Hosea 11, 1.3-4.8c-9: Lied van de miskende liefde
De tekst
De niet ingekorte tekst in de Bijbel
In de passages die in de tekst voor de liturgie gebruikt worden is er sprake van de cultus voor de 'Baäl' en niet van Jahwe.
Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief*
en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen.
Maar hoe Ik hem ook riep,
zij liepen van Mij weg.
Zij brachten offers aan de baäls
en brandden wierook voor de godenbeelden,
en dat terwijl Ik toch degene ben die Efraïm heeft leren lopen,
die hem bij zijn armen heeft genomen.
Zij echter wilden maar niet weten,
dat Ik het was die hen beschermde.
Met zachte leidsels heb Ik hen gemend,
met teugels van liefde.
Ik was voor hen als degenen die het juk optillen
wanneer het tegen de kaken drukt.
Ik gaf hem zijn voedsel.
Moet hij dan niet terugkeren naar Egypte
en zal Assur niet zijn koning worden,
nu zij weigeren zich te bekeren?
Het zwaard zal rondgaan in hun steden, het zal hun grendels breken
en het zal hen verslinden om wat zij van plan waren.
Mijn volk geeft zich over aan zijn ontrouw voor Mij;
zij roepen Baäl wel aan, allemaal samen,
maar die zal hen niet oprichten.
Hoe zou Ik u echter kunnen opgeven, Efraïm,
u kunnen uitleveren, Israël?
Hoe zou Ik u kunnen opgeven,
alsof u Adma bent,
of met u kunnen doen zoals met Seboïm?
Mijn hart slaat over,
heel mijn binnenste wordt week.
Nee, Ik zal mijn vlammende woede toch niet koelen,
Efraïm niet opnieuw te gronde richten,
want Ik ben God, Ik ben geen mens,
Ik ben de Heilige in uw midden.
Ik laat mij niet gaan in mijn toorn.
(Deze Bijbeltekst is ontleend aan de Willibrordvertaling, © Katholieke Bijbelstichting, 's-Hertogenbosch, 1995)
Dichter bij de tijd (tekst uit de liturgie)
(Bewerking: C. Leterme)
Toen Israël nog jong was, hield Ik ervan
als een vader van zijn zoon.
Ik heb de Israëlieten uit Egypte geroepen.
Ik leerde hun lopen,
Ik droeg hen in mijn armen.
Maar de Israëlieten wilden maar niet weten,
dat Ik het was die hen beschermde.
Ik leidde hen vol liefde.
Ik hield hen dicht tegen me aan.
Ik gaf Israël te eten.
Mijn liefde voor jullie is groot,
mijn hart is vol medelijden.
Nee, Ik zal jullie niet vernietigen,
want Ik ben God, Ik ben geen mens,
Ik ben de Heilige in uw midden.
Ik zal niet meer woedend zijn.
Stilstaan bij ...
Liefhebben
Hosea is de eerste die bij het beschrijven van de houding van God tegenover Israël het woord 'liefhebben' gebruikt.
Baäl
(= ‘meester’, ‘heer’, ‘eigenaar’, 'man')
Deze naam gaven de Kanaänieten aan hun goden. De Baäl waren natuurgoden, typisch voor landbouwers en veehouders. Bv. de god van de regen, van de vruchtbaarheid ...
De verering voor de Baäl ging soms zo ver dat men kinderoffers bracht.
Toen de Israëlieten Kanaän binnentrokken, was de Baälcultus algemeen verspreid.
De spanning tussen beide godsdiensten duurde tot aan de ballingschap. Daarna was er alleen nog sprake van de dienst aan Jahwe.
Efraïm
Hosea gebruikt bij voorkeur de naam Efraïm als hij het heeft over Israël. Het is de naam van de meest volkrijke en machtigste stam.
Adma en Seboïm
Twee steden ten zuiden van de Dode Zee, die samen met Sodom en Gomorra met zwavel vernield werden. Het vermelden van die steden roept een definitieve catastrofe op.
Bij de tekst
Hosea
Klik hier voor meer informatie over deze profeet.
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 11 in het boek Hosea bezingt de liefde van God die het kwade van Israël te sterk af is. Hosea maakt dit duidelijk met de relatie vader/zoon. Maar de liefde van God die ondanks alles trouw is, is niet te vergelijken met de liefde die het volk heeft voor God.
Hosea en het Nieuwe Testament
Als Matteüs schrijft: 'Opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet ...' verwijst hij impliciet naar de profeet Hosea die zegt: Toen Israël nog jong was, kreeg Ik hem lief en uit Egypte heb Ik mijn zoon geroepen. ' (Hosea 11, 1)
Een heilsorakel
Deze tekst is geschreven in een taalstijl is ontleend is aan de taal die in rechtszaken gebruikt wordt.
Het gaat hier om het procederen tegen een opstandige zoon.