Job 3, 1-3.11-17.20-23: Waarom?
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 757-758)
Na zeven dagen begon Job te spreken. Hij wilde dat hij nooit geboren was. Hij zei:
‘Weg met de dag waarop ik ben geboren,
vergeet de nacht waarin mijn leven begon!(…)
Ik had moeten sterven bij mijn geboorte,
ik had toen dood moeten gaan.
Mijn moeder had me niet in haar armen moeten nemen,
ze had me niet de borst moeten geven.
Dan zou ik nu stil in mijn graf liggen.
Dan zou ik nu slapen, en dan had ik rust.
Dan was ik nu in het land van de dood,
samen met koningen en grote leiders,
die tempels en paleizen lieten bouwen.
Dan was ik nu bij machtige heersers,
die woonden in huizen vol zilver en goud.
Was ik maar dood geboren, en weggestopt.
Had ik maar nooit het licht gezien!
Want in het land van de dood vindt iedereen rust.
Daar doen slechte mensen niemand pijn.
Vermoeide mensen mogen er rusten. (…)
Waarom houdt God mensen in leven
als ze alleen maar ellende meemaken,
als ze alleen maar verdriet hebben?
Ze wachten op de dood, maar die komt niet.
Ze verlangen naar het einde, maar dat is nog ver.
Als ze rustig zouden kunnen sterven,
zouden ze zingen en juichen!
Waarom laat God mij leven,
terwijl ik de zin van het leven niet zie?
Waarom laat God me niet sterven?
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
Job deed zijn mond open en begon zijn bestaan te vervloeken.
Hij begon zo:
Weg met de dag waarop ik geboren werd,
en de nacht die zei: “Een jongen is verwekt.”
Waarom stierf ik niet in de schoot van mijn moeder?
Waarom stikte ik niet bij mijn geboorte?
Waarom hebben knieën me ontvangen?
Waarom hebben borsten me gezoogd?
Dan zou ik nu neerliggen, rust hebben, slapen, ongestoord,
naast koningen en prinsen van deze wereld
die grote grafmonumenten voor zichzelf bouwden,
naast vorsten die eens goud bezaten en huizen vol zilver.
Of was ik maar in de grond gestopt als een misgeboorte,
als een kind dat nooit het levenslicht zag.
Daar valt het streven van boosdoeners stil,
hun ongedurigheid komt er tot rust (…)
Waarom geeft God licht aan wie ongelukkig is,
en leven aan verbitterde mensen?
Ze zien uit naar de dood, die maar niet wil komen,
ze verlangen de dood meer dan een schat.
Ze zouden blij zijn met hun einde
en juichend belanden in het graf.
Waarom geeft God leven aan iemand
die niet weet waar naartoe?
Stilstaan bij …
Daar
Verwijst naar ‘in de aarde’ en zo naar de Sjeol, de onderaardse plaats waar iedereen na de dood heen gaat en waar niemand van terugkeert.
Bij de tekst
Betekenis
Job stelt zich uiteindelijk de vraag:
Wat voor zin heeft een leven dat getekend wordt door dood en pijn?