Hosea 2, 16 . 17b-18 . 21-22: Onverbrekelijke trouw
De tekst
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Dit zegt God:
Ik neem Israël naar de woestijn
en Ik spreek tot haar hart.
Daar zal ze weer antwoorden,
zoals in haar jeugd,
toen ze wegging uit Egypte.
Op die dag - zo zegt God –
zul je tot Mij roepen: 'Mijn man!'
Nooit meer zul je nog roepen: 'Mijn Baäl!'
Ik neem je als mijn bruid, voor altijd,
als mijn bruid, in recht en gerechtigheid,
Ik zal je beschermen, Ik zal je verdedigen.
Ik zal vol liefde voor je zorgen.
Je zult voor altijd mijn bruid zijn:
dan zul je Mij, God, leren kennen.
Stilstaan bij …
Egypte
Hiermee herinnert Hosea aan de eerste tekenen van de relatie tussen God en zijn volk. God is het die het volk Israël uit Egypte heeft geroepen.
Door te herinneren aan dit beginpunt, kan de hele liefdesgeschiedenis opnieuw beginnen.
Baäl
Dit woord betekent: ‘meester’, ‘heer’, ‘eigenaar’, 'man'. Het was de naam die de Kanaänieten gaven aan hun goden. De Baäl waren natuurgoden, typisch bij landbouwers en veehouders. Bv. de god van de regen, van de vruchtbaarheid ...
De verering voor de Baäl ging soms zo ver dat men kinderoffers bracht.
Toen de Israëlieten Kanaän binnentrokken, was de Baälcultus algemeen verspreid.
De spanning tussen beide godsdiensten duurde tot aan de ballingschap. Daarna was er alleen nog sprake van de dienst aan Jahwe.
Bruid
In het Oude Testament wordt de relatie tussen God en zijn volk vergeleken met een huwelijksrelatie. Dat is bv. de reden waarom het Hooglied in de Bijbel staat.
Kennen
In de Bijbel betekent 'kennen': een diepe, persoonlijke relatie hebben. Men kan 'kennen' dan ook vertalen met: 'liefhebben'. God kennen veronderstelt dat men God aan het werk heeft gezien in de geschiedenis van Israël en zich met Hem verbonden weet.
Bij de tekst
Spreken met beelden
De Bijbel spreekt over de relatie tussen God en zijn volk vaak in beelden die ontleend zijn aan het huwelijk.
Als het volk andere goden vereert, zoekt God het weer op als een liefhebbende bruidegom. Hij vergeeft alles als het volk, zijn bruid, maar terugkomt.
In het Nieuwe Testament wordt dit beeld doorgetrokken in het spreken over de relatie tussen Jezus en zijn volgelingen: Jezus wordt gezien als de bruidegom, de kerk als zijn bruid.