebben nog machines om het hart met elektriciteit aan het schrikken te brengen. Dit heet ‘reanimeren’. Dat moet wel heel snel gebeuren of het lukt niet meer. Eens iemand echt gestorven is, kan niets of niemand hem weer tot leven wekken. Doordat het bloed niet meer stroomt, wordt het lichaam snel koud en stijf. Het lichaam zal nooit meer tot leven komen. Het lichaam blijft voor altijd dood. Het komt niet meer terug naar de mensen. Ik geloof dat je naar een andere plaats gaat, waar die persoon op een andere manier gelukkig is. Het is daar ook goed, dus we moeten ons geen zorgen maken.


Wat bedoelen ze met ‘de laatste sacramenten’? Soms lees ik dat bovenaan een doodsbericht.
Als iemand zo ziek is dat hij zou kunnen sterven, dient men bij christenen het laatste sacrament toe. Net zoals bij een doopsel, een communie of een huwelijk, wordt men dan door een priester gezalfd. Dit is een ritueel om een persoon kracht en moed te geven bij wat komen gaat. Een teken voor gelovigen dat God waakt en beschermt.

Een zwaar zieke wil soms biechten. Dan praat hij met een priester over wat hij in zijn leven fout heeft gedaan en waarover hij spijt heeft. De priester kan hem dan, als helper van God, zijn zonden en fouten vergeven. De zieke voelt zich dan meestal gesterkt en rustiger. Bij mensen die te ziek zijn om zelf te kiezen en/of niet meer bij bewustzijn, laat de naaste familie vaak het sacrament toch toedienen. Daar voelen zij zich dan zelf rustiger en beter bij. (4)


Waarom gaat opa dood?
Opa is gestorven omdat hij al oud was en daarom moe van het leven. Hij heeft plaatsgemaakt op aarde zodat er weer nieuwe kindjes geboren kunnen worden. Als iedereen voor altijd zou blijven leven zou er na een tijdje geen plaats meer zijn op de wereld: daarom gaat opa dood.


Wanneer ga ik dood?
Dat weet ik niet, dat weet niemand. Jij bent nog heel jong en meestal ga je dood als je al oud bent. Natuurlijk gebeurt het heel soms dat er iemand jong sterft. Je moet daar niet te veel aan denken want dat maakt je alleen maar triestig. Je moet van elke dag genieten en je amuseren, zodat je een leuk leven hebt voor de tijd dat je hier bent.


Wordt iemand die dood is nog terug wakker?
Iemand die sterft is voor altijd dood. Hij komt nooit meer terug. Het lijkt wel alsof hij slaapt, maar hij zal nooit meer ontwaken uit die slaap. Vaak hebben mensen het gevoel dat de persoon die ze verloren zijn elk moment terug het huis kan binnenwandelen . Dit is echter maar een fantasie, een denkbeeld, want dit kan nooit gebeuren. (Liesbeth Roggen)


Wat is dood zijn?
Doodgaan wil zeggen: er niet meer zijn. Voor altijd weg zijn. Je kan niet meer voelen, niet meer zien, niet meer horen, niet meer proeven, niet meer ruiken, niet meer praten, niet meer spelen… (Liesbeth Roggen)


Waarom gaan mensen dood?
Elke mens heeft een hart. Zolang dat hart klopt, leeft de mens. Maar net zoals een televisie niet eeuwen lang kan blijven werken, kan ook ons hart niet eeuwig blijven kloppen. Je hart verslijt na lange duur. Als je heel oud bent, werkt het niet meer zo goed. Dan kan het stilvallen. En als je hart stilvalt, ga je dood.
Er zijn ook nog andere redenen waarom mensen dood gaan: men is heel erg ziek of men heeft een zwaar ongeluk meegemaakt. (Liesbeth Roggen)


Ga je enkel dood als je oud bent?
Nee, ook kinderen kunnen doodgaan. Soms worden kinderen ook erg ziek. Als de dokters hen niet meer verder kunnen helpen omdat de ziekte zo erg is geworden, kunnen ze ook sterven. Sommige kinderen sterven in het verkeer. Een auto-ongeluk, een heel erge val, een vliegtuigongeluk… (Liesbeth Roggen)


Wat gebeurt er met het lichaam van iemand die gestorven is?
Iemand die gestorven is, wordt eerst gewassen. Hij krijgt propere kleren aan en soms wordt de overledene ook geschminkt om hem mooi te maken. Zijn familie en vrienden, kunnen hem dan gaan groeten. Dat wil zeggen dat ze nog een laatste keer naar de overledene gaan kijken en eventueel bij hem gaan bidden. Enkele dagen na het overlijden, wordt de dode begraven of gecremeerd. Bij christenen is er eerst een kerkdienst. De doodskist (begrafenis) of urne (crematie) staat hierbij vooraan in de kerk. De aanwezigen krijgen tijdens de misviering de kans de kist of urne nog een keer te groeten. Na de kerkdienst, gaan de aanwezigen meestal samen naar het kerkhof. Daar zegt de priester nog enkele woorden waarna de kist wordt begraven. In geval van crematie, wordt de urne bijgezet in speciale muur op het kerkhof, of worden de assen van de overledene uitgestrooid op de strooiweide. Daarna gaan de aanwezigen naar de koffietafel of de maaltijd, waar herinneringen aan de overledene kunnen opgehaald worden of waar gewoon kan bijgepraat worden. (Liesbeth Roggen)


Is mijn broer doodgegaan omdat ik zoveel ruzie heb gemaakt?
Waarschijnlijk heb je nu spijt over al dat gekibbel. Alsof je zoveel kostbare tijd hebt verprutst. Maar je wist nu eenmaal niet vooraf dat jullie tijd samen zo kort zou zijn. En al zou je het hebben geweten , dan nog was het misschien het beste om gewoon te doen. Het zijn vaak de gewone dingen waar je het meeste naar terugverlangt. Zelfs als broers en zussen ruziemaken, kunnen ze elkaar vreselijk missen. Je moet je dus zeker niet schuldig voelen.


Waarom voel ik mij schuldig aan de dood van mijn zusje?
Kinderen denken soms op een bijzondere, toverachtige manier: ’wat ik denk of wil, zal werkelijk gebeuren’. Een jongen roept tijdens een ruzie met zijn zusje: ’Rotkind! Ik wou dat je dood was!’ Als dat een tijdje later dan ook echt gebeurt, kan die jongen denken dat zijn gedachten de dood van zijn zusje veroorzaakt hebben. ‘Mijn zusje is gestorven omdat ik boos op haar was.’ In werkelijkheid heeft hij geen enkele schuld. Maar hij kan er zich een hele tijd rot over voelen. Misschien zal hij zich zo schamen dat hij er met iemand over durft te praten. Dan kan hij behoorlijk in de knoop raken. Terwijl de scheldpartij en het overlijden niets met elkaar te maken hebben. Misschien is het bij jou net als bij die jongen?


Waarom gaan de oude mensen altijd sneller dood?
Mensen die ouder zijn worden vlugger ziek. Ze hebben immers al een heel leven achter de rug. Wanneer wij een griep hebben, genezen wij vlugger omdat wij jong en sterk zijn. Maar voor oudere mensen is het veel moeilijker om daarvan te genezen.


Waarom moet iemand van wie ik hou sterven? Waarom kan het niet iemand anders zijn?
Soms lijkt de dood niet eerlijk. Van alle mensen op de wereld, waarom sterft nu juist diegene van wie ik hou? Waar mensen ook zijn of leven, meestal worden ze wel door anderen graag gezien. En waar mensen ook sterven, zij worden door anderen gemist. En net als jij, stellen anderen in de wereld zich deze vraag: waarom niet iemand anders?


Waarom ziet mijn overleden opa zo bleek?
Het lichaam van opa is dood en zijn hart is gestopt met kloppen. Niets beweegt of werkt nog in zijn lichaam Je krijgt een kleurtje door het bloed dat door je lichaam stroomt, maar omdat opa's hart gestopt is met kloppen, stroomt er ook geen bloed meer door. Daarom ziet hij heel bleek.


Mijn mama is gestorven, zal mijn papa binnenkort ook doodgaan?
Nu jouw mama gestorven is, heb je waarschijnlijk het verschrikkelijke gevoel dat je nog allerlei vervelende gebeurtenissen te wachten staan. Misschien wil je liever niet meer naar school, omdat je thuis alles in de gaten wil houden? Of als je op school zit, ben je er met je gedachten niet bij omdat je jezelf allerlei dingen in je hoofd haalt.
Dat soort angst is niet ongewoon, maar natuurlijk wel heel lastig. Gelukkig worden die angsten vanzelf minder, als je merkt dat papa elke avond veilig thuiskomt van zijn werk.
Gelukkig gebeurt het zelden dat een kind op korte tijd zijn beide ouders verliest.



Verdriet

Blijf je voor altijd verdriet hebben?
Om het verlies te verwerken van iemand die je heel graag mag, is tijd nodig. Dat is niet in een paar weken opgelost. Er gaat toch al gauw een jaar of enkele jaren inzitten, afhankelijk van de band die je had met de gestorven persoon. Dit betekent niet dat je maanden na elkaar zit te huilen of alleen maar ongelukkig bent. Dat zou ondraaglijk zijn. Tussendoor krijg je de kans om op adem te komen en zul je jezelf wat beter voelen. Maar geregeld zullen allerlei verwarrende gevoelens en gedragingen de kop opsteken die erop wijzen dat je nog altijd aan het rouwen bent. Hoe beter je omgeving je steunt en hoe dapperder je zelf bent om je verdriet te voelen, hoe vlotter alles zal verlopen. Maar je moet jezelf toch de tijd geven.


Waarom hebben mensen verdriet als mensen dood gaan?
Als je iemand graag ziet, dan heb je die graag bij jou om van alles tegen te vertellen, te knuffelen, te laten zien… Als die persoon dood gaat kan dit niet meer. En dat doet je verdrietig zijn.


Waarom huilde niet iedereen toen de juf vertelde dat Stijn gestorven was?
Ieder kind in de klas kan in zo’n situatie heel verschillend reageren. Sommige zullen heel erg beginnen te huilen, anderen zullen juist heel stilletjes worden. Het is zelfs mogelijk dat iemand van de zenuwen in de lach schiet of rare opmerkingen maakt. Het hangt van ieders karakter af hoe hij zich op dat moment gedraagt. Maar iedereen mag op zijn manier zijn gevoelens uiten.
(De klas mag ook de gevoelens van de leerkracht zien, dat is niet raar of zo. Hij of zij zal immers ook onder de indruk zijn van het nieuws. Anderzijds moet de juf of de meester wel rustig blijven om iedereen op te vangen. Geen gemakkelijke opdracht.)


Mijn broer heeft geen verdriet? Hoe komt dat?
Er zijn mensen die heel gemakkelijk hun gevoelens laten zien. Er zijn ook mensen die dat heel moeilijk vinden. Ze schamen zich of ze zijn bang dat men hen flauw vindt. Ze proberen zich stoerder voor te doen dan ze zich voelen. Maar vanbinnen hebben ook zij verdriet als er iemand gestorven is die ze graag mogen.


Als iemand gestorven is van wie je houdt, heb je dan altijd verdriet?
Als je afscheid moet nemen van iemand van wie je veel houdt, doet dat pijn. Als je weet dat die persoon nooit meer zal terugkomen, maakt je dat heel verdrietig. Dit gevoel verdwijnt niet zomaar. Daar gaat heel wat tijd overheen. Hoe liever je die persoon ziet, hoe zwaarder het verdriet weegt en hoe langer het duurt. Als je kunt omgaan met dat gevoel, zal het heel langzaam verminderen. Het zal geleidelijk je hele leven minder gaan beheersen. Langzamerhand zul je opnieuw kunnen genieten van leuke dingen en zul je weer vrolijke gevoelens hebben.



Begrafenis

Waarom viert de familie feest na een begrafenis?
Een begrafenis is geen feest als andere. Tijdens de koffietafel of de maaltijd, na de begrafenisplechtigheid, zie je heel wat droevige gezichten. Mensen huilen. Maar er wordt ook gelachen. Iedereen denkt terug aan de mooie momenten die hij heeft meegemaakt met de overledene. Die herinneringen maken verdrietig, maar ook een beetje blij. (3)


Mag je kiezen of je begraven of verbrand wordt?
In de meeste landen om ons heen mag de overledene of zijn familie kiezen of iemand begraven of verbrand wordt. Bij een begrafenis gaat de overledene in een kist naar de begraafplaats. Daar wordt de kist begraven onder de grond of in een grafkelder. Bij een verbranding of crematie wordt het lichaam eerst in een speciale oven verbrand. Daarna wordt de as uitgestrooid. Of bewaard in een vaas of urn. Die wordt ingemetseld in een speciale muur op de begraafplaats. Sommige godsdiensten schrijven voor of de overledene begraven wordt of gecremeerd.


Waarom gaan de mensen in het zwart gekleed op een begrafenis?
Heel vroeger droeg men zwarte kleding bij een begrafenis om zo weinig mogelijk de aandacht van de dode te trekken. Men was bang dat de geest van de overledene kwaad kon berokkenen. Sinds vierhonderd jaar is zwart de rouwkleur in onze streken. Voordien was wit de rouwkleur. En misschien wordt het dat wel opnieuw. Koningin Fabiola ging bij de begrafenis van koning Boudewijn in het wit gekleed. Door witte kleren te dragen, wil men zeggen: "De overledene leeft verder, maar dan op een andere manier dan voorheen.


Waarom luiden de klokken bij een begrafenis?
Ze herinneren eraan dat iemand gestorven is. Ze roepen de mensen op om even aan de overledene te denken.


Wat moet je zeggen als je tijdens een begrafenis of crematie iemand wil troosten?
Tijdens de herdenkingsplechtigheid in de kerk of het crematorium zelf, is het niet de gewoonte om iemand te troosten met woorden. Na de plechtigheid of op het kerkhof is er een kans om aan de familie je medeleven te betuigen. Dikwijls blijft dit beperkt tot een paar zinnen. Belangrijk is dat je duidelijk maakt dat je zelf ook verdriet hebt. Je aanwezigheid op dat moment is de beste steun. De meeste woorden schieten tekort.


Waarom waren er zoveel bloemen op de begrafenis?
Vaak zijn er rouwkransen bij een uitvaart. Met zo’n rouwkrans willen de mensen hun liefde, hun dankbaarheid en waardering voor de overledene tonen.


Wie waren al die mensen in de kerk? Ik kende die niet.
Opa heeft lang geleefd. In zijn leven heeft hij heel veel vrienden gemaakt. De mensen die in de kerk zitten zijn mensen die opa al kende van toen hij zo oud was als jij. Er zitten ook mensen in de kerk waar opa mee heeft gewerkt, waar hij mee in de voetbalclub heeft gezeten enz. Al deze mensen hadden opa heel graag en waren goed bevriend met hem, daarom komen ze nu met ons afscheid van hem nemen. Zo zie je hoeveel mensen opa een lieve man vonden en hoeveel mensen met ons meeleven.


Waarom klapten de mensen in hun handen op het einde van de begrafenis? Het is toch niet leuk dat opa dood is.
De mensen in de kerk vinden het natuurlijk erg dat opa dood is, ze zijn ook allemaal heel droevig. Maar de mensen klappen niet alleen voor opa maar ook voor ons en voor de tantes en nonkels, om te laten zien dat ze ons willen steunen en willen helpen bij het verwerken van ons verdriet. Toen we naar dat toneelstuk waren gaan kijken dat een beetje droevig was, heb je toch ook geklapt. Klappen heeft niet altijd iets te maken met plezier maken en uit de bol gaan.


Ik heb gezien dat niet iedereen in de kerk naar de communie ging. Hoe komt dat?
Niet alle mensen die opa heeft gekend geloven in Jezus en in God. Zij gaan dan ook nooit naar de kerk. Wij Christenen eten een hostie omdat wij niet mogen vergeten hoe belangrijk Jezus is voor ons is. Wanneer wij een hostie eten vormen wij christenen een hechte groep mensen, die trachten naar het voorbeeld van Jezus te leven. De mensen die niet in Jezus geloven horen eigenlijk niet tot deze gemeenschap en gaan dan ook niet naar de communie. Maar dat wil niet zeggen dat deze mensen opa minder graag zien.



Graf

Zal opa het niet koud krijgen in het graf?
Neen, want het gestorven lichaam van opa kan niets meer voelen: geen koude, geen warmte, geen pijn. (1)


Waarom staat er niet op alle graven een kruisje?
Sommige mensen geloven dat wanneer ze dood zijn, ze bij Jezus terechtkomen. Op die graven staat er dan een kruisje op het graf. Dit kruisje verwijst naar de manier waarop Jezus gestorven is. Hij werd aan een groot kruis genageld. Andere mensen geloven niet in Jezus, maar in iets of iemand anders. Op hun graven staat dan niets of iets anders.


Waarom leggen mensen bloemen op een graf?
Wie jarig is, krijgt al eens een bloemetje. Op die manier toont men dat men die persoon graag ziet en dat je aan hem denkt. Als je bloemen legt op iemands graf wil je eigenlijk ook laten zien dat je die persoon graag ziet en die niet vergeten bent.


Vindt mijn dode opa dat niet eng om in een kist te liggen?
Wij vinden het misschien wel een beetje eng om alleen in zo'n kist te liggen. Het lijkt nogal benauwd. Maar opa's lichaam voelt dat niet echt en hij weet dat zelf ook niet meer. Hij zal het dus ook niet echt eng vinden.


Mama praat soms tegen de grafsteen van papa. Is dat niet raar
Je mama is een heel leven gewend om met je papa te praten. En ook al is je papa gestorven, die gewoonte heeft zij nog. Jouw mama beseft wel dat de dode haar niet meer kan horen zoals vroeger, maar het geeft haar toch een goed gevoel om er een gesprek mee te voeren. Ik denk dat ze je papa, die ze zo mist, dicht bij haar wil voelen. En ook al zegt de steen niets terug, het kan voor je mama een geschikte manier zijn om zich te uiten.



Leven na de dood

Waarom zegt men dat je een prachtig licht ziet als je sterft?
Als je verhalen hoort van mensen die bijna dood zijn geweest, hoor je nooit iets onheilspellend of angstaanjagend. Steeds terugkerend in die verhalen zijn het verschijnen van een mooi, wit licht en een gelukzalige ervaring. Dus valt het misschien allemaal wel mee.
Kon iemand het ons echt vertellen ... dan wisten we het zeker. (4)


Waar ga je naartoe als je dood bent?
Eigenlijk weet niemand waar je dan naar toe gaat omdat er niemand is die het ons kan vertellen omdat niemand het eens heeft meegemaakt. Daarom zijn de meningen hierover nogal verdeeld. Sommige mensen geloven dat iemand die sterft naar de hemel gaat. Anderen denken dat de overledene gewoon verdwijnt, dat er helemaal niets met hem gebeurt. Nog anderen geloven dat de overledene terugkomt op de wereld, als iemand anders. Er zijn ook mens en die geloven in het hiernamaals: na de dood begint opnieuw een leven, samen met andere overledenen. Christenen geloven dat ze in de hemel bij God zullen zijn: dicht bij God leven lijkt hen fijn. De gedachte eraan maakt hen minder bang om te sterven.


De hemel, wat is dat?
Over de hemel weet ik niet zoveel. Wat ik wel geloof, is dat we er samen gelukkig mogen zijn bij God. (1)


Als papa in de hemel is, waarom gaan we dan naar het kerkhof?
Als iemand sterft, wil dat niet zeggen dat je van de ene dag op de andere niet meer van hem houdt. Maar dat kun je nu niet meer tonen zoals je dat vroeger deed.
We kunnen wel nog naar het kerkhof gaan. (1)


Waarom spreken de mensen over een hemel als nog niemand die ooit heeft gezien? (Annelies, 14 jaar)
De hemel is geen woord als een ander. Als ik zeg 'boom', of 'hond', dan kun je je daar wel iets bij voorstellen. Want bomen en honden kun je zien, voelen, tasten...
'Hemel' is een ander soort woord. De mensen vonden het uit om te kunnen spreken over hun geloof dat het leven na de dood verder gaat. Hoe dat leven er dan uit ziet weten ze niet, maar ze geloven dat de doden bij God zijn, en daarom denken ze dat de hemel goed is.
Eeuwenlang vroegen ze zich af hoe men zich dit leven kon voorstellen. Zo vertelden ze dat er rijstpap met gouden lepels te eten was. Nu zou jij misschien wel liever frietjes krijgen, maar vijfhonderd jaar geleden was rijstpap een lekkernij en waren gouden lepels een teken van uitzonderlijke rijkdom. Op die manier wilde men zeggen: in de hemel, de wereld van God, is het goed, want het is er lekker en er is daar geen armoede. Zo vergelijken Arabieren de hemel met een oase, een groene plek in de woestijn, een plaats waar water is en lekker fruit.
Mensen weten dus niet precies wat de hemel is, maar omdat de hemel met God te maken heeft, zie je telkens opnieuw dat ze de hemel vergelijken met iets wat op dat moment in hun ogen heel goed is. (C. LETERME in Samuel, uitg. Averbode, 1999, nr 2, p. 2)


Kan ik in de hemel spaghetti krijgen in plaats van rijstpap?
In de hemel krijg je rijstpap met gouden lepeltjes', is een oud gezegde. Daarmee wil men zeggen: in de hemel ben je gelukkig en is het altijd feest. Rijstpap was vroeger een feestgerecht. Het smaakte 'hemels' omdat men het alleen op feestelijke dagen at. Bijvoorbeeld als er kermis was. Niemand is ooit al in de hemel geweest en teruggekomen. Dus weten we niet of er rijstpap in de hemel is. Of spaghetti. Voedsel is brandstof voor je lichaam. Als je dood bent, heb je geen lichaam meer dat eten nodig heeft. Dus heb je misschien ook geen trek meer. Zelfs niet meer in spaghetti. (3)


Als tante bij Jezus is, waarom huil je dan?
Tante leeft nu verder bij God, maar omdat ik ze niet meer zie, ben ik ongelukkig. Daarom huil ik. (1)


Oma kan dan geen eten meer maken voor opa. Wie doet dat dan?
Wij hebben honger wanneer we een inspanning hebben gedaan of na een lange schooldag. Maar opa moet nu geen inspanning meer doen, zijn lichaam is dood daarom zal zijn lichaam ook geen eten nodig. hebben.



Allerlei

Hoort God mij als ik bid? Ik zie Hem niet en Hij antwoordt nooit.
God kun je inderdaad niet zien. Ik ook niet. Je hoort Hem niet met je oren, ook ik niet. Ik denk dat God een beetje is zoals de wind die in de bladeren van de bomen speelt. Je ziet de bladeren bewegen, je hoort ze ritselen, maar de wind zelf zie je niet. Zo is het ook met God. Hij antwoordt niet en toch geloof ik dat God luistert als ik bid. Af en toe voel ik dat God mijn gebed hoort. Niet dat ik zijn stem dan hoor, maar ik weet diep in mij dat Hij naar mij luistert.


Wil oma echt naar opa?
Je oma heeft al lang geleden afscheid moeten nemen van je opa en ze woont nu al een paar jaartjes alleen. Waarschijnlijk heeft ze het gevoel dat ze, als ze dood is, naar je grootvader gaat. Dat zal het vooruitzicht om te sterven soms beter verdraagzaam maken voor haar. En ja, misschien kijkt je oma er wel eens naar uit.


Bronnen voor de antwoorden op deze vragen
Internetsites
http://www.ggd.flevoland.nl/jeugd/kind4-12/ziekteenoverlijden;htm#DOODENROUWINDEKLAS
http://www.homepages.hetnet.nl/sip_ke/kindendood.html
http://www.nd.nl/archief/2000/04/17/nieuwsvs.htm
http://www.jufsanne.com/info.htm#Rouwverwerking
http://www.socmut.be/ziekenfonds/s_magazine/082001/rouwen.htm
http://www.klasse.be/archieven/archieven.taf?function.detail&nr=9347
http://users.pandora.be/luc.jacobs14/tips.htm
http://users.pandora.be/luc.jacobs14/veelgestelde_vragen.htm


Boeken
WERNER STORMS, Dood zijn, hoe lang duurt dat?, Uitgeverij Clavis, Hasselt, 2000.
PHILIPPE DUMAS, Waar kom je vandaan? Waar ga je naar toe?, Standaarduitgeverij Antwerpen, 1981.
(1) G. DEBONNET, Kijk mama, de tenen van God, Lannoo, 1993
(2) Samuel, November 1999, p. 2
(3) L. VAN DEN BERG, Waarom is de paashaas geen hond, 1999, Uitg. Clavis, Hasselt
(4) W. Storms, Dood zijn, hoe lang duurt dat?, 2001, Mozïek / Clavis, Hasselt
(5) M. Keirse, Kinderen helpen bij verlies, 2002, Lannoo, Tielt
Kunnen dokters ziek worden?, Leen van den Berg, Clavis, 1999
Dood zijn, hoelang duurt dat?, Leen van den Berg, Clavis, 2000
Kinderen vragen over de dood, J. De Waele, De Cock b.v.b.a., 1990
Als iemand doodgaat, Riet Fiddelaers, Jaspers, Stichting In de Wolken, Heeze 1999





Suggesties

Jonge kinderen

SPREKEN MET BEELDEN

Kennismaking met rituelen bij een overlijden

Dit is een geheel van handelingen bij een bepaalde gebeurtenis.
Weet hebben van deze rituelen heeft een troostend effect op de aanwezigen.

Hoe wordt afscheid genomen van een overledene?
Eerst wordt die gewassen en aangekleed. Daarna wordt die in een kist gelegd.
Bij christenen worden de handen gevouwen zoals ze dat doen als ze bidden. Rond hun handen legt men een paternoster, een kralensnoer dat gebruikt wordt bij het bidden.

Na de uitvaartliturgie gaat de familie bij de uitgang van de kerk staan. De aanwezigen kunnen hen dan een woordje van troost of medeleven zeggen.

Op het kerkhof spreekt de priester een zegen uit over de dode. Daarna wordt de kist in het graf gelegd. De aanwezigen krijgen de kans om aarde of een bloem op de kist te gooien.

Indien de overledene niet christelijk gelooft, zorgt de begrafenisondernemer ervoor dat elke aanwezige de kans krijgt om op een persoonlijke manier afscheid te nemen door b.v. de hand op de kist te leggen. Nadien wordt de kist begraven.

De begrafenis wordt gevolgd door een eetmaal of een koffietafel, naargelang de streek.

Sommige doden worden niet begraven, maar gecremeerd, verbrand. De as wordt verzameld in een urne. Meestal wordt de as verspreid op een strooiweide, soms op zee.

Mensen kunnen elke dag een bezoek aan het kerkhof / begraafplaats brengen.
Vele mensen gaan ernaar toe rond Allerheiligen / Allerzielen. Ze maken dan de grafzerk schoon van de overleden familieleden en versieren die met bloemen, meestal chrysanten.





WAARNEMEN

Herfstwandeling

Waar leven is, is ook dood. In de natuur merkt men vooral in de herfst dat planten en bomen afsterven, een stukje doodgaan. Tijdens een herfstwandeling heeft men niet alleen oog voor de schoonheid van de herfst, maar ook voor de wondere samengang van leven en sterven. Trek deze samenhang ook door naar een mensenleven. Door de dood van mensen in verband te brengen met de natuurlijke levenscyclus, komt dit minder bedreigend over en worden ze tegelijk geconfronteerd met het gegeven dat er na de dood steeds nieuw leven komt..



Wandeling naar een begraafplaats

Kinderen worden geconfronteerd met het sterven van de mens.
N.a.v. deze wandeling leren ze meteen de volgende woorden: kerkhof / begraafplaats, doodskist, grafsteen, urn, strooiweide.
Je wijst hen ook op de aanwezigheid van een kruis op het kerkhof en op een groot aantal grafstenen. Nadien kun je in een gesprek zoeken naar de reden hiervan.
(= aanduiding van de geloofsovertuiging van de overledene; Een kruis verwijst bij gelovigen niet alleen naar de dood en het verdriet dat daarbij hoort, maar ook op het geloof, de hoop en de verwachting op de verrijzenis, het leven na de dood)





INLEVEN

Lichaamsexpressie

Naar: Regenboog 1a. Handleiding, Patmos

Voorzie voldoende ruimte, zodat alle kinderen zich kunnen bewegen. Leg op de grond hier en daar herfstbladeren. Op aangepaste muziek spelen kinderen het spel van het blijde, levende groene blaadje dat wakker wordt in de zon, dat stilaan verdort en kou krijgt, verandert van kleur en langzaam neerdwarrelt om ten slotte te rusten in de aarde tussen de andere bladeren.

Je kunt daarbij het volgende zeggen:
De bladeren hangen aan de tak, ze zijn mooi groen, vol leven, ze genieten van de zomerzon, van de wolken, de warme wind. Ze voelen zich vol levenslust. Ze zijn gelukkig.
Er gebeurt iets: de dagen worden korter, de boom geeft geen sappen meer aan de bladeren, ze beginnen te verkleuren, ze krijgen het koud, langzaam gaat hun groen over naar geel en bruin, hun kracht en hun levenslust verdwijnt ...
Stilaan moeten ze de boom loslaten. Enkele bladeren liggen reeds op de grond. Het waait erg. Nu moet elk blaadje zijn tak loslaten en neerdwarrelen ... en gaan rusten in de aarde, aan de voet van een kale boom.

Beëindig met een kringgesprek.



Inleefoefeningen 'Doodgaan = loslaten'

Fantasieoefening 1
Het is nacht. Je ligt te slapen in je bed. Plotseling word je wakker. Je moeder staat naast je bed en zegt met onrustige stem: 'Er is een grote overstroming over het hele land. Het water staat al bijna een meter hoog en het blijft stijgen!'
Je wipt vlug uit je bed en je loopt naar het raam. Het is pikdonker maar onder de schijn van de straatlantaarn zie je de buurman, die zijn vakantiebootje klaarzet. 'We mogen met die boot mee', zegt moeder. 'Kleed je vlug aan en zoek dan een paar dingen die je echt niet graag kwijt zou zijn bij elkaar, die kun je dan meenemen, want misschien zien wij ons huis nooit meer weer.'
Je kleedt je aan. Daarna zoek je een paar dingen die je echt wil meenemen bij elkaar. Dan ga je naar de boot. Er is weinig plaats, het is maar een heel klein bootje. Als iedereen erin zit ben je zelfs verplicht om één van die voorwerpen weg te gooien. Na een tijdje kun je je andere voorwerpen ook niet meer houden vermits er plaats moet gemaakt worden voor een oude vrouw die twee huizen verder woont. Eentje hou je en de rest van de dingetjes gooi je overboord. Het water spat in je gezicht... Je wordt wakker. Moeder staat naast je bed. Met haar natte vingers bespat ze je gezicht. 'Opstaan', roept ze.
Het was een droom.

Beëindig met een kringgesprek.




Fantasieoefening 2
Mama en papa gaan voor een tijdje op reis. Ondertussen logeer jij bij oma. Samen met mama pak je alles in. Natuurlijk neem je dat lievelingsding mee dat je daarstraks in de boot bij je had. Maar je vindt het niet. Papa komt meezoeken: onder je bed, in de kast, in bad, in de tuin, in je koffer. Nergens komt het te voorschijn. Je bent het kwijt. Toch zul je naar oma moeten, zonder je lievelingsding.

Beëindig met een kringgesprek.





DOEN

Een windlicht

Materiaal
Glas of bokaal
Strook stevig papier die net zo hoog en net iets breder is dan het glas / de bokaal waarrond je die strook wilt aanbrengen.
Prikkussen, naald, plaklint, theelichtje.


Verloop
De kinderen werken eerst met de strook papier.
Ze schrijven op dit papier de naam van iemand die gestorven is en die ze kennen.
Daar tekenen ze kruisjes op die ze nadien uit prikken.
Ze versieren de strook papier verder met bloemen.

Daarna wordt de strook papier rond het glas of de bokaal gekleefd.
In het potje wordt een theelichtje geplaatst.

Bloem Kruisje



TIPS
. Gebruik zijdepapier om te kleven achter de kruisjes die uitgeprikt zijn.
. Laat de kinderen alleen de contouren van de figuren prikken, zonder dat je die figuren uitduwt. Het licht speelt dan door de geprikte gaatjes.



Herinneringsdoos

Versier samen met de kinderen de buitenkant van een doos met foto’s, tekeningen of iets dat je aan de overledene doet denken.
Stop in de doos al wat je op een of andere manier met de overledene kunt verbinden: een kledingstuk, foto’s, een knuffel, tekeningen, een briefje, voorwerpen uit de natuur ...
Haal deze doos boven op speciale momenten: de verjaardag van de overledene, op feestdagen of op momenten waarvan de overledene erbij had moeten zijn.





VERTELLEN

Verhalen kunnen een goede aanleiding zijn voor een kringgesprek. In zo'n gesprek zul je merken dat kinderen de meest verscheiden ideeën hebben over pijn, dood, begraven, crematie. Het is niet de bedoeling dat kinderen een antwoord krijgen op alle vragen die ze zich stellen. Je mag gerust je eigen twijfel, angst of kwetsbaarheid laten zien.



Kikker en het vogeltje

(Max VELTHUIS, Kikker en het vogeltje, Leopold, Amsterdam, 1991)

Het was een mooie dag in de herfst.
Varkentje plukte appels uit de boom...
...toen Kikker aan kwam lopen. Hij keek bezorgd.
'Ik heb iets gevonden,'zei hij ernstig.
'Wat heb je dan gevonden?' vroeg varkentje.
'Kom maar mee, dan zal ik het je laten zien,' antwoordde Kikker.
En samen gingen ze op weg.
Varkentje maakte zich een beetje ongerust.
Toen ze bij de rand van het bos gekomen waren,
wees Kikker naar de grond.
'Kijk,' zei hij, 'kapot. Hij doet het niet meer.'
'Hij slaapt,' zei Varkentje.
Op dat moment kwam Eend er aan.
'Wat is er gebeurd?' vroeg ze nieuwsgierig.
'Een ongeluk?'
'Sst, hij slaapt,' zei Kikker.
Maar Eend dacht dat hij ziek was.
Haas die toevallig een wandelingetje maakte,
zag al van verre dat er iets aan de hand was.
Hij knielde bij de vogel neer en keek aandachtig.
'Die is dood,' zei hij toen.
'Dood,' zei Kikker, 'wat is dat?'
Haas wees naar de blauwe hemel.
'Iedereen gaat dood,' zei hij.
'Wij ook? vroeg Kikker verbaasd.
Dat wist Haas niet zeker.
'Als we oud zijn misschien,' zei hij.
'We moeten hem begraven,' zei Haas.
'Daar, onder aan de heuvel.'
Van takken maakten ze een draagbaar
en ze droegen de vogel voorzichtig naar de heuvel toe.
Ze groeven een diepe kuil in de grond.
'Zijn leven lang heeft hij mooi gezongen', zei Haas plechtig.
'Nu krijgt hij zijn welverdiende rust.'
Heel voorzichtig legden ze de dode vogel in de kuil.
Kikker strooide bloemen in het graf
en toen gooiden ze het dicht met aarde.
Ten slotte legden ze er een grote steen bovenop.
Het was doodstil.
Er was zelfs geen vogel te horen.
Diep onder de indruk gingen ze terug.

Plotseling rende Kikker er vandoor.
'Laten we tikkertje spelen,' riep hij.
'Varkentje, jij bent hem!'
Ze speelden en lachten
en hadden plezier tot de zon bijna onderging.
'Is het leven niet prachtig!' riep Kikker uit.
Moe maar tevreden gingen ze naar huis.
In de boom bij de heuvel zat een vogel.
Hij zong een prachtig lied - zoals altijd.

Merk op
. De relatie tussen herfst en dood; dood en leven
. 'Dood' wordt heel concreet omschreven
. De eerbied waarmee de dieren hun dode vriend omringen




Dat is heel wat voor een kat, vind je niet?

(J. Viorst)

Mijn poes Roetje is vorige vrijdag doodgegaan.
Ik was erg verdrietig. Ik moest huilen.
Ik wilde geen televisie kijken.
Ik wilde geen kip en ook geen chocoladepudding.
Toen ik naar bed moest, huilde ik nog.
Mijn moeder kwam bij me op bed zitten. Ze trok me tegen zich aan.
Ze zei dat we Roetje zouden begraven, morgen.
Bedenk maar eens tien dingen, zei ze,
waarom Roetje zo'n fijne poes is geweest.
Tien fijne dingen om op Roetjes begrafenis te vertellen, morgen.
Ik dacht en ik dacht aan wat ik zo fijn vond van Roetje.
Negen dingen kon ik bedenken. Toen viel ik in slaap.

De volgende morgen was de begrafenis.
Mijn moeder deed Roetje in een gele sjaal.
Mijn vader legde Roetje in een kuil bij de boom in de tuin.
Annie van hiernaast bracht bloemen.
En toen vertelde ik van Roetje alle fijne dingen die ik had kunnen bedenken.
Roetje was slim, zei ik, en dapper en grappig en erg schoon.
Aanhalig en geduldig ook en hij heeft maar één keer een vogeltje gevangen.
Hij kon zo leuk in mijn oor snorren, zei ik.
En soms sliep hij lekker warm bovenop mijn buik.
Dat zijn er negen, zei mijn moeder,
negen dingen waarom Roetje zo'n fijne poes is geweest.
Ik zei dat ik het tiende nog wel bedenken zou.
Toen Roetje was begraven zongen we voor hem een liedje.
We wisten zo gauw geen poezenliedje.
Daarom zongen we over katjes, over wilgenkatjes en elzenkatjes.
Zelfs mijn vader wist de wijs en mijn moeder wist de woorden.

Annie en ik gingen met moeder naar de keuken.
We kregen limonade en likkoekjes.
Ze liet de bus open op tafel, want we mochten er nog een nemen.
Ik gaf mijn koekje aan Annie. Nu is Roetje weg, zei ik.
Annie zei dat Roetje in de hemel was, bij de engelen, met allemaal andere poezen
en dat hij daar heel veel verse vis en melk krijgen zou.
Ik zei dat Roetje in de tuin lag.
Niet waar. Hij is in de hemel, riep Annie.
Hij ligt in de grond in de tuin, zei ik. Jij weet er niets van.
Mijn vader kwam binnen en hij nam een koekje.
In de hemel, riep Annie.
In de tuin, zei ik. Hou jij je grote mond.
Leg jij het haar maar uit, zei ik tegen mijn vader. Zij begrijpt er niets van.
't Kan best zijn dat Roetje in de hemel is, zei mijn vader.
Zie je nou wel, zei Annie en ze stak haar tong tegen me uit.
't Kan ook best zijn van niet, zei mijn vader.
Alsjeblieft, zei ik en ik trok Annie aan haar vlecht.
Laat los, zei vader tegen mij.
Wij weten niet zo veel van de hemel af, zei hij tegen Annie.
We weten niet zeker of die wel bestaat.
Maar als-ie bestaat, zei Annie, dan is er ook plaats voor Roetje.
Dat kind is vaak erg eigenwijs.
En dan krijgt hij daar verse vis en melk, zei ze.
Ze nam nog een koekje en ging toen naar huis.
Mijn vader zei, dat hij nog werk te doen had in de tuin.
Ik ging mee om een beetje te helpen.
Ik vind het zo naar dat Roetje dood is, zei ik.
Dat is het ook, zei hij. Het doet verdriet.
Misschien voel je dat morgen wat minder.
Mijn vader had een zakje met kleine bruine zaadjes.
Hij schudde er een paar op zijn hand.
Die zaaien we in de grond, zei hij.
Daar is voedsel voor ze en ruimte om te groeien.
Dan komt er gauw een steeltje uit met blaadjes en later ook bloemen eraan.
Ik scheurde het zakje verder open en keek erin.
Ik zie geen blaadjes en ik zie ook geen bloemen, zie ik tegen mijn vader.
Zaadjes veranderen als ze in de aarde liggen, zei mijn vader.
Onder de grond verandert alles.
Roetje ook? vroeg ik.
O ja, zei mijn vader. Roetje verandert ook.
De grond in de tuin neemt hem helemaal op.
En helpt hij dan mee om bloemen en blaadjes te maken? vroeg ik.
Ja zeker, zei mijn vader.
Hij zorgt mee voor bloemen en voor de boom en voor het gras daaromheen.
Dat is eigenlijk heel wat voor een kat, vind je niet?
Mijn vader en ik zaaiden alle zaadjes in de tuin.
Moeder bracht ons boterhammen en we aten onder de boom.
Daarna werkten we nog een poosje door.

's Avonds had ik nog steeds geen zin in televisie.
Toen ik mijn lampje uitdeed, kwam mijn moeder bij me op bed zitten.
Ze gaf me een zoen en ik zei dat ik haar iets moest vertellen.
Luister eens, zei ik. En ik telde op mijn vingers af
waarom Roetje zo'n fijne poes is geweest.
Roetje was slim, zei ik. En dapper en grappig en erg schoon.
Aanhalig en geduldig ook en hij heeft maar één keer een vogeltje gevangen.
Hij kon zo leuk in mijn oor snorren, zei ik.
En soms sliep hij lekker warm bovenop mijn buik.
Dat zijn er negen, zei mijn moeder,
negen dingen waarom Roetje zo'n fijne poes is geweest.
Ja, zei ik, maar nu weet ik het tiende ook.
Roetje ligt in de grond
en hij zorgt mee voor bloemen en voor de boom en het gras daaromheen.
En dat is eigenlijk heel wat voor een kat, vind je niet?

Ideeën in dit verhaal
. Verdriet is gemakkelijker te dragen als men het goede van de overledene in herinnering brengt.
. Dood is niet het einde, maar het begin van een nieuw en ander leven.
. Een begrafenisritueel biedt de mogelijkheid om met verdriet en dood om te gaan.




Elke is dood

(C. LETERME e.a., Zes kruiken wijn, Standaard Educatieve Uitgeverij , 1994, p. 96-97)

Lien en Sam, komen jullie?
Het is tijd, ik breng jullie voor een dagje naar tante Greet.
Mama en ik moeten weg', zegt papa.
Lien en Sam zijn blij.
Tante Greet heeft een tuin, waarin ze heerlijk kunnen ravotten.
En dan is er ook nog Annelies om mee te spelen...
'Zeg papa,' zegt Lien,
'Waar gaan jullie naartoe?'
'Mama en ik gaan naar de kerk', antwoordt papa.
'Elke wordt begraven.'

Elke, ja, die kennen Lien en Sam wel.
Elke is al een groot meisje.
Ze is lief en lacht veel. En ze is altijd goed gezind.
Iedereen op school houdt van haar.
Maar Elke is ziek.
Ze kan niet lopen of ravotten zoals de andere grote kinderen.
Daarom zit Elke vaak op een bank.
Lien mag dikwijls bij Elke op schoot zitten.
En nu is Elke dood.

'Papa, waar is Elke nu?' vraagt Sam.
'Elke is bij God, Sam.'
'En hoe is het bij God, papa?, vraagt Lien.
'Dat weet ik niet, Lien, dat is ook voor de grote mensen een geheim.
Maar ik weet wel dat God nu voor Elke zorgt.
En telkens als wij aan Elke denken of over haar praten,
zullen we voelen dat ze bij ons blijft.'

Idee in dit verhaal
. Dood zijn is bij God zijn. Dit wordt als een geheim gepresenteerd.






Grote kinderen

REFLECTEREN

Filosoferen over 'dood'

- Waarom gaan mensen dood?
- Waar gaan mensen (en dieren) naartoe die dood zijn?
- Is er leven na de dood?
- Wat zou er gebeuren moesten mensen nooit dood gaan?



Gangmakers voor een gesprek

(Zonnestraal 19 oktober 2001)

Naar een begrafenis gaan is belangrijk, want ...
O zo kun je voor het laatst 'tot ziens' zeggen tegen de dode
O het is een troost voor de andere mensen die van de dode hielden
O zo besef je beter dat je de dode nooit meer zult zien.
O je kunt er je gevoelens uitdrukken: huilen, boos zijn...
O ....................................................................


Soms ben je verdrietig. Hoe laat je dat zien?
O je huilt
O je bent boos
O je zit te dagdromen
O je hebt nergens zin in
O je giechelt zenuwachtig
O je blijft druk bezig om er maar niet aan te hoeven denken
O ....................................................................
O ....................................................................


De dood van sommige mensen raakt ons meer dan die van anderen.
O De radio zegt dat er elk jaar duizenden AIDS-doden vallen.
O De papa van een jongen uit jouw school is omgekomen in een auto-ongeval.
O In de brievenbus ligt een doodsbrief. De oude mevrouw die je elke dag zo vriendelijk groette, is gestorven.
O In de Verenigde Staten heeft een jongen van veertien twee klasgenoten neergeschoten.
O Je hond is gisteren gestorven.

- Kleur het bolletje als je er erg verdrietig van wordt.

- Waarom heb je sommige bolletjes wit gelaten?
O Dat is ver van hier. Die mensen ken ik niet.
O Zulke zaken gebeuren de hele tijd. Dat kun je je toch niet aantrekken.
O Het is erg, maar je kunt er niets aan doen.
O ....................................................................

- Stel je nu eens voor, dat je in elke situatie iemand persoonlijk kent. Hoe zou je dan reageren?



Verbonden met wie overleden is

Vooraf
Verzamel in een doos de volgende voorwerpen of foto’s ervan: theelichtje, foto van een feest, kruis, bloem, grafzerk, asurne, chrysanten, postkaart van de grootouders, gedachtenisprentje … zorg ook voor lucifers.


Activiteit
Gesprek
De kinderen gaan in een kring zitten en vertellen over 1 en 2 november, dagen waarop men mensen herdenkt die overleden zijn.
- Wie van jullie is naar een begraafplaats geweest?
- Wat heb je daar gedaan?

Neem de doos en leg de voorwerpen en / of foto’s in het midden van de kring. Op die dagen denken we extra aan mensen die overleden.
- Wie vindt iets tussen dit materiaal waarmee je kunt tonen dat je nog altijd aan hen denkt? (bv: bloemen, kaarsen, foto …)
- Zijn er nog manieren waarop je kunt tonen dat je aan iemand denkt die overleden is?

Wij kunnen niet alleen tonen dat we mensen die gestorven zijn vergeten, het kan ook dat wie overleden is zomaar even terug in ons leven komt.
- Wie ziet in het materiaal dat in het midden ligt iets waarmee iemand die gestorven is, heel even terug in jouw leven komt? (bv: Foto van een feest, een oude postkaart …)
- Zijn er nog manieren waarop je het gevoel kunt hebben dat iemand die overleden is heel dicht bij jou is? (droom, een gelijkaardige stem, een zin die de overledene regelmatig zei …)

Groepeer samen met de kinderen alle voorwerpen / foto’s uit de doos in twee groepen (dus ook de voorwerpen die niet spontaan in het gesprek aan bod kwamen):
. een groep met voorwerpen die doen denken aan de overledene
. een groep die toont op dat wij die overledenen niet vergeten zijn.

Steek het theelichtje aan en lees het volgende gebed voor:


Gebed
God onze Vader,
Vandaag hebben we gedacht aan alle mensen
die we kennen en die intussen gestorven zijn.
We zijn hen niet vergeten:
ze hebben nog steeds een plaats in ons hart.
Zo blijven we met hen verbonden.
Dat kun Je zien aan het lichtje dat we voor hen branden.
Neem hun hand in die van Jou en zorg goed voor hen.





TEKSTEN

Dood, en dan?

(Kolet JANSSEN in Zonneland 1995)

Met een klein hartje stap ik het zonnige schoolgebouw binnen. Juf An, de juf van 6A, is een goede vriendin van mij. Maar wat zij me gevraagd heeft, is niet gemakkelijk. 6A zit al in een kring op me te wachten. Op de kast staat de foto van Sofie. Blond haar en een vrolijke lach, die voor altijd verstild is. Drie weken geleden werd Sofie omvergereden door een auto toen ze van school kwam. Ze was op slag dood.

- Ik wil jullie mijn deelneming aanbieden, zeg ik.
Ik heb Sofie nooit gekend, maar ik denk dat het heel erg is om een klasgenootje te verliezen.

De kinderen kijken naar de grond en schuifelen met hun voeten.

- Denken jullie nog vaak aan Sofie? vraag ik voorzichtig.
- Natuurlijk! roept een meisje met zwart krulhaar boos.
- Elke was haar beste vriendin, verklaart de jongen die naast me zit.
- We zijn allemaal nog veel met haar bezig, Jeroen, zegt juf An.
We kunnen nog bijna niet geloven dat ze hier nooit meer zal zitten.
- Waarom laat God zoiets gebeuren? vraagt Elke. Haar stem klinkt bitter.
- God reed niet in die auto, Elke, zeg ik zachtjes.
God houdt van ons, maar Hij laat de wereld draaien volgens haar eigen wetten.
Als er met één van zijn schepselen iets misgaat, heeft Hij veel verdriet.
Ik denk dat Hij gehuild heeft, net zoals alle mensen die van Sofie houden.
Elke kijkt me nadenkend aan.
- Annelies en Stefanie hebben een grote tekening voor Sofie gemaakt, vertelt juf An.
Het is een prachtig schilderwerk. Beneden staat het ongeluk afgebeeld, met rood bloed dat uit een wonde aan Sofies hoofd druppelt. De rest van de tekening is gevuld met wolken en bloemen.
- Waarom wolken en bloemen? vraag ik.
Annelies haalt de schouders op.
- Misschien is het zo in de hemel.
Jeroen lacht minachtend.
- Dood is dood. Als je dood bent, is het gedaan. Ik geloof niet in een hemel.
- Niemand weet wat er met je gebeurt als je dood bent, zeg ik. Maar als je in God gelooft, kun je hopen dat Hij je niet laat vallen. Dat Hij op zijn manier verder voor je zorgt.
- Is dat dan de hemel? vraagt Elke. En wat moet je daar de hele dag doen? Kom je daar andere dode mensen tegen die je kent?
- Wij kunnen ons niet echt indenken hoe het zal zijn, antwoord ik.
Misschien hoeft dat ook niet. God is goed, en Hij zal er dus wel voor zorgen dat het er goed is. Het zou leuk zijn om alle lieve mensen terug te zien en om een oogje te kunnen houden op wat er hier op aarde gebeurt. Maar daar weten we niets van. Jeroen haalt zijn schouders op.
- Ik vind het heel moeilijk om in zoiets te geloven.
Ik knik.
- Het is ook niet gemakkelijk. En het heeft geen zin om erover te piekeren. Als je in God gelooft, kun je erop vertrouwen dat Sofie in Gods handen ligt. Dat is alles, maar misschien is dat genoeg.
- Toen mijn oma vorig jaar doodging, was ze er zeker van dat ze naar opa toeging. Het leek echt alsof ze er zin in had, vertelt Steven. Een paar anderen lachen.
- Als je oud bent, komt de dood stilaan dichterbij, zeg ik. Toch blijft het altijd erg voor de mensen die achterblijven. Zeker als het om een kind gaat. Maar ik denk dat Sofie voor jullie nooit helemaal dood zal zijn. Jullie zullen altijd een beetje aan haar blijven denken. De kinderen knikken en kijken naar Sofies foto. Als ik om vier uur naar huis ga, houd ik mijn hart vast als ik de auto's rakelings langs de fietsende kinderen zie scheren. Het leven is niet altijd vrolijk.

Ideeën in de tekst
In deze tekst staat heel wat oneliners die gebruikt kunnen worden als stellingen of als start voor een filosofisch gesprek:
- Waarom laat God zoiets gebeuren?
- Dood is dood. Als je dood bent, is het gedaan.
- Ik geloof niet in de hemel
- Niemand weet wat er met je gebeurt als je dood bent.
- Als je in God gelooft, kun je hopen dat Hij je niet laat vallen.




In de zevende hemel

(Kolet JANSSEN in Zonneland 1999)

Op weg naar de voetbalwedstrijd zien ze opeens flikkerlichten. Een zwaar verkeersongeval verspert een deel van de rijweg. Een politieagent loodst de andere auto's er veilig omheen. Papa kijkt even bezorgd naar de wrakken en dan weer recht voor zich uit. Pieter en zijn buurjongen Thomas staren uit het raampje. Verkreukeld blik en glasscherven op de grond. Een ziekenwagen vertrekt met een loeiende sirene en verdwijnt al snel in de verte.
's Avonds pikt papa hen weer op. De autoradio staat aan.
- Vanmiddag vielen er drie doden bij een zwaar verkeersongeval op de weg van... zegt de nieuwslezer.
- Dat is het ongeval waar wij langskwamen! schrikt papa.
Gespannen luisteren ze naar het korte berichtje. Een frontale botsing. Vader, moeder en kind op slag dood. De rest van het journaal dringt niet meer tot hen door.
- Dat hadden wij kunnen zijn! zegt Thomas onder de indruk.
- Stel je voor: je gaat naar een voetbalmatch en zomaar ineens is het gedaan. Dat is toch niet te geloven!
- Doodgaan is altijd onvoorstelbaar, zegt papa. Zelfs als je oud en ziek bent. Maar dit is natuurlijk nog veel erger.
- Je kunt er ook bijna niet over nadenken, dat vind ik zo raar, meent Pieter. Die mensen waren vanmorgen nog springlevend. En nu zijn ze dood, alleen omdat hun hart niet meer klopt. Bestaan ze daarom niet meer? Al hun gedachten en gevoelens en zo, is dat nu allemaal zomaar weg?
- Ze zijn in elk geval niet meer hier, zegt Thomas nuchter.
- Voor wie gelooft, zijn ze bij God, zegt papa eenvoudig.
- En wat betekent dat dan? vraagt Pieter een beetje nijdig om dat simpele antwoord.
- Al die ruimtevaarders zijn in het heelal nog niet veel van God of van dode mensen tegengekomen!
- De hemel is geen plaats, weerlegt papa. Wij noemen het alleen zo omdat het iets is waar het goed is en vredig. De hemel met zijn stralende zon en maan en sterren doet ons daaraan denken. We weten er verder helemaal niets over, alleen dat God daar zorgt voor wie gestorven is.
- Maar dode mensen zijn toch niet weg, protesteert Thomas. Hun lichaam blijft toch hier.
- Wij geloven dat hun ziel, het beste van henzelf, naar God gaat. Daar krijgen ze een nieuw lichaam, zonder pijn of ziekte. Maar het is heel moeilijk om je dat voor te stellen, geeft papa toe.
- Een heleboel uit mijn klas geloven dat er niets meer is na de dood, vertelt Pieter. Dat het gewoon afgelopen is. Amen en uit. Dat kan toch ook?
- Natuurlijk kun je dat denken, zegt papa. Veel mensen denken er zo over. Maar ik denk dat God ons niet laat vallen als we doodgaan. Daarvoor houdt Hij teveel van ons.
- Je kunt het nooit zeker weten, wijsneust Thomas. Niemand kan het ons komen vertellen.
- Dat klopt, zegt papa. De dood is een grens waar je niet overheen komt. Daarachter ligt het grote onbekende. Zolang er mensen bestaan, breken ze zich daar al het hoofd over. Ik hoop dat God ons daar opwacht. Ik geloof dat ook, omdat Jezus is verrezen. Maar zeker weten zal ik het nooit.
- Toch wel, lacht Pieter. Als je zelf doodgaat...
- Daar wil ik liefst nog even mee wachten zegt papa grimmig. Hij stopt keurig voor het oranje stoplicht.

Ideeën in de tekst
De hemel is geen plaats, eerder een toestand, waarbij mensen met God samenzijn na de dood. Daarom vermijd je best de kinderen erover te laten teken, want hierdoor dwing je je ze naar concrete voorstellingen, die ze later toch weer moeten afbreken.


In deze tekst staat heel wat oneliners die gebruikt kunnen worden als stellingen of als start voor een filosofisch gesprek:
- Voor wie gelooft, zijn ze (= overledenen) bij God.
- We weten dat God zorgt voor wie gestorven is.
- De dood is een grens waar je niet overheen komt. Daarachter ligt het grote onbekende.




Afscheid nemen

(Bron: Kind op maandag, jrg. 18, nr 1 p. 78)


Maartje
Ik kwam de bijkeuken binnen en zag het meteen. De mand van Maartje was leeg. Toen ik naar school ging was ze al erg ziek. Mijn vader heeft haar naar de dierenarts gebracht. Die heeft haar een spuitje gegeven. Ik moest erg huilen. Het is beter zo, zei mijn moeder. Maar
ik mis Maartje nu al. Ze zal nooit meer tegen mijn benen aan lopen en gezellig spinnen.
Dat doet pijn!


Opa en oma
Voor we op vakantie gaan moeten we altijd eerst naar opa en oma. Dat is niet leuk. Het liefst ga ik niet mee. Ik hou niet van afscheid nemen. Mijn oma maakt er zo'n drama van.


Ons huis
We wonen nu in een nieuw huis. Het is mooi en groot. Maar toch... elke keer als ik voorbij ons oude huis fiets krijg ik een heel raar gevoel in mijn buik. Wie zou er nu in mijn kamer slapen?


Juf Petra
We hadden haar in groep 6, juf Petra. Zij is de leukste en liefste juf van de school Toen ik over ging naar groep 7 heb ik gehuild. Ik vond het heel erg dat zij niet meer m'n juf was.


Tom
Vanaf het eerste leerjaar horen Tom en ik bij elkaar. Deze zomer kreeg zijn vader een nieuwe baan, in een andere stad. Daarom zijn ze verhuisd. Ik heb meegeholpen met de verhuis. Dat was leuk. Toen alles in de verhuiswagen zat, moesten we afscheid nemen. Ik wist niet wat ik moest zeggen. We hebben elkaar net als grote mensen dat doen een hand gegeven. Dat was raar. We deden zoiets nooit.



Oefening
Lees een verhaal over dood en onderzoek op welke manier het een inbreng heeft op: basistaal, rituelen, symbolen, verbondenheid, kennismaking met verschillende visies en engagement.


Belang van het spreken over de dood tijdens een neutraal moment.
Preventief praten over dood en verlies helpt kinderen om hiermee om te gaan. Zo vermijd je dat kinderen - wanneer ze geconfronteerd worden met iemand in rouw, kwetsende opmerkingen geven of de rouwende gaan negeren.
Tijdens zo'n momenten kunnen kinderen leren om op een natuurlijke manier aandacht te geven aan dat kind en kansen te geven om over dat verdriet te spreken.

Het voordeel van spreken over dood en verdriet en rouw op een neutraal moment ligt erin dat dood kan losgekoppeld worden van verdriet.
De dood gelovig benaderen wil zeggen: uitzicht geven: 'het leven eindigt niet bij de dood'.
Mensen die lid zijn van de islamitische kerk noemen we moslims. Volgens het islamitische geloof mogen overledenen niet gecremeerd worden. Hun doden worden zo snel mogelijk begraven, om ervoor te zorgen dat ze snel kunnen overgaan naar het hiernamaals. Dat is vaak moeilijk, want heel van Turkse en Marokkaanse moslims die hier wonen, laten hun overleden familielid begraven in het land van herkomst. Het lichaam van de overledene wordt in grote, witte doeken gewikkeld en in een kist naar de moskee gebracht. Uit eerbied voor de overledenen dragen zoveel mogelijk mannen de kist. Na de plechtigheid in de moskee, wordt het lichaam naar een islamitische begraafplaats gebracht. Daar wordt het lichaam uit de kist getild en in een graf gelegd met het gezicht in de richting van de stad Mekka. Er wordt goed gezorgd voor de familie van de overledenen. De eigenlijke 'begrafenismaaltijd' wordt uitgesteld tot veertig dagen na het overlijden. Iedereen is dan blij en viert feest omdat de overledene nu is opgeklommen in de hemel, waar hij gelukkig is.

Ook leden van het joodse geloof begraven hun overledenen zo snel mogelijk, liefst in het land waar ze vandaan komen, Israël.. Omdat dat vaak niet kan, wordt er wat aarde van Israël over het lichaam uitgestrooid of in een zakje onder het hoofd gelegd. Zo is de overledene toch een beetje 'thuis'





VERTELLEN

Zoals vroeger

(P. MANDELBAUM, Uit het Frans vertaald door K. BRUYNINCKX, Uitgeverij Infodok Leuven-Amsterdam, 1990)

Louise kijkt verdrietig naar oma. Oma staart in de verte. Ze kijkt nergens naar. Louise vraagt zich af of ze ooit nog samen pannenkoeken zullen bakken, terwijl ze lachen en zingen in de keuken. Zoals vroeger...

Oma is zo stil geworden!
Ze glimlacht zo droevig, dat je nog liever zou willen dat ze helemaal niet glimlachte.
Dat komt omdat haar zoon gestorven is. En de zoon van oma, dat is hààr papa. De papa van Louise. Als er iemand doodgaat, is dat voor altijd. Dan zie je hem nooit meer weer.
Louise wil graag begrijpen wat dat betekent, maar het is heel moeilijk.
'Zeg eens, oma, wat is het verschil tussen voor altijd en nooit meer?'
'Voor altijd is juist het tegenovergestelde van nooit meer. En toch is het net hetzelfde,' antwoordt oma met een vreemde stem, 'er is geen verschil'. Louise begrijpt er niets van.
Ze vindt dat maar een gek antwoord van oma. Vroeger gaf oma antwoorden waar Louise wat aan had. Maar dat was vroeger...

Het begint al te schemeren in de kamer. Maar oma merkt het niet.
'Zal ik het licht aandoen?' vraagt Louise.
'Zoals je wilt, lieverd.'
'Dat is me wat moois,' denkt Louise, 'vroeger moest het licht onmiddellijk aan als het donker werd. Oma hield niet van een schemerige kamer.' Maar dat was vroeger...

Het licht aansteken, het eten klaarmaken, poezen strelen, naar de kapper gaan, vakantieplannen maken...? Zal oma dat ooit opnieuw belangrijk vinden?
Staat alles stil voor altijd? Blijft iedereen droevig omdat papa gestorven is en een grote leegte achterlaat? Zullen ze dan nooit meer pret maken? Louise zou willen huilen. Maar ze doet het niet. Ze wacht tot ze alleen op haar kamer is. Helemaal alleen is ze niet, want zoals gewoonlijk gaan al haar lievelingsknuffels mee slapen. Ook het zwarte pluchen aapje met zijn gekke snuit.
Als papa haar in bed stopte, zei hij tegen het aapje: 'Let goed op haar, lief monstertje. Je moet goed voor Louise zorgen. Ik reken erop.' Daarna wond hij het mechaniekje op van haar pop die muziek maakt en met haar hoofdje schudt. Melodie heet ze. Hij zette de pop elke avond op het hoofdkussen, tegen het hoofdeinde van het bed. Dan liep hij achteruit de kamer uit, met een vinger op zijn lippen en zei 'sst'.
Het zijn haar lievelingsknuffels, omdat ze haar aan papa doen denken. Ze brengen haar aan het huilen en toch troosten ze haar. Vreemd, hé! Het is zoals 'voor altijd' en 'nooit meer'. Je kunt het niet uitleggen, het is gewoon zo.

'Dag meisje.'
'Dag papa.'
Het meisje loopt op een wolk van watten. Ze is verloren gelopen en steekt haar armen uit. Op dat moment komt iemand dichterbij. Het is maar een schaduw, maar ze weet dat hij het is...
'Dag meisje.'
'Dag papa.'
Louise voelt een hand op haar voorhoofd. Ze wordt onmiddellijk wakker.
Alles is rustig in huis. Op straat hoort ze de melkboer de melk ronddragen. Zonder dat geluid zou ze zich alleen op de wereld wanen. Zoals in haar droom...

Vandaag gaat Louise weer naar school. De andere leerlingen kijken rustiger dan vroeger. De juf streelt zachtjes door haar haar en ze hoeft haar les niet op te zeggen.
Ook de speeltijd verloopt niet zoals anders. Het lijkt wel alsof de kinderen niet durven te spelen en te roepen zoals gewoonlijk. Het meisje voelt zich anders dan haar vriendinnetjes. Ze is nu een meisje zonder papa geworden.

Toen mama huilde, zei tante Trees: 'Het heeft tijd nodig, je moet jezelf tijd geven...'
En mama antwoordde: 'Ik wou dat het al een paar jaar later was...'
Tante Trees zei daarna: 'Het zal natuurlijk nooit meer zijn zoals vroeger... Het zal anders zijn.'
Louise weet het nu zeker: het zal nooit meer zijn zoals vroeger, want tante Trees heeft het aan mama gezegd.

Vandaag gaan mama en oma naar het kerkhof, om bloemen op papa's graf te leggen.
Ze vragen niet of Louise meegaat. Ze geven haar een zoen en zeggen dat ze braaf moet zijn. Wat een idee! Ze is al zo braaf. Ze is nog nooit zo braaf geweest...
Ze zit bij het venster en ziet hen weggaan, naast elkaar, met gebogen rug. Ze zien er zo bedroefd uit.
Vroeger, als ze samen weggingen, zagen ze er allebei zo jong uit. Het was alsof oma net zo jong was als mama. En nu lijkt mama wel zo oud als oma. Probeer dat maar eens te begrijpen. Het is net als 'altijd' en 'nooit'. Net zoals herinneringen die goed doen en pijn doen tegelijkertijd.

Een foto van papa staat zo op de kast dat je hem wel moet zien. Louise kijkt ernaar.
Het is de allermooiste foto van papa. Er staat een tuil bloemen bij. Haar lippen trillen. Ze moet bijna huilen. 'Waarom hebben ze me niet meegenomen?'
Op dat moment komt opa de kamer binnen.
Opa merkt het meteen als er wat aan de hand is.
'Een kerkhof is een sombere plaats, lieve meid. Zeker voor kinderen.'
'Het troost me niet om daar naartoe te gaan.
Je hoeft niet noodzakelijk naar het kerkhof te gaan om aan iemand te denken die gestorven is. Weet je, ik zal je iets voorstellen.'
Opa zegt nooit zomaar iets.
'Als we deze foto nu eens in de hal zetten, op de kleine tafel. De hal, dat is het hart van het huis. We moeten erdoor om van de ene kamer naar de andere te gaan, als we het huis binnenkomen en als we buitengaan. Dan is het net alsof papa altijd met ons meegaat. Het blijft een geheim tussen jou en mij. Wat denk je ervan? Jij moet er ook voor zorgen dat er altijd verse bloemen bij zijn portret staan. Op een dag zul je verwonderd merken dat je de bloemen liet verwelken. Een andere keer zul je gewoon vergeten er verse bloemen bij te zetten; er zullen enkele dagen geen bloemen bij het portret staan. Ik hoop dat dat ooit gebeurt, lieve schat. Ik hoop dat je snel vergeet bloemen bij de foto te zetten, want dat betekent dat je papa minder hard mist dan nu. Zonder dat je het merkt, zullen de dingen weer een beetje worden zoals vroeger...'
Voor mama en oma zal het net zo zijn. Ze zullen, steeds minder vaak naar het kerkhof gaan...'
Louise begrijpt het. Haar gezicht klaart op en ze glimlacht naar opa.
'Nu weet ik zeker dat oma ooit weer pannenkoeken zal bakken met mij! Net zoals vroeger...!'

Ideeën in dit verhaal
Als iemand sterft, verandert de wereld voor wie van die persoon hield.
. Niets is nog echt belangrijk
. Bij grote mensen is er geen plaats meer voor plezier
. Mensen worden anders genoemd: meisje zonder papa, weduwe, wees ...

Het verhaal leert over verdriet:
. Hoe scherp het ook is ... het gaat langzaam weg
. Verdriet maakt mensen anders


TIP
De passage over de droom van het meisje over haar vader eventueel weglaten. Voor veel kinderen is deze passage onduidelijk.




Marianne denkt aan oma

(B. EGGER / S. JUCKER, Marianne denkt aan oma, Uitg. C. de Vries-Brouwers, Antwerpen, 1986)

Ik heet Marianne. Ik denk aan oma. Ik herinner me de begrafenis van oma. Dat was een verdrietige dag. Ik mocht met mijn vader en moeder mee.
Er waren veel mensen, die ook van oma hielden.
Toen ik weer thuis was, speelde ik met mijn pop en vertelde haar,
wat ik meegemaakt had. Het schoot me te binnen,
dat oma het mooiste poppenjurkje voor haar gemaakt had.
Als ze vroeger voor mij een jurk maakte,
maakte ze van de overgebleven stof ook altijd een jurkje voor de pop.
Plotseling kwamen er nog meer herinneringen boven.
Hoe we samen in het park wandelden en de zwanen voerden.
Het leek altijd net alsof de zwanen ons kenden.
Als ik bij oma was,
maakte ze altijd warme chocolademelk, speciaal voor mij.
En dan deden we spelletjes. Soms won oma, soms won ik.
Oma ging zelfs mee als ik ging schaatsrijden.
Dan zei ze tegen me dat ik het beter kon dan de anderen.
Met Kerstmis, als oma taarten bakte, mocht ik koekjes bakken.
Het was warm in de keuken en het rook lekker,
en ik mocht altijd de deegkom uitlikken.
Het fijnste vond ik oma's verhalen.
Soms vertelde ze over vroeger, toen ze nog jong was,
of over de tijd waarin mijn moeder geboren is.
Ik kon met haar overal over praten.
Op een dag lag ze in bed toen ik bij haar kwam.
We konden er niet samen op uit. Ze was ziek en zwak.
Haar stem klonk heel zachtjes en ik mocht niet lang bij haar blijven.

De volgende dag sloeg mama haar armen stevig om me heen.
Ze vertelde me dat oma gestorven was.
Ik begreep helemaal niet waar ze het over had.
Ik was toch net nog bij haar geweest?
Ik wilde weten, waar ze nu was, of ze nog iets voelde,
of ze me nog kon zien.
Ik was woedend dat ze me zomaar in de steek had gelaten.
Opeens was ik bang: mijn vader en moeder konden doodgaan, zelfs ik!
Ik was heel ongelukkig. Ik wilde dat oma er nog was.
Papa en mama praatten heel veel met me.
Ze luisterden ook naar me, ik kon ze alles vertellen wat me dwarszat.
Ik had een heleboel vragen. Op veel vragen wisten ze een antwoord,
maar vaak wisten ze ook zelf het antwoord niet. We deelden ons verdriet.

Toen maakte ik op een dag een tekening van oma.
Ik dacht aan haar gezicht, dat ik altijd zo lief vond.
Ik dacht ook nog eens aan alles wat we samen beleefd hadden,
het koekjes bakken, de verhalen, onze wandelingen.
Wat kon ik het allemaal goed herinneren!
Toen merkte ik, dat ik nog best van haar kon houden,
al was ze niet meer hier. En daar werd ik een beetje vrolijk van.
Ik zal oma nooit vergeten!



Sven en opa

(Naar het boek: M. & B. ALEX, Grootvader en ik, praten over doodgaan, Voorhoeve, Den Haag, 1984)

'Dag Sven!'
Opa staat al te wachten op het pad voor zijn huis. Hij heeft de bus horen aankomen en lacht als hij zijn koffer ziet. Ook oma komt eraan. 'Wat fijn dat je er bent' zegt ze.
Sven is blij als hij opa en oma ziet. Hij geeft ze alletwee een dikke zoen. Sven komt logeren, omdat het paasvakantie is. Hij blijft een week. Hij loopt eerst naar de schommel die opa vorig jaar voor hem heeft gemaakt. Dan doet hij gauw zijn speelkleren aan en gaat bij opa en oma in de keuken. 'Vind je friet met gebraden kip lekker?' vraagt oma. Sven vindt dat heerlijk, vooral omdat opa er altijd nog een hele schep mayonaise bij doet - wat bij mama niet mag.

De volgende morgen is het mooi weer. De zon schijnt al lekker warm als Sven wakker wordt. Hij stapt gauw uit bed en zoekt opa op.
'Zo, kleine slaapkop, ben je daar,' zegt opa, 'Laat me eens naar je gezicht kijken. Heb je je wel gewassen? Kom, we gaan samen de dieren eten geven.'
Sven loopt opa overal achterna: naar de wei met de koeien, naar het kippenhok...
'Laten we de kat zoeken', stelt opa voor. 'Ze heeft pas drie kleine poesjes gekregen. Ik denk dat ze zich in het hooi hebben verstopt.' Opa en Sven klimmen samen naar de hooizolder en kruipen over de vloer, maar vinden niets.
'We moeten wachten tot ze uit zichzelf te voorschijn komen', zegt opa.
Dan gaan ze de dierenhokken schoonmaken en overal vers stro neerleggen.
Er is heel wat te doen op de boerderij.
Voor Sven het weet, is het avond. Dan zitten ze alle drie aan tafel. Opa pakt een groot boek uit de kast. Hij leest er uit voor over Jezus en zijn verrijzenis. Dat is een moeilijk woord. Opa vertelt dat het betekent dat toen Jezus gestorven was, hij na Zijn dood verder leefde. Dan doet opa het boek dicht en zet het terug in de kast. Even later draagt hij Sven naar bed.

Als Sven de volgende morgen wakker wordt, kleedt hij zich vlug aan en gaat opa zoeken.
'Zo, ben je daar, slaapkop', zegt hij. Opa heeft iets in zijn hand. Sven ziet dat het een klein donzen poesje is. 'Het slaapt. O, wat is het zacht.'
'Het slaapt niet, Sven. Het is dood. Ik vond het in een hoekje van de hooizolder.
'Dat poesje is niet dood, opa' zegt Sven, 'het slaapt!'
'Nee hoor, het leeft niet meer.'
'Ik denk toch dat het slaapt', zegt Sven. 'Als we het poesje in de zon leggen en het wat melk geven, wordt het wel wakker.'
'Nee, Sven, het poesje wordt nooit meer wakker. Kom maar mee, dan begraven we het achter in de tuin.

Thuis zoekt opa een kleine doos om het poesje te begraven.
Hij legt het dode poesje voorzichtig in de doos en legt er een paar bloemen bij. Dan graaf hij een gat, stopt de doos erin en doet er weer aarde overheen. Sven legt bloemen op het kleine graf en versiert het met mooie kleine steentjes. Hij vindt het erg dat het katje nu nooit meer terugkomt, want het is dood.
'Vind jij het leuk om dood te gaan, opa?'
Opa moet daar wel wat om lachen.
'Ik heb het nog nooit gedaan', zegt hij. 'Ik denk dat niemand het fijn vindt om dood te gaan. Maar omdat ik geloof dat God van de mensen houdt en hen niet in de steek laat, heb ik geen schrik. Kijk eens naar de natuur... dan zie je dat de dood niet het einde is. Als de oude bladeren in de herfst zijn afgevallen, groeien er in de winter nieuwe knoppen aan de bomen. Die komen in de lente uit. Zo gaat het ook met ons als we doodgaan. We beginnen dan een ander, een nieuw leven bij God.'
'Wanneer halen we het poesje weer uit zijn graf?' vraagt Sven.
'Dat kan niet. Het kleine katje wordt heel langzaam stof, net als de bladeren in de herfst. Als ze op de grond liggen verdorren ze eerst en na een poosje zie je ze helemaal niet meer. Dat gebeurt ook met het poesje.'
'Kom', zegt opa, 'zullen we deze bloemzaadjes op het graf van het poesje zaaien?'

De dagen gaan vlug voorbij. Sven leert heel wat bij: hij bakt samen met oma brood en opa leert hem op stelten lopen.
Als Sven weer naar huis gaat, loopt hij met opa nog eenmaal door de tuin.
'Kijk', zegt hij, 'de bloemen op het graf van het poesje beginnen al te groeien. Als je weer bij ons komt, zullen er grote bloemen op staan.
'Komen, Sven, ik zie de bus al', roept oma.
Sven rent naar oma toe. 'Dag oma', zegt hij.
Als hij weer thuis is, vertelt Sven wat hij allemaal gezien en gedaan heeft bij opa en oma.

Wanneer hij een poosje later op een dag uit school komt, zegt zijn moeder: 'Opa is ziek geworden. Hij ligt in het ziekenhuis hier vlakbij. Vanmiddag gaan we naar hem toe.'
Sven is blij dat hij opa weer zal zien.
'Hoe ziet een ziekenhuis eruit, mama?' vraagt hij.
'Er zijn verpleegsters en dokters die voor opa zorgen. Dat moet ook, omdat hij ziek is.'
'Waarom is opa ziek,' vraagt Sven.
'Opa is al heel oud, Sven. En als je oud bent, ben je vaker ziek.'
Sven denkt steeds opnieuw aan alle dieren en aan grootvader en grootmoeder.
'Sven', verder eten', zegt mama, 'je zit te dromen.'
Sven denkt aan het kleine poesje. Zou het nog steeds dood zijn? Opa heeft gezegd, dat het poesje in de aarde blijft en langzaam verteert. Hij denkt aan de andere poesjes: hoe groot zouden die nu zijn? Zouden ze al alleen de schuur uit mogen?

In het ziekenhuis ligt opa heel stil in een groot bed. Als Sven binnenkomt, draait hij zijn hoofd een beetje en lacht. 'Dag Sven', zegt hij zachtjes'.
Sven kijkt heel lang naar opa.
'Ga je nu sterven?' vraagt hij. 'Ik denk het wel, Sven', zegt opa.
'Maar ik wil niet dat je dood gaat,' zegt Sven. 'We geloven toch in de verrijzenis', zegt opa.
Als opa dat moeilijke woord weer zegt, denkt Sven aan het grote boek waar hij uit heeft voorgelezen. Opa ziet er erg moe uit. Hij doet zijn ogen dicht. Dan gaan ze weer open en grootvader kijkt naar Sven. Hij knijpt in opa's hand, stopt hem onder de dekens en trekt de lakens glad. 'Dag opa', zegt hij.

Een paar dagen later zegt mama aan Sven dat opa overleden is.
Als ze 's avonds naar bed gaat, speelt hij nog wat. Maar steeds weer moet hij aan opa denken. Dan komt mama om hem in te stoppen. Hij houdt zijn teddybeer dicht tegen zich aan. Mama en Sven hebben helemaal geen zin om samen te lezen en te zingen, maar ze doen het toch, omdat ze denken dat opa het zo zou willen.

Een maand later is het zomervakantie. Sven gaat een poosje naar oma. Hij vindt het fijn om weer bij oma te zijn. Maar als hij de lege stoel ziet van opa, wordt hij verdrietig.
'Mama zegt dat opa niet meer terugkomt', zegt Sven.
'Dat is ook zo.' zegt oma.
Sven gaat naar buiten om naar de dieren de kijken. Maar dat maakt hem nog meer verdrietig.
'Huil maar, Sven', zegt oma. 'Ik huil ook wel omdat opa er niet meer is. Huilen helpt.'
Oma gaat naast Sven zitten en vertelt over opa's begrafenis.
'Zien we opa nu nooit meer?' vraagt Sven.
'Nee, we zien opa niet meer hier op aarde. Zijn lichaam werd op het kerkhof begraven. Maar opa zelf is nu bij God.'
'Doet het pijn als je doodgaat, oma?'
'Soms wel, maar bij opa niet. En als het pijn gedaan zou hebben, zou hij dat nu al lang vergeten zijn. Zo goed is het bij God in de hemel.
'Hoe ziet de hemel er uit, oma?'
'Heel mooi. Ik denk zelfs dat de hemel veel mooier is dan we ons kunnen voorstellen. Het is een plaats waar ieder heel gelukkig is.'
'Ga ik ook naar de hemel?' vraagt Sven.
'Ja, maar dat duurt nog heel lang hoor. God heeft voor alle mensen die van Hem houden een plaats in de hemel.'
Als oma en Sven uitgepraat zijn, gaat Sven naar buiten. Hij moet over al die dingen nog eens goed nadenken. Hij moet steeds maar denken aan wat opa in het ziekenhuis tegen hem zei: 'Wij geloven in de verrijzenis.'
Die avond bidt Sven:
'Lieve God, oma zegt dat opa bij u is.
Ik hoop dat u goed voor hem zorgt.
Ik ben blij dat de hemel zo mooi is
en dat we er niet bang voor hoeven te zijn.
Lieve God, ik hou veel van u.

Ideeën in dit verhaal
. Dieren gaan dood
. Begrafenisritueel
. Dood = niet meer leven
. Huilen: helpt om het verdriet bij een overlijden te verwerken

. Betekenis van de verrijzenis van Jezus
. 'Doodgaan' = een nieuw leven beginnen bij God
. 'Hemel' = een plaats waar ieder heel gelukkig is




Bloemen voor opa

(Bron: www.klap.net)

Het is een natte, winderige dag. Marlot fietst snel naar huis. Ze moet vroeg eten vanavond, want om half acht moet haar moeder naar de kerk. Marlot rijdt de poort door en smijt haar fiets tegen het muurtje. Ze zal hem straks wel binnen zetten.
Even later zit Marlot achter een bord zuurkool. De eerste keer dit jaar, lekker!
- Waarom moet je eigenlijk naar de kerk, mam?, vraagt ze. Dat doe je anders nooit op woensdag.
- Het is vandaag Allerzielen, schat, antwoordt mama. In de kerk denken we dan aan alle mensen die gestorven zijn.
- Dus ook aan opa?, vraagt Marlot zachtjes.
- Ja, ook aan opa. Vandaag krijgen we het kruisje mee dat we in de kerk op hebben gehangen toen hij werd begraven.
Mama kijkt Marlot aan.
- Wou je soms meegaan? Ik zou het heel fijn vinden als je meeging.
Marlot schudt haar hoofd. Nee, ze wil niet mee. Telkens als ze aan opa denkt, krijgt ze een brok in haar keel. Vaak moet ze dan ook huilen. Stel je voor, dat iedereen ziet dat ze huilt. Nee hoor, Marlot kijkt wel uit.
- Ik neem wat bloemen mee, voor op het graf van opa, zegt moeder even later. Opa hield zoveel van bloemen. Vooral in de herfst, als er buiten geen bloemen meer waren, kon je hem zo blij maken met een mooie bos chrysanten.
Marlot glimlacht zachtjes voor zich uit. Dan denkt ze weer aan opa, en aan mama die zo meteen alleen naar de kerk moet.
Als mama al bijna buiten staat, rent Marlot de gang in.
- Wacht even mam, ik ga toch mee.
Even later komen ze, nog net op tijd, hijgend de kerk in. Marlot ziet dat meester Frans er ook is. Zijn moeder is dit jaar gestorven. Erik, de buurjongen, is er ook. Zijn opa is pas twee weken geleden gestorven. De pastor leest een stukje uit de bijbel. Dan vertelt hij hoe goed het is om je verdriet met anderen te delen, en om samen herinneringen op te halen aan mensen die er niet meer zijn. Marlot denkt aan opa. Hij heeft haar nog geholpen met het timmeren van haar geheime hut, vorig jaar. Hij sloeg nog keihard op zijn duim, toen. Daar moest hij zelf erg om lachen, terwijl het toch wel pijn deed. En opa heeft niemand ooit verteld waar die hut was.
- Dat van die duim ga ik straks aan mama vertellen, denkt Marlot.
Het is nu stil in de kerk. Iemand begint op een fluit te spelen en de pastor leest de namen voor van alle mensen die dit jaar gestorven zijn. Marlot wordt er verdrietig van. Als opa's naam gelezen wordt, loopt mama naar voren om het kruisje dat in de kerk heeft gehangen, op te halen. Marlot ziet dat mama ook tranen in haar ogen heeft.
Toch heeft Marlot er gaan spijt van dat ze is meegegaan. Ze vindt het fijn en verdrietig tegelijk om zo aan opa te zitten denken. Ze pakt mama's hand en knijpt er even in. Mama kijkt haar aan en knipoogt. Dat deed opa ook altijd.
De viering is afgelopen. Ze lopen samen naar het graf van opa. Vanuit de kerk hebben ze een kaarsje meegenomen. Ze zetten het op het graf en Marlot mag het aansteken. Mama legt de bloemen erbij.
- Dag opa, zegt Marlot zachtjes. Ik hou nog steeds van je.
Ze lopen samen door de poort van het kerkhof. Ze kijken om en zien heel veel lichtjes branden. En ze knipogen weer naar elkaar.



Het troostboek

K. JANSSEN in Simon 2010, nr 2

Maandagochtend in de klas.
Iedereen is er, behalve Zeno. Raf mist zijn vriend! Juf Emma geeft rekenles. Daarna maken de kinderen oefeningen. Opeens komt de directrice, juf Lieve, binnen. Ze praat zachtjes met juf Emma. Juf Emma knikt. Dan gaat juf Lieve weer naar buiten.
'Kinderen, leg jullie pennen even neer', zegt juf Emma. Ze kijkt ernstig.
'De school heeft net telefoon gekregen van de mama van Zeno. Ze heeft ons verteld dat de papa van Zeno afgelopen zaterdag gestorven is.'
Raf voelt zijn hart bonken. Tine slaat een hand voor haar mond. Alle kinderen kijken met grote ogen naar de juf.
'Donderdag is de uitvaartdienst', gaat juf Emma verder. 'Tot dan blijft Zeno thuis.'
Raf steekt zijn hand op. 'Ik ken de papa van Zeno', zegt hij. 'Ik heb hem gezien toen ik bij Zeno ging spelen. Hij was ziek. Hij zag er heel mager uit en zijn haar was uitgevallen.'
Juf Emma knikt. 'De papa van Zeno had kanker.'
'Juf, gaan we naar de uitvaart?' vraagt Mira.
'Ja, we gaan met de hele klas samen', zegt juf Emma. 'Zo kunnen we Zeno een beetje steunen.'
'Ik vind het kei-erg voor Zeno', zegt Leila.
'Kunnen we geen tekening voor hem maken?'
'Of een brief schrijven?' stelt Josse voor.
'Dat is een goed idee', zegt juf Emma. 'We zullen er vanmiddag aan beginnen. Denk er intussen al maar eens over na.'
Ze maken samen een heel troostboek voor Zeno, met allemaal brieven en tekeningen. Daarop staat hoe erg ze het vinden voor hem. En hoe ze hem altijd zullen helpen. Juf Emma geeft de rouwbrief van Zeno's papa een mooi plekje op de kast. Tine zet er een bloemetje bij. Juf Emma kiest ook een mooie kaart voor bij het troostboek dat ze voor Zeno hebben gemaakt. Daar schrijven alle kinderen hun naam op.
'Wat gaan we tegen Zeno zeggen als hij weer in de klas komt?' vraagt juf Emma.
'Dat we het spijtig vinden van zijn papa', zucht Leila.
'Misschien wil hij er liever niet te veel over praten', denkt Raf. 'Dat was ook al zo toen hij ziek was.'
Juf Emma knikt. 'Dat kan, dan dringen we niet aan', zegt ze.
'Ik ga met Zeno voetballen', zegt Josse. Een viertal andere jongens knikken.
'Dat hebben jullie goed bedacht', zegt juf Emma.
'We zullen er allemaal samen goed voor zorgen dat Zeno zich niet alleen voelt.'
Raf knikt. Hij zal zeker zijn best doen. Maar hij denkt dat Zeno af en toe toch veel verdriet zal hebben. Dat kan niet anders als je papa doodgaat!





DOEN

Rouwboom

Wat je nodig hebt
Rood gekleurd papier, stiften, schaar, inpaklint
Groot tekenblad of tak van een boom


Verloop
Naargelang de situatie is dit een activiteit die alleen of in groep kan gedaan worden.

Teken hartjes op het rode blad. Schrijf daarin op wat je doet denken aan wie overleden is. (Bijvoorbeeld: voetbal, dansen, tekenen, zingen, praten, knuffelen ...)
Knip de hartjes uit.

Teken een boom op het grote tekenblad. Kleef daarna de hartjes op de boom.
Of steek een lintje door elk hartje en gebruik dat om ze op te hangen aan de tak van een boom.



Een bokaal vol herinneringen

Versier samen met de kinderen de buitenkant van een bokaal met foto’s, tekeningen of iets dat je aan de overledene doet denken.
Stop daarin al wat je op een of andere manier met de overledene kunt verbinden: een kledingstuk, foto’s, een knuffel, tekeningen, een briefje, voorwerpen uit de natuur ...
Steek er ook teksten in die je mooi vindt, of die je troosten.
Haal iets uit de bokaal telkens wanneer je wil denken aan wie overleden is.





Jongeren

VERDIEPEN

Rouwkoffer

Stel een 'rouwkoffer' samen voor je eigen groep.
In zo'n koffer vind je troost in...

... WOORDEN
Zoek gedichten, verhalen, uitspraken die gaan over verdriet en rouw
of die kunnen troosten bij verdriet en rouw.

... MUZIEK
Zoek liederen of muziek die gaan over verdriet en rouw
of die kunnen helpen bij het verwerken van verdriet.

... BEELDEN
Zoek symbolen, foto's, of afbeeldingen van kunstwerken die iets zeggen over verdriet en rouw
of die kunnen helpen bij het verwoorden van verdriet of rouw.



TIP
Jongeren in een jeugdbeweging kunnen overwegen om zo'n 'koffer' te maken voor de kinderen waar ze verantwoordelijkheid voor dragen. Het materiaal dat ze dan bijeenzoeken zal rekening houden met de mogelijkheden van die kinderen.





VERTELLEN

De belangrijkste les

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 315)

Op een dag besloot een beroemde dichter
om de wijsheid van Boeddha
te bestuderen.
Hij reisde daarvoor
naar het andere eind van het land
waar een wijze leraar woonde.

Hij vroeg:
‘Wat is de allerbelangrijkste les van Boeddha?’
‘Doe nooit iemand verdriet,’
zei de leraar.
‘Dat is wel heel simpel!’,
zei de dichter.
‘De mensen zeggen dat u een grote wijze bent.
Daarom heb ik een lange reis gemaakt
om u te bezoeken.
Is dat nu de allergrootste wijsheid
die u mij kunt geven?!
Ieder kind kan dat zeggen!’
‘Misschien kan een kind dat wel zeggen,
maar het is ongelooflijk moeilijk
om nooit iemand verdriet te doen’,
zei de wijze leraar,
‘zelfs voor een oude man als ik.’

Naar een Boeddhistisch verhaal




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 8 november 2017, p. 1)

Alle grote levensbeschouwingen
staan stil bij wat ‘wijsheid’ is.
Wijsheid heeft te maken met ‘weten’
maar vooral met ‘ervaren’ en ‘inleven’.

Apart aan wijze mensen
is dat ze in staat zijn
met heel eenvoudige woorden
te zeggen waar het om gaat.

Ook Boeddha was een wijs man.
Het verhaal hierbij
vertelt over een belangrijk dichter
die wilde weten wat de belangrijkste les van Boeddha was.

‘Doe nooit iemand verdriet’, zei een leraar.
Heel concreet betekent dat:
respecteer de ander in wie hij is,
hou van de ander.

Maar hoe gemakkelijk dit ook te zeggen is,
dit blijft ongelooflijk moeilijk.
Want telkens opnieuw komt zo’n houding
in het vaarwater van: ‘Ik heb ook mijn rechten!'



Naar de hemel

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode, 2007, p.323)

Een man, zijn paard en zijn hond liepen over een weg.
Vlak bij een grote boom sloeg de bliksem in.
Ze waren op slag dood.
De man die dat niet door had,
liep gewoon verder met zijn twee dieren.
De zon brandde. Ze vergingen van de dorst.
Toen zagen ze een marmeren poort,
die uitgaf op een prachtig plein.
‘Goedemorgen,’ zei de man tot de wachter, ‘Waar ben ik hier?’
‘Je bent in de hemel.’
‘Dat komt goed uit, we vergaan van de dorst.’
‘Ga maar naar binnen. U kunt zoveel water drinken als u wilt’
en de wachter wees naar de fontein in het midden van het plein.
De man wilde binnen gaan met zijn paard en zijn hond ...
‘Sorry meneer, maar dieren mogen hier niet naar binnen.’
De man zei: ‘Als mijn dieren niet mogen drinken,
dan wil ik dat ook niet doen.’
Hij bedankte de wachter en ging verder.

Na een tijd kwamen ze bij een poortje.
In de schaduw van een boom lag een man.
‘Goedemorgen,’ zei de reiziger,
‘mijn paard, mijn hond en ik vergaan van de dorst.’
‘Daar is een bron,’ zei de wachter, ‘drink maar zoveel je wilt.’
De man, zijn paard en zijn hond gingen naar de bron
en lesten hun dorst.
De reiziger ging terug om de wachter te bedanken.
‘Wat ik wilde vragen ... Waar ben ik hier ?’
‘In de hemel’
‘In de hemel!?!
Maar de wachter bij die marmeren poort zei
dat de hemel daar was!’
‘Dat klopt niet, daar is de hel.’
‘Maar dan moet je hem verbieden die naam te gebruiken,
want zo misleidt hij de mensen!’
‘O nee, hij bewijst mij zelfs een grote dienst.
Want wie er geen probleem mee heeft
om zijn vrienden in de steek te laten,
blijft daar achter...’




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 14 november 2018, p. 1)

Niemand die in de hemel is, is al teruggekomen
om te zeggen hoe die eruit ziet en wat er gebeurt.
Alles wat mensen over de hemel zeggen
is dus fictie, verzonnen.

Maar dat blijkt voor velen geen reden
om het niet over de hemel of het leven na de dood te hebben.
En blijft men over die hemel verder verhalen verzinnen
om over dromen en verwachtingen in dit leven te vertellen.

Het verhaal hierbij is zo’n verhaal.
Voor de man die de hemel binnengaat
gaat de zorg voor zijn paard en zijn hond uit zijn gewone leven
gewoon door in het leven hierna.

Als hij verneemt dat alleen mensen mogen drinken in de hemel
gaat hij elders op zoek naar drank voor hem en zijn dieren.
Daar blijkt dat de vorige plaats eigenlijk de hel was:
een plaats waar men zijn vrienden in de steek laat.

Zo wordt heel erg duidelijk
dat mensen geloven dat de manier van leven nu
doorloopt in het leven hierna
en dat men daarvoor beloond, of gestraft wordt.

Dit geloof wordt door veel godsdiensten gedeeld:
wat men in dit leven doet of laat heeft invloed op het leven hierna.
Maar die overtuiging kan ook een extra stimulans zijn
om nu als een goed mens te leven.





Overwegingen

Mark Eyskens

'Zijn'

We sterven wel,
maar gaan niet dood.
Sterven is niet het einde
van het 'zijn'.

Dat blijkt ook uit de spraakkunst.
Als iemand gestorven is,
dan zeggen we: 'hij is geweest'.
Dat is dus nog altijd in het 'zijn'.




Bonhoeffer

Als je van iemand houdt ...

Als je van iemand houdt
en je bent door de dood van elkaar gescheiden,
dan is er op de wereld niets en niemand,
die de leegte van de afwezigheid kan vullen.
Probeer het maar niet, want het zal je nooit lukken.
Aanvaard liever het gemis dat je is overkomen.
Dat klinkt hard, maar het is ook een grote troost,
want zolang de leegte werkelijk leeg blijft,
blijf je daardoor met elkaar verbonden.

Zeg niet: “God zal de leegte vullen”,
want – geloof me – dat doet Hij niet.
Integendeel: Hij houdt de leegte leeg
en helpt ons om zo de vroegere gemeenschap
met elkaar te bewaren, zij het ook in pijn.
Hoe mooier en rijker de herinneringen,
des te moeilijker is het afscheid.
Maar dankbaarheid zal de pijn der herinnering
veranderen in stille vreugde.

De mooie dingen van vroeger
zijn geen doorn in het vlees,
maar een kostbaar geschenk,
dat je met je mee draagt.
Zorg dat je niet altijd blijft graven in je herinneringen,
maar doe dat van tijd tot tijd.
Ook een kostbaar geschenk bekijk je niet aldoor,
maar alleen op bijzondere ogenblikken.
Buiten die ogenblikken is het een verborgen schat, een veilig bezit.
Dus, droog je tranen en huil niet,
Als je van me houdt.





Erwin Roosen

Warme woorden van vriendschap

(in Samuel 2003, nr 2, p. 20)

Als iemand
van wie je heel veel
gehouden hebt,
plots sterft,
ga je zelf ook
een beetje dood.

Je wordt overspoeld
door metershoge golven
van verdriet.
En niets of niemand
lijkt de pijn
in je hart
te kunnen genezen.

Tot iemand je
bij de hand neemt
en je warme woorden
van vriendschap toefluistert.
Dan voel je
dat lieve mensen
eigenlijk nooit sterven.