Ezra 6, 7-8.12b.14-20: Het decreet van koning Darius
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 708-709)
Laat het werk doorgaan! De bestuurder van Juda en de andere leiders mogen de tempel bouwen op de plek waar de oude tempel stond.
Bovendien moeten jullie de leiders van de Judeeërs helpen bij de bouw van de tempel van God. Jullie moeten alles wat ze nodig hebben, direct betalen van de belastingen uit de provincie Trans-Eufraat. (…)
Alles moet precies gebeuren zoals ik het gezegd heb.’ (…)
De leiders van de Judeeërs kregen nieuwe moed van de profeten Haggai en Zacharia. Daarom konden ze goed doorwerken aan de tempel. Ze bouwden de tempel zoals de God van Israël het wilde. En ze hadden daarvoor toestemming van de Perzische koningen Cyrus, Darius en Artaxerxes.
De tempel was klaar toen Darius zes jaar koning was, op de derde dag van de twaalfde maand. Toen de tempel van God in gebruik genomen werd, was iedereen erg blij. De Israëlieten, de priesters, de Levieten en alle andere mensen die teruggekeerd waren uit Babylonië, vierden feest. Ze offerden honderd stieren, tweehonderd rammen en vierhonderd jonge schapen. En ze offerden twaalf geiten om de fouten goed te maken van het hele volk. Voor iedere stam offerden ze één geit.
De priesters en de Levieten werden in verschillende groepen verdeeld voor het werk in de tempel. Dat gebeurde precies zoals het in de wet van Mozes stond.
Op de veertiende dag van de eerste maand vierde iedereen die teruggekomen was uit Babylonië, het Paasfeest.
De priesters en de Levieten hadden zich voorbereid volgens de regels. Ze hadden ervoor gezorgd dat ze rein waren, zodat ze de lammeren voor het Paasfeest konden slachten. Ze offerden een lam voor zichzelf, voor de andere priesters, en voor iedereen die uit Babylonië teruggekomen was.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
‘Laat het werk aan de tempel doorgaan,
zodat de gouverneur en de oudsten van de joden
de tempel op zijn vroegere plaats kunnen herbouwen.
Bovendien moet jemet de oudsten van de joden samenwerken
bij de heropbouw van deze tempel.
De uitgaven moeten aan deze mannen volledig en tijdig vergoed worden
uit de koninklijke schatkist
en de belastingen uit het gebied aan de overzijde van de Rivier (…)
Ik, Darius, vaardigde dit decreet uit.
Het moet nauwkeurig uitgevoerd worden.' (…)
De oudsten van de joden zetten de bouw voort.
Die verliep voorspoedig, dankzij het optreden
van de profeten Haggai en Zacharia, de zoon van Iddo.
Ze voltooiden het werk dat de God van Israël hun oplegde
en ook de koningen van Perzië: Cyrus, Darius en Artaxerxes.
in het zesde regeringsjaar van koning Darius,
de derde dag van de maand Adar, was de tempel klaar.
De Israëlieten, priesters en levieten en alle teruggekeerde ballingen,
vierden met vreugde de inwijding van de tempel van God.
Daarvoor offerden ze honderd stieren, tweehonderd rammen,
vierhonderd lammeren en twaalf bokken als zondeoffer voor heel Israël,
net zoveel als er stammen zijn in dat land.
Voor de dienst van God in Jeruzalem
deelden ze de priesters in klassen in en de levieten in afdelingen,
zoals het boek van Mozes voorschrijft.
Op de veertiende dag van de eerste maand
vierden de teruggekeerde ballingen het paasfeest.
Alle priesters en levieten hadden zich geheiligd, zodat ze rein waren.
Zij slachtten het paaslam voor alle teruggekeerde ballingen,
voor hun medepriesters en voor zichzelf.
Stilstaan bij …
Darius
Darius de Grote was de koning van het Perzisch rijk vanaf september 521 voor Christus. Hij was een goed bestuurder en organisator, en gaf zijn onderdanen religieuze vrijheid. Zo mochten joden hun tempel heropbouwen. Om alle delen van zijn grote rijk met elkaar te verbinden, liet hij een indrukwekkend wegennet aanleggen. In de Bijbel (in de boeken Ezra, Nehemia, Haggai en Zacharia) vermeldt men hem meestal als tijdsaanduiding.
Artaxerxes
Hij was de jongste zoon van koning Xerxes I. Hij regeerde over het Perzisch rijk van 465-424 voor Christus, waardoor de vermelding van zijn naam bij de voltooiing van de tempel historisch onjuist is.
Onder zijn bewind kende men een zekere vrede. De groei van de macht van de aristocratie zorgde ervoor dat de edelen zich onttrokken aan hun militaire verplichtingen, waardoor de militaire kracht van het rijk afnam en de macht van de koning verzwakte. Corruptie en wanbeleid van het hof en de adel lagen aan de basis van de financiële en politieke achteruitgang van het Perzisch rijk.