Jakobus
Wie was hij?
Hij zou behoord hebben tot degenen aan wie de verrezen Jezus verscheen. (1 Korintiërs 15, 7).
Volgens het apocriefe evangelie van Thomas, zou Jakobus door zijn broer Jezus aangewezen zijn als zijn opvolger.
Volgens Handelingen 12, 17 was Jakobus een belangrijk figuur bij de eerste christenen van Jeruzalem. Men denkt zelfs dat hij er bisschop was. Daar trad hij vooral op als woordvoerder van de joodse christenen, christenen die voordien jood waren. Tijdens het concilie van Jeruzalem vonden die dat christenen de Tora moesten naleven - tegen de visie van Paulus in.
(Galaten 2, 9.12; Handelingen 12,17; 15,13; 21,18)
Volgens de joodse geschiedschrijver Flavius Josefus, werd Jakobus in het jaar 61 / 62 gedood in opdracht van de hogepriester Ananias.
Toen Ananias hogepriester werd, wilde hij dat de prediking over de verrijzenis van Jezus zou stoppen. Daarom besloot hij om Jakobus, de leider van de christenen in Jeruzalem, te laten doden. Toen er met het joodse paasfeest veel joden in Jerusalem waren, werd Jakobus door de oudsten van het volk gedwongen om op het dak van de tempel te klimmen en tegen Jezus te preken. Maar boven op dat dak sprak Jakobus de aanwezigen aan en preekte vol vuur over de verrijzenis van Jezus. Hierop lieten de hogepriester en de oudsten van het volk Jakobus van het dak naar beneden gooien. Toen hij na zijn val nog in leven, bleek sloeg een man met een vollerstang (een gebruiksvoorwerp bij het vilten van wol) op zijn hoofd tot hij gestorven was.
Merk op:
ook Jakobus ‘de mindere’, één van de twaalf apostelen, werd met een vollerstang doodgeslagen.
Broer van Jezus?
Paulus noemt Jakobus de "broer van de Heer" (van Jezus) (Galaten 1, 19).
Maar de Rooms-katholieke Kerk beroept zich o. a. op Hiëronymus om te zeggen dat het woord 'broer' ook gebruikt wordt voor 'neef' of 'verwant' - iets wat ook in andere culturen voorkomt.
De Orthodoxe Kerk zegt dat Jakobus een halfbroer van Jezus was, de zoon van Jozef uit een eerder huwelijk.
Met deze uitleg willen beide Kerken het dogma veilig stellen dat Maria maagd was.
Uit de (apocriefe) 'Geschiedenis van Jozef de Timmerman' (400?) hoofdstukken 2-4). Hierin vertelt Jezus na zijn verrijzenis aan zijn apostelen over zijn persoonlijk leven.:
Er was een man, genaamd Jozef, die afkomstig was uit Betlehem, een stad in Juda en uit het huis van koning David stamde. Hij was goed thuis in de wetenschap en de leer. Zo werd hij priester in de tempel van de Heer. Bovendien oefende hij het beroep uit van timmerman.
Zoals onder alle mensen gebruikelijk was, huwde hij een vrouw, bij wie hij vier zonen en twee dochters verwekte. De jongens heetten Judas, Justus, Jakobus en Simon, en de meisjes Assia en Lydia.
Tenslotte stierf de vrouw van de rechtvaardige Jozef. Zij had in haar handel en wandel steeds de verheerlijking van God voor ogen gehad. Maar Jozef, de rechtvaardige, die mijn vader naar het vlees zou worden en zich zou verloven met mijn moeder Maria, trok zich met zijn zonen terug om zijn beroep van timmerman uit te oefenen.
Toen dus de rechtvaardige Jozef weduwnaar was geworden, was mijn gezegende, heilige en reine moeder intussen twaalf jaar geworden. Haar ouders hadden haar naar de tempel gebracht, toen zij drie jaar oud was en zij heeft negen jaren in de tempel gediend. De priesters zagen nu hoe de heilige en godvrezende maagd een jonge vrouw werd en zij zeiden onder elkaar: "Wij moeten een rechtvaardige man zoeken aan wie wij Maria tot haar huwelijk kunnen toevertrouwen. Want zij mag niet in de tempel verblijven, wanneer aan haar geschiedt wat aan vrouwen nu eenmaal geschiedt. Anders zouden wij zondigen en Gods toorn over ons afroepen.
Zij zonden dus boden uit om terstond twaalf grijsaards uit de stam Juda bijeen te roepen. Zij schreven de namen op van de twaalf stammen van Israël. Het lot viel op de vrome grijsaard Jozef de rechtvaardige. De priesters zeiden daarop tot mijn gezegende moeder: ‘Ga nu mee met Jozef en blijf bij hem tot aan de tijd van uw huwelijk.’ Zo ontving de rechtvaardige Jozef mijn moeder om haar bij zich in huis op te nemen. Maria trof in het huis van zijn vader Jakobus de Jongere aan; hij was nog diep bedroefd en rouwde om het verlies van zijn moeder. Zij ontfermde zich over hem en voedde hem op. Vandaar dat zij genoemd wordt Maria, de moeder van Jakobus.
Ossuarium
In de pers verscheen in 2002 de foto van een kalkstenen kistje (25 × 50 × 30 cm) met daarop in het Aramees: ‘Jakobus, zoon van Jozef, broer van Jezus’
Het kistje zelf werd gevonden in de omgeving van Jeruzalem. De kalksteen waarvan het gemaakt is zou komen uit de omgeving van de Olijfberg. Het kistje zelf zou gemaakt zijn in de eerste eeuw na Christus.
Tussen 30 voor Christus en 70 na Christus (= verwoesting van Jeruzalem) bewaarden vooral vrome joden de botten van overledenen in zo’n kistje, een ossuarium. De overledenen werden net als Jezus gezalfd en bijgezet in een graf. Na een jaar werd het gebeente uit het graf verzameld en in een ossuarium gedaan. Dat werd bijgezet in een speciaal uitgehakte nis.
Aan de authenticiteit van dit kistje als ossuarium wordt niet getwijfeld. Maar men denkt dat het opschrift erop van latere datum is en mogelijk zelfs een vervalsing.
. Het was niet gebruikelijk om de naam van een broer te vermelden op een ossuarium. Tenzij misschien als dat een heel bekend persoon was.
. Is ‘broer van Jezus’ Hebreeuws, dan is dat een andere taal dan de taal waarin het eerste gedeelte van de zin werd geschreven. Is het Aramees, dan zou er niet mogen staan ‘broer van’, maar ‘mijn broer’.
. Op de achterkant van het kistje zijn er cirkelvormige versieringen. Normaal gezien staan zo’n versieringen aan de voorkant, samen met de inscriptie. Bovendien zien die er nogal versleten uit, terwijl de inscriptie er vers uitziet en over de krassen heengaat.
De rechtvaardige
In het begin van de vierde eeuw citeert Eusebius de volgende getuigenis over Jacobus van Hegesippus (historicus, 110-180):
“Jakobus de broer van de Heer nam de leiding van de Kerk over in verbondenheid met de apostelen. Hij werd door allen ‘De Rechtvaardige’ genoemd sinds de tijd van onze Zaligmaker tot nu, omdat er veel waren met de naam Jakobus. Hij was heilig vanaf de baarmoeder af, dronk geen wijn noch sterke drank en at geen vlees. Geen scheermes kwam op zijn hoofd, hij zalfde zich niet en nam geen bad.
… vanwege zijn uitmuntende rechtvaardigheid werd hij de Rechtvaardige genoemd.”
De brief van Jakobus
Een brief?
De brief van Jakobus - die rond het jaar 60 zou geschreven zijn - is eerder een toespraak dan een echte brief.
Het geschrift wordt aan niemand geadresseerd en er is ook geen groet of briefslot. Het bestaat uit een verzameling spreuken en vermaningen, net zoals in de Joodse wijsheidsliteratuur.
Bestemmelingen
Die 'brief' schreef Jakobus naar 'de twaalf stammen in de verstrooiing (diaspora)', een omschrijving die in zijn tijd gebruikt werd voor de joden die leefden buiten Palestina (een deel van het vroegere Israël). Jakobus bedoelde er waarschijnlijk de christenen mee die voordien joden waren, en vanuit de hoogte neerkeken op christenen uit niet-joodse godsdiensten die niets afwisten van de rijke joodse traditie.
Inhoud
De inhoud van zijn brief, ligt in de lijn van wat Jezus gezegd heeft (vooral de bergrede) - zelfs al nam Jakobus geen enkele uitspraak van Jezus op in zijn brief.
Pseudoniem
Meestal gaat men er nu van uit dat 'Jakobus' een pseudoniem is voor een schrijver die schreef in de tijd na de apostelen. Hij legt veel nadruk op: naastenliefde, goede werken, gebed, eerbied voor de arme en wijsheid.
Jakobus in 'bijbelin1000seconden'
Klik hier voor een overzicht van wat staat in de brief van Jakobus.