Loading...
 

Psalm 122

Psalm 122: ‘Stad van vrede’

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1020-12021)

Een lied van David. Voor de reis naar Jeruzalem.

Ik was heel blij toen mijn vrienden mij vroegen:
‘Ga je mee naar het huis van de Heer?’
En nu staan we echt in Jeruzalem,
binnen de muren van de stad.

Jeruzalem is prachtig gebouwd,
met sterke en stevige muren.
De stammen van Israël komen er bij elkaar.
Zij zijn het volk van de Heer,
ze brengen hem eer.
Zo doen ze wat hij wil.
Jeruzalem is de stad van David.
Zijn nakomelingen regeren daar,
en ze spreken recht over het volk.

Bid om vrede en rust voor Jeruzalem,
voor mensen die houden van deze stad.
Laat er vrede zijn in de stad,
laat er rust zijn binnen de muren.

Ik bid om vrede in de stad,
want daar wonen mijn familie en vrienden.
Ik bid om geluk voor Jeruzalem,
want daar staat de tempel,
het huis van de Heer, onze God.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Een bedevaartslied.
Van David.

Wat was ik blij toen ze me zegden:
'We gaan naar het huis van God.'
En nu staan onze voeten
binnen je poorten, Jeruzalem.

Jeruzalem, gebouwd als een stad
sterk en dicht opeen.
Daar gaan de stammen van Israël naartoe,
de stammen van Hem, van God.

Daar vervullen ze de plicht van Israël:
de naam van God eren.
Daar zetelt het gerecht,
daar staat de troon van het huis van David.

Bid om vrede voor Jeruzalem:
rust voor wie houden van de stad.
Laat er vrede zijn binnen je muren,
en rust in je burchten.

Voor mijn familie en mijn vrienden,
zeg ik: 'Dat er vrede is in je!'
Voor het huis van onze God,
wens ik je al het goede.



Stilstaan bij …

Van David
Een aantal psalmen wordt expliciet toegeschreven aan koning David. Maar de toevoeging ‘van David’ ontbreekt in de oude vertalingen van psalm 122. Terecht, want deze psalm blijkt duidelijk van een latere tijd te zijn.

Jeruzalem
(= stad van vrede)

Zetel / troon
In Jeruzalem stond de tempel, de plaats om God te loven,
Daar stond ook het paleis van de koning, die de opperrechter was.





Bij de tekst

Bedevaartslied

In het boek ‘Psalmen’ kregen vijftien psalmen (van psalm 120 tot psalm 134) de titel: ‘een bedevaartslied’. Het zijn psalmen die geschreven werden als liederen die gezongen werden door pelgrims / bedevaarders die naar Jeruzalem trokken voor een van de drie grote religieuze feesten (Pesach – joods paasfeest, Sjavoeoth – joods pinksterfeest, Soekot - Loofhuttenfeest). Ze trokken naar Jeruzalem omdat daar de tempel stond, het huis van God.

Psalm 122 bezingt het binnenkomen in de stad Jeruzalem.



Drieluik

Psalm 122 vorm een ‘drieluik’ met de twee voorgaande psalmen.
Psalmen 120 en 121 bezingen het optrekken naar Jeruzalem (de tempel werd gebouwd op de berg Sion).
Psalm 122 heeft het over het aankomen in Jeruzalem.