Loading...
 

Psalm 109

Psalm 109: Ellendig en arm

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 995-997)

Een lied van David. Voor de zangleider.

Ik zing voor u, God,
luister naar mij!
Mijn vijanden zijn slecht.
Ze bedriegen mij,
ze vertellen alleen maar leugens.
Ze haten mij en ze vallen mij aan,
maar ik ben onschuldig.

Ik ben goed voor mijn vijanden
en ik bid voor hen.
Maar zij zijn tegen mij.
Voor mijn goedheid krijg ik ellende terug,
als dank voor mijn liefde krijg ik haat.


Mijn vijanden willen dat ik gestraft word.
Ze zeggen: ‘Laat iemand die man aanklagen.
Dan zal de rechter zeggen dat hij schuldig is,
en zijn gebed zal hem niet helpen.
Dan zal hij niet lang meer leven,
dan gaat een ander zijn werk doen.
Zijn kinderen zullen hun vader verliezen,
zijn vrouw moet leven zonder man.
Zijn kinderen worden bedelaars,
in het puin van hun huis zoeken ze naar eten.
Zijn bezit wordt door anderen weggehaald,
het wordt geroofd door mensen die hij niet kent.

Laat niemand zijn vriend meer zijn,
laat niemand voor zijn kinderen zorgen.
En laat zijn kinderen kinderloos blijven,
zodat zijn naam voorgoed verdwijnt.
Laat de Heer de fouten van zijn ouders niet vergeten,
en ook de schuld van zijn voorouders niet!
Laat de Heer zorgen dat hun naam vergeten wordt,
dat er nooit meer iemand aan hen denkt.

Want die man was niet goed voor anderen.
Hij heeft arme en zwakke mensen aangevallen,
hij heeft bange mensen de dood in gestuurd.
Hij wilde anderen ongelukkig maken,
laat hij nu zelf ongelukkig worden.
Anderen mochten van hem niet gelukkig zijn,
laat hij nu zelf geen geluk vinden.

Die man heeft andere mensen vervloekt,
laat het kwaad nu hemzelf treffen.
Laat het kwaad overal om hem heen zijn,
laat het door hem heen gaan als water
en doordringen tot diep in zijn botten.
Laat het kwaad altijd bij hem blijven,
net als een jas die hij nooit uittrekt,
als een riem die hij nooit afdoet.’

Zo spreken mijn vijanden over mij,
zo willen ze dat ik gestraft word.


Maar ik vraag u, Heer:
Geef die straf aan henzelf!
Heer, mijn God, laat zien dat u trouw bent.
Red mij, want u bent machtig en goed.
22Ik ben arm en zwak,
diep van binnen heb ik pijn.

Mijn leven gaat zomaar voorbij,
ik word weggeslagen als een vlieg.
Ik eet niet meer en ik drink niet meer.
Ik heb geen kracht meer in mijn benen,
er zit geen vet meer aan mijn lijf.
Mijn vijanden lachen me uit.
Als ze mij zien, schudden ze spottend hun hoofd.

Help mij, Heer, mijn God,
laat mij uw trouw zien en red mij.
Als mijn vijanden dat zien,
dan weten ze hoe machtig u bent.

Mijn vijanden vervloeken mij,
maar u zult mij gelukkig maken.
Want zij zullen worden verslagen,
en ik zal weer kunnen lachen.
Laat hun plannen voorgoed mislukken,
dan zullen ze zich vernederd voelen.

Heer, ik zal u danken waar iedereen bij is,
ik zal voor u zingen zodat iedereen het hoort.
Want u helpt arme mensen,
u beschermt hen tegen slechte rechters,
u redt hen van de dood.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Voor de koorleider. Van David. Een psalm.

God van mijn lied, blijf niet zwijgen.
Want laag en bedrieglijk is de mond
van hen die me beschuldigen.
Ze spreken me aan met een tong vol leugens,
Ze sluiten me in met woorden van haat,
Ze zien me als een vijand, zonder reden.

Mijn gebed is voor hen,
maar als dank voor mijn vriendschap word ik vervolgd.
Ze betalen goed met kwaad,
en vergelden mijn genegenheid met haat:

'Breng een schurk tegen hem in het veld,
zorg dat die zich als aanklager opstelt
en dat zijn rechtszaak uitloopt op een vonnis.
zelfs zijn beroep op God geldt als zonde.

Dan zullen zijn dagen geteld zijn:
een ander krijgt dan zijn ambt.
Zijn kinderen worden dan wezen,
zijn vrouw weduwe.

Zijn kinderen zwerven dan als bedelaars,
moeten bedelen van honger en dorst;
De woekeraar aast dan op zijn bezit
En vreemden maken al zijn werk buit.

Dat geen enkele vriend hem trouw blijft,
of zorgt voor zijn kinderen,
dat zijn nageslacht totaal uitgeroeid wordt,
zijn naam al na hun leven wordt uitgewist.

Dat God zich herinnert wat zijn voorouders verkeerd deden,
en niet vergeet wat zijn moeder misdeed.
Hun zonde en schuld blijven bestaan bij God,
hun voortbestaan snijdt Hij af.
Want hij kende geen medelijden,
hij vervolgde armen en hulpbehoevenden,
joeg wie wanhopig was de dood in.

Dat de vervloeking die hij verkoos hem treft,
de zegen die hij verwierp, bij hem vandaan blijft.
Dat de vloek die hij draagt als een jas
zijn lichaam doordringt als water, zijn botten als olie.
Laat de vloek de jas zijn, die hij moet dragen,
de riem die hem voorgoed omsluit.’

Laat dit het loon van God zijn voor mijn vervolgers
en al wie mijn leven verwenst!

Jij, God, sta me bij,
blijf trouw aan je naam.
Je bezorgdheid is groot, bevrijd me:
Ik ben zo ellendig, zo arm,
zo diep gewond in mijn hart.

Ik verga als een vallende schaduw,
Ik wordt afgeschud als een sprinkhaan.
Mijn knieën knikken van het vasten,
mijn lijf is verschrompeld, verdord.
Ik ben voor hen een voorwerp van spot geworden:
als ze me zien, schudden ze hun hoofd.

Help me, mijn God,
verlos mij volgens je goedheid.
Dat men je hand hierin herkent:
Jij, God, hebt het gedaan.

Laat hen dan maar vloeken, als Jij me je zegen geeft,
Laat mijn vijand zich schamen,
terwijl vreugde het deel is van je dienaar.
Moge mijn vervolgers geminacht worden,
hul hen in de mantel van schande.

Dan zal ik God luid loven,
Hem prijzen te midden van de menigte:
Hij staat aan de zijde van de arme
om hem te redden van zij die hem veroordelen.



Stilstaan bij ...

Zich op God beroepen
= een vorm van bidden

Hun naam uitwissen
Het uitsterven van een familie (in beeldende taal: het uitwissen van hun naam) werd beschouwd als de grootste ramp voor de Israëlieten.





Bij de tekst

Judaspsalm

Psalm 109 wordt de 'Judaspsalm' genoemd, omdat de apostel Petrus het achtste vers van die psalm ('Laat zijn dagen weinig zijn en laat een ander zijn functie innemen) citeert in Handelingen 1, 16-20, wanneer de apostelen bijeen zijn om een vervanger te kiezen en aan te stellen ter vervanging van Judas Iskariot. Dit werd Mattias.