Loading...
 

Woordenlijst D

.

Dagon

Graangod die door de Filistijnen werd vereerd.



David

(= de geliefde)
David was de meest geliefde koning van het joodse volk. Hij leefde zowat 1000 jaar voor Christus. David was zo belangrijk dat de naam, die zijn vader hem bij de geboorte gaf, niet meer bekend is. De mensen noemden hen: ‘de geliefde’.
Ze herinneren zich zijn tijd als een gouden tijd.



.

Debora

(= (honing)bij)
Zij was de enige vrouwelijke rechter in Israël. Naast het recht spreken in conflicten, sprak ze ook als profetes namens God.



Dekapolis (Tienstedengebied)

Dit was oorspronkelijk een bond van tien Palestijnse steden die op één na, ten Oosten van de Jordaan lagen in de omgeving van het meer van Galilea. Toen Jezus leefde, was dit gebied sterk door het Griekse denken beïnvloed.



Demon

Een demon is een kwade / onreine geest. Volgens de Bijbel stond Satan (de duivel) aan het hoofd van de demonen. Eens zouden ze engelen van God geweest zijn, maar op aanstoken van satan werden ze ontrouw aan God.
Dat Jezus demonen kon uitdrijven, werd gezien als het teken van de komst van het rijk van God.



Denarie / tienling

Zilveren munt, die tijdens de Romeinse overheersing in Palestina werd ingevoerd. Met deze Romeinse munt moesten de joden belastingen betalen aan de Romeinse bezetter. Een denarie had de waarde van het dagloon van een arbeider.



Derde dag

In de Bijbel doet het getal drie aan God denken. De derde dag is dan het moment (dag, periode) waarop God zich aan de mens laat kennen. Het is het moment waarop de mens voelt en weet: God laat me niet in de steek.



Dertig zilverstukken

= ± vier denariën
Dit was de prijs van een slaaf. Ten tijde van Jezus was dit een klein bedrag.



Diaken

(Grieks = dienaar)
In het boek ‘Handelingen’ is een diaken iemand die sociaal werk verricht, (b.v. zorg voor armen, weduwen en wezen). Zowel mannen als vrouwen konden diaken zijn.



.

Dood

‘Dood’ kan in de Bijbel veel gezichten hebben: men kan letterlijk dood zijn, maar figuurlijk niet de kracht hebben om zelf op te staan of om te leven zoals God het wil.



Dopen

(= onderdompelen in water)
Voor mensen die niet kunnen zwemmen heeft onderdompeling iets van een korte doodservaring. Onder water gedompeld betekent in een doopsel: verdrinken van het oude bestaan en eruit opstaan tot een nieuw leven.
Het doopsel van Johannes was vooral een teken van bekering: mensen wilden zich terug naar God keren en een nieuw begin in hun leven maken.
Christenen die gedoopt worden, geven zo te kennen dat ze Jezus willen volgen en deel willen uitmaken van de groep christenen.



Dorsvloer

Hoge plaats aan de rand van een dorp of een stad, waar het graan werd gedorst. Omdat de wind daar vrij spel heeft, kon het kaf van het koren weggeblazen worden door de wind.



.

Drachme

Griekse munt met ongeveer dezelfde waarde als een denarie.



Drie dagen

In de Bijbel verwijst de derde dag naar de beslissende dag, de dag van God. Op die dag treedt God bevrijdend op en opent Hij een nieuwe toekomst.



Droom

In de oudheid zag men een droom als de toegangsweg tot het bovennatuurlijke.
In de Bijbel is wat in een droom gezegd wordt vaak een manier om te zeggen dat het om een boodschap van God gaat.
De huidige wetenschap ziet in de droom eerder een manifestatie van de diepste persoonlijkheid van een mens.



Duif

De duif stelt in de Bijbel de Geest van God voor.
De duif met olijftak verwijst naar de vrede (Genesis 8, 11-12)



Duivel

(Grieks = diabolos)
Letterlijk: hij die er zich tussen gooit en een bepaalde orde verstrooit. (Bijvoorbeeld: het verbond tussen Jezus en de Geest / God).
De duivel verpersoonlijkt het kwade (goddeloosheid, onrecht ..., maar ook het in de ban raken van macht, bezit, geld …)
De voorstelling van de duivel met bokkenpoten, een staart en horens is een volkse inkleuring van deze ervaring.
In de Bijbel krijgt de duivel namen als Satan en Beëlzebul.