Loading...
 

Johannes 20, 24-29

Johannes 20, 24-29: Jezus verschijnt aan Tomas

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1714)

Toen Jezus bij de groep leerlingen kwam, was één leerling er niet bij. Dat was Tomas, die ook Didymus genoemd werd. De anderen zeiden later tegen hem: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ Tomas zei: ‘Ik wil eerst de wonden van de spijkers in zijn handen zien, en ze voelen met mijn vinger. En ik wil met mijn hand de wond in zijn zij voelen. Anders geloof ik het niet!’
Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar, en Tomas was er nu ook bij. De deur was op slot, maar opeens stond Jezus weer tussen hen in. Hij zei: ‘Ik wens jullie vrede.’ Daarna zei hij tegen Tomas: ‘Kom, voel met je vinger aan mijn handen, en voel met je hand aan mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof!’
Toen zei Tomas tegen hem: ‘U bent mijn Heer en mijn God.’ Jezus zei: ‘Jij gelooft in mij omdat je mij gezien hebt. Vanaf nu zullen mensen in mij geloven zonder dat ze mij zien. En God zal hen gelukkig maken.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Tomas, een van de twaalf leerlingen,
die ook Didymus werd genoemd, was er niet bij
toen Jezus op een avond aan de leerlingen verscheen.
Ze zegden: ‘We hebben Jezus gezien.’ Tomas reageerde:
‘Zolang ik de wonden van de nagels niet in zijn handen zie,
en ik mijn vinger niet in de plaats van de nagels kan steken,
en ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen, kan ik dat niet geloven.’

Een week later waren de leerlingen weer in het huis bijeen.
Tomas was er nu wel bij.
Hoewel de deuren op slot waren, kwam Jezus binnen,
Hij zei: ‘Vrede zij met jullie.' Dan zei Hij tegen Tomas:
‘Kom hier met je vinger en kijk naar mijn handen.
Steek je hand uit en leg die in mijn zijde
en wees niet langer ongelovig maar gelovig.’
Toen riep Tomas uit: ‘Mijn Heer en mijn God!’
Jezus zei: ‘Zalig zij die niet zien en toch geloven.’



Stilstaan bij ...

Tomas
Deze apostel wordt voorgesteld als de leerling die ‘er niet bij was’, zoals alle christenen nu. Hun geloof kan alleen maar steunen op de getuigenissen van zij die het eerst de verrijzenis van Jezus hebben ervaren.

Dydimus
Deze Griekse bijnaam van Tomas betekent: tweeling.
Misschien wilde Johannes hiermee zeggen dat elke lezer zich als broer of zus van de gelovige twijfelaar Tomas kan zien.

Handen... zijde
Dat de verrijzenis niet losstaat van het lijden, wordt duidelijk door de sporen van lijden op het lichaam van de verrezen Christus.

Ongelovig
Doorgaans noemt men Tomas de ongelovige … maar de andere leerlingen geloofden ook niet onmiddellijk toen de vrouwen hen kwamen vertellen dat Jezus verrezen was. Ze reageerden zelfs minachtend op hun getuigenis: 'Allemaal kletspraat!'

Mijn Heer en mijn God
. Titel waarmee de God van Abraham, Isaak en Jakob werd aangesproken. Wanneer die woorden voor Jezus gebruikt werden, klonken ze erg provocerend in de oren van de joden, omdat men ermee wilde ermee zeggen dat men Jezus zag als zoon van God.
. De Romeinse keizer Domitianus (81-96) liet zich aanspreken en vereren als: ‘Onze Heer en onze God’. Als christenen dit weigerden te doen, werden ze vervolgd.
. Toen Johannes deze woorden gebruikte voor Jezus, wilde hij ermee zeggen dat Jezus en God heel dicht bij elkaar stonden, zoals een zoon dicht bij zijn vader kan staan.





Bij de tekst

Betekenis

Deze tekst is geen historisch rapport, maar een verhaal dat stilstaat bij de twijfel die er aanvankelijk bij de leerlingen was. Johannes maakt er ook duidelijk mee welk effect de verrijzenis van Christus heeft op de leerlingen: zij 'verrijzen' mee, hun vrees slaat om in vreugde. Hun ongeloof wordt geloof, hun ‘dood’ wordt ‘leven’.

Op het einde zei Jezus: ‘Zalig die niet zien en toch geloven.’
Wellicht kon Johannes met deze woorden spanningen onder de eerste Christenen opvangen. Wat opvalt is dat de andere leerlingen Tomas zijn ongeloof of zijn kritische houding gunnen. Hij moest van hen niet geloven wat zij geloofden. Hij werd ook niet uitgesloten of buiten geworpen als ongelovige. Hij mocht zichzelf zijn en blijven. De anderen gunden hem de tijd en de ruimte om tot geloof te komen.



Ken je taal

Iemand wordt een ongelovige Tomas genoemd, die iets halsstarrig weigert te geloven, tot hij de waarheid onder ogen kan zien door harde bewijzen.





Bijbel en kunst

Beeldhouwwerk

MEESTER VAN BURGOS

Het ongeloof van Tomas(11e eeuw)
Ongelovige Tomas Silos(Burgos)

Abdij Santo Domingo (Silos –Burgos – Noord Spanje)






Schilderkunst

CARAVAGGIO

Ongelovige Tomas (1602-1603)

5 Caravaggio Tomas





REMBRANDT

De ongelovige Tomas (1634)

5 Rembrandt Harmensz. Van Rijn

Olieverf op paneel 53 x 51 cm
A.S. Poesjkinmuseum voor beeldende kunsten, Moskou



Merk op:
. de verrezen Jezus baadt in het licht
. het licht dat Jezus uitstraalt valt op bijna alle apostelen, maar het meest op Tomas
. er zijn verschillende reacties bij de leerlingen: nieuwsgierig, verbaasd, geïnteresseerd, devoot, ‘not amused’ …
. één van de leerlingen zou Maria, de moeder van Jezus, kunnen zijn.






Suggesties

Grote kinderen

EVEN TESTEN

Wie zegt wat?

(Naar: H. BERGMANS in Simon 5, Uitgeverij Averbode, 2016, p. 6-7)

Wat zegt Jezus? - Kleur dat rondje geel.
Wat zegt Thomas? Kleur dat rondje rood.
Wat zeggen de leerlingen? Kleur dat rondje blauw.


O „We hebben Jezus gezien.”

O „Zolang ik de wonden van de nagels niet in zijn handen zie,
en ik mijn vinger niet in de plaats van de nagels kan steken,
en ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen, zal ik dat niet geloven.”

O „Vrede zij u.”

O „Kom hier met uw vinger en kijk naar mijn handen.
Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde
en wees niet langer ongelovig maar gelovig.”

O „Mijn Heer en mijn God!”

O "Zalig die niet gezien hebben en toch geloven."





VERTELLEN

Het geloof van de koning

(C. LETERME, 99 verhalen met een knipoog, Averbode, 2014, p. 34-35)

Een machtig koning werd erg ziek.
De beste dokters van zijn land konden hem niet beter maken.
- God als U mij geneest, zal ik in U geloven, riep de koning.
- Beste koning, zei God, eerst moet jij geloven,
pas dan kan Ik jou genezen.
De koning dacht diep na.
- Ik heb het, ik zal een grote tempel voor God bouwen,
zo kan Hij zien hoeveel ik in Hem geloof.
Hij liet een tempel bouwen nog groter dan zijn paleis.
Op een dag ging de koning naar de tempel.
- Mag ik een aalmoes? vroeg een bedelaar.
- Ga weg, ik heb mijn geld nu voor wat anders nodig.
Toen de tempel klaar was, zei de koning:
- God, deze tempel is het bewijs van mijn geloof.
Genees me nu.
- Geloof zit niet in stenen, zei God, hoe mooi ze ook gestapeld zijn.
- Maar wat is dan 'geloven'?
En de koning beval zijn dienaren
alle boeken te kopen die over God gingen.
Hij begon ze allemaal te lezen.
's Middags smeekte een bedelaar onder zijn raam om wat brood.
- Ga weg, riep de koning. Ik ben bezig!
Maanden later was de koning klaar met zijn studie.
- God, ik heb alle boeken over Jou gelezen.
- Maar mijn beste koning,
geloven heeft niet alleen met verstand te maken.
Ik kan je nog steeds niet genezen.
De koning was een gebroken man.
- Wat is er aan de hand? vroeg een bedelaar.
- Ik wil weten wat geloven is.
- Maar koning, geloof zit in je hart.
Je moet gewoon houden van de mensen en van God.
's Avonds voelde de koning zijn einde naderen.
Hij wou nog één keer naar zijn tuin gaan.
Daar liep een bedelaar.
De koning klopte op de schouder van de man
en gaf hem tien goudstukken.
Op slag was de koning genezen.




Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 4 april 2018, p. 1)

De machtige koning uit het verhaal hierbij is erg ziek
en wil het op een akkoordje gooien met God.
‘Als ik genees, zal ik in U geloven,’ zegt hij.
Maar wat is geloven eigenlijk?

Eerst staat het verhaal stil bij wat geloven niet is,
dat maakt een en ander wat eenvoudiger.
Geloven heeft niets te maken met de grootte of de rijkdom van een gebedshuis.
En geloven heeft ook niets te maken met verstand: hoe goed dat ook is.

Voor een bedelaar heeft geloven met het hart te maken, met liefde.
Nogal wat mensen vinden dit niet zo vreemd.
‘Kijk maar naar het woordje geloven,’ zeggen ze,
‘daar zie je het woordje ‘love’ in, het Engelse woord voor liefde.’

En ook Jezus sprak zo over geloven:
‘Hou van God en van je naaste, dat is hetzelfde gebod.’

Nu is die ‘naaste’ wel een rekbaar begrip.
Sommigen vinden dat de ‘naaste’ alleen iemand is,
die past in hun eigen manier van leven, van denken.
Iemand die hen bevestigt in wie ze zijn.

Maar voor Jezus is de naaste iedereen die je op je levensweg tegenkomt,
wie die ook is en hoe die ook is:
groot, klein, dik, dun, blank, zwart, oud, jong, ziek,
gezond, rijk, arm, lief, nors, man, vrouw, vriend, vijand…

Zei Jezus niet: ‘Hou van je vijand,
want er is niets speciaals aan om van iemand te houden die je graag hebt.’
Christen zijn, geloven in Jezus, dat is een hele opgave!
Dat is ook een hele rijkdom!





DOEN

Een glasraam maken

Vertel de kinderen over het evangelie van deze zondag.
Bezorg de kinderen daarna deze tekening of dezelfde tekening maar dan met de opdracht erbij


Opdracht
Verwerk deze tekening in een 'glasraam':
teken eerst een grote cirkel, vierkant of rechthoek rond de tekening.
Teken daarna de figuren op de tekening verder uit.
Vergeet niet de zwarte lijnen verder door te trekken, zodat het een echt glasraam kan worden.
Kleur daarna het volledige 'glasraam'.

Bekijk na het maken van het 'glasraam' samen met de andere kinderen alle glasramen die gemaakt werden.
Wie het glasraam gemaakt heeft, geeft wat uitleg bij: de kleurkeuze en wat hij/zij erbij getekend heeft.





OVERWEGEN

Onzichtbaar voor je ogen

(A. GRIFFON en K. JANSSEN (vertaling) in Simon 5, 2016, p. 10-11)

Je ziet ze niet, maar je ziet wel hoe ze werken!
Er zijn heel wat dingen die je niet ziet, maar die er toch echt wel zijn. En als je goed oplet, kun je zien wat ze doen. Hoe zie je de wind? Hij beweegt de bomen heen en weer. Hoe zie je de groeikracht van zaadjes? In de lente komen er overal groene scheutjes uit de grond.
Duid je lengte elk jaar op je verjaardag op de deurstijl van je kamer. Je ziet niet dat je elke dag een heel klein beetje groeit, maar na een jaar ben je wel een heel stuk groter! Heb je weleens de griep gehad, of een andere ziekte? Je kunt het virus dat je ziek gemaakt heeft niet zien, maar het is er wel!


Geloven en weten
Sommige dingen kun je niet zomaar zien, maar toch weet je dat ze waar zijn. Dat de aarde rond is, bijvoorbeeld. En nog zo veel meer. Die dingen geloof je gewoon. Mensen hoeven het niet telkens opnieuw aan jou te bewijzen.


Wat je ziet, is niet altijd waar
Overal om je heen zie je beelden van dingen die niet kloppen of die niet echt bestaan. In films zie je sprookjesfiguren rondlopen alsof ze echt leven. Maar jij weet wel dat het maar een film is. Elke reclame zegt dat die soep of die shampoo de allerbeste is. Dat kan natuurlijk niet kloppen. De reclamemakers willen gewoon hun soep of shampoo verkopen … Ook op internet zie je een heleboel dingen die helemaal niet waar zijn.
Dus … niet alles wat je ziet is waar! En niet alles wat waar is, kun je met je ogen zien.





Overwegingen

Johan Poppe

Het inzicht van Tomas (11 april 2021)

Tomas leeft in tweestrijd,
Tomas wil weten waar nu wel de kern van zijn geloof ligt,
wat hem tot christen en dus volgeling van Jezus maakt.

Zal hij meegaan in het dol enthousiaste geloof in de Verrezene,
of in de Verrezene die gekruisigd, doorstoken,
genageld, vernederd en geschonden werd?

Het antwoord van Jezus liegt er niet om:
leg je hand in mijn zijde,
voel de plaats van de nagels!

Kunnen we dat anders lezen dan een uitnodiging
om aan de kant te gaan staan van gekrenkten of vertrappelden,
vernederde mensen, misbruikte kinderen, gemartelde opposanten,
koloniaal uitgebuite of tot slavernij gedwongen mensen?

Wanneer Tomas dit inzicht krijgt, reageert hij wél opgeladen:
Mijn Heer en mijn God!

En dus is het goed dat we Tomas hebben
die ons er aan herinnert
hoe wij ons niet mogen verliezen in triomfalisme,
maar ons moeten blijven inspireren aan een vermorzelde,
verscheurde, verhakkelde, bespuwde en bespotte mens.

Hij die aan de kant van de kleine man ging staan,
hij die omwille van die keuze werd gekruisigd,
hem en niemand anders moeten we zien en belijden, navolgen.





Marc Gallant, trappist (Orval)

Het geloof van Tomas (2013)

Tomas was er niet bij: hij had niet genoeg schrik om te toeven achter een gesloten deur. Johannes noemt hem: “Tomas, die de Tweeling genoemd wordt” (Johannes 11,16; 20,24; 21,2). Origenes zag in die bijnaam een symbolische betekenis om Tomas te duiden als de leerling die twijfelt, die “verdeeld is in twee”, die niet gemakkelijk gelooft. In elk geval, we zijn allen een beetje tweeling met Tomas: ook wij verkiezen te zien, liever dan te geloven door te luisteren naar Jezus’ getuigen.
Tomas heeft overigens twee karaktertrekken die hem sympathiek maken: hij is een realist, en hij heeft van niets schrik. Als Jezus zegt: “Jullie kennen de weg naar waar ik heen ga”, dan zegt hij: “We weten niet eens waar u naartoe gaat, Heer, hoe zouden we dan de weg daarheen kunnen weten?” (Johannes 14, 5). We horen het: die realist moet je niets wijsmaken. Maar in dat realisme is hij onverschrokken. De apostelen zijn verschrikt als Jezus zegt dat Hij optrekt naar Jeruzalem (Marcus 10,32). Daarop zegt Tomas: “Laten ook we maar gaan, om met hem te sterven” (Johannes 11,16): hij heeft geen schrik van het leven en ook geen schrik van de dood.

Hij is ook de enige die buiten het Cenakel durft, waar de anderen uit vrees voor de joden achter vergrendelde deuren zitten (Johannes 20, 19). Als hij thuiskomt komen de bangeriken met het onwaarschijnlijke verhaal dat ze Jezus gezien hebben. Een mooi verhaal, maar is het geloofwaardig? Of zijn het maar bangeriken die zichzelf moed inpraten? Wie de verrijzenis verkondigt en zich opsluit van schrik, heeft geen samenhangende houding, en is voor Tomas niet geloofwaardig. Tomas eist ook samenhang op, en continuïteit tussen de gekruisigde en de verheerlijkte Jezus. Maar als de feiten hem overtuigen gaat de realistische ongelovige Tomas verder in het geloof dan de andere apostelen, want hij geeft aan Jezus de grootste titel van heel het evangelie: “Mijn Heer en mijn God!”. Het is het hoogtepunt van het evangelie. Tussen “het Woord was God” waarmee het evangelie begon (Johannes 1, 1) en de belijdenis “Mijn Heer en mijn God”, is de cirkel rond: alles is gezegd. Het is opvallend dat die belijdenis juist van hem komt die de angstige apostelen niet wilde geloven.

Wij zijn zoals Tomas: we hebben liever te zien dan getuigen te geloven. Johannes heeft het ons echter duidelijk gemaakt vanaf het begin van zijn evangelie: “God, niemand heeft hem ooit gezien” (Johannes 1, 18). Wij zijn het centrum van onze blik: we kunnen niet het centrum zijn van God. Ons kijken stelt ons in het centrum van wat er rond ons is. Met onze ogen halen we naar ons toe, wij grijpen. We willen altijd grijpen of begrijpen. Maar mooie dingen kunnen we niet naar ons toehalen. De contemplatieve blik is luisterend. Ik grijp geen mooi landschap, geen mooie muziek: ik word gegrepen, ik laat in mij komen. God laat zich niet grijpen door onze ogen, noch begrijpen door ons verstand: hij biedt zich aan op de maat van ons luisterend onthaal waar wij Hem de eerste plaats geven. Om naar iemand te luisteren, zwijgen we, schenken we vertrouwen en geloof. We laten hem in ons toe.