Loading...
 

Romeinen 7, 18-25a

Romeinen 7, 18-25a: De macht van de zonde

De tekst

’Bijbel in gewone taal’

(Deze Bijbeltekst komt uit de Bijbel in Gewone Taal, © Nederlands Bijbelgenootschap 2014, p. 1787)

Het goede heeft geen macht over de mensen, het heeft geen macht over hun verkeerde verlangens. Want mensen willen wel het goede doen, maar het lukt ze niet. Ze doen juist de slechte dingen, die ze niet willen doen.

Mensen doen steeds slechte dingen, ook al willen ze dat niet. Dat komt doordat de zonde macht over hen heeft. Zo gaat het altijd: mensen doen verkeerde dingen, ook als ze het goede willen doen.
Mensen zijn blij met Gods wet, want diep van binnen weten ze: de wet is goed. Maar aan hun daden zie je dat ze in de macht van de zonde zijn. Ze luisteren niet naar hun verstand, maar ze luisteren naar hun eigen verkeerde verlangens. Hun verstand zegt: ‘Luister naar de wet van God.’ Maar hun lichaam is een slaaf van de zonde.
Arme mensen! Kunnen ze ooit bevrijd worden van de zonde en de dood? Ja, dankzij Jezus Christus, onze Heer. Laten we God daarvoor danken!



Dichter bij de tijd

(Bewerking: C. Leterme)

Ik ben er me van bewust, dat er in mij, niets goeds is.
Ik wil het goede wel doen,
maar ik doe het niet.
Ik doe niet het goede dat ik wil,
maar het kwade dat ik niet wil.
Als ik doe wat ik eigenlijk niet wil,
ben niet ik de handelende persoon,
maar de zonde die in me woont.

Ik ontdek in mij dus deze ‘wet’:
als ik het goede wil doen,
dringt het kwade zich aan me op.
Mijn innerlijk stemt vol vreugde in
met de wet van God,
maar in wat ik doe merk ik een andere wet,
die strijd voert tegen de wet van mijn verstand,
en een gevangene van me maakt
van de heerschappij van de zonde over wat ik doe.
Ongelukkige mens die ik ben!

Wie zal me redden uit dit bestaan
dat beheerst wordt door de dood?
Jezus Christus onze Heer, dankzij God!



Stilstaan bij …

‘Wet’
Met deze ‘wet’ bedoelt Paulus de wetmatigheid die ervoor zorgt dat ‘ik’ het kwade doe dat ik niet wil doen.





Bij de tekst

Bedoeling

Paulus spreek in dit deel van de brief aan de Romeinen over zichzelf, zonder het concreet over zichzelf te hebben. In wat hij schrijft geeft hij een algemeen beeld van ‘de mens’.