Loading...
 

WONING VAN WELGESTELDEN

Woningen van welgestelde mensen

Inleiding

Vanaf de 8e eeuw voor Christus waren er steeds meer rijke mensen in Israël, omdat het beter ging met de economie. Ze woonden vooral in Jeruzalem (Joodse wijk, Herodiaanse huizen).
Toen de Romeinen aan de macht kwamen in Israël, namen ze vlot ideeën over van de Romeinse bouwkunst.



Kenmerken (1e eeuw na Christus)

Binnenplaats (atrium of open hof)

Sepphoris (Diocaesarea), Israel (16457046571)

Foto: Wikimedia Commons


De huizen bestonden uit meerdere kamers die gebouwd werden rond een centraal gelegen binnenplaats (atrium). Dat konden zijn: slaapkamers, keukenruimte, voorraadkamers, gastenkamers, eetruimte. Sommige huizen hadden zelfs een eigen bibliotheek.



Verdiepingen

Die huizen hadden vaak een bovenverdieping met extra kamers, waar men naartoe kon via een externe of interne stenen trap. Die bovenkamers dienden als logeerkamers, soms ook als gebedsruimte of opslagruimte.
Ook in de kelders werden goederen opgeslagen.



Eigen voorzieningen

In Jeruzalem hadden elitewoningen vaak hun eigen watervoorziening: een ondergrondse cisterne en/of een waterbekken voor regenwateropvang in het atrium.
Ze hadden vaak een privé-mikva voor rituele reiniging (opgravingen in Jeruzalem) en een eigen bakoven.



Materiaal

Bouwmaterialen

Huizen van welgestelde mensen werden opgetrokken in gehouwen steen en bakstenen. De muren werden gepleisterd. Ramen en deuren waren van cederhout.

Versiering en luxe

Wikimedia Zipory (116)

Foto: Wikimedia Commons


De vloeren werden versierd met mozaïek.
Op de gepleisterde muren weerden soms fresco’s aangebracht.
Het hout werd kunstig gesneden
In de eetruimte stonden ligbanken, zodat men liggend kon eten.
In de slaapvertrekken stonden echte bedden.



Woningen van welgestelde mensen in de Bijbel

Oude Testament

Leviticus 14, 34-45
"Wanneer ge in Kanaän gekomen zijt, het land dat Ik u in bezit geef, en Ik veroorzaak daar uitslag aan een huis, dan moet de eigenaar het aan de priester melden en zeggen: ‘Ik heb in mijn huis een zieke plek geconstateerd.' Voordat de priester de plek komt onderzoeken, geeft hij bevel het huis te ontruimen, zodat niets in het huis onrein wordt. Pas dan gaat hij het huis in om het te onderzoeken. Blijkt hem bij dat onderzoek dat de muren inderdaad zijn aangetast en dat er groene of rode plekken op zitten, die zichtbaar dieper liggen dan de rest van de muur, dan gaat de priester het huis uit en sluit hij de deur voor zeven dagen. Na die zeven dagen komt hij terug. Blijkt dan, dat de plekken op de muren van het huis groter zijn geworden, dan haalt men er op zijn bevel de aangetaste stenen uit en werpt die buiten de stad op een onreine plaats. Hij laat alle binnenmuren van het huis afkrabben en het afgekrabde pleisterwerk buiten de stad storten op een onreine plaats. Daarna vervangt men de oude stenen door nieuwe en het huis wordt opnieuw bepleisterd. Komen de plekken, nadat de stenen uit het huis zijn verwijderd, de muren zijn afgekrabd en opnieuw bepleisterd, toch weer te voorschijn en stelt de priester bij het onderzoek vast, dat deze groter zijn geworden, dan heerst er in het huis kwaadaardige uitslag; het is onrein. Het huis moet worden afgebroken; de stenen, het houtwerk en al het puin moeten buiten de stad naar een onreine plaats gebracht worden.”

Deze tekst gaat over groene of rode schimmelvorming op muren en hoe men daarmee omging.
Merk op: de muren waren van stenen die bepleisterd werden.


2 Koningen 4, 10-11
“Laten we op ons huis een kleine kamer voor hem metselen en er een bed, een tafel, een stoel en een lamp in zetten; als hij dan bij ons aankomt, kan hij daar zijn intrek nemen.' Toen Elisa er dus op zekere dag aan kwam, kon hij de bovenkamer betrekken en er zich te ruste leggen.”
Lees meer

Soms tweede verdieping met kamers voor gasten of vrouwen.
Een welgestelde Sunamitische vrouw stelt haar man voor om een extra kamer te bouwen zodat de profeet Elisa er gerust kan logeren als hij in de streek is.


2 Koningen 18, 31
“Luister niet naar Hizkia. Zo spreekt de koning van Assur: Geef je over en kom naar buiten, mij tegemoet; dan kan ieder de vruchten eten van zijn wijnstok en zijn vijgenboom en water drinken uit zijn eigen put.”

Deze verwijzing naar een eigen watervoorziening (cisterne) is in deze tekst meteen ook het beeld voor vrede.





Nieuwe Testament

Lucas 7, 36
“Een van de farizeeën vroeg Hem eens bij zich te eten. Hij trad het huis van de farizeeër binnen en ging aanliggen.”

De Farizeeër Simon had Jezus uitgenodigd bij hem thuis. Volgens de tekst had hij er waarschijnlijk een eetkamer met ligbanken. Dat de vrouw er zomaar binnen kon, suggereert een toegankelijke binnenruimten.


Lucas 22, 11-12
“Daar moet ge aan de eigenaar van het huis zeggen: De Meester laat u vragen: Waar is de zaal, waar Ik met mijn leerlingen het paasmaal kan houden? Hij zal u een grote bovenzaal laten zien met rustbedden; maakt daar alles klaar.'”

Dit huis had een verdieping waar een grote ruimte was, die als eetzaal gebruikt werd. De rustbedden verwijzen naar de toenmalige Romeinse mode om liggend aan tafel te eten.


Joh. 18:15–17
“Simon Petrus en nog een andere leerling volgden Jezus. Die leerling nu was een bekende van de hogepriester en zo ging hij tegelijk met Jezus de woning van de hogepriester binnen, terwijl Petrus buiten de poort bleef staan. Die andere leerling, de bekende van de hogepriester, kwam naar buiten, sprak met de portierster en bracht Petrus naar binnen. Het meisje dat aan de poort stond, vroeg Petrus: ‘Ben je ook niet een van de leerlingen van die man?’ Hij zei: ‘Welneen.’”

Dat er een portierster is, suggereert al dat het huis personeel had – een kenmerk van huizen van welgestelden. De binnenplaats doet denken aan een groter huis met een centrale ruimte,


Handelingen 1, 12-13
“Toen keerden ze van de berg, die de Olijfberg heet, naar Jeruzalem terug. Deze ligt dichtbij Jeruzalem op sabbatsafstand. Daar aangekomen gingen ze naar de bovenzaal waar ze verblijf hielden.”

Leerlingen verblijven in een bovenkamer na Jezus’ hemelvaart.


Handelingen 10, 9
“De volgende dag, terwijl dezen nog onderweg waren maar de stad reeds naderden, ging Petrus naar het dak om te bidden. Het was omstreeks het zesde uur.”

Petrus is te gast in het huis van Simon de leerlooier in Joppe. Het dak biedt hem de mogelijkheid om even alleen te zijn: om wat uit te rusten en te bidden..


Handelingen 12, 12-13
“Toen hem (= Petrus) dit duidelijk was geworden, begaf hij zich naar het huis van Maria, de moeder van Johannes, ook Marcus genoemd, waar velen in gebed verenigd waren. Nadat hij op de buitenpoort geklopt had, kwam Roosje, het dienstmeisje, horen wie er was.”

Het huis van Maria, de moeder van Johannes Marcus, blijkt groot genoeg om een groep mensen te ontvangen die er samen bidt. Ook het dienstmeisje (Roosje) aan de poort, wijst op een ruime woning.