Marcus 12, 13-17: Betalen aan de keizer
Matteüs 22, 15-21 //Marcus 12, 13-17 // Lucas 20, 20-25
De tekst
’Bijbel in gewone taal’
(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1602)
De leiders stuurden een paar farizeeën en dienaren van koning Herodes naar Jezus toe. Die moesten proberen om Jezus iets te laten zeggen dat strafbaar was. Ze kwamen bij Jezus en zeiden: ‘Meester, u spreekt altijd de waarheid. U zegt geen andere dingen om mensen een plezier te doen, of omdat u bang bent. U vertelt altijd precies wat God van ons wil. Zeg eens, mogen wij belasting betalen aan de keizer of niet?’
Maar Jezus wist dat ze met die vraag een slechte bedoeling hadden. Hij zei: ‘Jullie willen mij in de val laten lopen! Vooruit, laat mij eens een geldstuk zien.’ De farizeeën en de dienaren gaven hem een geldstuk. Toen zei Jezus: ‘Wie staat er op deze munt?’ Ze antwoordden: ‘De keizer.’
Toen zei Jezus: ‘Geef aan de keizer wat voor de keizer is. En geef aan God wat voor God is.’ Hun mond viel open van verbazing over dat antwoord.
Dichter bij de tijd
(Bewerking: C. Leterme)
De leiders stuurden enkele Farizeeën en Herodianen naar Jezus
om Hem te vangen in zijn eigen woorden.
Die kwamen bij Jezus en zeiden:
‘Meester, wij weten dat U oprecht bent en zich aan niemand stoort,
want U laat zich door niemand beïnvloeden,
en leert de weg van God in oprechtheid.
Mogen we belasting betalen aan de keizer of niet?
Jezus had hun kwade bedoelingen door en antwoordde:
‘Waarom proberen jullie Mij te vangen?
Geef Mij een denarie.’ Zij gaven Hem zo’n geldstuk.
Jezus vroeg: ‘Van wie is die afbeelding en het opschrift?’
Ze antwoordden: ‘Van de keizer.’
Toen zei Jezus: ‘Geeft dan aan de keizer wat van de keizer is
en aan God wat van God is.’
En ze stonden verbaasd over Hem.
Stilstaan bij …
Farizeeën
Vrome joden, die heel goed de wet kenden en die stipt wilden beleven. Ze zagen de Romeinse bezetting als een straf van God en wensten de onafhankelijkheid van het joodse volk.
Belasting betalen aan de keizer stond voor hen gelijk aan: God verraden en meeheulen met de bezetter.
Herodianen
Deze ‘aanhangers van Herodes’ stonden nogal gunstig tegenover de Romeinse bezetters en hun wetten. (Deze Herodes Antipas was de zoon van Herodes de Grote, die prachtige bouwwerken in zijn land liet uitvoeren, maar ook een echt wrede heerser was. Over hem schrijft Matteüs dat hij de kinderen in Betlehem liet vermoorden)
De Herodianen wilden het vroegere rijk van koning Herodes de Grote herstellen en maakten er geen probleem van om eventueel een overeenkomst met de Romeinen te sluiten als hun dat dichter bij die wens bracht.
Belasting betalen aan de keizer
Wie belasting betaalde aan de keizer, gaf zo te kennen dat hij de keizer aanvaardde als heerser over het land. Die belasting bestond uit een denarie per persoon, wat neerkwam op het loon van één dag arbeid.
De verplichting om belasting te betalen aan de Romeinen werd in 6 na Christus ingevoerd, toen Judea en Samaria onder het direct bestuur van de Romeinen kwamen.
Denarie
De belasting voor de keizer van Rome moest met denariën, Romeinse munten, betaald worden. Wie zo’n munt bij zich had, gaf onrechtstreeks aan dat hij geen problemen had met de aanwezigheid van de Romeinen en zo de heerschappij van de vorst erkende.
Opschrift
Op de Romeinse munten stond toen geschreven:
De heerschappij van een koning / keizer strekte zich vroeger zo ver als de geldigheid van zijn munten.
Keizer
De toenmalige keizer van Rome was keizer Tiberius, zoon van keizer Augustus. Hij regeerde van 14 tot 37 na Christus.
Wat God toekomt
Het eerste boek van de Bijbel maakt duidelijk dat de hele schepping, hemel en aarde en alles wat leeft, aan God toebehoort. Hij eist de hele mens op.
Bij de tekst ...
Betekenis
De Herodianen wilden graag dat Jezus zou zeggen dat men geen belastingen moest betalen en de leerlingen van de Farizeeën hadden graag van Jezus gehoord dat men belasting moest betalen aan de keizer. Want dan hadden ze beide een argument om Jezus uit de weg te ruimen:
de Herodianen konden bij een ‘neen’ zeggen dat Jezus tegen de Romeinen was, terwijl zij zelf voordelen zagen in een samenwerking met die Romeinen.
De Farizeeën konden bij een ‘ja’, zeggen dat Jezus tegen de joodse wetgeving was. Want de wet van Mozes laat geen inmenging van een andere bevolkingsgroep toe.
Maar Jezus zegt: ‘Geef aan de keizer wat je van de keizer hebt, en geef aan God wat van God is.’
De vraag die bedoeld was om Hem te strikken, buigt Jezus zo om, dat duidelijk wordt dat God een centrale plaats moet krijgen in het denken en handelen van mensen. Dé manier om het Rijk van God te realiseren.
Bijbel en kunst
TITIAAN
De cijnspenning (ca. 1515)
Titiaan (1487 – 1576) was een van de belangrijkste kunstschilders van de renaissance. Op dit schilderij zie je een Farizeeër zien die Jezus aanspreken met de vraag: 'Mogen Joden belasting betalen aan de Romeinse keizer?' Jezus laat hem een geldstuk tonen met de beeltenis van de keizer. Dan zegt Hij: 'Geef aan de keizer wat van de keizer is en aan God wat van God is.'
Titiaan toont Jezus met een jonge, bleke huid en de Farizeeër met een verweerde donkere huid.
Suggestie
Wat de Farizeeër met zijn vraag van plan is, weten we. Schrijf dat in een tekstballon bij de Farizeeër.
Wat door het hoofd van Jezus gaat, daar hebben we het raden naar. Probeer een paar mogelijke gedachten van Jezus onder woorden te brengen in een gedachtenballon.
De cijnspenning (ca. 1560-1568)
Vijftig jaar later maakte Titiaan nog een schilderij over hetzelfde onderwerp.
Bekijk het goed en vergelijk het met het schilderij dat hij vijftig jaar eerder maakte.
Wat wil Titiaan met dit kunstwerk nu vooral duidelijk maken?
Merk op
De ringvinger en de middenvinger van de linkerhand van Jezus zijn op een vreemde, bijna onnatuurlijke manier gekruist. Zo'n gekruiste vingers ziet men regelmatig op iconen die de pantocrator voorstellen. Ze willen de Griekse letter chi (X) weergeven, de eerste letter van het Griekse woord 'Christus'.
P. P. RUBENS
Het belastinggeld (1612)
Pieter Paul Rubens (1577-1640) toont in dit werk Farizeeën die Jezus vragen of men belasting moet betalen aan de keizer of niet.
De meeste personen op dit schilderij zijn op een andere manier betrokken bij dit gebeuren: belangstellend, onderzoekend (heeft Jezus onze list door?), vaststellend... Een paar Farizeeën hebben meer aandacht voor wat zich buiten beeld afspeelt.
Suggesties
Kleine kinderen
DOEN
Een aparte munt
Materiaal
Rond uitgesneden papier
Tekengerei
Verloop
De kinderen tekenen Jezus op een rond uitgesneden papier.
Wat God toekomt
(Naar een idee van 11 nevendienstmedewerkers uit Erembodegem)
Materiaal
- zorg voor een aantal geldbeugeltjes, voor elk kind één. (zo'n tasjes zijn te maken van een lapje stof. Plooi een rechthoekig lapje dubbel en stik twee open zijden ervan. Zorg voor een stuk touw, koord of lint om het zakje mee dicht te maken)
- papier met een formaat dat aan papieren geld doet denken.
- kleurpotloden
- ronde schijf stevig papier
Verloop
Spreek met de kinderen over wat mensen allemaal gratis van God krijgen.
(bv. de zon, de maan en de sterren, de natuur, onze familie...)
Alles wat de kinderen aanbrengen wordt op het papier getekend dat aan geld doet denken. Vouw nadien deze papieren zoals papieren geld. Dat 'geld' steken de kinderen in hun 'geldbeugeltje', dat ze met een touwtje dichtknopen. Vertel dat mensen dit allemaal van God krijgen.
Bespreek met de kinderen wat ze kunnen doen om God te danken voor dit geschenk. Ze tekenen of schrijven dit antwoord op een ronde schijf.
Leg deze schijven nadien voor het altaar.
Grote kinderen
VERDIEPEN
Geldstukken in het Rijk van God
Materiaal
1 euro; wit papier; stiften
Verloop
Toon de euro.
- Wie kent dit?
- Wat doen we ermee?
- Waar wordt dit gebruikt?
- Wat staat erop?
- In welk land werd deze euro gemaakt?,
- In welk jaar werd dit geldstuk gemaakt?
Bespreek de muntzijde waarop de waarde af te lezen is.
Bespreek de beeldzijde waarop koning Filip te zien is (tenminste op de euro's die in België geslagen werden)
Toen Jezus leefde, stond op de beeldzijde het beeld van keizer Tiberius, die keizer Augustus in het jaar 14 was opgevolgd. Hij had het toen voor het zeggen in Rome.
- Als we nu eens een geldstuk zouden maken dat in het Rijk van God zou gebruikt kunnen worden, wat zou er dan kunnen op staan?
De kinderen denken hierover na in vrijheid.
Het volgende wordt alleen gebruikt als de kinderen weinig inspiratie hebben.
Beeld (Jezus? kruis?...)
Geldwaarde, (hart? ...)
Welk land? (overal? ...)
Welk jaar (altijd? ...)
Kleur (rood - liefde?: groen - hoop?; wit - verrijzenis? ...)
Het beeld van God
Als Jezus op het geldstuk naar het beeld van de keizer vraagt, zegt Hij dat men aan de keizer moet geven wat de keizer toekomt.
Daarna zegt Hij dat men aan God moet geven wat God toekomt. Er staat wel geen beeld van God op een geldstuk, maar ... als je mocht kiezen ... wat zou dat dan kunnen zijn en waarom?
Leg vier foto's in het midden van de kring:
- een herder die zijn schapen leidt
- een lichtende zon
- mensen bijeen
- vader en kind
Laat de kinderen een keuze maken tussen de foto's. Daarna verwoorden ze waarom ze dit beeld het meest geschikt vinden voor God.
Motivatie van de keuze van de foto's
. In de Bijbel wordt God vergeleken met een herder. Zijn zorg voor de schapen typeert Hem.
. Zoals de zon is voor de mensen (geeft licht, warmte, energie, leven ...), zo kunnen mensen God ervaren.
. In de Bijbel schept God de mens naar zijn beeld en gelijkenis. Daarom moet men mensen met eerbied en waardering benaderen.
. Jezus noemt God zijn Vader.
DOEN
Bijzondere geldstukken
De kinderen tekenen een grote cirkel op een blad papier. Binnen deze cirkel schrijven de kinderen een uitspraak van Jezus die ze kennen en die zij zelf belangrijk genoeg vinden om op een geldstuk te plaatsen.
Jongeren
VERTELLEN
God bestaat
(C. LETERME, Een parel voor elke dag, uitgeverij Averbode 2007, p. 299)
Op een dag zei de keizer van Rome
tegen een rabbi:
‘Toon mij je God.
Ik wil Hem leren kennen.
Waar kan ik Hem zien?’
De rabbi antwoordde:
‘Wat u wilt is onmogelijk.
Geen sterveling op aarde
kan zo’n volmaaktheid aanschouwen.’
‘Wat?’ riep de keizer,
‘Voor een Romeins keizer
is niets onmogelijk!’
De volgende dag vroeg de rabbi aan de keizer:
‘Wilt u met me meegaan
als ik naar de stad ga?
Dan zal ik u God laten zien.’
De keizer ging met hem mee.
Aangekomen op een uitgestrekte vlakte
wees de rabbi naar de stralende zon.
Hij vroeg aan de keizer:
‘Wilt u in de zon kijken?’
‘Dat is onmogelijk,’ protesteerde de keizer.
‘mijn ogen kunnen daar niet tegen.’
Toen zei de rabbi:
‘Hoe kan dit voor de machtige Romeinse keizer
onmogelijk zijn?
De zon is slechts een dienaar van God.
Als deze dienaar voor u al te machtig is
om naar te kijken,
hoe denkt u dan God zelf ooit te kunnen zien?’
Naar een joods verhaal
Overweging bij het verhaal
(C. LETERME in Kerk en leven, Federatie Rotselaar, 18 oktober 2017, p. 1)
‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt
‘en aan God wat God toekomt.’
Dat zei Jezus toen joodse mensen Hem vroegen
aan wie ze belastingen moesten betalen.
‘Maar wie is God?’ vroeg een keizer zich af.
‘Ik wel Hem leren kennen, ik wil Hem zien.’
Een joodse rabbi liet de keizer naar de zon kijken.
‘Daar kunnen mijn ogen niet tegen’ zei de keizer.
‘Zo zie je maar hoe overweldigend God is,’ wist de rabbi.
In de geloofsbelijdenis, het credo, zeggen christenen:
‘Ik geloof in God, de almachtige Vader,
Schepper van hemel en aarde, van al wat zichtbaar en onzichtbaar is.’
Christenen geloven dat God de Schepper is
en aan de basis ligt van alles wat hen omringt.
Dat God ook als een vader is,
drukte Jezus zijn volgelingen goed op het hart:
een liefdevolle Vader, die zijn kinderen steeds nieuwe kansen aanreikt.
Daarom weten christenen zich opgeroepen
om als ‘kinderen’ van dezelfde Vader liefdevol met elkaar om te gaan.
Maar hoe vertrouwd men ook is met het beeld van een vader,
God is nog zoveel meer,
zo ongrijpbaar, zo overweldigend.
Dit is het wat het verhaal hierbij wil aantonen.
Overweging
Jan Vanden Berghe
Wat God toekomt
(Jan VANDEN BERGHE in Overhoop, 2012, p. 12)
Er zijn van die vragen die je doen achterovervallen. Maar er bestaan ook zulke antwoorden! Zoals dat antwoord van Jezus aan de man die Hem probeerde klem te rijden met de netelige vraag of ze verplicht waren om aan de keizer van Rome - de bezetter! - belasting te betalen. De man kreeg uiteindelijk te horen: 'Geef aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt'. Een heerlijke vondst van Jezus - zijn talmen had Hem de kans gegeven om dit antwoord te vinden - en weer was Hij aan hun strikken ontsnapt.
Zou de vraagsteller diezelfde avond nog bij dat antwoord hebben stilgestaan? Of liet hij dit over aan wie dat verhaal heeft doorverteld, aan wie dat verhaal naderhand hoorde vertellen? Aan ons bijvoorbeeld?
Eén ding is zeker: de keizer is hiermee onttroond, en na hem iedereen die hier op aarde het hoogste gezag claimt. Want boven elke keizer, boven elke gezagsdrager, staat God! En wat komt die God toe? Wat vraagt Hij? Och iedereen die Jezus een beetje kent weet het wel ... Barmhartigheid vraagt Hij, en geen offers. Dat we niet in een boog om onze medemens in nood zouden heenlopen. Dat we Hem zouden herkennen in iedere mens op onze weg: 'Wat je aan de minste van mijn broeders (en zusters) hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan'. Dat we God bovenaan zouden plaatsen - en bijgevolg onze naaste even belangrijk zouden vinden als onszelf.