Loading...
 

Psalm 69

Psalm 69: Red me, God

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 927-930)

Een lied van David. Voor de zangleider. Op de wijs van het lied ‘De lelies’.

Red me, God,
want ik krijg bijna geen adem meer.
Het is alsof ik verdrink,
alsof ik wegzak in de modder.
Nergens vind ik meer steun!
Het is alsof ik meegetrokken word
door de stroom van een rivier,
in water dat te diep is.

Ik bleef steeds om u roepen,
maar nu kan ik niet meer,
er komt geen geluid meer uit mijn keel.
Ik bleef kijken of ik u zag,
maar nu zijn mijn ogen te moe.

Ik heb heel veel vijanden,
meer dan ik kan tellen.
Ze haten mij zonder reden.
Ze willen me kwaad doen
en ze vertellen leugens over mij.
Ze willen dingen van mij terug
die ik nooit heb gestolen.


God, u weet dat ik verkeerd geleefd heb,
u weet dat ik schuldig ben.
Heer, machtige God,
zorg dat mensen die op u vertrouwen,
zich niet voor mij hoeven te schamen.
God van Israël, laat mensen die u zoeken,
niet lijden door mijn fouten.

Ik ben ongelukkig omdat ik u trouw ben.
Niemand heeft respect voor mij!
Zelfs mijn familie wil me niet meer kennen,
ik ben een vreemde voor mijn eigen broers.
Mijn liefde voor uw tempel is groot,
ik kan aan niets anders denken.
Het doet mij pijn als mensen u beledigen.

Ik huilde omdat ik u liefheb,
ik at niet en ik dronk niet.
Maar ik werd door iedereen beledigd.
Ik trok sombere kleren aan,
maar ik werd door iedereen uitgelachen.
Nu wordt er op straat over mij gepraat,
en dronken kerels zingen liedjes over mij.


Heer, ik vraag u om hulp,
laat mij opnieuw uw goedheid zien!
Antwoord mij, God,
want uw liefde is groot.
Laat mij uw trouw zien, en red mij.
Red mij van mijn vijanden,
laat me niet sterven!
Het is alsof ik stik in de modder,
alsof ik verdrink in diep water.
Laat de stroom van het water me niet meetrekken,
laat me niet verdrinken in de diepte.

Antwoord mij, Heer,
want u bent goed en trouw.
Help mij, want uw liefde is groot.
Verberg u niet voor mij,
geef mij toch antwoord,
want ik ben in nood.
Kom bij me en red mijn leven,
bevrijd me van mijn vijanden.


Heer, u kent al mijn vijanden.
U weet wat ze met mij hebben gedaan,
u ziet hoe slecht het met mij gaat.
Ik heb alle moed verloren,
ik voel me ziek.
Ik hoopte op medelijden,
maar dat kreeg ik niet.
Ik zocht mensen die me konden troosten,
maar die vond ik niet.

Mijn vijanden deden vergif in mijn eten,
en ze gaven me azijn te drinken.
Heer, laat ze stikken in hun eigen eten,
samen met hun vrienden.
Zorg dat hun ogen niets meer zien,
zorg dat ze geen kracht meer hebben.

Laat ze zien hoe woedend u bent,
zorg dat ze niet kunnen ontsnappen.
Verwoest hun huizen,
laat er niemand meer wonen!
Want ze achtervolgen mensen die al door u zijn gestraft,
en ze lachen om mensen die door u zijn gedood.

Tel al hun misdaden bij elkaar op,
vergeef hun niets!
Haal hun namen weg uit uw boek,
tel ze niet mee bij de goede mensen.

God, ik ben zwak en ik heb pijn,
help mij en bescherm mij.


Ik wil God prijzen met een lied,
ik wil hem eren en danken.
Dat heeft de Heer liever dan een offer,
dan een stier die voor hem wordt geslacht.

Mensen die trouw zijn aan God,
zullen zien dat ik hem dank.
Zo krijgen ze nieuwe moed.
De Heer zal luisteren naar zijn arme volk.
Nu leven ze nog in het land van hun vijanden,
maar hij zal hen niet vergeten.

Laat de hele wereld zingen voor de Heer,
alles wat leeft in de hemel, op aarde en in de zee.
Want de Heer zal Jeruzalem redden,
hij zorgt dat er weer huizen komen in Juda.
Het volk van God zal daar weer wonen,
de mensen die God liefhebben, krijgen hun land terug.
Zij zullen het land voor altijd bezitten.



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Voor de koorleider.
Op de wijze van 'Lelien'.
Van David.

Red me, God,
want het water staat aan mijn lippen.
Ik zink weg in bodemloos slijk
en vind geen vaste grond om op te staan.
Ik ben in diep water geraakt
en straks sleurt de stroom me mee.

Ik ben moe geschreeuwd, mijn keel is hees.
Mijn ogen zijn blindgestaard van het uitzien naar mijn God.

Talrijker dan de haren op mijn hoofd
zijn zij die me haten zonder reden
en sterk genoeg zijn om me voorgoed te kraken.
Ze noemen me dief zonder dat ik ooit iets wegnam.

Ik ben een dwaas, Je weet het God,
mijn schuld is niet verborgen voor Jou.
God van de hemelse machten,
stel wie op Je wachten niet teleur omwille van mij,
God van Israël, laat wie Je zoeken,
niet vernederd worden omwille van mij.

Omwille van Jou verdraag ik smaad
en wordt mijn gezicht rood van schaamte.
Omwille van Jou werd ik een vreemde voor mijn broers,
een onbekende voor de kinderen van mijn moeder.
De ijver voor je huis heeft me verteerd,
de smaad van wie Je smaadt, trof me.

Hoe ik ook vastte, ze bleven spotten met me.
Deed ik een zak aan als boetekleed, ze verachtten me.
Zij die in de stadspoort zitten, praten over me,
zelfs dronkaards zingen een lied over me.

Maar God, zelf blijf ik tot Je bidden,
Laat me opnieuw je goedheid zien.
Verhoor me in je grote liefde,
met je trouw die verlossing geeft.
Trek me uit het slijk voor ik er in wegzink.
Laat me ontkomen aan mijn vervolgers
en aan dit bodemloos water.
Laat de stroom me niet meesleuren,
het slijk me niet naar beneden zuigen,
laat de mond van het graf niet boven me dichtgaan!

God, verhoor me,
Je bent mild in goedheid en zorg,
kijk naar me in je mateloze bezorgdheid.
Keer Je niet af van je dienaar.
Ik word bedreigd - antwoord me snel.
Wees me nabij, wees mijn redder,
bevrijd me van mijn vijanden!

Je kent de smaad die ik draag,
mijn schaamte en mijn vernedering.
Je doorziet mijn verdrukkers.
Hun spot brak mijn hart,
doodziek bleef ik achter.
Ik hoopte op meeleven
- Er was niemand!
Ik hoopte op troost
- Ik vond die niet.

Ze mengden gif in mijn eten,
gaven me azijn als ik dorst had.
Laat hun eigen tafel hun valstrik worden
en een valkuil voor hun vrienden.
Doof het licht in hun ogen,
verlam hun lendenen voor altijd.

Stort je razernij over hen uit,
laat de vlam van je woede hen treffen!
Maak van hun kamp een woestijn,
verdrijf elke bewoner uit zijn tent:
want ze vervolgen al wie Je sloeg,
ze folteren nog harder wie Je trof.

Voeg dit bij hun schuld,
laat hen nooit je vrijspraak krijgen,
Schrap hen uit het boek van het leven,
vermeld ze niet bij de rechtvaardigen.
Ik leef in verdrukking en pijn,
maar jouw hulp, God, zal me rechtop helpen:

Dan zal ik de naam van God loven met een lied,
een lofzang op zijn grootheid.
Dat maakt God meer blij
dan een offerstier met hoeven en horens.

Wie verdrukt is, bekijkt dit met vreugde,
Het hart van wie God zoekt, zal herleven:
want God zal arme mensen verhoren,
en zijn gevangen volk niet verwerpen.

Laat hemel en aarde God loven,
samen met de zeeën, vol wemelend leven.
Want God zal Sion bevrijden,
de steden van Juda herbouwen,
zodat zijn dienaren het bewonen.
Hun nakomelingen zullen het erven.
Wie zijn naam liefheeft, zal er wonen.



Stilstaan bij …

De ijver voor je huis heeft me verteerd
Johannes schreef in zijn evangelie (Johannes 2, 17) dat Jezus deze woorden uitsprak toen Hij de kooplui uit de tempel dreef.

Azijn
Matteüs schreef (Matteüs 27, 48) dat iemand een spons doopte in azijn en die op een rietstok stak om Jezus te drinken te geven.

Boek van het leven
In dit boek staan de namen die bij God horen en leven. Wie er niet in staat komt ten onder, sterft.
Misschien was dit 'boek van het leven' de inspiratiebron voor het boek van sinterklaas, waarin de namen staan van de goede kinderen.





Bij de tekst

Spreken met beelden

De noodlijdende die in deze psalm het woord neemt, symboliseert het joodse volk dat door zijn vijanden verbannen werd.



Nieuwe testament

Het feit dat deze psalm wordt toegeschreven aan koning David en dat Jezus werd bespot als ‘koning der joden’, maakt aannemelijk dat de evangelisten zich aan deze psalm inspireerden bij het schrijven over het lijden van Jezus.