Loading...
 

Marcus 10, 32-45

Marcus 10, 32-45: Dienen en zijn leven geven

Matteüs 20, 17-28 // Marcus 10, 32-45



De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1598-1599)

Jezus en de leerlingen waren op weg naar Jeruzalem. De leerlingen waren ongerust. Ook de andere mensen die meegingen, waren bang voor wat er zou gaan gebeuren.
Jezus liep voorop. Hij sprak nog eens apart met de twaalf leerlingen. Hij vertelde hun wat er met hem zou gaan gebeuren. Hij zei: ‘We zijn op weg naar Jeruzalem. Daar zal de Mensenzoon uitgeleverd worden aan de priesters en de wetsleraren. Zij zullen besluiten dat hij gedood moet worden. Ze zullen hem uitleveren aan de ongelovigen. Die zullen hem bespotten, hem in zijn gezicht spugen en met de zweep slaan. Daarna zullen ze hem doden. Maar drie dagen later zal hij opstaan uit de dood.’

De broers Jakobus en Johannes kwamen naar Jezus toe met een vraag. Ze zeiden: ‘Meester, wilt u ons iets beloven?’ Jezus vroeg: ‘Wat moet ik jullie beloven?’
Zij zeiden: ‘Als u straks bij God bent, mogen wij tweeën dan naast u zitten? De één rechts en de ander links?’ Maar Jezus antwoordde: ‘Jullie weten niet wat je vraagt! Jullie weten toch wat ik moet meemaken: ik moet lijden en gedood worden. Kunnen jullie dat soms ook?’ Ze zeiden: ‘Ja, dat kunnen we.’
Toen zei Jezus tegen hen: ‘Inderdaad. Jullie zullen hetzelfde meemaken als ik. Ook jullie zullen lijden en gedood worden. Maar ik bepaal niet wie er straks naast mij mogen zitten. Dat bepaalt God.’

De andere leerlingen hoorden wat Jakobus en Johannes gezegd hadden. Ze werden kwaad. Jezus riep de leerlingen bij elkaar en zei: ‘Jullie weten hoe het gaat in de wereld. Koningen heersen over hun volk. En mensen met macht spelen de baas over anderen.
Maar zo mag het bij jullie niet gaan. Als je de belangrijkste wilt zijn, moet je de anderen dienen. Als je de voornaamste wilt zijn, moet je de anderen dienen zoals een slaaf doet.
Want ook ik, de Mensenzoon, ben niet gekomen om over mensen te heersen. Ik ben er juist om mensen te dienen. Ik zal mijn leven geven om veel mensen te redden.’



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Zij gingen verder naar Jeruzalem, en Jezus ging voor hen uit.
Zijn leerlingen waren ongerust
en ook zij die Hem volgden waren bevreesd.
Hij nam opnieuw de twaalf terzijde
en begon hun te spreken over wat Hem zou overkomen:
‘Wij gaan nu naar Jeruzalem waar de Mensenzoon
aan de hogepriesters en Schriftgeleerden overgeleverd zal worden.
Zij zullen Hem ter dood veroordelen en aan de heidenen overleveren;
Die zullen Hem bespotten en bespuwen, geselen en doden,
maar drie dagen later zal Hij verrijzen.”

Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs,
kwamen bij Jezus en vroegen:
‘Meester, we willen Je vragen om iets voor ons te doen.’
‘Wat wil je dan dat Ik voor jullie doe?’, vroeg Jezus.
Ze zeiden: ‘Als je rijk er is, wilt Je er dan voor zorgen
dat een van ons rechts en de ander links van Jou mag zitten?'
Maar Jezus zei: ‘Jullie weten niet wat jullie vragen.
Willen jullie meemaken wat Ik zal moeten meemaken?
Kunnen jullie wel de beker drinken die Ik drink?
Of willen jullie gedoopt worden
met het doopsel waarmee Ik gedoopt word?’
Ze antwoordden: ‘Ja, zeker.’
En Jezus zei: ‘De beker die Ik drink, die zullen jullie drinken,
en met het doopsel waarmee Ik gedoopt word,
daarmee zullen jullie gedoopt worden,
maar of jullie rechts of links van Mij zullen zitten,
daar heb Ik niets aan te zeggen.
Dat wordt gegeven aan hen voor wie dat is weggelegd.’

Toen de tien anderen dat hoorden,
werden ze kwaad op Jakobus en Johannes.
Daarom riep Jezus hen bij zich en zei:
‘Jullie weten dat koningen hun volk terroriseren
en dat hun grote mannen hun gezag laten gelden.
Maar dit mag bij jullie niet het geval zijn.
Wie bij jullie belangrijk wil zijn, moet een dienaar worden.
en wie bij jullie de eerste wil zijn, die moet dienaar van allen worden.
Want ook Ik ben niet gekomen om Mij te laten bedienen,
maar om te dienen en mijn leven te geven voor velen.’



Stilstaan bij...

Jakobus en Johannes
Deze twee zonen van Zebedeüs waren vissers. Volgens een oude traditie waren ze twee neven van Jezus. Hun moeder zou Salome geweest zijn, een zus van Maria. Ze werden door Jezus ‘Boanerges’ geheten, ‘zonen van de donder’, een verwijzing naar hun vurig karakter.
Jakobus stierf enkele jaren later de marteldood. Dit wordt vermeld in Handelingen 12, 1-2.

Zebedeus
Zebedeüs was een niet onbemiddelde visser, die een bedrijf had, waarin zijn zonen Jakobus en Johannes meewerkten. Die zonen werden later twee van de twaalf apostelen.

Zitten aan de linker- en rechterhand
Vroeger zaten alleen de voornaamste personen aan de rechterhand van de koning. (vgl.: ‘Die opgeklommen is ten hemel en zit aan de rechterhand van God zijn almachtige Vader’ uit het credo)
Jakobus en Johannes dachten dat Jezus het Rijk van koning David zou herstellen en hoopten een plaats te krijgen in het bestuur van dat rijk, de dag dat Jezus er de nieuwe koning van zou zijn.
Dat de twee broers naar zo'n plaats hengelden was toen gewoon, want het was normaal dat iemand die machtig werd, zijn familie begunstigde.

Beker
Een beker is een voorwerp uit leder, metaal of aardewerk dat gebruikt wordt om te drinken. In deze tekst heeft 'beker' een figuurlijke betekenis: alles wat God met iemand voor ogen heeft.
Ditzelfde beeld komt terug in het gebed van Jezus in de Olijfhof: ‘Vader, als Gij wilt, laat dan deze beker aan Mij voorbijgaan. Maar niet mijn, maar uw wil geschiede.’

Drinken
‘Uit dezelfde beker drinken’ betekent: iemands lot delen.

Dit mag bij u niet het geval zijn
De zonen van Zebedeüs hadden het over een plaats binnen het herstelde rijk van koning David. Maar Jezus heeft het over de plaatsen in de gemeenschap van zijn volgelingen. Macht en ambitie mogen daarbij geen rol spelen, wel dienstbaarheid.

Dienaar
(Grieks: diaken)
Net zoals Jezus de voeten van zijn leerlingen wast, zo vraagt Hij aan zijn leerlingen om dienstbaar aan anderen te zijn.

Losprijs
De prijs die betaald werd voor de vrijlating van een slaaf.





Bij de tekst

Merk op

Jezus respecteert het verlangen van de apostelen om 'groot' te zijn. Maar Hij wijst erop dat wie 'groot' wil worden in het Rijk van God, aan andere wetten moet beantwoorden dat aan die van de maatschappij waarin hij leeft. De grondhouding in zijn beweging is: dienstbaarheid, het tegengestelde van overheersing en overmacht van de sterken.



Lijdensvoorspelling

Voor de derde keer in het evangelie volgens Marcus zegt Jezus dat Hij zal lijden.
Hij deed dit eerder ook al in: Marcus 8, 31 en 9, 31.





Suggesties

Kleine kinderen

ONDERZOEKEN

De handen van Jezus

Lees de tekst 'Dichter bij de tijd' (zie hoger)
Daarin vragen de neven van Jezus om op de ereplaats naast de linker- en de rechterhand van Jezus te mogen zitten, als zijn Rijk er is. Misschien hadden ze beter gekeken naar wat Jezus met zijn handen deed.

- Wat heeft Jezus met zijn handen gedaan?
Mogelijke antwoorden:
Zijn handen hebben zieken genezen, hebben mensen aangeraakt.
Hij heeft er kinderen mee gezegend en brood en wijn.
Hij heeft brood en wijn uitgedeeld.
Hij heeft er de voeten van zijn leerlingen mee gewassen.

Indien de kinderen niet zo direct een antwoord weten, kun je de volgende teksten uit het evangelie nog even voorlezen / vertellen (inspireer je aan de teksten 'Dichter bij de tijd'
- Jezus en de kinderen 27e zondag/B
- Jezus en de dove man 23e zondag/B


Als we geloven dat de mensen naar het beeld van God geschapen zijn,
dan moeten we in de omgang met andere mensen ervoor zorgen
dat onze handen een beeld zijn van de handen van God.

Elk kind tekent de contouren van een hand op een blad papier. In elk van de vingers noteren ze wat ze volgende week met hun handen gaan doen voor de anderen (een vorm van dienstbaarheid).





Grote kinderen

REFLECTEREN

De hoogste plaats

Als een renner gewonnen heeft, dan mag die op de hoogste plaats gaan staan.
De tweede en de derde mogen naast hem staan, maar dan een beetje lager.

Zoek op hoe mensen nog de 'grootste' kunnen zijn.
De kinderen zoeken dit niet alleen op gebied van sport of kennis maar ook op gebied van inzet voor de medemens (dienstbaarheid).





BELEVEN

De gouden medaille

Maak van geel kleurpapier enkele 'gouden medailles'.
Bespreek met de kinderen welke medailles er al bestaan.
Daarna welke medailles zij er zelf zouden aan toevoegen.
En daarna, welke medailles Jezus belangrijk zou vinden.
Daarna zoeken ze wie er voor de medailles van Jezus in aanmerking kan komen.





VERTELLEN

'Mijn' handen ...

(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 106)

In de laatste dagen van de oorlog
werd een Duits dorp verwoest.
Na de wapenstilstand hielpen Amerikaanse soldaten
de boeren bij het herstellen van hun huizen.
Ook de kerk was zwaar beschadigd:
de muren moesten gestut worden,
en het middenschip moest overdekt.
Moeizaam zochten de soldaten
naar de brokstukken van een oud Christusbeeld,
dat in het bombardement vernield was.
Zorgvuldig pasten ze het beeld weer in elkaar,
en zetten het terug op zijn plaats.
Het zag er mooi uit,
alleen de handen ontbraken.
Die hadden ze niet kunnen terugvinden.
Toen schreef één van de soldaten op een bordje:
'I have no other hands than yours'
(Ik heb geen andere handen dan de uwe)



Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 14 oktober 2015, p. 1)

Dit verhaal bestaat in zoveel variaties
dat men zich kan afvragen:
Was het nu de Eerste Wereldoorlog? of de Tweede? of nog een andere?
Speelde het gebeuren zich af in Frankrijk, Duitsland, Italië ...?
Waren het Amerikaanse, Franse, Duitse
of nog andere soldaten die het beeld herstelden?
En wie naar de illustraties bij dit verhaal kijkt,
vraagt zich af of het om een kruisbeeld ging of om een Heilig Hartbeeld.
Maar hoe het verhaal ook werd aangepast,
het eindigt er steeds mee dat het Jezusbeeld geen handen meer heeft
en dat wie naar het beeld kijkt,
opgeroepen wordt om dan zelf de handen van Jezus te zijn.


En laat dat nu net zijn wat het betekent christen te zijn:
doen wat Jezus zou gedaan hebben of had willen doen.
Hij zegende kinderen, nam zieken bij de hand en deed hen opstaan,
brak brood en deelde het uit.
Sprekende handelingen die in de lijn liggen van wat Hij gelooft,
van wat Hij belangrijk vindt.
Die boodschap is samen te vatten in:
'Hou van de ander zoals je van jezelf houdt.'
Of ook: ‘Doe niet aan een ander wat je zelf niet graag hebt.’
Jezus was niet de eerste, noch de laatste
en ook niet de enige die dat zei.
Wijzen over de hele wereld spraken gelijkaardige woorden uit.
Ze maken een samenleving menselijk
en geven ademruimte om te leven.
Toch blijven ze een grote uitdaging om te realiseren.




Bespreek
- Hoe kunnen we deze week 'de handen van Jezus' zijn?





Jongeren

REFLECTEREN

Wie is de belangrijkste?

Kopieer één blad voor elke jongere of zorg voor een verzameling foto's - gelijkaardig aan de foto's op dat blad (Plak hiervoor een foto op een blad en schrijf eronder: de naam van die persoon en wat die persoon doet.)

Wie het werkblad gebruikt, kan het gesprek begeleiden aan de hand van wat op het blad staat.

Wie met de aparte foto's werkt, kan als volgt te werk gaan:

Leg de foto's in het midden van de kring.
Vraag aan de jongeren om de drie belangrijkste personen naast elkaar opzij te plaatsen.
Ze zeggen aan elkaar waarom ze dat denken.

Lees daarna de tekst voor 'Dichter bij de tijd' (zie hoger).

Leg de drie uitgezochte foto's terug in de kring en laat de jongeren de volgende vragen beantwoorden:
- Wie zijn de drie belangrijkste personen volgens Jezus?
- Wat moet iemand doen om belangrijk te zijn in de ogen van Jezus?

De jongeren kiezen opnieuw en verantwoorden hun keuze.


Nagesprek
Het zou kunnen dat de jongeren eerst zeggen dat wie belangrijk is iemand is die in het nieuws komt of veel macht of invloed heeft en dat mensen die zich anoniem inzetten voor de medemens meer beantwoorden aan wat Jezus verlangt.
Maar zo eenvoudig is het niet - want niemand kan kijken naar wat zich afspeelt in het hart van de mensen. Jezus heeft deze woorden ook niet uitgesproken als een criterium om iemand al of niet belangrijk te vinden, maar als een oproep om zich ten dienste te stellen van de medemens.




TIPS
. Als je zorgt voor een aantal blanco bladen tussen de foto's, dan krijgen de jongeren de kans om mensen te vernoemen waar je zelf niet aan dacht. Zo worden ze meer betrokken bij de activiteit.

. Buig de vraag: 'Wat moet iemand doen om belangrijk te zijn in de ogen van Jezus?' om in de vraag:
'Hoe moet iemand zijn om belangrijk te zijn in de ogen van Jezus?




Wist je dat?
. Het woord 'minister' is een Latijns woord dat 'dienaar' betekent.
Lang geleden werd het woord 'minister' vooral gebruikt om een dienaar in huis aan te duiden.

. Eén van de titels van de paus is: Dienaar van de dienaren van God (Servus Servorum Dei).





Overwegingen

Agnes Lameire

Wie onder u groot wil zijn, moet dienaar zijn

Het evangelie vertelt ons vandaag hoe de apostelbroers Jakobus en Johannes bij Jezus op sollicitatiegesprek gaan. Ze dingen naar een hoge post in het toekomstige Godsrijk. Eerste minister misschien? Of staatssecretaris? Burgemeester of eerste schepen?
Jezus antwoordt met een wedervraag: ‘Kunnen jullie wel de beker drinken die Ik moet drinken?
In Bijbeltaal is ‘de beker drinken’ het lot aanvaarden dat je boven het hoofd hangt. Die beker kan zoet zijn of bitter, verkwikkend of dodelijk. Kunnen ze die drinken?
En kunnen zij het doopsel ondergaan dat Hijzelf moet ondergaan? Gedoopt worden is in het dodende water durven ondergaan, naar levensadem happen en gered worden tot een nieuw leven. Kunnen ze dat?

Jakobus en Johannes hebben niet door dat de Meester over zijn nakende dood spreekt Ze denken nog altijd in termen van een aards koninkrijk dat Jezus glansrijk zou herstellen. En waarin zij een voorname rol zullen toebedeeld krijgen. Ze snappen de woorden van Jezus niet. Ze willen carrière maken en zien over het hoofd dat Jezus nooit eigenmachtig handelt. Altijd is het Hem om God te doen en Hijzelf is dienaar, geen baas. Dus is het sollicitatiegesprek van de twee volledig naast de kwestie.

De tien andere apostelen zijn boos op de sollicitanten. Maar Jezus roept de twaalf bij zich en onderwijst: ‘Wie onder u groot wil zijn, moet dienaar zijn. En wie de eerste wil zijn moet slaaf van allen zijn. Want ook de Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden maar om te dienen.’

Met die woorden moeten zij en ook wij het stellen. Laat ons maar toegeven dat we dat dienen niet altijd waarmaken, dat we dat christelijk ideaal nooit halen. We leven in een maatschappij die het op macht gemunt heeft, op winnen; een maatschappij die mensen motiveert om de grootste, de eerste, de hoogste op de ladder te zijn. En we hoeven echt niet naar de ander te kijken want diep in ons hart zijn we er allemaal mee besmet.
De laatste durven zijn in plaats van de eerste, de minste in plaats van de belangrijkste, het is niet vanzelfsprekend. Alhoewel, zijn moeders in het gezin niet de vanzelfsprekend dienende? Worden vaders niet altijd weer opgeroepen om dit of dat klusje op te knappen voor kinderen en kleinkinderen? Bellen goede buren niet bij elkaar aan in kleine of grote nood?