Loading...
 

BIJBELSE SYMBOOLPANELEN

Wat?

De Bijbel is een verzameling van boeken waarin schrijvers in de loop van vele eeuwen weergaven hoe zij God ervaren hebben in de wisselvalligheden van het leven en in de gebeurtenissen van hun volk. Daarbij maakten zij gebruik van symbolische taal. Om hun teksten te begrijpen moet men daarom niet vragen ‘Is dat werkelijk zo gebeurd?’ maar: ‘Wat wil deze tekst eigenlijk zeggen?' én 'Wat zegt die tekst over de weg die God met mensen gaat?’
Werken met Bijbelse symboolpanelen is een methode die dieper ingaat op deze laatste vragen.
Die methode werd uitgewerkt door Reinhilde Houtevels-Minet (La Maison de la Parole in Sint-Lamberts-Woluwe) die zich liet inspireren door twee Franse catechese-methodes, waarbij ze de eigenheid van beide – 'tekeningen' en ‘de symbolische betekenis van Bijbelverhalen’ – met elkaar verbond.



Voor wie?

Men kan werken met Bijbelse symboolpanelen bij al wie symbolisch kan denken of daartoe uitgedaagd kan worden. De eerste stappen hiervoor worden gezet bij de leeftijd van ongeveer 8 jaar, rond het moment waarop men moppen begint te vertellen en kan verstaan. Ook jongeren en volwassenen kunnen met deze methode een Bijbeltekst verkennen.
Wie met Bijbelse symboolpanelen werkt bij kinderen vanaf ongeveer 8 jaar, moet er wel rekening mee houden dat de kinderen minder mogelijkheden hebben, zodat hun symboolpaneel eenvoudiger zal zijn en nauwer zal aansluiten bij het oorspronkelijke verhaal.



Welke Bijbelteksten?

Bijbelteksten waarin een verhaal staat met een duidelijke verhaallijn, komen het meest in aanmerking voor deze methode. (Parabels, ontmoetingsverhalen, genezingsverhalen...)



Verloop

(naar: https://www.kerknet.be/vlbm/catechese)

Stap 1: Kennismaking met de tekst

De begeleider leest het verhaal voor en situeert het in het betreffende Bijbelboek.
- Wat was er voordien gebeurd?
- Hoe komen de personages terecht in de situatie waarin ze nu verkeren?
- Waar en wanneer speelt het zich af?



Stap 2: Vragen en verbanden

a. Vragen naar extra uitleg?
- Zijn er woorden die niet begrepen worden?
- Is er iets dat men niet goed kent of niet verstaat? ...
Het gaat hier om vragen die nog niets met de inhoud te maken hebben.
(De A-kant van de fiches uit de map 'Bijbel in 1000 seconden' zijn hierbij heel goed bruikbaar)


b. Verband met de liturgie
- Aan welke teksten van de Bijbel (Oude / Nieuwe Testament) of aan welke elementen van de liturgie doen sommige woorden, uitspraken, beelden denken?


c. Vragen over de inhoud en de betekenis van de tekst.
- Wat gebeurt hier eigenlijk?
- Wat strookt er niet met de logica?
- Waarom worden sommige details vermeld?
Op deze vragen kan geen duidelijk of juist/fout antwoord gegeven worden. Het zijn vragen waarover men samen met de groep kan spreken.
- Hoe verstaan anderen het?
- Wat zouden jullie hier op zeggen?



Stap 3: De tekst

De volgende vragen gaan over wat iedereen in het verhaal kan vinden.
- Wie speelt er mee in het verhaal?
- Laat de kinderen alle personen die voorkomen in de tekst onderlijnen)
- Wat gebeurt er met die mensen?
- Treedt er een verandering op? Is er een beweging in het verhaal? Welke?
- Wie doet wat? Wie overkomt wat? …



Stap 4: Het symboolpaneel

Verdeel de groep kinderen in groepjes van maximaal vijf. Elk groepje krijgt een prikbord of legblad en een set symboolfiguren.
De eerste keer dat je hiermee werkt, geef je de kinderen wat toelichting bij de symboolfiguren.
Opdracht voor de kinderen: beeld de Bijbeltekst uit aan de hand van de symboolfiguren.
De begeleider gaat daarna in elk groepje kijken of de kinderen met de symboolfiguren kunnen werken. Hij/zij biedt zelf geen oplossingen aan, maar bespreekt met de kinderen:
- Welk symbool willen we gebruiken?
- Waarom dat symbool?
- Waarom in die houding?



Stap 5: Uitwisselen

Daarna bekijken alle kinderen samen panelen die gemaakt werden. (Enkele voorbeelden)
Elk groepje mag zijn paneel verduidelijken.
De begeleider stelt verduidelijkende vragen als:
- Waar staat Jezus?
- Waar staat God?
- Waarom werd dat zo in beeld gebracht?





Symboolfiguren

Klik hier om een aantal symboolfiguren te vinden

KLEUREN
Rood avond, profeten, bloed
Blauw water, nacht, vrouw
Bruin streng, soberheid, moeilijkheid
Grijs steen
Geel middagzon, woestijn, dorst
Oranje kleur van de zon in de vroege ochtend van Pasen, wijst altijd op een verband met God, met de verrijzenis (vb een personage in het wit maar omhuld met een oranje aura = iemand die vervuld is van Gods Geest)
Vaalgroen ziekte, dood
Groen openheid, hoop
ELEMENTEN
Trouwring verbond
Altaar offer
Weg hoop, gang
Mandje leegte of volheid
Kruis moeilijkheid, passie
Woestijn bezinningstijd, rijpingstijd
Opborrelend water leven, dorst
Water-zee kwaad, dood
Geopend hek bevrijding
Gesloten hek kwaad, opsluiting, lijden
Kruik vervulling of tekort
Jeruzalem plaats van dood en verrijzenis (kruis en opgaande zon)
Maan en ster nacht, duisternis
Gesloten huis dat door Christus (of de apostelen) niet is bezocht, opsluiting
Open huis kerk, plaats waar het Woord wordt gehoord en Christus en de anderen worden ontvangen.
Berg moeilijkheden, ontmoeting met God
Vogel of geopend boek Woord
Brood en wijn eucharistie, voedsel uit God
Rots waaruit in de woestijn water ontspringt (Christus in de brief aan de Hebreeën)
Boekrol eerste/oude testament (tenach)
Oranje zon dageraad van Pasen
Gele zon middag, als men dorstig is
Rode zon avond
Tafel communie
Tafel met een kruis als een mast kerk, Petrus’ boot
FIGUREN
Jezus in het oranje, in de zeven voornaamste houdingen: lopen, bidden (vragen), verkondigen (bejubelen), voorschrijven, bespreken, dienen (genezen, zich om iemand bekommeren), zitten (bestendigheid).
Leerlingen en apostelen in het wit, houdingen net als Jezus
Profeten (al wie spreekt in naam van God): in het rood, zich gedraagt zoals Christus
De gemeente de twaalf aan een tafel
De menigte in neutrale houding, armen hangend langs de zijden
De zieken -in een “neutrale” houding, de tekening wordt plaatselijk vaalgroen gekleurd om de kwalen aan te duiden waar de betrokkenen aan lijden (groene ogen voor de blinden, groene vlekken over het hele lichaam voor de melaatsen, enz…)
-op een draagbaar: lammen met armen en benen vaalgroen, doden vaalgroen over het hele lichaam
-in een houding van zelfgenoegzaamheid (buik naar voren): Schriftgeleerden en (soms) Farizeeën.




Een voorbeeld: Jezus verschijnt aan de leerlingen en ook aan Thomas (Johannes 20, 24-29)

(http://www.jeugdwerknet.be)

Stap 1: kennismaking met de tekst

Deze tekst komt uit het evangelie van Johannes. Hij is één van de vier evangelisten die over Jezus schreef. Hij vertelt van de ‘tekenen’ die Jezus deed, van zijn reizen naar Jeruzalem ter gelegenheid van de grote joodse feesten. Hij vertelt ook van Jezus’ laatste reis naar Jeruzalem, ter gelegenheid van het paasfeest, waarbij Hij afscheid neemt van zijn vrienden tijdens het laatste avondmaal,en daarna zijn lijdensweg begint.
De tekst waar we vandaag mee gaan werken, situeert zich na Jezus’ dood: zijn vrienden ontdekken dat die dood niet het einde was en dat Jezus verschijnt in hun midden.

Lees dan over de verschijning aan Tomas:
Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’
(Johannes 20, 24-29)



Stap 2: vragen en verbanden.

Verken het verhaal verder samen met de jongeren. 


a. Vragen naar extra uitleg
- Is alles duidelijk?
- Zijn er woorden die niet begrepen worden?
- Is er iets dat men niet goed kent of niet verstaat? (Vraag de jongeren eventueel om de tekst met hun eigen woorden opnieuw te vertellen)

De twaalf

de apostelen, Jezus’ leerlingen die er van het begin van zijn openbaar leven bij waren. Natuurlijk had Jezus meer leerlingen dan twaalf, maar deze twaalf hadden wel een bijzondere rol.

De leerlingen
dit zijn nog andere leerlingen buiten de twaalf apostelen. De evangelist Johannes vertelt niet wie er nog verder aanwezig was. Misschien waren Maria, de moeder van Jezus, Maria van Magdala en andere leerlingen… er ook bij.

Gesloten ruimte
Johannes schreef eerder dat de leerlingen bang waren. Ze durfden zich na de dood van Jezus dood niet op straat vertonen, omdat ze dachten dat hen hetzelfde zou overkomen.

Spijkers in zijn handen

Jezus werd gekruisigd, volgens het Romeins gebruik van die tijd. Kruisiging betekende de marteldood: niet alleen pijnlijk, vooral ook langzaam.

Meer informatie: zie de A-kant van de fiche bij de 2e paaszondag in de map 'Bijbel in 1000 seconden'




b. Verband met de liturgie
- Aan welke teksten van de bijbel of aan welke elementen van de liturgie doen sommige woorden, uitspraken, beelden je denken?
Het is goed mogelijk dat hier niet veel antwoorden op komen, maar probeer toch maar. Indien je regelmatig met deze methode werkt, doet zo'n vraag de jongeren hier meer alert voor zijn.




c. Vragen over de inhoud en betekenis van de tekst
- Wat valt je op in de tekst?
- Waarom worden sommige details vermeld?
- Waarom zou Johannes het belangrijk gevonden hebben dit er bij te vertellen? (vb. dat Tomas er bij eerdere verschijningen niet bij was, dat Tomas ‘tweeling’ betekent, dat de deuren gesloten waren, …?)
- Wat gebeurt hier eigenlijk, verstaan we dat?
- Wat strookt er niet met de logica?
Op deze vragen is geen duidelijk of juist/fout antwoord te geven. Bespreek die samen met de groep. Hoe verstaan anderen dit? Wat zouden jullie hier op zeggen?



Stap 3: de tekst

- Wie speelt er mee in het verhaal?
Laat de jongeren alle personen die voorkomen in hun tekst onderlijnen: de twaalf, Tomas, Jezus, de andere leerlingen,
- Welke leerlingen waren er nog bij, behalve de twaalf?
- Waarom kwamen de leerlingen samen? Wat waren ze van plan?
- Waarom deden ze de deur dicht?
- Wat speelt er zich af buiten de afgesloten kamer, terwijl ze daar bijeen zijn?
- Hoe voelden ze zich terwijl ze daar binnen waren? Hoe gaan ze om met het verlies van Jezus en met zijn verschijningen? (Verwachten ze hem alle ogenblikken terug of weegt het verlies nog door?)

- Is er een beweging in het verhaal? Welke?
- Wat gebeurt er met die mensen? Treedt er een verandering op?
- Wie doet wat? Wie overkomt wat?



Stap 4: het symboolpaneel

Verdeel de groep jongeren in groepjes van maximaal vijf. Elk groepje krijgt een prikbord of legblad en een set symboolfiguren.
Geef een toelichting bij de figuren, als je voor het eerst hiermee werkt bij jongeren.
De toelichting en de symbolische tekeningen vind je hierboven onder: Symboolfiguren.

Opdracht: beeld het verhaal uit aan de hand van de symbolen.
Belangrijk: dit is een samenwerkingsopdracht! Het is niet de bedoeling dat er een stripverhaal gemaakt wordt, waarbij iedereen een onderdeel uitwerkt; wel dat men samen in 1 overzichtsbeeld de personen en de beweging van het verhaal met de symboolfiguren uitdrukt.

Ga daarna in elk groepje even kijken of ze met de figuren kunnen werken. Geef zelf geen oplossingen - dit kan het gesprek tussen de jongeren verstoren. Het belangrijkste is dat de jongeren op het spoor komen wat zij zouden kiezen en waarom. Als het gesprek vastloopt, kun je hen het best helpen met enkele gerichte open vragen die aansluiten bij waar ze als groep zelf al uitgekomen waren.
Bijvoorbeeld:
- Welke figuur / persoon moet je zeker op het symboolpaneel afbeelden?
- Welk symbool wil je daarvoor gebruiken? Waarom dat symbool?
- Welke kleur moet het symbool hebben? Wat wil je met die kleur uitdrukken?
- Waarom kies je voor die houding?
- Wie of wat zet je centraal op je symboolpaneel?
- Wat zet je eerder aan de randen / in de hoeken van het paneel?
- Welke beweging zit er in het verhaal? Welke symbolen kunnen die beweging uitdrukken? 
 


Stap 5: uitwisselen

Bekijk met alle jongeren samen de verschillende panelen.
Elk groepje mag zijn paneel verduidelijken. De begeleider kan verduidelijkende vragen stellen. Bijvoorbeeld:
- Hoe heb je Tomas afgebeeld? Wat wil je daarmee uitdrukken?
- Waar staat Jezus? Waar staat God? Waarom heb je dat zo in beeld gebracht?

Nadat je alle panelen bekeken hebt, hou je een kringgesprek.
- Hoe voel je je na het maken van het symboolpaneel? Hoe vind je dat om te doen?
- Hoe verliep het maken van zo'n paneel?
- Wat ging snel vooruit en waarover hebben jullie lang gepraat?
- Was het makkelijk om het met elkaar eens te worden?
- Lijken de verschillende symboolpanelen op elkaar? Waarin zitten er verschillen? Wat vind je daarvan?
- Wat is je bijgebleven? Wat vond je verrassend? Wat had je niet verwacht? Wat heb je voor nieuws ontdekt?

Zet dan de jongeren ertoe aan om verbanden te leggen met hun eigen geloof.
- Herken je in het verhaal elementen die vandaag ook kunnen gebeuren?
- Kun je een voorbeeld geven van zoiets? Heb je het zelf al wel eens meegemaakt?

De tekst die we gelezen hebben wordt wel eens 'De ongelovige Tomas' genoemd.
- Vind je dat een passende titel? Waarom? Waarom niet?
- Als jij Tomas was, zou je de andere leerlingen dan zomaar geloven?
- Als je iets tegen Jezus zou kunnen zeggen, wat zou het dan zijn?





Bronnen voor bovenstaande tekst

(http://www.groeieninhetgeloof.be) Het materiaal van deze website, die nu niet meer bestaat, werd verzameld in: https://www.kerknet.be/vlbm/catechese

http://www.gezinspastoraal.be/876

http://www.jeugdwerknet.be

http://www.kuleuven.be/thomas